ECLI:NL:RBDHA:2023:14158

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 juli 2023
Publicatiedatum
20 september 2023
Zaaknummer
NL23.3989
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van de ingangsdatum van een verblijfsvergunning in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 4 juli 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de ingangsdatum van een verblijfsvergunning voor een Syrische eiseres. De eiseres had op 8 februari 2023 een verblijfsvergunning aangevraagd met een ingangsdatum van 11 april 2022, de datum van haar aanvraag. Eiseres was van mening dat de ingangsdatum eerder had moeten zijn, namelijk op 13 april 2021, omdat haar vluchtelingenstatus in Duitsland op die datum was ingetrokken. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 juni 2023, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar gemachtigde en een tolk aanwezig was. De rechtbank heeft overwogen dat de ingangsdatum van een verblijfsvergunning volgens artikel 44, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 de datum is waarop de aanvraag is ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eerdere aanvragen van eiseres niet-ontvankelijk waren verklaard omdat zij als vluchteling in Duitsland was erkend. De rechtbank concludeert dat de ingangsdatum van de vergunning terecht is vastgesteld op 11 april 2022, en dat het beroep van eiseres ongegrond is verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.3989
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. M.A. Krikke),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: M. Hamzaoui).

Procesverloop

Bij besluit van 8 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder een verblijfsvergunning met ingangsdatum van 11 april 2022 verleend.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 14 juni 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Elmajdoudi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1998.
Voorgaande asielprocedures
2. Eiseres heeft op 8 augustus 2018 een eerste asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is door verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres een asielvergunning in Duitsland had. Het beroep tegen dit besluit is ongegrond verklaard.1 Het hoger beroep is bij uitspraak van 10 oktober 2018 eveneens ongegrond verklaard.2
3. Vervolgens heeft eiseres op 22 januari 2020 nogmaals een asielaanvraag ingediend. Ook deze aanvraag heeft verweerder bij besluit van 11 februari 2020 niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres nog een asielvergunning had in Duitsland. Tegen dit besluit is beroep ingesteld, dat ongegrond is verklaard.3 Daartegen is geen hoger beroep ingesteld.
1. Zaaknummer NL18.15381.
2 Zaaknummer 201807868/2/ V3.
3 Zaaknummer NL20.4012.
Huidige aanvraag
4. Eiseres heeft op 11 april 2022 een verzoek om heroverweging van het besluit van 11 februari 2020 gedaan. Tijdens het verzoek om heroverweging heeft verweerder onderzoek gedaan naar de status van eiseres in Duitsland. Uit dit onderzoek bleek dat de vluchtelingenstatus in Duitsland per 13 april 2021 is ingetrokken. Verweerder heeft vervolgens aan eiseres een vergunning verleend met ingang van 11 april 2022 tot
11 april 2027.
Gronden van beroep
5. Eiseres is het niet eens met de ingangsdatum van haar vergunning. Volgens haar moet de ingangsdatum 13 april 2021 zijn. Vanaf dat moment had eiseres geen vluchtelingenstatus meer in Duitsland, waardoor zij voldeed aan de voorwaarden voor het verlenen van een asielvergunning. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 7 juli 20214 volgt dat de ingangsdatum van een vergunning de datum moet zijn wanneer iemand aan alle voorwaarden voldoet. Aangezien sprake is van een verzoek om heroverweging moet verweerder terugkijken naar de periode tussen de vorige aanvraag en de huidige aanvraag en bepalen op welk moment de asielzoeker voldoet aan de voorwaarden voor vergunningverlening. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 10 februari 20235.
Relevante regelgeving
6. Op grond van artikel 44, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt de verblijfsvergunning verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag is ontvangen. Uit de uitspraak van de Afdeling van 7 juli 20216 volgt dat een verzoek om bestuurlijke heroverweging moet worden onderscheiden van een opvolgende asielaanvraag. Een verzoek om bestuurlijke heroverweging doet zich voor als een vreemdeling betoogt dat een eerder afgewezen asielaanvraag alsnog met terugwerkende kracht moet worden ingewilligd.
Artikel 44, tweede lid, van de Vw staat bij een besluit over een verzoek om bestuurlijke heroverweging niet in de weg aan het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd met een eerdere ingangsdatum dan de datum van het verzoek om bestuurlijke heroverweging. Een verzoek om bestuurlijke heroverweging kan leiden tot een eerdere ingangsdatum wanneer het eerste besluit evident onjuist was of indien sprake is van later bekend geworden informatie waaruit volgt dat al eerder werd voldaan aan de vereisten voor verlening van een verblijfsvergunning.7
Oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank stelt vast dat eiseres met de aanvraag van 11 april 2022 een verzoek om bestuurlijke heroverweging heeft gedaan, waarbij eiseres verweerder heeft verzocht om terug te komen op een eerder, in rechte vaststaand, besluit. Uit de uitspraak van de Afdeling van 7 juli 20218 volgt dat ook in het geval dat geen sprake is van een evident onjuist besluit later bekend geworden informatie, waaruit volgt dat de vreemdeling al eerder voldeed aan de vereisten voor verlening van de verblijfsvergunning, er toe kan leiden dat verweerder van een eerder besluit moet terugkomen.
8 ECLI:NL:RVS:2021:1432, rechtsoverweging 4.2.
8. De rechtbank is het niet eens met eiseres dat de ingangsdatum van de vergunning 13 april 2021 moet zijn, omdat zij vanaf die datum geen vluchtelingenstatus meer in Duitsland heeft, waardoor zij voldeed aan de voorwaarden voor het verlenen van een asielvergunning. Het gaat hier om de heroverweging van een eerder door verweerder genomen besluit. Verweerder heeft eerdere aanvragen van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres was erkend als vluchteling en dit volgens vaste rechtspraak betekent dat van haar verwacht mag worden naar Duitsland te gaan. Dat eiseres met ingang van
13 april 2021 in Duitsland geen vergunning meer heeft, maakt de eerder beoordeelde situatie niet anders waardoor een heroverweging niet leidt tot een andere uitkomst. Het gaat hier om een gebeurtenis die zich na de eerdere gevoerde procedures heeft voorgedaan en die verweerder voor het eerst aanleiding heeft gegeven om de aanvraag inhoudelijk te beoordelen. Dat eiseres de Syrische nationaliteit heeft, betekent ook niet dat zij onder alle omstandigheden recht heeft op een asielstatus. Eiseres is in deze procedure nader gehoord. Aan de toekenning van een asielvergunning dient een inhoudelijke beoordeling vooraf te gaan.
9. De uitspraak van de Afdeling waar eiseres naar verwijst, is niet met haar situatie vergelijkbaar. Het ging in die situatie om een eerder inhoudelijke beoordeling en om informatie die indien die ten tijde van de eerdere aanvraag bekend zou zijn geweest verweerder aanleiding had gegeven tot het inwilligen van de aanvraag. Hiervan is in dit geval geen sprake. Dat artikel 44, tweede lid, van de Vw bij een bestuurlijke heroverweging niet in de weg staat aan een eerdere ingangsdatum, betekent niet dat ook in een situatie als deze de ingangsdatum moet worden gehanteerd waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlenen van een asielvergunning. Een heroverweging had niet geleid tot een ander besluit. De uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, geeft de rechtbank geen aanleiding om hier anders over te oordelen.
9. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder terecht is uitgegaan van de ingangsdatum van 11 april 2022, zijnde de datum van het verzoek (aanvraag) tot heroverweging.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Wilpstra - Foppen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
04 juli 2023

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.