ECLI:NL:RBDHA:2023:13705

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2023
Publicatiedatum
12 september 2023
Zaaknummer
NL23.20128
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsvergunning asiel voor Ugandese vrouw met LHBTI-achtergrond

In deze zaak heeft eiseres, een Ugandese vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, heeft op 8 september 2023 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseres heeft eerder een aanvraag ingediend die op 11 november 2021 door de staatssecretaris als ongegrond is afgewezen. Dit besluit werd door de rechtbank op 6 april 2022 bevestigd, maar het hoger beroep van eiseres werd gedeeltelijk gegrond verklaard door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 november 2022, wat leidde tot een nieuwe beoordeling door de staatssecretaris.

In het bestreden besluit van 15 juni 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag opnieuw beoordeeld, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag opnieuw terecht als ongegrond heeft afgewezen. Eiseres heeft haar asielaanvraag onderbouwd met claims van vervolging vanwege haar LHBTI-geaardheid en activisme voor mensenrechten. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de staatssecretaris de geloofwaardigheid van de claims over de lesbische geaardheid en het activisme niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met de relevante elementen van het asielrelaas, maar dat de overige elementen onvoldoende onderbouwd waren.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres over de geloofwaardigheid van haar verklaringen en de omstandigheden in Uganda niet gevolgd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris de aanvraag terecht heeft afgewezen en dat het beroep ongegrond is verklaard. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 september 2023.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.20128
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiseres], V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. D. van Elp),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris, (gemachtigde: mr. M.K. Ruijzendaal).
Procesverloop
Eiseres heeft een aanvraag ingediend tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Deze aanvraag heeft de staatssecretaris bij besluit van 11 november 2021 afgewezen als ongegrond. Het beroep van eiseres tegen dit besluit is met de uitspraak van 6 april 2022 door deze rechtbank, zittingsplaats Utrecht, ongegrond verklaard.1 Het hoger beroep van eiseres is met de uitspraak van 28 november 2022 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) gedeeltelijk gegrond verklaard.2 De uitspraak van de rechtbank is daarom vernietigd en de staatssecretaris is opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Op 15 juni 2023 heeft de staatssecretaris een nieuw besluit genomen (het bestreden besluit). Hiertegen heeft eiseres beroep ingesteld.
Het beroep is op 29 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, mr. D.W.M. van Erp als waarnemer van de gemachtigde van eiseres, B. Hitchcock als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.
Beoordeling door de rechtbank

1.Asielrelaas

1.1
Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1960 en heeft de Ugandese nationaliteit.
1.2
Ze heeft aan haar asielaanvraag ten grondslag gelegd dat zij vrijwilligerswerk deed voor mensen met een HIV-besmetting. Ook was zij activist ten behoeve van de mensenrechten van LHBTI. Bij een bijeenkomst tijdens Gay Carnival in 2017 is ze opgepakt en gedetineerd. Ze is vervolgens vrijgelaten maar moest zich melden bij de politie.
Dat heeft ze niet gedaan en kort daarna is ze gevlucht. Eiseres stelt daarnaast dat ze lesbisch is en niet terug kan naar Uganda, omdat homoseksualiteit daar verboden is. Ten slotte zegt eiseres dat ze in Uganda werd gediscrimineerd op grond van haar etniciteit.

2.Bestreden besluit

2.1
Het asielrelaas bevat volgens de staatssecretaris zes relevante elementen:
1) identiteit, nationaliteit en herkomst;
2) vrijwilligerswerk m.b.t. hiv-patiënten en homoseksuele hiv-patiënten;
3) homoseksuele geaardheid;
4) activisme m.b.t. mensenrechten van de LHBTI-groepering;
5) aanhouding en detentie voorafgaand aan het Gay Carnival;
6) discriminatie op grond van etniciteit.
2.2
De staatssecretaris vindt – anders dan in het eerste besluit – de eerste twee elementen geloofwaardig. De laatste vier elementen acht de staatssecretaris nog altijd ongeloofwaardig.

