ECLI:NL:RBDHA:2023:12600

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 augustus 2023
Publicatiedatum
23 augustus 2023
Zaaknummer
22/629
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijstandsuitkering met terugwerkende kracht op basis van bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 augustus 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk over de toekenning van een bijstandsuitkering. Eiseres, die eerder een bijstandsuitkering ontving, had een nieuwe aanvraag ingediend met als gewenste ingangsdatum 25 februari 2021. De aanvraag werd door verweerder toegewezen met ingang van 23 september 2021, zonder terugwerkende kracht. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat er bijzondere omstandigheden waren die een eerdere toekenning rechtvaardigden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de periode voorafgaand aan haar aanvraag te maken had met ernstige psychische problemen, waaronder een bipolaire stoornis en een paniekstoornis. Deze omstandigheden, samen met het feit dat eiseres in die periode niet in staat was om zelfstandig haar zaken te regelen, zijn door de rechtbank als bijzondere omstandigheden erkend. De rechtbank oordeelde dat verweerder ten onrechte had geoordeeld dat er geen recht op bijstand met terugwerkende kracht bestond voor de maanden augustus en september 2021, en heeft het bestreden besluit vernietigd.

De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiseres, met inachtneming van de uitspraak. Tevens is verweerder veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die in totaal € 1.674,- bedragen, evenals het griffierecht van € 50,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/629 Pw

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. el Hachmioui),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk, verweerder

(gemachtigde: mr. M. Drazenovic).

