ECLI:NL:RBDHA:2023:1188

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
NL23.2065
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring die aan eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende persoon, was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De maatregel van bewaring was opgelegd op 18 september 2022 en eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 30 januari 2023 gesloten.

De rechtbank overweegt dat zij eerder de maatregel van bewaring heeft getoetst en verwijst naar eerdere uitspraken van 6 oktober 2022 en 21 december 2022. In de laatste uitspraak werd geoordeeld dat de maatregel van bewaring rechtmatig was tot het moment van het sluiten van het onderzoek. De rechtbank stelt vast dat eiser in zijn beroep aanvoert dat de toetsing van de maatregel van bewaring niet voldoet aan de eisen van het Hof van Justitie, maar de rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende heeft getoetst en dat er geen nieuwe omstandigheden zijn die tot een ander oordeel leiden.

Eiser heeft ook aangevoerd dat niet alle relevante stukken aan het dossier zijn toegevoegd, maar de rechtbank oordeelt dat de informatie in het voortgangsrapport voldoende is om te concluderen dat verweerder voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Uiteindelijk komt de rechtbank tot de conclusie dat het beroep ongegrond is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2065

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Timmer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Verweerder heeft op 18 september 2022 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en heeft het onderzoek op 30 januari 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 6 oktober 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:10441). Vervolgens is al eerder een vervolgberoep ingediend. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 21 december 2022 (ECLI:NL:RBDHA:2022:14052). In de laatstgenoemde uitspraak staat dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat niet is voldaan aan het vereiste waarbij de maategel van bewaring met redelijke tussenpozen getoetst moet worden door een administratieve autoriteit. [1] Weliswaar volgt uit de voortgangsrapportage dat verweerder met regelmaat de maatregel heeft beoordeeld, maar deze toets voldoet niet aan de eisen die het Hof van Justitie daaraan stelt. Verweerder meldt in het voorgangsrapport namelijk slechts dat eiser geen omstandigheden heeft aangevoerd naar aanleiding waarvan de bewaringsmaatregel niet langer zou kunnen voortduren.
5. De rechtbank stelt vast eiser voornoemde beroepsgrond ook heeft aangevoerd in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 21 december 2022. In deze uitspraak is geoordeeld dat verweerder voldoende heeft getoetst of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is en dat daarmee is voldaan aan de vereisten die het Hof van Justitie daaraan stelt. De rechtbank ziet gelet op het geringe tijdsverloop tussen die uitspraak en het sluiten van het onderzoek in onderhavige zaak geen aanleiding om van dat oordeel af te wijken. Bovendien heeft eiser behalve het tijdsverloop geen concrete omstandigheden aangevoerd die leiden tot de conclusie dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is.
6. Eiser merkt verder op dat verweerder niet alle relevante stukken, waaronder het verslag van de presentatie van eiser aan de Marokkaanse diplomatieke vertegenwoordiging op 27 januari 2023, aan het digitale dossier heeft toegevoegd. Hierdoor stelt verweerder de rechtbank onvoldoende in staat om ambtshalve de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring te toetsen.
7. Naar het oordeel van de rechtbank volstaat in dit geval dat uit het voortgangsrapport volgt dat eiser op 27 januari 2023 is gepresenteerd aan de Marokkaanse diplomatieke vertegenwoordiging. De rechtbank wordt daarmee in staat gesteld om vast te stellen dat verweerder voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Dat de rechtbank niet bekend is met de inhoud van het verslag van die presentatie doet daaraan niet af. Eiser heeft in dat verband ook geen omstandigheden aangevoerd die leiden tot een ander oordeel.
8. De rechtbank ziet tenslotte ambtshalve geen aanleiding voor het oordeel dat het
voortduren van de maatregel van bewaring onrechtmatig is. [2]
9. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.D.C.J. Verheezen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zoals voortvloeit uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna het Hof van Justitie) van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858 62020CJ0704.
2.Op grond van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022, CLI:EU:C:2022:858 62020CJ0704.