3.Geloofwaardigheid

3.1
Algemeen
3.1.1
De rechtbank stelt vast dat de geloofwaardigheidsbeoordeling eerder aan de rechtbank en de Afdeling is voorgelegd. De Afdeling heeft op twee punten het hoger beroep gegrond verklaard. In de eerste plaats vindt de Afdeling dat de rechtbank ten onrechte het standpunt van de staatssecretaris heeft gevolgd dat de identiteit van eiseres ongeloofwaardig is. Dit punt speelt in deze procedure geen rol meer, omdat de staatssecretaris de identiteit van eiseres in het bestreden besluit wel geloofwaardig acht. In de tweede plaats vindt de Afdeling dat het oordeel van de rechtbank over de lesbische geaardheid geen stand kan houden, omdat ten onrechte is geoordeeld dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over haar relaties. De rechtbank heeft namelijk niet aan dit oordeel ten grondslag mogen leggen dat eiseres tegenstrijdig heeft verklaard over het einde van de relatie met [vriendin] , nu dit punt door de staatssecretaris niet meer werd tegengeworpen in het besluit. Ook vindt de Afdeling – anders dan de rechtbank – de omstandigheid dat de vaders van eiseres en [vriendin] elkaar kenden en bij elkaar op feesten kwamen niet per definitie tegenstrijdig met de verklaring dat eiseres de namen van de familie van [vriendin] niet kende. De Afdeling oordeelt dat de overige hoger beroepsgronden niet slagen. Behalve de hierboven genoemde punten blijven daarom de andere elementen van de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas staan. Wel moet de staatssecretaris – omdat hij alle elementen in onderlinge samenhang beoordeelt – een nieuwe geloofwaardigheidsbeoordeling maken. Dit heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit gedaan.
3.1.2
De rechtbank stelt daarnaast vast dat veel beroepsgronden in deze procedure overeenkomen met (hoger) beroepsgronden die eerder aan de rechtbank en/of de Afdeling zijn voorgelegd en die ongegrond zijn verklaard. Eiseres heeft op de zitting bevestigd dat bepaalde standpunten inderdaad een herhaling vormen. Eiseres heeft toegelicht dat het haar bij deze punten gaat om de doorwerking van het nu geloofwaardig geachte tweede element, het vrijwilligerswerk, in de andere elementen.
3.2
Homoseksuele geaardheid
3.2.1
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet ten onrechte concludeert dat de gestelde lesbische geaardheid ongeloofwaardig is. De rechtbank licht dat hierna aan de hand van de beroepsgronden toe.
3.2.2
Ten aanzien van de gestelde relatie met [vriendin] voert eiseres aan dat de staatssecretaris haar ten onrechte tegenwerpt dat zij niets kan vertellen over de familie van [vriendin] . De Afdeling heeft al geoordeeld dat de staatssecretaris haar dit niet mag tegenwerpen en bovendien heeft eiseres nooit verklaard dat zij en [vriendin] het niet over haar familie hebben gehad. Ook is de staatssecretaris ongemotiveerd voorbij gegaan aan de zienswijze over de verklaringen van [vriendin] . Over de relaties met andere vrouwen voert eiseres daarnaast aan dat het voor haar niet duidelijk was dat ze werd bevraagd over haar relatie met [vriendin] of andere vrouwen. Vandaar dat ze dit in de zienswijze heeft aangevoerd. De staatssecretaris verwijt haar ten onrechte dat dit te laat is.
3.2.3
De rechtbank volgt eiseres hierin niet. De staatssecretaris mag meewegen dat het opmerkelijk is dat eiseres niets kan vertellen over de familie van [vriendin] , terwijl zij volgens eiseres voor ongeveer 40 jaar een relatie hebben gehad. Anders dan eiseres stelt, heeft de Afdeling niet geoordeeld dat de staatssecretaris dit eiseres niet mag tegenwerpen. De Afdeling heeft enkel gezegd dat de omstandigheid dat de vader van eiseres en [vriendin] elkaar kenden niet per definitie tegenstrijdig is met de verklaring van eiseres dat zij de namen van de familie van [vriendin] niet kende. Dit werpt de staatssecretaris eiseres evenwel niet (meer) tegen. Dat eiseres niet zelf expliciet tijdens een gehoor heeft gezegd dat zij en [vriendin] nooit hebben gesproken over de familie van [vriendin] , betekent evenmin dat de staatssecretaris het niet opmerkelijk mag vinden dat eiseres niets kan vertellen over de familie van [vriendin] . De enkele stelling van eiseres dat de staatssecretaris ongemotiveerd voorbij is gegaan aan de