ECLI:NL:RBDHA:2023:11138

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juli 2023
Publicatiedatum
27 juli 2023
Zaaknummer
NL23.14006
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ingangsdatum verblijfsvergunning asiel en onderscheid tussen asielwens en asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beoordeeld. Eiser, die Nederland op 14 juni 2022 is binnengekomen en zich op dezelfde dag heeft gemeld in het aanmeldcentrum in Ter Apel, heeft op 17 juli 2022 een asielaanvraag ingediend. De Staatssecretaris heeft de aanvraag ingewilligd, maar de ingangsdatum van de verblijfsvergunning is vastgesteld op 17 juli 2022, de datum waarop de aanvraag formeel is ingediend. Eiser is van mening dat de ingangsdatum moet zijn 14 juni 2022, de datum waarop hij zich heeft gemeld.

De rechtbank overweegt dat er een belangrijk onderscheid bestaat tussen het kenbaar maken van een asielwens en het daadwerkelijk indienen van een asielaanvraag. De rechtbank stelt vast dat de Staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning niet eerder kan zijn dan de datum waarop de aanvraag is ontvangen, in dit geval 17 juli 2022. De rechtbank concludeert dat de procedurele regels, zoals vastgelegd in de Vreemdelingenwet en de Procedurerichtlijn, niet in strijd zijn met de vastgestelde ingangsdatum.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de beslissing van de Staatssecretaris. Eiser krijgt geen vergoeding van de proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.14006

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 11 april 2023 (het bestreden besluit), waarbij de staatssecretaris eisers aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingewilligd. Het beroep richt zich tegen de ingangsdatum van de verblijfsvergunning.
1.1.
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Voorgeschiedenis

