ECLI:NL:RBDHA:2023:12321
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van artikel 3.29 Wsf 2000 op schadevergoeding voor studentenreisproduct
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap behandeld. Eiser, die geen Nederlandse nationaliteit heeft, verzocht om schadevergoeding voor het niet kunnen gebruiken van zijn studentenreisproduct in de periode van 13 oktober 2021 tot 4 augustus 2022. De rechtbank oordeelt dat artikel 3.29, eerste lid, van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000) niet van toepassing is op de situatie van eiser. Dit artikel is bedoeld voor studenten die wel studiefinanciering hebben ontvangen, maar niet tijdig een reisrecht hebben gekregen. In het geval van eiser was er geen sprake van een tijdige toekenning van studiefinanciering, aangezien zijn aanvraag aanvankelijk was afgewezen.
Eiser had in zijn bezwaar aangevoerd dat verweerder in andere vergelijkbare zaken wel schadevergoeding had toegekend, maar de rechtbank stelt dat dit niet betekent dat verweerder ook in deze zaak gehouden is om schadevergoeding te verlenen. De rechtbank wijst erop dat eiser in zijn bezwaarschrift heeft aangegeven geen reiskosten te hebben gemaakt, waardoor er geen sprake is van geleden schade. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit van verweerder in stand kan blijven en verklaart het beroep ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van proceskosten en het betaalde griffierecht wordt niet teruggegeven.
De uitspraak benadrukt het belang van de juiste toepassing van de wet en de voorwaarden waaronder schadevergoeding kan worden toegekend. Eiser kan in hoger beroep gaan tegen deze uitspraak, maar moet dit binnen zes weken na verzending van de uitspraak doen.