ECLI:NL:RBDHA:2023:12128
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielberoep wegens te vroege ingebrekestelling
In deze zaak hebben eisers, die asielaanvragen hebben ingediend op 12 oktober 2022, beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op hun aanvragen. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 12 april 2023, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze termijn verlengd met negen maanden door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 op 27 september 2022. Hierdoor eindigt de beslistermijn voor eisers pas op 12 januari 2024. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig is, en ziet geen reden om van dit oordeel af te wijken in deze zaak.
De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling van eisers op 18 april 2023 te vroeg is ingediend, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Dit leidt tot de conclusie dat de beroepen van eisers tegen het uitblijven van een besluit op hun asielaanvragen kennelijk niet-ontvankelijk zijn. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.
Eisers hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na de bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met de uitspraak. De relevante wetgeving betreft de Algemene wet bestuursrecht en de Vreemdelingenwet 2000, met specifieke verwijzingen naar de WBV 2022/22.