ECLI:NL:RBDHA:2023:13370

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 augustus 2023
Publicatiedatum
5 september 2023
Zaaknummer
23/524
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag urgentieverklaring voor huisvesting door gemeente Zoetermeer

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een urgentieverklaring. Eiseres, die sinds 2013 in een sociale huurwoning woont, heeft deze aanvraag ingediend vanwege een dreigende ontruiming. De gemeente Zoetermeer heeft de aanvraag afgewezen op basis van meerdere weigeringsgronden, waaronder de stelling dat eiseres zich eerder had kunnen inschrijven als woningzoekende. Eiseres betwist deze afwijzing en stelt dat er sprake is van illegale onderverhuur en dat zij hulpbehoevend is. De rechtbank heeft het beroep op 20 juli 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren.

De rechtbank overweegt dat verweerder bij het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsvrijheid heeft. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat het huisvestingsprobleem redelijkerwijs te voorkomen of op andere wijze op te lossen is. Eiseres had zich eerder kunnen inschrijven en is zelf verantwoordelijk voor haar inschrijving. De rechtbank wijst erop dat de situatie van eiseres niet zo uitzonderlijk is dat verweerder gehouden was om een urgentieverklaring te verlenen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat verweerder de kosten van de procedure niet hoeft te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/524

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M.J.S. Spanjersberg),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zoetermeer, verweerder
(gemachtigde: E. Eijkelberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag voor een urgentieverklaring.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 7 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 5 december 2022 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Eiseres heeft op 3 februari 2023 een beroepschrift met aanvullende gronden ingediend.
1.3.
Op 23 februari 2023 heeft verweerder hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
Eiseres heeft op 3 juli 2023 nadere stukken ingediend.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de twee zoons van eiseres en de gemachtigde van eiseres.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres woont sinds 2013 in een sociale huurwoning in [plaats 1] . Een van haar zoons is de huurder van de woning en heeft daar tot april 2018 gewoond. De verhuurder van de woning meent dat er sprake is van illegale onderverhuur aan eiseres, en is daarom een civiele procedure gestart om de woning te ontruimen. Vanwege de dreigende ontruiming en omdat eiseres hulpbehoevend is, heeft zij een aanvraag gedaan voor een urgentieverklaring voor een woning in [plaats 2] . Verweerder heeft deze aanvraag afgewezen, omdat er meerdere algemene weigeringsgronden van toepassing zijn. [1]
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Volgens eiseres is verweerder er ten onrechte van uitgegaan dat er sprake is van illegale onderverhuur. Daarbij betwist eiseres de stelling van verweerder dat zij zich eerder had kunnen inschrijven als woningzoekende. In dat kader heeft verweerder miskend dat eiseres pas vanaf april 2018 alleen in de woning woont. Verder is het gelet op haar lage positie op de wachtlijst zinloos en onverstandig om op gewilde woningen te reageren. Dat eiseres een aangeboden woning heeft geweigerd, is niet aan haar toe te rekenen. Door het niet verlenen van een urgentieverklaring of het aanbieden van een woningruil aan eiseres voorkomt verweerder dat de woning sneller beschikbaar komt voor gezinnen. Verweerder stuurt aan op een civielrechtelijke procedure met de verhuurder, wat leidt tot stress bij eiseres. Bovendien handelt verweerder in strijd met artikel 23 van het Europees Sociaal Handvest (hierna: het ESH) en de artikelen 25 en 34 van het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (hierna: het EU-Handvest). Tot slot stelt eiseres dat zij inmiddels de beschikking heeft over een mantelzorgverklaring.
Wat vindt verweerder in beroep?
4. Verweerder stelt dat het beroep van eiseres ongegrond is. Eiseres miskent dat verweerder zich moet baseren op de beschikbare informatie, en dat daaruit niet blijkt dat de huurovereenkomst op naam staat van eiseres. Daarbij heeft verweerder de betrokken belangen correct afgewogen en heeft hij in redelijkheid tot het bestreden besluit kunnen komen. Voor al het overige verwijst verweerder naar het bestreden besluit.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Heeft verweerder de aanvraag van eiseres terecht afgewezen?
