ECLI:NL:RBDHA:2023:2455

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
NL22.25940
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een asielaanvraag van een homoseksuele Nigeriaan door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser, een Nigeriaanse man, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren op 14 mei 1995, heeft op 18 september 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 13 december 2022 afgewezen, waarbij hij de homoseksuele gerichtheid van eiser niet geloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet voldoende heeft gemotiveerd waarom hij de verklaringen van eiser, gezien zijn jonge leeftijd, als onvoldoende beschouwde. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet heeft aangetoond hoe hij rekening heeft gehouden met de culturele achtergrond en de jonge leeftijd van eiser, en dat hij onvoldoende heeft doorgevraagd tijdens het nader gehoor.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de aanvraag ten onrechte als ongegrond heeft afgewezen. De rechtbank vernietigt het besluit van de staatssecretaris en draagt hem op om een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de overwegingen in deze uitspraak. Eiser krijgt een vergoeding voor zijn proceskosten, die door de staatssecretaris moet worden betaald. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de staatssecretaris, vooral in zaken die betrekking hebben op de geloofwaardigheid van asielzoekers met een kwetsbare achtergrond.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.25940

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.K. Bulthuis),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. M. Weerman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Nigeriaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op 14 mei 1995. Hij heeft op 18 september 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 13 december 2022 afgewezen als ongegrond.
1.1
De staatssecretaris heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 3 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt afwijzing van de asielaanvraag van eiser Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.1.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Voorgeschiedenis
3. Eiser heeft op 8 november 2019 een asielaanvraag ingediend. De staatssecretaris heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Italië verantwoordelijk was voor de behandeling ervan. Op 7 september 2020 heeft de staatssecretaris eiser laten weten dat hij wordt opgenomen in de nationale procedure, omdat hij niet tijdig is overgedragen aan Italië.
4. Eiser heeft op 18 september 2020 onderhavige asielaanvraag ingediend. Bij besluit van 2 augustus 2021 heeft de staatssecretaris deze aanvraag afgewezen. Deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, heeft het beroep van eiser bij uitspraak van 25 augustus 2021 gegrond verklaard en het besluit vernietigd voor zover dat ziet op het terugkeerbesluit en de vertrektermijn. Bij uitspraak van 24 november 2021 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het door eiser ingestelde hoger beroep gegrond verklaard (ECLI:NL:RVS:2021:2615, hierna: de Afdelingsuitspraak van 24 november 2021). De Afdeling heeft de uitspraak van 25 augustus 2021 en het besluit van 2 augustus 2021, vernietigd voor zover deze zien op de afwijzing van de asielaanvraag. De staatssecretaris diende daarom een nieuw besluit te nemen op eisers asielaanvraag.
5. In de Afdelingsuitspraak van 24 november 2021 is geoordeeld dat het enkele feit dat eiser heeft verklaard dat hij gedurende een periode van vijf jaar heeft geworsteld met de ontdekking van zijn geaardheid en daarna langere tijd in Europa heeft verbleven, niet betekent dat de staatssecretaris alleen al daarom duidelijkere en concretere verklaringen had mogen verwachten over het proces van ontdekking en de acceptatie van zijn geaardheid. De staatssecretaris heeft niet deugdelijk gemotiveerd waarom eisers antwoorden zouden tekortschieten op de vragen over zijn gevoelens en de worsteling die hij stelt te hebben doorgemaakt, mede in het licht van de jonge leeftijd waarop eiser stelt te hebben ontdekt dat hij homoseksueel is. Dat eiser inmiddels volwassen is, betekent niet dat van hem kan worden gevergd nu beter uit te kunnen leggen hoe de worsteling met zijn geaardheid destijds is geweest. Alleen het tegenwerpen van het tijdsverloop waardoor eiser volgens de staatssecretaris als volwassene moet reflecteren op zijn jeugd, is daarvoor in dit geval onvoldoende. Daarnaast oordeelde de Afdeling dat de staatssecretaris kenbaar had moeten motiveren waarom hij de correcties en aanvullingen niet heeft betrokken bij zijn afwegingen.
