Overwegingen
1. Eiseres stelt van Syrische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1998.
Voorgaande asielprocedures
2. Eiseres heeft op 8 augustus 2018 een eerste asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag is door verweerder niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres een asielvergunning in Duitsland had. Het beroep tegen dit besluit is ongegrond verklaard.1 Het hoger beroep is bij uitspraak van 10 oktober 2018 eveneens ongegrond verklaard.2
3. Vervolgens heeft eiseres op 22 januari 2020 nogmaals een asielaanvraag ingediend. Ook deze aanvraag heeft verweerder bij besluit van 11 februari 2020 niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres nog een asielvergunning had in Duitsland. Tegen dit besluit is beroep ingesteld, dat ongegrond is verklaard.3 Daartegen is geen hoger beroep ingesteld.
1. Zaaknummer NL18.15381.
2 Zaaknummer 201807868/2/ V3.
4. Eiseres heeft op 11 april 2022 een verzoek om heroverweging van het besluit van 11 februari 2020 gedaan. Tijdens het verzoek om heroverweging heeft verweerder onderzoek gedaan naar de status van eiseres in Duitsland. Uit dit onderzoek bleek dat de vluchtelingenstatus in Duitsland per 13 april 2021 is ingetrokken. Verweerder heeft vervolgens aan eiseres een vergunning verleend met ingang van 11 april 2022 tot
5. Eiseres is het niet eens met de ingangsdatum van haar vergunning. Volgens haar moet de ingangsdatum 13 april 2021 zijn. Vanaf dat moment had eiseres geen vluchtelingenstatus meer in Duitsland, waardoor zij voldeed aan de voorwaarden voor het verlenen van een asielvergunning. Uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 7 juli 20214 volgt dat de ingangsdatum van een vergunning de datum moet zijn wanneer iemand aan alle voorwaarden voldoet. Aangezien sprake is van een verzoek om heroverweging moet verweerder terugkijken naar de periode tussen de vorige aanvraag en de huidige aanvraag en bepalen op welk moment de asielzoeker voldoet aan de voorwaarden voor vergunningverlening. Ter onderbouwing van haar standpunt verwijst eiseres naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 10 februari 20235.
6. Op grond van artikel 44, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt de verblijfsvergunning verleend met ingang van de datum waarop de aanvraag is ontvangen. Uit de uitspraak van de Afdeling van 7 juli 20216 volgt dat een verzoek om bestuurlijke heroverweging moet worden onderscheiden van een opvolgende asielaanvraag. Een verzoek om bestuurlijke heroverweging doet zich voor als een vreemdeling betoogt dat een eerder afgewezen asielaanvraag alsnog met terugwerkende kracht moet worden ingewilligd.
Artikel 44, tweede lid, van de Vw staat bij een besluit over een verzoek om bestuurlijke heroverweging niet in de weg aan het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd met een eerdere ingangsdatum dan de datum van het verzoek om bestuurlijke heroverweging. Een verzoek om bestuurlijke heroverweging kan leiden tot een eerdere ingangsdatum wanneer het eerste besluit evident onjuist was of indien sprake is van later bekend geworden informatie waaruit volgt dat al eerder werd voldaan aan de vereisten voor verlening van een verblijfsvergunning.7
7. De rechtbank stelt vast dat eiseres met de aanvraag van 11 april 2022 een verzoek om bestuurlijke heroverweging heeft gedaan, waarbij eiseres verweerder heeft verzocht om terug te komen op een eerder, in rechte vaststaand, besluit. Uit de uitspraak van de Afdeling van 7 juli 20218 volgt dat ook in het geval dat geen sprake is van een evident onjuist besluit later bekend geworden informatie, waaruit volgt dat de vreemdeling al eerder voldeed aan de vereisten voor verlening van de verblijfsvergunning, er toe kan leiden dat verweerder van een eerder besluit moet terugkomen.
8. De rechtbank is het niet eens met eiseres dat de ingangsdatum van de vergunning 13 april 2021 moet zijn, omdat zij vanaf die datum geen vluchtelingenstatus meer in Duitsland heeft, waardoor zij voldeed aan de voorwaarden voor het verlenen van een asielvergunning. Het gaat hier om de heroverweging van een eerder door verweerder genomen besluit. Verweerder heeft eerdere aanvragen van eiseres niet-ontvankelijk verklaard omdat eiseres was erkend als vluchteling en dit volgens vaste rechtspraak betekent dat van haar verwacht mag worden naar Duitsland te gaan. Dat eiseres met ingang van
13 april 2021 in Duitsland geen vergunning meer heeft, maakt de eerder beoordeelde situatie niet anders waardoor een heroverweging niet leidt tot een andere uitkomst. Het gaat hier om een gebeurtenis die zich na de eerdere gevoerde procedures heeft voorgedaan en die verweerder voor het eerst aanleiding heeft gegeven om de aanvraag inhoudelijk te beoordelen. Dat eiseres de Syrische nationaliteit heeft, betekent ook niet dat zij onder alle omstandigheden recht heeft op een asielstatus. Eiseres is in deze procedure nader gehoord. Aan de toekenning van een asielvergunning dient een inhoudelijke beoordeling vooraf te gaan.
9. De uitspraak van de Afdeling waar eiseres naar verwijst, is niet met haar situatie vergelijkbaar. Het ging in die situatie om een eerder inhoudelijke beoordeling en om informatie die indien die ten tijde van de eerdere aanvraag bekend zou zijn geweest verweerder aanleiding had gegeven tot het inwilligen van de aanvraag. Hiervan is in dit geval geen sprake. Dat artikel 44, tweede lid, van de Vw bij een bestuurlijke heroverweging niet in de weg staat aan een eerdere ingangsdatum, betekent niet dat ook in een situatie als deze de ingangsdatum moet worden gehanteerd waarop wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlenen van een asielvergunning. Een heroverweging had niet geleid tot een ander besluit. De uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, geeft de rechtbank geen aanleiding om hier anders over te oordelen.
9. De rechtbank komt tot de conclusie dat verweerder terecht is uitgegaan van de ingangsdatum van 11 april 2022, zijnde de datum van het verzoek (aanvraag) tot heroverweging.
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.