Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummers: 09/767007-17 en 13/217316-18 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 12 oktober 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in zaak van de officieren van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 1],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
momenteel gedetineerd in de penitentiaire [inrichting 1] .
Inhoudsopgave
1. Het onderzoek ter terechtzitting 7
2. De tenlastelegging 7
3. De geldigheid van dagvaarding I ten aanzien van de Opiumwetfeiten 7
4. Artikel 359a Sv verweer 8
4.1 Het voorlichtend achtergrondgesprek en de berichtgeving op de website van het openbaar ministerie 8
5. De bewijsbeslissing 13
5.1 Inleiding 13
5.2 Het standpunt van het openbaar ministerie 13
5.3 Het standpunt van de verdediging 14
5.4 Verweren ten aanzien van de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de Encrochat- en SkyECC-chatberichten 14
5.5 Bewijsoverwegingen 19
5.5.1 PGP-berichten als bewijsmiddel 20
5.5.2 PGP-identificaties 21
5.5.2.1 PGP-identificatie [verdachte 1] 21
5.5.2.2 PGP-identificatie [verdachte 2] 22
5.5.2.3 PGP-identificatie [verdachte 3] 25
5.5.2.4 PGP-identificatie [verdachte 5] 26
5.5.2.5 PGP-identificatie [verdachte 10] 28
5.5.2.6 PGP-identificatie [verdachte 7] 29
5.5.2.7 PGP-identificatie [verdachte 8] 31
5.5.2.8 PGP-identificatie [verdachte 6] 31
5.5.2.9 PGP-identificatie [verdachte 9] 33
5.5.2.10 PGP-identificatie [verdachte 11] 34
5.5.2.11 PGP-identificatie [verdachte 17] 36
5.5.2.12 PGP-identificatie [verdachte 13] 36
5.5.2.13 PGP-identificatie [verdachte 18] 38
5.5.2.14 PGP-identificatie [verdachte 4] 39
5.5.2.15 PGP-identificatie [verdachte 12] 39
5.5.2.16 PGP-identificatie [verdachte 25] 40
5.5.2.17 PGP-identificatie [verdachte 19] 40
5.5.3 B.1 Verdovende middelen en omkoping (feiten 1, 2, 3 en 5) 41
5.5.3.1 Juridische kaders voorbereidingshandelingen en medeplegen 41
5.5.3.2 Duiding van chatberichten 42
5.5.3.3 Verklaringen [verdachte 1] 43
5.5.3.4 Zaaksdossiers 44
5.5.3.4.1 B1.2 Biba 4.600 kilo cocaïne, B1 4.4.10 Mei t/m oktober 2017 Avdi Biba 4.600 kilo cocaïne en 13 Rosasiet, B1 4.4.11 Januari t/m oktober 2017 Restinformatie onderzoek Pollino, B1 4.4.11.1 Aanvulling AMB.3468, B1 4.4.11.2 Aanvulling AMB.4405 en 5.9 [betrokkene 2] 44
5.5.3.4.2 B1.3 Spanje en B1 4.5.5 Maart 2018 t/m oktober 2018 Spanje 50
5.5.3.4.3 B1.5 11.000 kilogram hasj Marokko – België 57
5.5.3.4.4 B.1.7 16.000 liter Formamide Hamburg – IJmuiden 60
5.5.3.4.5 B1.8 [locatie 1] Randwijk 63
5.5.3.4.6 B1 4.4.4 Restinformatie 26Sassenheim 64
5.5.3.4.7 B1 4.7.4.1.3 Voorbereiding uitvoer Noorwegen - vliegtuigje 66
5.5.3.4.8 B1 4.7.4.2.4 Uitvoer Ierland 67
5.5.3.4.9 B1 4.7.4.2.5 Uitvoer pillen naar Rusland en B1 4.7.4.2.3 Uitvoer Engeland 70
5.5.3.4.10 B1 4.7.4.2.6 Voorbereiding uitvoer methamfetamine naar Berlijn 71
