In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 9 augustus 2023, is het beroep van eiser, die een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had ingediend, gegrond verklaard. Eiser had zijn aanvraag op 9 maart 2022 ingediend, maar verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, had niet tijdig beslist. Eiser heeft verweerder op 10 september 2022 in gebreke gesteld, maar heeft meer dan twee weken gewacht met het indienen van beroep. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat verweerder niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden heeft beslist.
De rechtbank legt verweerder een termijn van zestien weken op om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Daarnaast moet verweerder binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor afnemen en binnen acht weken daarna het besluit bekendmaken. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat hij de beslistermijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 418,50, omdat hij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld.
De uitspraak benadrukt de verplichtingen van bestuursorganen om tijdig te beslissen op aanvragen en de mogelijkheden voor betrokkenen om in beroep te gaan als deze termijnen niet worden nageleefd. De rechtbank heeft in deze zaak geen zitting gehouden, omdat dit niet nodig werd geacht. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 maart 2023.