zienswijze, vindt de rechtbank verder onvoldoende concreet. Het lag op de weg van eiseres om te onderbouwen op welke punten zij vindt dat de staatssecretaris aan de zienswijze over de verklaringen van [vriendin] voorbij is gegaan. Dat heeft zij niet heeft gedaan. De rechtbank vindt daarnaast dat de staatssecretaris heeft mogen opwerpen dat eiseres bij de correcties en aanvullingen niet heeft gezegd dat zij de vragen over haar relaties onduidelijk vond. Wel is de rechtbank het met eiseres eens dat dit niet zonder meer betekent dat het te laat is om dit alsnog in de zienswijze te doen. Dit leidt echter onder de streep niet tot een ander oordeel, omdat uit het bestreden besluit blijkt dat de staatssecretaris wel ingaat op gestelde relatie met een andere vrouw. Het gaat de staatssecretaris erom dat het bevreemdend is dat eiseres geen informatie kan geven over de andere vrouw waarmee zij een relatie stelt te hebben gehad. Onder meer dit doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de door haar gestelde lesbische geaardheid. De rechtbank vindt dat de staatssecretaris dit niet ten onrechte concludeert.
3.2.4
Eiseres herhaalt verder een aantal argumenten die al eerder door de rechtbank en – voor zover daartegen in hoger beroep is gekomen – door de Afdeling zijn beoordeeld en niet zijn geslaagd. In de eerste plaats gaat het dan om de argumenten dat: onvoldoende is gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres geen enkel inzicht geven in haar denkproces; de feitelijke gevolgen onvoldoende zijn meegewogen en niet is gemotiveerd waarom de verklaringen van eiseres hierover niet opwegen tegen haar algemene verklaringen over haar denkproces en relaties; onvoldoende is betrokken dat bij bepaalde mensen aan hun gedrag en kleding te zien is dat ze homoseksueel zijn; en dat eiseres onvoldoende is bevraagd over haar contacten met LHBTI’s in Nederland. De rechtbank ziet geen aanleiding om ten aanzien van deze argumenten tot een ander oordeel te komen dan de
rechtbank in de eerdere procedure en/of de Afdeling. Daarbij betrekt de rechtbank dat deze argumenten niet in een ander licht zijn komen te staan door de uitspraak van de Afdeling en/of door de nieuwe integrale beoordeling van de staatssecretaris, waaronder het nu geloofwaardig geachte tweede element van het vrijwilligerswerk. Zij verwijst daarom voor de motivering ten aanzien van deze argumenten naar de eerdere uitspraak van de rechtbank en de uitspraak van de Afdeling.
3.2.5
In de tweede plaats herhaalt eiseres dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader en dan met name met de culturele achtergrond en de leeftijd van eiseres. De rechtbank stelt vast dat zowel de rechtbank als de Afdeling al hebben geoordeeld dat dit argument niet slaagt en de staatssecretaris wel voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader. De rechtbank volgt dit oordeel en ziet in wat er nu is aangevoerd geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Daarbij betrekt de rechtbank dat deze argumenten niet in een ander licht zijn komen te staan door de uitspraak van de Afdeling en/of door de nieuwe integrale beoordeling van de staatssecretaris. Ook neemt de rechtbank mee dat eiseres in deze procedure wijst op rechtspraak3 waaruit volgt dat er niet alleen rekening moet worden gehouden met de jonge leeftijd van eiseres ten tijde van de ontdekking maar ook met haar oudere leeftijd ten tijde van de gehoren (en de tijd die hiertussen zit). De rechtbank stelt vast dat die rechtspraak ook al bestond ten tijde van de eerdere uitspraken van de rechtbank en de Afdeling en zij hierin kennelijk (ook) geen aanleiding hebben gezien om tot een ander oordeel te komen op dit punt. Daarnaast overweegt de rechtbank dat in het bestreden besluit weliswaar wordt genoemd dat eiseres geruime tijd volwassen is en heeft kunnen reflecteren, maar dat dit niet het enige is dat aan eiseres wordt tegengeworpen. In het bestreden besluit motiveert de staatssecretaris voldoende dat en waarom de verklaringen van eiseres over haar geaardheid, ondanks haar leeftijd, onvoldoende, summier en oppervlakkig worden bevonden.
3.2.6