5.5.3.4.11 B1 4.7.4.2.7 Liften, zwanger maken rip off en BV-BV 72
5.5.3.4.12 B1 4.7.4.2.8 Lijn limoenen en B1 4.7.4.2.9 Uithaal liften Antwerpen 73
5.5.3.4.13 B1 4.7.4.2.10 Lijn shredders Australië en B1 4.8.1.2.1 Aanvulling shredders 76
5.5.3.4.14 B1 4.7.4.2.11 Lijn deklading kolen Colombia II 79
5.5.3.4.15 B1 4.7.4.2.12 Lijn deklading soja en schroot 81
5.5.3.4.16 B1 4.7.4.2.14 Lijn Barcelona 82
5.5.3.4.17 B1 4.7.4.2.15 Lijn Costa Rica – Vlissingen 83
5.5.3.4.18 B1 4.7.4.2.16 Voorbereiding transport Zuid-Amerika – Nederland – Engeland [verdachte 7] met Grizzlywind84
5.5.3.4.19 B1 4.7.4.2.18 Voorbereiding uitvoer Australië drones 85
5.5.3.4.20 B1 4.7.4.2.19 Voorbereiding blokken in fruit per luchtvracht en B1 4.7.4.2.20 Voorbereiding blokken in cilinders 86
5.5.3.4.21 B1 4.7.4.2.22 Encrochatberichten [verdachte 1] en [betrokkene 3] over Cartagena 89
5.5.3.4.22 B1 4.7.4.3.1 Rekeningoverzicht [verdachte 17] , [verdachte 1] en [verdachte 10] 89
5.5.3.4.23 B1 4.7.4.3.3. Synthetische drugslabs, B1 4.7.4.3.4. Productie synthetische drugs, [locatie 2] te Leiden 91
5.5.3.4.24 B1 4.7.4.3.5 Handel blokken Valencia en B1 4.7.4.2.17 [verdachte 10] transport cocaïne 94
5.5.3.4.25 B1 4.7.4.3.6 Handel 14 kilo bruin Valencia 96
5.5.3.4.26 B1 4.7.4.3.9 Handel 2C-B 98
5.5.3.4.27 B1 4.7.4.3.10 [verdachte 2] als makelaar tp 99
5.5.3.4.28 B1 4.7.4.3.2 Productie synthetische drugs, locatie onbekend, B1 4.7.4.3.11 Handel apaan, B1 4.7.4.3.12 Handel apaan 99
5.5.3.4.29 B1 4.7.4.3.13 levering en handel ‘nepapaan’ 101
5.5.3.4.30 B1 4.7.4.3.16 handel wijnsteenzuur 102
5.5.3.4.31 B1 4.7.4.4.1 Gebruik, betalingen en verlengingen PGP’s 103
5.5.3.4.32 B1 4.7.4.4.2 Stash algemeen en B1 4.7.4.4.3 Stashauto’s 105
5.5.3.4.33 B1 4.7.4.4.4 Corruptie – betrokkenheid externen 106
5.5.3.4.34 B1 4.7.4.4.8 SkyECC berichten voorbereiding export amfetamine(pasta) 107
5.5.3.4.35 B1 4.8.1.1.1 Handel ‘critical hasj’ 110
5.5.3.4.36 B1 4.8.1.2.3 Colombialijn 110
5.5.3.4.37 B1 4.8.1.3.1 Handel wijnsteenzuur 111
5.5.3.5 Overige vrijspraken 112
5.5.4 B.3 Gewoontewitwassen (feit 4) 113
5.5.4.1 Juridische kaders witwassen, daderschap rechtspersoon en feitelijke leidinggeven 113
5.5.4.2 B.3 Financieel Inleiding 114
5.5.4.2.1 Financiële situatie van [verdachte 1] 115
5.5.4.2.2 [verdachte 1] als autohandelaar 117
5.5.4.2.3 Achtergrond, financiële situatie en rol van [verdachte 4] 118
5.5.4.2.4 Samenwerking tussen [verdachte 1] en [verdachte 4] 120
5.5.4.3 B3.1 Witwassen [bedrijf 1] 121
5.5.4.3.1 Zestien en/of 46 en/of vier door [verdachte 27] van [bedrijf 1] overgenomen voertuigen 123
5.5.4.3.2 Het startkapitaal van [betrokkene(n) 4] , [verdachte 27] en [verdachte 28] 126
5.5.4.4 Inleiding verdere beoordeling 128
5.5.4.4.4 Kwaliteit van de administratie van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] 134
