ECLI:NL:RBDHA:2023:14589

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
28 september 2023
Zaaknummer
NL23.28221
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring in het bestuursrecht en vreemdelingenrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, wordt het vervolgberoep van eiser tegen de voortduren van de maatregel van bewaring beoordeeld. Eiser, vertegenwoordigd door mr. C.F. Wassenaar, heeft beroep aangetekend tegen de op 3 augustus 2023 opgelegde maatregel van bewaring. De rechtbank heeft eerder, op 14 augustus 2023, al een uitspraak gedaan over deze maatregel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. C.H.H.P.M. Kelderman, heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waar eiser op heeft gereageerd. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 15 september 2023 gesloten en besloten dat de zaak niet op zitting wordt behandeld, omdat er voldoende informatie in het dossier aanwezig is.

De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is en dat het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Eiser heeft aangevoerd dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend handelt en dat hij een lichter middel had moeten toepassen, gezien zijn medische omstandigheden en het feit dat hij een verblijfadres heeft. De rechtbank stelt echter vast dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat de medische zorg in het detentiecentrum toereikend is. Eiser heeft niet aangetoond dat hij detentieongeschikt is of dat zijn medische omstandigheden in detentie zullen verslechteren.

De rechtbank concludeert dat er geen reden is om aan te nemen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig is en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28221