Nieuw in deze procedure is wel nog dat eiseres in verband met het referentiekader erop wijst dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met haar medische problematiek. Op de zitting heeft eiseres toegelicht dat zij hiermee doelt op haar emotionele gesteldheid en dan met name haar concentratie- en geheugengebreken, zoals uit het advies van FMMU van 27 september 2020 blijkt. Om die reden mag de staatssecretaris haar niet verwijten dat zij onvoldoende gedetailleerd heeft verklaard over haar geaardheid. De reden dat zij dit nu pas aanvoert, is dat aan eiseres bij het bestreden besluit voorlopig uitstel van vertrek is verleend in afwachting van een beoordeling in de zin van artikel 64 van de Vreemdelingenwet.
3.2.7
De rechtbank volgt ook dit standpunt van eiseres niet. Nooit eerder is door eiseres aangegeven dat haar medische situatie dusdanig negatief van invloed is geweest op haar verklaringen, dat de staatssecretaris daar niet zonder meer vanuit had mogen gaan. Als dit zo was, dan had het voor de hand gelegen dat eiseres dit tijdens de gehoren of daarna aan de orde had gesteld. Daar komt bij dat uit de verslagen van de gehoren blijkt dat de staatssecretaris voldoende rekening heeft gehouden met het advies van FMMU. Daarnaast is nu weliswaar voorlopig uitstel van vertrek aan eiseres verleend, maar daarmee is niet gezegd dat eiseres ten tijde van de gehoren in 2020 niet goed zou hebben kunnen verklaren.
3 Uitspraken van de Afdeling van 24 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2615, en van 14 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1100 en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, van 2 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2455.
Bovendien heeft de staatssecretaris op de zitting aangegeven dat het voorlopig uitstel van vertrek niet is verleend vanwege psychische problemen, maar vanwege fysieke problemen. Dit is door eiseres niet weersproken.
3.2.8
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de staatssecretaris de gestelde lesbische geaardheid niet ten onrechte ongeloofwaardig acht. De beroepsgronden slagen niet.
3.3
Activisme m.b.t. mensenrechten van de LHBTI-groepering
3.3.1
Eiseres stelt dat de staatssecretaris dit element niet ongeloofwaardig heeft mogen vinden. De staatssecretaris heeft onvoldoende rekening gehouden met haar verklaring dat er roddels over haar werden verspreid en zij daardoor is benaderd door de organisatie Sexual Minorities. Daarbij is volgens eiseres relevant dat het tweede element over het vrijwilligerswerk nu geloofwaardig is geacht en zij in dat verband heeft verklaard dat zij bekendstond als iemand die sympathie toonde jegens homoseksuelen en dat dit werk voor roddels zorgde. Bovendien moet haar vrijwilligerswerk ook worden gezien als activisme. Tot slot blijkt uit recente algemene bronnen dat er op het promoten van homoseksualiteit gevangenisstraf staat. In dat licht is het volgens eiseres niet meer nodig dat eiseres bewijst of LHBTI-groeperingen van haar geaardheid afwisten.
3.3.2
De rechtbank deelt het standpunt van eiseres niet. De staatssecretaris heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat eiseres niet genoeg heeft verklaard over hoe zij betrokken is geraakt bij de organisatie Sexual Minorities aangezien zij haar lesbische geaardheid strikt geheim hield. Datzelfde geldt voor het standpunt van de staatssecretaris dat eiseres onvoldoende weet over de organisatie. De stelling van eiseres dat zij werd benaderd door de organisatie vanwege roddels over haar lesbische geaardheid is daarnaast al in de eerdere procedure bij de rechtbank aan de orde is gekomen en is niet gevolgd. Ook voor zover eiseres dit punt in hoger beroep heeft aangevoerd, is het niet geslaagd. De rechtbank vindt daarnaast niet dat de geloofwaardigheid van het vrijwilligerswerk automatisch betekent dat ook geloofwaardig is dat eiseres activist voor LHBTI-rechten was bij de organisatie Sexual Minorities. Dat eiseres als vrijwilliger met HIV besmette mensen werkte, is immers iets anders dan het zijn van activist bij de organisatie Sexual Minorities die is gericht op LHBTI. Ook zegt de omstandigheid dat men zou praten over haar vrijwilligerswerk, niet dat ook werd geroddeld over de gestelde lesbische geaardheid van eiseres. Bovendien is van belang dat eiseres zelf ook heeft verklaard dat zij geen activist was, maar bezig was met vrijwilligerswerk.4 Tot slot ziet de rechtbank niet in waarom het asielrelaas van eiseres op dit punt geloofwaardig moet worden bevonden, gelet op recente informatie dat het promoten van homoseksualiteit wordt bestraft met gevangenisstraf.