5. Bij de beoordeling van deze vraag stelt de rechtbank voorop dat verweerder bij zijn bevoegdheid tot het toekennen van een urgentieverklaring beoordelings- en beleidsvrijheid toekomt. De rechtbank moet het bestreden besluit daarom terughoudend toetsen. De hoogste bestuursrechter heeft geoordeeld dat een restrictief beleid met betrekking tot urgentieverklaringen niet onredelijk is, gelet op het grote aantal aanvragen voor een urgentieverklaring en het in verhouding daarmee geringe aantal woningen dat beschikbaar is. [2]
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder de aanvraag van eiseres terecht heeft afgewezen, omdat er sprake is van een huisvestingsprobleem dat redelijkerwijs is te voorkomen of op andere wijze is op te lossen. Zo had eiseres het huisvestingsprobleem redelijkerwijs kunnen voorkomen door zich eerder te laten inschrijven als woningzoekende. [3] Uit de ingediende stukken blijkt dat eiseres sinds februari 2013 staat ingeschreven bij Woonnet-Haaglanden, maar dat deze inschrijving meerdere keren is onderbroken. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiseres zelf verantwoordelijk is voor het regelen van haar inschrijving, en hoefde dan ook geen gewicht toe te kennen aan de stelling van eiseres op zitting dat ze mede door de taalbarrière en haar hulpbehoevendheid was vergeten om de jaarlijkse bijdrage te betalen. Verweerder heeft er eveneens terecht op gewezen dat eiseres in ieder geval na het vertrek van haar zoon uit de woning in april 2018 had kunnen weten dat zij de woning op termijn zou moeten verlaten. Dat eiseres pas op 28 februari 2022 werd geconfronteerd met het standpunt van verhuurder dat er sprake is van illegale onderverhuur doet hier niet aan af. Uit de beschikbare stukken blijkt niet dat eiseres als huurder van de woning is aangemerkt of dat zij hiertoe in een eerder stadium een verzoek heeft gedaan bij de verhuurder. Het betoog van eiseres slaagt niet.
7. Nu één algemene weigeringsgrond al voldoende is om de urgentieaanvraag te weigeren [4] , hoeven de andere algemene weigeringsgronden niet meer te worden besproken. Desondanks ziet de rechtbank toch aanleiding om in te gaan op de stelling van eiseres dat er sprake is van mantelzorg. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er in de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag van de urgentieverklaring sprake is geweest van een mantelzorgrelatie. Dat eiseres op 3 juli 2023 alsnog een mantelzorgverklaring heeft overlegd, doet dan ook niet af aan de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Het betoog van eiseres slaagt niet.
Heeft verweerder in strijd gehandeld met artikel 23 van het ESH en artikel 25 en 34 van het EU-Handvest?
8. De rechtbank overweegt dat uit rechtspraak van de hoogste bestuursrechter volgt dat de bepalingen uit het ESH zich niet lenen voor rechtstreekse toepassing door de rechter omdat deze bepalingen naar hun inhoud niet een ieder verbinden. [5] Met het beroep op de artikelen uit het EU-Handvest kan eiseres eveneens geen recht op een urgentieverklaring ontlenen. [6] Het betoog van eiseres slaagt niet.
Had verweerder toepassing moeten geven aan de hardheidsclausule?
9. Verweerder voert het zeer terughoudende beleid dat toepassing van de hardheidsclausule alleen is bedoeld voor uitzonderlijke en schrijnende gevallen vanwege het tekort aan sociale huurwoningen en de vele woningzoekenden in de regio Haaglanden. [7] Hoewel de rechtbank begrijpt dat de situatie voor eiseres niet ideaal is, onderscheidt zij zich met haar woonsituatie onvoldoende van anderen die zich in een soortgelijke situatie bevinden. Verweerder heeft de belangen van eiseres voldoende meegewogen. De rechtbank is daarom met verweerder van oordeel dat de situatie van eiseres niet zo uitzonderlijk en schrijnend is dat verweerder gehouden was om, in afwijking van het beleid, alsnog een urgentieverklaring te verlenen.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. Verweerder hoeft de kosten die eiseres heeft gemaakt voor deze procedure niet te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J.P. Lindhout, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 4:5, aanhef en onder b, c, d, f, en m, van de Huisvestingsverordening Zoetermeer 2019 (de Huisvestingsverordening).
2.Zie de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2023:412.
3.Zie artikel 4:5, aanhef en onder c, van de Huisvestingsverordening, gelezen in samenhang met artikel 2.1.3, aanhef en onder a, van de Beleidsregels urgentieverklaringen Zoetermeer 2019 (de Beleidsregels).
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 23 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3397 .
5.Zie de uitspraak van de Afdeling van 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:435 en de uitspraak van 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:448 .
6.Zie de uitspraak van de Afdeling van 28 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2920 rov 6.4..
7.Zie artikel 7:3 van de Huisvestingsverordening, gelezen in samenhang met Hoofdstuk 4 van de Beleidsregels.