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. C.F. Wassenaar),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen voortduren van de aan hem op 3 augustus 2023 opgelegde maatregel van bewaring [1] en het verzoek om schadevergoeding. Dit wordt een vervolgberoep genoemd.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 14 augustus 2023. [2]
3. De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
4. De staatssecretaris heeft op verzoek van de rechtbank een verweerschrift ingediend.
5. De rechtbank heeft het vooronderzoek op 15 september 2023 gesloten en bepaald dat de zaak niet op een zitting wordt behandeld.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
7. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Geen zitting
8. Ondanks dat eiser heeft verzocht om op zitting gehoord te worden, heeft de rechtbank bepaald dat de zaak niet op een zitting wordt behandeld. Het horen van de vreemdeling in vervolgberoepen is niet verplicht. [3] Het horen van eiser is in dit geval ook niet nodig. De rechtbank heeft namelijk op basis van de stukken in het dossier al voldoende informatie om een oordeel te kunnen geven over het vervolgberoep.
Toetsingsperiode
9. Uit de uitspraak van 14 augustus 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (9 augustus 2023) rechtmatig is.
Werkt de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser?
10. Eiser voert aan dat onvoldoende voortvarend wordt gehandeld door de staatssecretaris. Eiser heeft de staatssecretaris op 17 augustus 2023 al verzocht om een lichter middel toe te passen. Dit gelet op zijn kwetsbaarheid en vanwege de omstandigheid dat hij bij mevrouw [Naam 2] in [Stad] kan verblijven. Hierop is niet inhoudelijk gereageerd. Uit het M120-formulier (hierna: het voortgangsrapport) blijkt ook dat het verzoek tot het opleggen van een lichter middel is ontvangen, een inhoudelijke reactie is echter uitgebleven. Als de informatie in het voortgangsrapport als inhoudelijke reactie moet worden gezien, dan heeft de staatssecretaris ook onvoldoende voortvarend gehandeld. Deze reactie is namelijk pas op 8 september 2023 ontvangen. Daarbij komt dat de opgevraagde medische informatie niet voortvarend wordt geleverd. Daarnaast heeft de staatssecretaris onvoldoende voortvarend gehandeld, omdat hij na het eerste vertrekgesprek met eiser op 7 augustus 2023 pas op 4 september 2023 weer een vertrekgesprek met eiser heeft gevoerd. Dat de staatssecretaris op 1 september 2023 heeft gerappelleerd bij de Tunesische autoriteiten, verandert daar niks aan.
11. De rechtbank is van oordeel dat eisers verzoek om een lichter middel toe te passen niet gaat over een handeling ter voorbereiding van eisers uitzetting. Dit geldt ook voor eisers verzoek aan de medische dienst van het detentiecentrum in Rotterdam (hierna: DC Rotterdam) om zijn medische stukken. Dit betekent dat de gang van zaken over eisers verzoeken niet kan worden betrokken bij de beoordeling of de staatssecretaris voortvarend heeft gehandeld aan zijn uitzetting. Tot slot is de rechtbank van oordeel dat het feit dat de staatssecretaris een vertrekgesprek heeft gehouden met eiser op 4 september 2023 en op 1 september 2023 heeft gerappelleerd bij de Tunesische autoriteiten voldoende is voor de conclusie dat de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting van eiser werkt.
Had de staatssecretaris een lichter middel moeten opleggen?
12. Eiser voert aan dat de staatssecretaris een lichter middel had moeten toepassen gelet op zijn medische omstandigheden, het feit dat hij een adres heeft waar hij kan verblijven en de omstandigheid dat hij zich in het verleden ook altijd aan de afspraken heeft gehouden. Over de medische omstandigheden stelt eiser dat vreemdelingendetentie voor hem zeer bezwarend is, omdat hij last heeft van PTSS [4] en hij verslaafd is. Detentie werkt in eisers nadeel als het gaat om zijn behandeling. De behandeling in het DC Rotterdam is niet adequaat en niet hetzelfde als behandeling buiten het detentiecentrum. Bij de GGZ [5] wordt onthouding van middelengebruik gewenst, terwijl in detentie deze middelen juist worden aangeboden.
13. De rechtbank stelt voorop dat de rechtbank in de uitspraak van 14 augustus 2023 al heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet gehouden was een lichter middel aan eiser op te leggen. Bij haar oordeel heeft de rechtbank betrokken dat een risico op onttrekking aan het toezicht en ontwijking of belemmering van de voorbereiding van het vertrek of de uitzettingsprocedure bestaat. Dit gelet op de gronden die aan de maatregel ten grondslag zijn gelegd. Bij haar oordeel heeft de rechtbank ook betrokken dat de omstandigheid dat eiser eerder heeft verbleven bij een vrouw in [Stad] en zich toen heeft gehouden aan de meldplicht, niet betekent dat de staatssecretaris een lichter middel had moeten opleggen aan eiser. Eiser bevond zich op dat moment namelijk nog in de asielprocedure en deze procedure is beëindigd. Tot slot heeft de rechtbank in haar oordeel betrokken dat de staatssecretaris in de maatregel terecht heeft gemotiveerd dat in het detentiecentrum medische en psychische voorzieningen aanwezig zijn, die gelijk zijn aan de voorzieningen buiten het detentiecentrum.
14. Niet is gebleken dat deze beoordeling geen stand (meer) kan houden. De rechtbank is verder met de staatssecretaris van oordeel dat er geen reden is om aan te nemen dat de verslavingsproblematiek van eiser niet behandeld kan worden in detentie en dat er daardoor sprake zou moeten zijn van het opleggen van een lichter middel. Dat er mogelijk een verschil is in behandeling in het detentiecentrum en buiten het detentiecentrum betekent niet dat de beschikbare medische zorg in het detentiecentrum niet toereikend is. De staatssecretaris heeft dan ook terecht geen lichter middel toegepast.
Is voortzetting van de maatregel onevenredig bezwarend?
15. Eiser voert verder aan dat de vreemdelingenbewaring onevenredig bezwarend voor hem is, vanwege zijn medische en psychische klachten. Eiser heeft meermaals een verzoek gedaan bij de medisch dienst om inzicht in zijn gegevens. Daarnaast heeft eiser meermaals kenbaar gemaakt ernstig te lijden onder zijn verblijf in het DC Rotterdam. Eiser kan niet het bewijs leveren dat de medische zorg zoals die in het detentiecentrum wordt geleverd voor hem niet hetzelfde is als buiten het detentiecentrum. Er worden keuzes gemaakt over zijn behandeling die niet zouden worden gemaakt als geen sprake was van detentie.
16. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat van de medische zorgverlening binnen het detentiecentrum kan worden aangenomen dat deze toereikend is voor eiser. Het is aan de vreemdeling om aan te tonen dat hij detentieongeschikt is, ondanks de in het detentiecentrum beschikbare medische zorg. [6] In de gronden van beroep heeft eiser meegedeeld dat niet wordt gesteld dat hij detentieongeschikt is. In de aanvullende reactie van 15 september 2023 heeft eiser meegedeeld dat een verzoek zal worden ingediend om de detentiegeschiktheid van eiser te onderzoeken. De rechtbank stelt vast dat op dit moment geen medische stukken zijn ingebracht waaruit blijkt dat eiser detentieongeschikt is. Voor zover eiser stelt dat hij nog steeds geen toegang heeft tot zijn medische stukken overweegt de rechtbank dat eiser bij het DC Rotterdam en/ of de medische dienst in het DC Rotterdam kan klagen over het niet (tijdig) verstrekken van zijn medische informatie. Daarbij komt dat eiser in de beroepsgronden zelf heeft meegedeeld dat hij op basis van interventie van de medische dienst een kamer voor zichzelf heeft gekregen en dat eiser is aangeboden dat hij mag schilderen en sporten in het weekend. De stelling van eiser in zijn aanvullende reactie van 15 september dat hij niet op een eenmanscel wordt geplaatst omdat hij geen indicatie heeft en er twintig wachtenden voor hem zijn, is strijdig met eisers eerdere mededeling en bovendien niet onderbouwd. Hij heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat de in het detentiecentrum beschikbare medische zorg in zijn geval niet toereikend is, dat hij niet in staat is de inbewaringstelling op verantwoorde wijze te ondergaan of dat zijn medische/psychische omstandigheden in vreemdelingendetentie door gebrek aan medische zorg zullen verslechteren.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
17. De rechtbank moet ook de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel zelfstandig toetsen, los van de gronden van beroep die door eiser zijn aangevoerd (ambtshalve toetsing). De ambtshalve toetsing leidt niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek onrechtmatig was.

Conclusie en gevolgen

18. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
19. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond;
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, ECLI:NL:RBDHA:2023:12351.
3.Dit staat in artikel 96, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
4.Posttraumatische Stressstoornis.
5.Geestelijke gezondheidszorg.
6.Dit volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie hiervoor bijvoorbeeld de uitspraak van 5 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2263.