Inleiding

In het primaire besluit van 5 oktober 2021 heeft verweerder eiseres een bijstandsuitkering toegekend met ingang van 23 september 2021 op grond van de Participatiewet (Pw) naar de norm voor een alleenstaande.
In het bestreden besluit van 17 december 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiseres ontving eerder vanaf 13 september 2016 een bijstandsuitkering op grond van de Pw. Uit het rapport van 29 november 2016 volgt dat de uitkering is toegekend met terugwerkende kracht omdat het erg slecht ging met eiseres, zij was manisch depressief en kwam het huis niet meer uit. Eiseres kreeg destijds begeleiding vanuit de Stichting Anton Constandse. In het besluit van 15 maart 2021 heeft verweerder deze uitkering ingetrokken per 20 januari 2021.
1.2.
Sinds 27 augustus 2021 krijgt eiseres begeleiding vanuit de organisatie Limor. Op 23 september 2021 heeft eiseres met behulp van haar begeleider vanuit Limor een nieuwe aanvraag om bijstand gedaan met als gewenste ingangsdatum 25 februari 2021. Bij de aanvraag heeft eiseres vermeld dat zij vanaf februari 2021 geen ondersteuning meer ontving op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), dat zij geen inkomsten had en geld heeft geleend van familie en vrienden, dat zij met een buffer de vaste lasten heeft opgevangen en dat zij een huurachterstand heeft in augustus en september 2021. Verder heeft eiseres bij de aanvraag vermeld dat ze in behandeling is bij PsyQ voor depressie/bipolair ambulant en in het verleden de diagnoses PDD-NOS en ADD heeft gekregen.
1.3.
Verweerder heeft de aanvraag bij het primaire besluit, gehandhaafd bij het bestreden besluit, op grond van artikel 44, eerste lid van de Pw toegekend per 23 september 2021, de datum van de aanvraag. Daaraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat er geen bijzondere omstandigheden zijn op grond waarvan bijstand moet worden toegekend vanaf 25 februari 2021. In die afweging heeft verweerder meegenomen dat eiseres een lange periode van 7 maanden heeft gewacht om een nieuwe aanvraag te doen en dat zij gedurende die 7 maanden erin is geslaagd in haar levensonderhoud te voorzien. De huurachterstand van één maand rechtvaardigt volgens verweerder geen toekenning met terugwerkende kracht voor 7 maanden. Daarnaast is de afwezigheid van begeleiding op grond van de Wmo voor verweerder geen reden om bijstand met terugwerkende kracht toe te kennen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel omdat verweerder daarin niet motiveert waarom de bijzondere situatie van eiseres, die in 2016 wel een gegronde reden vormde voor verweerder om de uitkering met terugwerkende kracht toe te kennen, in de hier voorliggende periode geen reden vormt voor toekenning met terugwerkende kracht. De medewerker die de aanvraag van eiseres beoordeeld heeft schrijft in het rapport van
5 oktober 2021 dat hij uit informatie van derden van het Sociaal Domein heeft begrepen dat betrokkene psychotisch is en behoorlijk in de war, dat zij haar eigen woning was ontvlucht en in de woning van haar overleden ouders verbleef. Verweerder is daar zonder nader onderzoek ten onrechte aan voorbij gegaan.
3.1.
Verder kan aan eiseres niet worden tegengeworpen dat zij niet eerder een aanvraag heeft gedaan, gelet op haar bijzondere situatie. Eiseres heeft ter illustratie van haar bijzondere situatie verwezen naar de zorgmachtiging van de rechtbank Den Haag van
14 december 2021 die strekte tot een aantal verplichte vormen van zorg voor de duur van
4 maanden (zorgmachtiging). In de aanloop naar de zitting heeft eiseres een verklaring van haar begeleider bij Limor en een verklaring van haar behandelaar bij PsyQ overgelegd, waaruit volgt dat zij aan een bipolaire stoornis, ADHD en een paniekstoornis lijdt. Tot slot heeft eiseres een bankafschrift overgelegd van de rekening van haar zwager, met een betaling op 26 oktober 2021 aan Rijswijk Wonen voor de huur van augustus, september en oktober 2021.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
De te beoordelen periode loopt vanaf 25 februari 2021, de gewenste ingangsdatum van de uitkering, tot 23 september 2021, de datum van toekenning.
4.2.
Artikel 44, eerste lid, van de Pw bepaalt dat, indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen.
4.3.
Volgens vaste rechtspraak wordt in beginsel geen bijstand wordt verleend over de periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen of - in voorkomende gevallen - een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Van deze hoofdregel kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. [1] Bijzondere omstandigheden kunnen zich voordoen als het de betrokkene niet kan worden verweten dat hij niet eerder een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Dit kan het geval zijn als de betrokkene niet in staat was tijdig een aanvraag om bijstand in te dienen of is afgehouden van het doen van een aanvraag door de bijstandverlenende instantie. [2] Verder kunnen in de beschikbare gegevens over de lichamelijke en psychische gesteldheid van betrokkene in de periode vanaf de gewenste ingangsdatum van de uitkering, voldoende aanknopingspunten gelegen zijn voor het aannemen van bijzondere omstandigheden, die afwijking rechtvaardigen van de hiervoor besproken hoofdregel. [3]
4.4.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de psychische omstandigheden van eiseres zoals die naar voren komen in de zorgmachtiging en de nader ingediende verklaringen, in de te beoordelen periode sprake was van bijzondere omstandigheden. Zo bleek reeds uit voormeld rapport van 5 oktober 2021 dat de medewerker van verweerder uit informatie van derden van het Sociaal Domein had begrepen dat betrokkene psychotisch is en behoorlijk in de war, dat zij haar eigen woning was ontvlucht en in de woning van haar overleden ouders verbleef. Dit beeld wordt bevestigd en nader onderbouwd in de stukken die eiseres in beroep heeft overgelegd. Zo volgt uit de zorgmachtiging en de verklaringen, dat eiseres veel heeft meegemaakt in 2021 waaronder het overlijden van haar ouders. In dat jaar was sprake van toenemende achterdocht bij eiseres, waanideeën, slechte zelfzorg en sociaal isolement. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de behandelaar bij PsyQ heeft verklaard dat eisers in (augustus) 2021 hulp aan huis kreeg vanuit Limor, omdat het voor haar zelf moeilijk was door haar diagnoses zelf in huis aan de slag te gaan. De begeleider van Limor heeft verklaard dat hij eiseres eind augustus 2021 angstig aantrof in de woning van haar overleden ouders en haar niet in staat achtte om de alledaagse zaken zelfstandig op een rij te zetten, zoals haar uitkering. Hij heeft vervolgens samen met haar onderhavige aanvraag gedaan.
4.5.
Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder beaamd dat de psychische omstandigheden van eiseres op zich bijzondere omstandigheden zijn. Verweerder heeft tevens meegewogen dat eiseres in de periode voorafgaand aan de aanvraag niet in financiële nood is geraakt en van het ruime saldo op haar bankrekening heeft geleefd en de huur heeft betaald, zodat er geen grond is voor afwijking van het in 4.3 genoemde uitgangspunt. De rechtbank acht de afweging die verweerder heeft gemaakt niet onredelijk voor wat betreft de periode tot 1 augustus 2021. De rechtbank is van oordeel dat het standpunt van verweerder, dat eiseres niet in financiële nood verkeerde, echter niet kan worden gevolgd voor de maanden augustus en september 2021. Op 22 juli 2021 bedroeg het saldo op de rekening van eiseres nog maar € 378,67, ten opzichte van het saldo van
€ 3.049,43 op 23 december 2020. Eiseres heeft aannemelijk gemaakt dat zij in augustus en september 2021 huurachterstand had bij Rijswijk Wonen en dat haar zwager die met de betaling van 26 oktober 2021 heeft ingelost. Verweerder is daar ten onrechte aan voorbij gegaan. In zoverre slaagt het beroep van eiseres.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond voor zover verweerder de uitkering niet met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2021 heeft toegekend. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing te nemen op de aanvraag van eiseres. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat verweerder een nieuw besluit moet nemen op het bezwaar van eiseres met inachtneming van deze uitspraak.
6. Omdat het beroep gegrond is moet verweerder de proceskosten van eiseres in beroep vergoeden tot een bedrag van € 1.674,- (1 punt voor het indienen van beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting, met een waarde van € 837,- per punt) en het griffierecht tot een bedrag van € 50,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar moet nemen met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van € 1.674,- die verweerder aan eiseres moet vergoeden;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht ter hoogte van € 50,- vergoedt aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van mr. Y. Al-Qaq, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 april 2013, CRvB, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6195.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 25 mei 2015, CRvB, ECLI:NL:CRVB:2015:1619.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 22 oktober 2013, CRvB, ECLI:NL:CRVB:2013:2124.