3.3.3
De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris dit element niet ten onrechte ongeloofwaardig acht.
3.4
Aanhouding en detentie voorafgaand aan het Gay Carnival
3.4.1
Eiseres voert aan dat de staatssecretaris haar ten onrechte tegenwerpt dat zij verschillend heeft verklaard over Gay Carnival. Daarbij wijst eiseres specifiek op haar toelichting dat zij geen medeorganisator is geweest van het Gay Carnival. Daarnaast wijst eiseres op het door haar eerder overgelegde krantenknipsel en de borgverklaring. Volgens
4 Nader gehoor, p. 5.
eiseres heeft Bureau Documenten onvoldoende gemotiveerd dat het krantenknipsel met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet echt is en de borgverklaring zeer wel mogelijk onbevoegd is opgemaakt en afgegeven. Eiseres verwijst daarbij naar twee websites waarop volgens haar documenten staan die vergelijkbaar zijn met de door haar verstrekte documenten. Bovendien wijst eiseres erop dat de enkele kans dat het krantenknipsel echt is voldoende is om aan te nemen dat eiseres problemen krijgt in Uganda met haar seksuele geaardheid. Tot slot heeft eiseres op de zitting nog gezegd dat er meer aandacht aan haar verklaringen over de documenten had moeten worden besteed.
3.4.2
De rechtbank volgt eiseres niet. Het standpunt van eiseres vormt een herhaling van wat zij in de eerdere procedures naar voren heeft gebracht. De rechtbank en de Afdeling hebben al geoordeeld dat het standpunt over de verklaringen van eiseres over Gay Carnival niet slaagt. Daarnaast heeft de rechtbank eerder een oordeel gegeven over de borgverklaring en het krantenknipsel. Hiertegen is eiseres niet in hoger beroep gekomen. De rechtbank ziet geen aanleiding om nu tot een ander oordeel te komen. Dat eiseres in haar beroepschrift verwijst naar twee websites maakt dat niet anders, omdat die enkele verwijzing onvoldoende is om niet langer van het advies van Bureau Documenten uit te gaan.5 Datzelfde geldt voor de enkele stelling van eiseres op de zitting dat er meer aandacht aan haar verklaringen had moeten worden besteed. Die stelling is onvoldoende concreet. Bovendien zijn deze argumenten niet in een ander licht komen te staan door de uitspraak van de Afdeling en/of door de nieuwe integrale beoordeling van de staatssecretaris.
3.4.3
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de staatssecretaris de aanhouding en detentie voorafgaand aan het Gay Carnival niet ten onrechte ongeloofwaardig acht. De beroepsgronden slagen niet.
3.5
Discriminatie op grond van etniciteit
3.5.1
Eiseres voert tot slot aan dat het niet bevreemdend is dat zij werd gediscrimineerd, ook al was zij niet woonachtig in dezelfde streek waar de discriminatie zou plaatsvinden. Juist in een tijd van digitale middelen is dit niet gek. Daarnaast blijft eiseres bij haar standpunt dat de staatssecretaris ten onrechte niet meeweegt dat het verkopen van groente geen vetpot is en haar beperkt in haar bestaansmogelijkheden.
3.5.2
De rechtbank stelt vast dat ook deze argumenten eerder door eiseres zijn aangevoerd bij de rechtbank. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze argumenten niet slagen. Eiseres is hiertegen niet in hoger beroep gekomen. Aangezien de argumenten niet in een ander licht zijn komen te staan door de uitspraak van de Afdeling en/of door de nieuwe integrale beoordeling van de staatssecretaris, ziet de rechtbank geen aanleiding om nu anders te oordelen.
3.5.3
De rechtbank is daarom van oordeel dat de staatssecretaris ook de discriminatie op grond van etniciteit niet ten onrechte ongeloofwaardig acht. De beroepsgronden slagen niet.
Conclusie en gevolgen
De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt.
5 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:197.
Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.A.M. Elzakkers, rechter, in aanwezigheid van mr. S. van den Broek, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 september 2023
Documentcode: [documentcode]
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.