Het asielrelaas
6. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is homoseksueel. Eiser is tijdens een begrafenisfeest betrapt toen hij seks had met zijn vriend [naam 2] . Eiser is met hulp van een onbekende man gevlucht en door deze man naar Libië gebracht. De man heeft eiser verkocht aan een man genaamd [naam 3] , die hem naar Italië heeft gebracht. Eiser vreest bij terugkeer voor de Nigeriaanse autoriteiten, omdat homoseksualiteit in Nigeria verboden is en hij om die reden kan worden gedetineerd. Ook vreest hij voor de Nigeriaanse bevolking vanwege de homohaat die heerst in Nigeria. Ten slotte vreest eiser voor [naam 3] , omdat eiser hem verraden heeft en hem nog geld schuldig is.
Het bestreden besluit
7. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Homoseksuele gerichtheid;
Problemen naar aanleiding van zijn homoseksuele gerichtheid;
Mensenhandel.
Bij het bestreden besluit heeft de staatssecretaris eisers aanvraag opnieuw afgewezen. De staatssecretaris acht de verklaringen van eiser over zijn nationaliteit, identiteit en herkomst geloofwaardig. De verklaringen van eiser over zijn homoseksuele geaardheid en over de problemen als gevolg van zijn homoseksuele geaardheid worden door de staatssecretaris niet geloofwaardig geacht.
Heeft de staatssecretaris deugdelijk gemotiveerd waarom eisers verklaringen tekortschieten?
8. Eiser voert in beroep aan dat de staatssecretaris in het bestreden besluit onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, waaronder zijn culturele achtergrond, het feit dat hij laagopgeleid is en zijn jonge leeftijd. De staatssecretaris stelt dat de verklaringen van eiser niet toereikend zijn, maar motiveert niet waarom hij vindt dat eisers antwoorden te oppervlakkig of summier zouden zijn en wat hij, gelet op eisers referentiekader, nog meer van eiser had verwacht. De motivering van het bestreden besluit voldoet daarom niet aan de eisen van de Afdelingsuitspraak van 24 november 2021. Als de staatssecretaris vindt dat eisers verklaringen onvoldoende zijn, dan had hij tijdens het nader gehoor moeten doorvragen.
9. De staatssecretaris is van mening dat het bestreden besluit wèl voldoet aan de Afdelingsuitspraak van 24 november 2021. Het is aan eiser om zijn gestelde seksuele gerichtheid aannemelijk te maken. Tijdens het nader gehoor is eiser voldoende in de gelegenheid gesteld uitgebreid te verklaren en is er doorgevraagd over eisers gevoelens. Eiser heeft volgens de staatssecretaris allereerst summiere en oppervlakkige verklaringen afgelegd over zijn gedachten over de ontdekking van zijn homoseksuele gerichtheid. In het bestreden besluit is volgens de staatssecretaris voorts voldoende gemotiveerd dat de manier waarop eiser heeft verklaard met zijn geestelijke pijn, innerlijke worsteling en zelfmoordgedachten te zijn omgegaan oppervlakkig, summier en weinig authentiek is. Eiser heeft namelijk slechts verklaard dat hij veel masturbeerde omdat hij daarvan genoot en het spanning wegnam. Daarmee heeft eiser geen inzicht gegeven in hoe het masturberen hem heeft geholpen om hem van zijn zelfmoordgedachten af te brengen. Van eiser mogen meer gedetailleerde en diepgaande verklaringen worden verwacht, omdat de homoseksuele gevoelens gelet op de zelfmoordgedachten een grote impact zouden hebben gehad op zijn leven. De staatssecretaris vindt dat hij voldoende rekening heeft gehouden met de jonge leeftijd waarop eiser stelt te hebben ontdekt dat hij homoseksueel is, alsmede met het lage opleidingsniveau van eiser.
