ECLI:NL:RBDHA:2023:12271
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met betrekking tot verblijfsvergunning en hersteltermijn
In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker, die bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om zijn aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning niet in behandeling te nemen. De aanvraag was ingediend op 2 juni 2023, maar de staatssecretaris heeft deze op 22 juni 2023 buiten behandeling gesteld omdat verzoeker geen benodigde documenten had overgelegd. Verzoeker heeft op 7 juli 2023 bezwaar gemaakt en verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hij de bezwaarprocedure in Nederland kan afwachten.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 24 juli 2023 behandeld, waarbij de staatssecretaris zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verzoeker en zijn gemachtigde waren niet aanwezig. De voorzieningenrechter oordeelt dat de staatssecretaris een onredelijke termijn heeft geboden voor het aanvullen van de ontbrekende gegevens, aangezien verzoeker slechts drie werkdagen had om de benodigde informatie te verzamelen vanuit vreemdelingenbewaring. De voorzieningenrechter concludeert dat de gegeven hersteltermijn niet in overeenstemming is met de vereisten van de Algemene wet bestuursrecht en dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft.
Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek toe en schorst het besluit van 22 juni 2023, wat betekent dat verzoeker niet kan worden uitgezet totdat op het bezwaar is beslist. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 837,-. De uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, in aanwezigheid van griffier mr. H.C.M. Pijnenburg, en is openbaar gemaakt zonder mogelijkheid tot hoger beroep.