ECLI:NL:RBDHA:2023:1362
Rechtbank Den Haag
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit tot verlening verblijfsvergunning asiel en verzoek om bestuurlijke dwangsom
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 februari 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiser, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, tegen een besluit van 6 september 2022. Eiser, van Libanese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke hem op 7 januari 2022 werd verleend, geldig tot 7 januari 2027. Eiser stelde echter dat de staatssecretaris in gebreke was gebleven door niet tijdig te beslissen op zijn asielaanvraag en heeft daarom een ingebrekestelling gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris inderdaad niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van zes maanden had beslist op de aanvraag.
Eiser voerde aan dat artikel 1 van de Tijdelijke wet, die de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom in asielzaken uitsluit, in strijd is met het Unierecht, met name het gelijkwaardigheids- en doeltreffendheidsbeginsel en het recht op een effectief rechtsmiddel zoals vastgelegd in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat hij geen bestuurlijke dwangsom aan eiser is verschuldigd, verwijzend naar eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris niet in gebreke is gebleven op een manier die leidt tot de verbeurte van een bestuurlijke dwangsom. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending van de uitspraak.