In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. S.N. Ali, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn aanvraag op 26 augustus 2021 ingediend, en volgens de wet had verweerder uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag moeten beslissen. Eiser heeft verweerder op 30 november 2022 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond verklaard, omdat verweerder niet binnen de gestelde termijn heeft beslist.
De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen. Indien verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 418,50. Dit bedrag is lager dan gebruikelijk, omdat de zaak enkel betrekking had op de overschrijding van de beslistermijn.
De uitspraak benadrukt de verplichting van bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de gevolgen van het niet naleven van deze verplichting. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een langere beslistermijn op te leggen, gezien de omstandigheden van de zaak en eerdere proceshandelingen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 31 mei 2023.