5.5.4.4.5 Verhullingshandelingen binnen de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] 136
5.5.4.4.6 (Ook) legale bedrijfsactiviteiten? 137
5.5.4.4.7 Wetenschap van [verdachte 4] 138
5.5.4.4.8 Feitelijke leidinggeven door [verdachte 1] 140
5.5.4.4.9 Daderschap rechtspersonen 141
5.5.4.5 B3.2 Witwassen [verdachte 27] en [verdachte 28] en B3.4 Witwassen [verdachte 32] 142
5.5.4.5.1 Witwassen voertuigen, twee boten, 24 horloges en twee geldbedragen 142
5.5.4.6 B3.3 Witwassen [verdachte 29] 149
5.5.4.6.1 B3.3.1 Pakket Roosendaal 149
5.5.4.6.1.1 Valsheid in geschrifte 149
5.5.4.6.1.2 [locatie's 1] te Roosendaal en [locatie's 2] te Roosendaal 154
5.5.4.6.2 B3.3.2 [locatie 3] 157
5.5.4.6.3 B3.3.3 [locatie 4] , B3.3.4 [locatie 5] Dongen, B3.3.5 [locatie 6] te Den Bosch en B5.15 Amigo S bestand 159
5.5.4.6.3.1 Geldigheid dagvaarding [verdachte 15] 160
5.5.4.6.3.2 Omvang van de tenlastelegging van [verdachte 1] , [verdachte 14] en [verdachte 15] met betrekking tot het Excel-bestand ‘vanamigostraat’ 160
5.5.4.6.3.3 Vrijspraak van [verdachte 4] met betrekking tot het Excel-bestand ‘vanamigostraat’ 160
5.5.4.6.3.4 [locatie 4] , [locatie 5] Dongen en [locatie 6] te Den Bosch 161
5.5.4.6.3.5 [verdachte 29] en het Amigo S bestand 169
5.5.4.6.3.6 [verdachte 15] € 51.500,-- 173
5.5.4.6.3.7 Wetenschap van [verdachte 14] 175
5.5.4.6.4 B3.3.6 [locatie 7] te Lijnden 176
5.5.4.6.5 B3.3.7 [locatie's 3] te Rhenen 181
5.5.4.6.6 B3.3.8 Panden [betrokkene 5] 183
5.5.4.6.6.1 [locatie 1] te Randwijk 183
5.5.4.6.6.2 [locatie 8] te Alphen 186
5.5.4.7 B3.5 Witwassen [bedrijf 2] 188
5.5.4.8 B3.6 Witwassen [bedrijf 3] 200
5.5.4.9 B3.7 Witwassen overig vastgoed Spanje 202
5.5.4.10 Gewoonte 207
5.5.5 B.2 Geweldsfeiten (feiten 6, 7 en 8) 207
5.5.5.1 B2.1 bedreiging mishandeling [betrokkene 6] en [betrokkene 7] 207
5.5.6 Voorhanden hebben vuurwapens (feit 9) 212
5.5.7 B5.2 Edobet (feit 10) 213
5.5.7.1 Ontvankelijkheid openbaar ministerie inzake [verdachte 1] 213
5.5.8 B.4 Criminele organisatie ex artikel 11b van de Opiumwet en 140 lid 3 Sr (feit 11) 214
5.5.9 B.4 Criminele organisatie witwassen en valsheid in geschrifte (feit 12) 221
5.5.10 B.4 Criminele organisatie geweld (feit 13) 226
5.5.11 Dagvaarding met parketnummer 13/217316-18 226
5.5.12 De bewezenverklaring 229
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde 230
7. De strafbaarheid van de verdachte 230
8. De strafoplegging 230
9. De inbeslaggenomen voorwerpen 233
10. De toepasselijke wetsartikelen 234
11. De beslissing 235