10. Uit Werkinstructie 2019/17 volgt dat bij de beoordeling en weging van de verklaringen rekening wordt gehouden met het referentiekader van de vreemdeling, waaronder diens opleidingsniveau, leeftijdsfase, cultuur en afkomst. Bij beoordeling van de geloofwaardigheid van de lhbti-gerichtheid zal gewicht worden toegekend aan het proces van ontdekking van de gerichtheid en de wijze waarop de vreemdeling heeft verklaard daarmee te zijn omgegaan. Daarbij wordt betrokken of de verklaringen consistent zijn en overeenkomen met hetgeen bekend is over de algemene situatie (ten aanzien van lhbti’ers) in het land van herkomst. Daarbij moet rekening gehouden worden met zowel de leeftijd ten tijde van de gestelde gebeurtenissen in het land van herkomst als ook met de leeftijd ten tijde van het horen.
11. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling volgt dat de staatssecretaris kenbaar moet motiveren op welke wijze rekening is gehouden met de jonge leeftijd waarop de vreemdeling stelt zich bewust te zijn geworden van zijn seksuele gerichtheid (zie bijvoorbeeld de Afdelingsuitspraak van 24 november 2021 en de uitspraak van 23 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:246). Uit de uitspraak van de Afdeling van 14 april 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:1100) volgt voorts dat de staatssecretaris in zijn motivering kenbaar moet aangeven of het niet gedetailleerder verklaren passend kan zijn bij de jonge leeftijd ten tijde van de gebeurtenissen in het land van herkomst en ten tijde van het horen over het asielrelaas.
12. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom eisers verklaringen zouden tekortschieten.
12.1.
Volgens de staatssecretaris heeft eiser nagelaten om verder inzicht te geven in zijn gedachten over de ontdekking van zijn seksuele gerichtheid en in de periode dat hij worstelde met zijn homoseksualiteit. Hij heeft summier en algemeen antwoord gegeven op de vraag hoe hij in de periode van 2007 tot 2012 is omgegaan met zijn seksuele gerichtheid. Eiser heeft verklaard dat hij bezig was met masturberen, maar heeft niet uitgelegd hoe dit hem heeft geholpen bij het verzetten van zijn gedachten. Volgens de staatssecretaris heeft eiser voorts oppervlakkig verklaard over wat het met hem deed toen de pastoor preekte over homoseksualiteit. De staatssecretaris overweegt dat hij de stelling in de zienswijze dat eiser op dat moment nog erg jong was volgt, maar dat dit niet maakt dat eiser niet kan verklaren over wat hij op dat moment voelde. Bovendien heeft eiser onvoldoende inzicht gegeven in zijn persoonlijke omgang met zijn homoseksuele gevoelens.
12.2.
Deze motivering van de staatssecretaris is naar het oordeel van de rechtbank niet toereikend. Met de overweging dat eiser heeft verklaard dat hij bezig was met masturberen, maar niet heeft niet uitgelegd hoe dit hem heeft geholpen bij het verzetten van zijn gedachten, miskent de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank dat eiser wel degelijk heeft getracht uit te leggen op welke wijze het masturberen hem heeft geholpen (p. 11 en 12 verslag nader gehoor). Eiser heeft onder meer verklaard dat het masturberen hem heeft geholpen om niet zo’n negatief gevoel te hebben over zijn geaardheid, dat het hem niet uitmaakte dat mensen een slecht gevoel hebben, dat hij bleef wat hij is omdat dit zijn leven was, en dat hij iets had ontdekt wat zijn spanning verminderde, waardoor hij niet meer aan die mensen dacht. Ook heeft eiser uitgelegd dat hij de kerk heeft verlaten omdat hij zich slecht voelde door de preek van de pastoor over homoseksualiteit. Eiser verklaart daarbij dat hij er niet blij mee was omdat hij voelde dat de pastoor tegen hem was en over eiser praatte. Eiser voelde zich schuldig en verklaart dat het leek alsof de pastoor hem uitlachte en een onderwerp van hem had gemaakt (p. 10 van het nader gehoor).
12.3.
