In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 september 2023 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar opgelegd aan eiser, een vreemdeling van Oezbeekse nationaliteit. Eiser had een verblijfsvergunning in Polen aangevraagd, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid oordeelde dat hij niet rechtmatig in Nederland verbleef. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 18 augustus 2023 een terugkeerbesluit en een maatregel van bewaring kreeg opgelegd, omdat hij zich aan het toezicht had onttrokken en zwart had gewerkt in Nederland. Eiser heeft tegen deze besluiten beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat de staatssecretaris ten onrechte zijn rechtmatig verblijf in Polen niet had overwogen en dat het besluit niet zorgvuldig was voorbereid.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser verworpen en geoordeeld dat de staatssecretaris terecht het risico heeft ingeschat dat eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen rechtmatig verblijf in Nederland had en dat de staatssecretaris geen aanleiding had om nader onderzoek te doen naar de verblijfsstatus van eiser in Polen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de opgelegde inreisverbod van twee jaar rechtmatig was, omdat eiser zich niet aan de voorwaarden van de vrije termijn had gehouden.
De rechtbank heeft beide beroepen ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter J.L. Boxum, in aanwezigheid van griffier N.W. Brand, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.