ECLI:NL:RBDHA:2023:13168

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
NL22.20280
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake niet tijdig beslissen op asielaanvraag van Afghaanse statushouder

In deze zaak heeft eiseres, een Afghaanse nationaliteit, op 25 december 2021 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 16 juni 2022 de beslistermijn met negen maanden verlengd, omdat er complexe feitelijke en juridische kwesties aan de orde waren met betrekking tot de situatie van Griekse statushouders. Eiseres heeft echter betoogd dat deze verlenging ongeldig is, omdat zij niet onder de categorie 'Griekse statushouders' valt.

Eiseres heeft op 23 september 2022 verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag en heeft op 8 oktober 2022 beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 21 juni 2023 de zitting gehouden, waarbij de gemachtigde van eiseres aanwezig was en verweerder vertegenwoordigd werd door zijn gemachtigde.

De rechtbank heeft overwogen dat volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig was, omdat verweerder eiseres tijdig op de hoogte heeft gesteld van de verlenging en de redenen daarvoor heeft toegelicht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de ingebrekestelling van eiseres prematuur was, omdat de beslistermijn op 25 maart 2023 was verstreken.

Daarom heeft de rechtbank het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.20280

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres,

geboren op [geboortedatum],
van Afghaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
mede namens haar minderjarige kind:
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum],
van Afghaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. R. Balkenende),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. A.N. Sap).

Procesverloop

Eiseres heeft op 25 december 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Bij brief van 28 februari 2022 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat zij werd opgenomen in de nationale procedure. Verweerder heeft eiseres op 16 juni 2022 op de hoogte gesteld van een verlenging van de beslistermijn met negen maanden.
Bij brief van 23 september 2022 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Eiseres heeft vervolgens op 8 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Verweerder heeft op 16 juni 2023 een verweerschrift ingediend.
De zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2023. Ter zitting is de gemachtigde van eiseres verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
2. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) moet verweerder binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.
4. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder a van de Vw kan de termijn gesteld in lid 1 van dat artikel, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien complexe feitelijke of juridische kwesties aan de orde zijn.
5. Het beroep richt zich tegen het niet tijdig beslissen van verweerder op de asielaanvraag van eiseres van 25 december 2021. Verweerder heeft bij brief van 16 juni 2022 de beslistermijn met negen maanden verlengd, vanwege de feitelijke en juridische complexiteit van de situatie van statushouders in Griekenland. [1] Eiseres stelt echter in het beroepschrift dat deze verlenging ongeldig is, omdat zij stelt niet onder de categorie ‘Griekse statushouders’ te vallen.
6. Ter zitting heeft gemachtigde van eiseres dit standpunt herhaald, waarbij gemachtigde verwees naar de Kamerbrief van 7 november 2022, vergaderjaar 2022-2023, 30 573, nr. 195, waarin de situatie van Griekse statushouders wordt besproken. Volgens gemachtigde blijkt uit deze brief dat door verweerder in sommige gevallen, voornamelijk bij extra kwetsbare vreemdelingen zoals eiseres, nadere inhoudelijk toetsing van de aanvraag plaats moet vinden, voordat de beslistermijn wordt verlengd. Verweerder had om die reden, volgens eiseres, voorafgaand aan het verlengen van de beslistermijn inhoudelijk naar haar zaak moeten kijken. Verweerder zou dan tot de conclusie zijn gekomen dat eiseres geen Griekse statushouder was en de verlenging dus niet op haar van toepassing was.
7. In het verweerschrift van 16 juni 2023 en ter zitting heeft verweerder ter ondersteuning van zijn standpunt dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig is, de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 16 april 2019 aangehaald (ECLI:NL:RVS:2019:1169). In deze uitspraak overwoog de Afdeling dat de motivering voor verlenging van de beslistermijn voldoende is als de vreemdeling in kennis wordt gesteld van de verlenging en informatie wordt verschaft over de reden van de verlenging. Verweerder stelt dat eiseres in kennis is gesteld van de verlenging door de brief van 16 juni 2022 en dat in deze brief informatie is verschaft over de reden van de verlenging van de beslistermijn en dat complexe feitelijke of juridische kwesties aan de orde zijn.
8. Over de rechtsgeldigheid van de verlenging van de beslistermijn oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank stelt vast dat verweerder bij brief van 16 juni 2023 aan eiseres heeft medegedeeld dat de beslistermijn met negen maanden werd verlengd. Daarbij heeft verweerder informatie gegeven over de reden van verlenging, door te stellen dat complexe feitelijke of juridische kwesties aan de orde waren in verband met de situatie van Griekse statushouders. De beslistermijn is daarmee rechtsgeldig verlengd en is verstreken op 25 maart 2023. De ingebrekestelling, die dateert van 23 september 2022, is dus prematuur ingediend. Aan de vereisten voor een beroep van artikel 6:12 van de Awb is daarmee niet voldaan.
9. Het beroep is, gelet op het voorgaande, niet-ontvankelijk.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van A.J. Kinds, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.