De staatssecretaris heeft naar het oordeel van de rechtbank niet uitgelegd waarom hij de verklaringen van eiser op de onder overweging 12.2 genoemde punten summier en algemeen vindt. Dat geldt ook voor de verklaringen van eiser over zijn gedachten over de ontdekking van zijn homoseksuele gerichtheid. Evenmin heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit kenbaar gemotiveerd op welke wijze hij bij de beoordeling van de verklaringen rekening heeft gehouden met de jonge leeftijd waarop eiser zijn seksuele gerichtheid stelt te hebben ontdekt, noch of de verklaringen van eiser passend kunnen zijn bij zijn jonge leeftijd destijds. Dat klemt temeer nu de staatssecretaris in het bestreden besluit heeft aangegeven dat hij eisers stelling in de zienswijze dat hij ten tijde van zijn ervaringen in de kerk nog erg jong was, volgt.
12.4.
De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit voorts overwogen dat eiser tijdens het nader gehoor in de gelegenheid is gesteld om uitgebreid te verklaren over zijn gedachten die hij had in de periode van de ontdekking van zijn gestelde seksuele gerichtheid, omdat er vragen zijn gesteld over zijn gevoelens en gedachten en hierop is doorgevraagd. Met deze overweging motiveert de staatssecretaris niet waarom hij de antwoorden die eiser op de vragen tijdens het nader gehoor heeft gegeven niet toereikend vindt, in het licht van de jonge leeftijd van eiser ten tijde van de ontdekking van zijn seksuele gerichtheid. Het had naar het oordeel van de rechtbank voorts op de weg van de staatssecretaris gelegen om tijdens het nader gehoor door te vragen, dan wel om eiser uit het oogpunt van zorgvuldige voorbereiding aanvullend te horen.
Heeft de staatssecretaris deugdelijk gemotiveerd waarom hij de correcties en aanvullingen niet volgt?
13. Eiser voert aan dat de staatssecretaris ten onrechte aan de correcties en aanvullingen op het nader gehoor met betrekking tot de start van eisers dromen en zijn kerkbezoek, de duur van eisers relatie en de plaats waarop eiser en zijn vriend gemeenschap hebben gehad voorbij is gegaan. Met de overweging dat de correcties niet overeenkomen met wat eiser tijdens het nader gehoor heeft verklaard, miskent de staatssecretaris volgens eiser dat de correcties en aanvullingen juist bedoeld zijn om verkeerd vertaalde passages of misvattingen op te helderen.
14. De staatssecretaris stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat eiser in de correcties en aanvullingen geen goede verklaring heeft gegeven waarom hij aanvankelijk anders heeft verklaard. De staatssecretaris verwijst hierbij naar een uitspraak van de Afdeling van 27 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2538). De staatssecretaris vindt dat eiser tijdens het nader gehoor een toelichting of uitleg had moeten geven.
15. De beroepsgrond slaagt. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris, met de enkele overweging dat eiser geen goede verklaring heeft gegeven waarom hij aanvankelijk anders heeft verklaard, niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij in het bestreden besluit voorbij gaat aan de correcties en aanvullingen op de genoemde punten. De verwijzing naar de Afdelingsuitspraak leidt niet tot een ander oordeel. In tegenstelling tot in die zaak, is in het geval van eiser op deze punten geen sprake van een dermate groot verschil tussen zijn verklaringen en de correcties en aanvullingen dat hij een deugdelijke verklaring moet geven voor zijn correcties en aanvullingen.
16. Het standpunt van de staatssecretaris dat er een nadere toelichting of uitleg van de zijde van eiser had moeten komen, kan naar het oordeel van de rechtbank ook zodanig worden uitgelegd dat het dienstig ware geweest eiser nogmaals te horen. Dit klemt te meer daar eiser sinds juli 2021 niet meer in de gelegenheid is geweest om (nader) te verklaren omtrent de ontwikkeling van zijn seksuele geaardheid. De rechtbank geeft de staatssecretaris daarom in overweging om, voorafgaand aan het nieuw te nemen besluit, eiser nader te horen.
17. Nu het beroep gelet op het voorgaande reeds gegrond is, zal de rechtbank de overige beroepsgronden van eiser niet behandelen.

Conclusie en gevolgen

18. De staatssecretaris heeft de aanvraag ten onrechte afgewezen als ongegrond. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit.
18.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak.
18.2.
Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 13 december 2022;
- draagt de staatssecretaris op een nieuw besluit te nemen op eisers aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.