2. Eiser stelt Nederland op 14 juni 2022 te zijn ingereisd. Hij heeft zich eveneens op 14 juni 2022 gemeld in het AC [1] in Ter Apel. Op 17 juli 2022 heeft eiser middels het M35-H formulier een asielaanvraag ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de ingangsdatum van de verblijfsvergunning van eiser juist heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
5. De staatssecretaris heeft eisers aanvraag met het bestreden besluit ingewilligd. Hij heeft eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend met ingang van 17 juli 2022, geldig tot 17 juli 2027.
Heeft de staatssecretaris de ingangsdatum van de verblijfsvergunning juist vastgesteld?
6. Eiser voert aan dat de verblijfsvergunning verleend moet worden met ingang van 14 juni 2022. Op deze datum heeft hij zich in Ter Apel gemeld, hetgeen blijkt uit de loopbrief. Eiser stelt vervolgens direct te zijn doorgestuurd naar een noodopvang en pas op 17 juli 2022 de gelegenheid te hebben gekregen om de asielaanvraag daadwerkelijk in te dienen. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser verwezen naar het arrest Mengesteab [2] en de notitie van de Commissie Strategisch Procederen van Vluchtelingenwerk Nederland van 18 januari 2023.
Juridisch kader
7. Artikel 44, tweede lid, van de Vw [3] bepaalt dat een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, bedoeld in artikel 28 van die wet, wordt verleend met ingang van de datum waarop de vreemdeling heeft aangetoond dat hij aan alle voorwaarden voldoet, maar niet eerder dan met ingang van de datum waarop de aanvraag is ontvangen.
7.1.
Artikel 4:4 van de Awb [4] bepaalt dat het bestuursorgaan dat bevoegd is op de aanvraag te beslissen, voor het indienen van aanvragen en het verstrekken van gegevens een formulier kan vaststellen, voor zover daarin niet is voorzien bij wettelijk voorschrift.
7.2.
Op grond van artikel 3.108 van het Vb [5] wordt de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel door de vreemdeling of diens wettelijk vertegenwoordiger in persoon ingediend op een door Onze Minister te bepalen plaats.
7.3.
Paragraaf C1/2.1 van de Vc [6] vermeldt onder ‘Aanmelding’ dat de vreemdeling in persoon bij de aanmeldunit van de AVIM of bij de KMar tijdens het MTV, het grenstoezicht of andere werkzaamheden, te kennen geeft dat hij een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wil indienen. Onder ‘Indiening van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd’ staat vermeld dat de vreemdeling of zijn wettelijke vertegenwoordiger de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd indient bij de AVIM in het aanmeldcentrum Ter Apel of bij de KMar op de brigade, waar de vreemdeling zich bij de KMar heeft gemeld.
7.4.
In deel A van de Vc is ex artikel 4:4 van de Awb het model M35-H neergelegd als vastgesteld formulier voor het indienen van de (eerste) asielaanvraag. [7]
7.5.
Artikel 6 van de Procedurerichtlijn luidt, voor zover van belang, als volgt:
1. Wanneer een persoon een verzoek om internationale bescherming doet bij een autoriteit die naar nationaal recht bevoegd is voor de registratie van deze verzoeken vindt de registratie plaats binnen drie werkdagen nadat het verzoek is gedaan.
(…)
2. De lidstaten zorgen ervoor dat een persoon die een verzoek om internationale bescherming heeft gedaan, daadwerkelijk de mogelijkheid heeft om het zo snel mogelijk in te dienen. (…)
3. Onverminderd lid 2 kunnen de lidstaten eisen dat verzoeken om internationale bescherming persoonlijk en/of op een aangewezen plaats worden ingediend.
4. Niettegenstaande lid 3 wordt een verzoek om internationale bescherming geacht te zijn ingediend zodra de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaat een door een verzoeker ingediend formulier, of, indien voorgeschreven naar nationaal recht, een officieel rapport, hebben ontvangen.
5. Wanneer een groot aantal onderdanen van derde landen of staatlozen tegelijk om internationale bescherming verzoekt, waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is om de in lid 1 vastgestelde termijn na te leven, kunnen de lidstaten voorzien in een verlenging van die termijn tot tien werkdagen.
8. Uit jurisprudentie van de Afdeling volgt dat een door een vreemdeling in persoon ten overstaan van de autoriteiten kenbaar gemaakte wens om hem internationale bescherming te verlenen moet worden aangemerkt als een asielverzoek in de zin van de Procedurerichtlijn. [8] Op grond van artikel 6 van de Procedurerichtlijn mag verschil worden gemaakt tussen het doen van een asielverzoek en het indienen daarvan. [9]
9. De rechtbank stelt vast dat eiser zijn asielverzoek op 17 juli 2022 middels het
M35-H formulier heeft ingediend. Uit eisers verklaringen en uit de loopbrief van het AC Ter Apel blijkt dat eiser zich op 14 juni 2022 in Ter Apel heeft aangemeld als asielzoeker. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris zich, gelet op het voorgaande, echter terecht op het standpunt gesteld dat dit niet betekent dat eiser op deze datum zijn asielaanvraag heeft ingediend en dat zijn verblijfsvergunning op deze datum moet ingaan.
9.1.
Er wordt namelijk een onderscheid gemaakt tussen het doen van een verzoek om bescherming en het (formeel) indienen van een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning. Uit de systematiek van de regelgeving volgt dat de ingangsdatum van een verleende verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet eerder kan zijn gelegen dan de dag waarop aan alle in enig wettelijk voorschrift gestelde vereisten voor het indienen van een aanvraag om een zodanige vergunning is voldaan. De in artikel 44, tweede lid, van de Vw opgenomen zinsnede "de datum waarop de aanvraag is ontvangen" moet zo worden verstaan dat voor de toepassing van deze bepaling eerst sprake is van een ontvangen aanvraag indien aan alle wettelijke vereisten voor de indiening van die aanvraag is voldaan. Dit betekent dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning van eiser niet eerder kan zijn dan 17 juli 2023, de datum waarop hij een M35-H formulier, zijnde het voorgeschreven model voor de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, heeft ingediend.
9.2.
Naar het oordeel van de rechtbank is dit systeem niet in strijd met de Procedurerichtlijn. Allereerst bevat de Procedurerichtlijn (de Kwalificatierichtlijn evenmin) geen bepalingen over de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel. Op grond van artikel 6 van de Procedurerichtlijn mag voorts onderscheid worden gemaakt tussen het uiten van de asielwens (het ‘doen’ van een verzoek om internationale bescherming) en het indienen van de asielaanvraag (het ‘indienen’ van het verzoek), zoals de Afdeling in haar uitspraak van 28 juni 2018 heeft overwogen. Het tweede lid van dit artikel vermeldt immers dat wanneer een verzoek (in de zin van het eerste lid) is ‘gedaan’, de autoriteiten de vreemdeling zo snel mogelijk in staat moeten stellen om zijn aanvraag daadwerkelijk ‘in te dienen’. De Procedurerichtlijn stelt geen regels met betrekking tot de termijn waarbinnen de vreemdeling na het uiten van zijn asielwens in de gelegenheid moet worden gesteld de aanvraag daadwerkelijk in te dienen, anders dan dat de vreemdeling hiertoe zo snel mogelijk in staat wordt gesteld. Ook artikel 3.108c van het Vb stelt geen concrete termijn.
9.3.
Uit artikel 6, derde lid, van de Procedurerichtlijn volgt voorts dat lidstaten bevoegd zijn de wijze van indiening van een asielaanvraag voor te schrijven, hetgeen in de nationale regelgeving tot uiting komt in de onder overweging 7.1. tot en met 7.4 vermelde bepalingen. De rechtbank volgt eiser daarom niet in zijn stelling dat de verblijfsvergunning moet worden verleend met ingang van de datum waarop hij zich in het AC Ter Apel heeft gemeld.
9.4.
Eisers beroep op het arrest Mengesteab slaagt niet. In die zaak ging het om uitleg van artikel 20, tweede lid, van de Dublinverordening. Dit betreft een andere situatie, omdat in de onderhavige situatie geen sprake is van een procedure om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek. Eisers verwijzing naar het rapport van de Commissie Strategisch Procederen leidt evenmin tot een ander oordeel.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. De staatssecretaris heeft ingangsdatum van de verblijfsvergunning terecht vastgesteld op 17 juli 2022. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Aanmeldcentrum
2.het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 26 juli 2017, ECLI:EU:C:2017: 587
3.Vreemdelingenwet 2000
4.Algemene wet bestuursrecht
5.Vreemdelingenbesluit 2000
6.Vreemdelingencirculaire 2000
7.Zie ook WBV 2014/15
8.zie de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW4264
9.zie de uitspraak van de Afdeling van 28 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2098