ECLI:NL:RBDHA:2023:12713

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 augustus 2023
Publicatiedatum
25 augustus 2023
Zaaknummer
NL23.22912
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het voortduren van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 24 augustus 2023, wordt het beroep van eiser tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beoordeeld. Eiser, die in bewaring is gesteld op 22 maart 2023, heeft eerder beroep aangetekend, waarvan de uitspraken op 6 april en 29 juni 2023 zijn gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat er zicht is op uitzetting en dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt. Eiser betoogt dat er geen zicht op uitzetting is, omdat de Marokkaanse autoriteiten niet reageren op verzoeken om een laissez-passer. De rechtbank oordeelt echter dat het zicht op uitzetting naar Marokko niet ontbreekt, ondanks het gebrek aan reactie van de autoriteiten.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende voortvarend handelt, gezien de recente gesprekken en de voortgangsrapportages. Eiser heeft geen nieuwe belangen aangedragen die de voortzetting van de maatregel in twijfel trekken. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris pas na zes maanden een verzwaarde belangenafweging hoeft te maken. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, omdat er geen gronden zijn gevonden die de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in twijfel trekken. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22912

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. F. Fonville),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep tegen het voortduren van de op 22 maart 2023 aan eiser opgelegde maatregel van bewaring. [1]
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 6 april 2023. [2] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 29 juni 2023. [3]
1.2.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft.

Overwegingen

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [4]
5. Uit de uitspraak van 29 juni 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 22 juni 2023) rechtmatig is.
Ontbreekt het zicht op uitzetting?
6. Eiser voert aan dat het zicht op uitzetting ontbreekt. Eiser betoogt dat nog steeds geen laissez-passer is afgegeven. Ook na zeven schriftelijke rappels reageren de Marokkaanse autoriteiten niet. Kennelijk zijn de Marokkaanse autoriteiten niet van zins een laissez-passer aan hem af te geven.
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Wat eiser aanvoert is ook nu geen aanleiding voor het oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn ontbreekt. In het algemeen ontbreekt het zicht op uitzetting naar Marokko niet. [5] Er is geen aanleiding om aan te nemen dat dat inmiddels niet meer zo is. Dat de Marokkaanse autoriteiten nog niet hebben gereageerd is onvoldoende voor de conclusie dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn in het individuele geval van eiser ontbreekt. Niet is gebleken dat de Marokkaanse autoriteiten te kennen hebben gegeven dat voor eiser geen laissez-passer zal worden afgegeven.
Werkt de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting?
7. Eiser voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend aan de uitzetting werkt. De Marokkaanse autoriteiten reageren niet op de schriftelijke rappels. De staatssecretaris had daarom op een andere wijze contact kunnen zoeken met de Marokkaanse autoriteiten.
7.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Uit de voortgangsrapportage van 10 augustus 2023 blijkt dat er op 6 juli en 3 augustus 2023 vertrekgesprekken zijn gevoerd met eiser. Uit deze gesprekken zijn geen omstandigheden gebleken waardoor de maatregel van bewaring niet langer zou kunnen voortduren. Sinds de laatste uitspraak is door de staatssecretaris op 29 juni, 21 juli en 8 augustus 2023 gerappelleerd bij de Marokkaanse autoriteiten. Alleen al omdat eiser in de hiervoor genoemde vertrekgesprekken heeft gezegd dat hij niet wil meewerken aan een uitzetting en de bewaring wel afwacht, was er geen aanleiding om op een andere manier contact te leggen met de Marokkaanse autoriteiten. Daar komt bij dat eiser eerder heeft verklaard dat hij in het bezit is van een Marokkaans paspoort en tevens de Algerijnse nationaliteit bezit.
Is de belangenafweging door de staatssecretaris voldoende?
8. Eiser betoogt dat de staatssecretaris een belangenafweging achterwege heeft gelaten.
8.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Uit de uitspraak van 6 april 2022 op het eerste bewaringsberoep van eiser blijkt dat de staatssecretaris in het kader van de vraag of met een lichter middel kon worden volstaan een belangenafweging heeft gemaakt en dat de rechtbank deze voldoende heeft geacht. Verder blijkt uit de voortgangsrapportage dat de staatssecretaris na elk vertrekgesprek heeft geconcludeerd dat eiser geen belangen heeft aangedragen waarom de maatregel van bewaring niet langer voort zou kunnen duren. Eiser heeft dit niet bestreden en heeft ook in dit beroep geen belangen naar voren gebracht. Het enkele feit dat eiser inmiddels bijna vijf maanden in bewaring zit en nog steeds niet is uitgezet, is daartoe onvoldoende. Daarbij is van belang dat eiser niet voldoet aan zijn meewerkplicht. Voor zover eiser met zijn betoog een beroep doet op de verzwaarde belangenafweging wijst de rechtbank er op dat de staatssecretaris deze pas na zes maanden hoeft te verrichten. [6]
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
9. Los van de door eiser aangevoerde gronden, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiser verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [7]
Conclusie en gevolgen
10. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid
van mr. M.H. Dijkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.De maatregel is opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 6 april 2023, NL23.8850 (niet gepubliceerd).
3.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 29 juni 2023, NL23.17450, ECLI:NL:RBDHA:2023:9444.
4.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
5.Zie ABRvS 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269.
6.Paragraaf A5/6.8 van de Vreemdelingencirculaire 2000. Zie ook de uitspraak van de ABRvS van 31 januari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:292).
7.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.