ECLI:NL:RBDHA:2023:14192

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 september 2023
Publicatiedatum
21 september 2023
Zaaknummer
NL23.20045
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in relatie tot Kroatië

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 september 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiseres, die de Eritrese nationaliteit heeft. Eiseres had op 20 maart 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen. De staatssecretaris stelde dat Kroatië verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag, gebaseerd op Eurodac-gegevens. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat Kroatië niet langer kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, omdat de situatie voor asielzoekers in Kroatië problematisch zou zijn.

De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2023 behandeld, waarbij eiseres, haar gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld, waaronder haar stelling dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de actuele situatie in Kroatië. Eiseres heeft aangevoerd dat zij geen asielaanvraag kon indienen in Kroatië en dat zij een bevel kreeg om het land te verlaten.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen reëel risico is op schending van mensenrechten bij de overdracht van eiseres aan Kroatië. De rechtbank baseert zich op recente uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel nog steeds van toepassing is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Raad van State.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL23.20045
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiseres V-nummer: [v-nummer],

(gemachtigde: mr. H.A.C. Klein Hesselink), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S.J.R. Vreugdenhil-Brock).

Inleiding

1. Bij het besluit van 10 juli 2023 (hierna: het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.1
2. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
3. De rechtbank heeft het beroep op 14 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, D. Habtab als (telefonische) tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiseres aan de hand van haar beroepsgronden.
5. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
6. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1988 en zij heeft de Eritrese nationaliteit. Eiseres heeft op 20 maart 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland.
7. De staatssecretaris heeft de asielaanvraag van eiseres niet in behandeling genomen. Volgens de staatssecretaris zijn de autoriteiten van Kroatië verantwoordelijk voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres, omdat uit de Eurodac-gegevens blijkt dat
1. Op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
zij daar eerder een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. De staatssecretaris heeft daarom de Kroatische autoriteiten verzocht eiseres terug te nemen.2 Op 18 mei 2023 zijn de autoriteiten van Kroatië hiermee akkoord gegaan.
Het standpunt van eiseres
8. Eiseres stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van Kroatië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.3 Zij stelt dat de staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de huidige situatie in Kroatië. De brief van de staatssecretaris van 23 januari 20234 bevat namelijk niet meer dan dat de staatssecretaris aan de Kroatische autoriteiten heeft gevraagd of zij zich aan de Europese asielrichtlijnen hebben gehouden. Dat de Kroatische autoriteiten hebben toegezegd zich nu wel aan de regels te willen houden, is volgens eiseres onvoldoende. De autoriteiten schrijven in hun stuk namelijk dat zij nooit een asielzoeker hebben teruggestuurd zonder de zaak inhoudelijk te beoordelen, terwijl de Afdeling eerder heeft geoordeeld dat hier wel sprake van is.5 Eiseres heeft ook zelf ervaren dat de situatie in Kroatië anders is dan dat de Kroatische autoriteiten aangeven. Zo heeft eiseres geen asielaanvraag kunnen indienen, maar heeft zij een bevel gekregen het land te verlaten. Eiseres was hierdoor ook niet in de gelegenheid een klacht in te dienen bij de Kroatische autoriteiten.
Het standpunt van de staatssecretaris
9. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat met de overdracht van eiseres aan Kroatië geen sprake is van een reëel risico op schending van artikel 3 van het EVRM6 en artikel 4 van het Handvest.7 De verklaringen van eiseres leiden er niet toe dat sprake is van structurele tekortkomingen in Kroatië. Indien eiseres problemen ervaarde, dan had zij hierover kunnen klagen bij de Kroatische autoriteiten. Ter zitting heeft de staatssecretaris verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 13 september 2023,8 waarin de Afdeling heeft geoordeeld dat de staatssecretaris nog steeds mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië.
Welke lidstaat is verantwoordelijk voor de asielaanvraag?
10. De rechtbank komt tot de conclusie dat de staatssecretaris terecht uitgaat van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië.
11. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 13 september 2023 geoordeeld dat de staatssecretaris nog steeds mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Kroatië. De staatssecretaris heeft met het onderzoek naar de actuele situatie voor Dublinclaimanten in Kroatië de twijfel weggenomen of hij voor Kroatië nog wel mag
2 Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder b, van de Verordening (EU) 604/2013.
3 Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1043.
4 Kamerstukken 19637, nr. 3061.
5 Onder verwijzing naar de uitspraken van deze rechtbank, zittingsplaats Den Haag, van 1 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:7776, zittingsplaats Roermond, van 2 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:7889 en zittingsplaats Amsterdam, van 6 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8122.
6 Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
7 Handvest van de gronderechten van de Europese Unie.
8 Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411.
uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Deze eerdere twijfel was gebaseerd op de serieuze aanknopingspunten voor het risico op pushbacks bij Dublinclaimanten, zoals die ten tijde van de uitspraak van 13 april 20229 bestond. Ook heeft de Afdeling geoordeeld dat de brief "Kroatië-Dublinterugkeerders en pushbacks" van Vluchtelingenwerk Nederland van 28 februari 2023, het e-mailbericht van Centre for Peace Studies van 13 februari 2023 en de getuigenissen van Border Violence Monitoring Network, niet de informatie van de Kroatische autoriteiten weerspreken.
12. De rechtbank gaat in haar beoordeling uit van deze recente Afdelingsuitspraak. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat in haar geval Kroatië zijn verdragsverplichtingen niet langer nakomt. Eiseres is hier niet in geslaagd Nu de beroepsgronden van eiseres, met daarin de verwijzing naar recente uitspraken van de rechtbank, reeds zijn behandeld in voornoemde Afdelingsuitspraak, ziet de rechtbank geen reden om af te wijken van deze uitspraak. Het beroep van eiseres slaagt daarom niet.

Conclusie en gevolgen

13. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is om deze reden ongegrond.
14. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
9 Uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1043.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Documentcode: DSR29965527

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.