1.Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 9 januari 2023 (pro forma), 6 maart 2023, 7 maart 2023, 9 maart 2023, 13 maart 2023, 14 maart 2023, 16 maart 2023, 30 maart 2023, 11 april 2023, 13 april 2023, 17 april 2023, 18 april 2023, 20 april 2023, 8 mei 2023, 9 mei 2023, 11 mei 2023, 12 mei 2023, 15 mei 2023, 22 mei 2023, 23 mei 2023, 25 mei 2023, 26 mei 2023, 5 juni 2023, 6 juni 2023, 8 juni 2023, 13 juli 2023 en 29 september 2023 (inhoudelijke behandeling).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. M.A. Visser en mr. C. Sam-Sin en van hetgeen door de verdachte en zijn raadslieden mr. A.A. Franken en mr. J.J. Veldheer naar voren is gebracht.
mr. M.A. Visser en mr. C. Sam-Sin en van hetgeen door de verdachte en zijn raadslieden mr. A.A. Franken en mr. J.J. Veldheer naar voren is gebracht.
2.De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de – ter terechtzitting gewijzigde – dagvaarding met parketnummer 09/767007-17 (hierna ook: dagvaarding I) en de dagvaarding met parketnummer 13/217316-18 (hierna ook: dagvaarding II). De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.
3.De geldigheid van dagvaarding I ten aanzien van de Opiumwetfeiten
De tenlastelegging ten aanzien van de drugsfeiten van de verschillende verdachten is doorgaans opgebouwd uit een aantal feiten waarbij naast - kort gezegd - voltooide drugsfeiten, voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet zijn ten laste gelegd. De ten laste gelegde periode in die feiten is zeer ruim en ook het aantal pleegplaatsen is aanzienlijk. Het zaaksdossier B.1 verdovende middelen bevat negen zaaksdossiers en daarnaast een ‘hoofdrelaas B1-verdovende middelen’. Dit hoofdrelaas bevat ook nog een groot aantal losse zaaksdossiers verspreid over een zeer groot aantal pagina’s. Hierin zijn talloze verdenkingen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet en voltooide drugsfeiten opgenomen.
Gelet op bovenstaande is de tenlastelegging van die feiten op zichzelf onvoldoende bepaald en zou dagvaarding I gezien artikel 261 Sv in zoverre nietig zijn.
Het openbaar ministerie heeft evenwel bij de dagvaarding per verdachte een bijlage gevoegd waarin per feit de specifieke (losse) zaaksdossiers zijn benoemd die onder dat feit vallen. Indien de tenlastelegging in samenhang met die bijlage wordt gelezen, is helder waar de verschillende verdachten van worden verdacht. De rechtbank heeft ter terechtzitting ook al deze (losse) zaaksdossiers met de betreffende verdachten besproken en zij gaven er blijk van te begrijpen waarvan zij werden verdacht. Aldus is dagvaarding I in de zaak van [verdachte 1] geldig.
De dagvaarding is óók geldig indien uit de tekst van de tenlastelegging voldoende specifiek blijkt op welk zaaksdossier wordt gedoeld. Is dat echter niet zonder meer duidelijk en is een (los) zaaksdossier niet in de bijlage van de dagvaarding van een verdachte opgenomen, dan is de in dat zaaksdossier opgenomen verdenking niet aan de betreffende verdachte ten laste gelegd.
4.Artikel 359a Sv verweer
4.1
Het voorlichtend achtergrondgesprek en de berichtgeving op de website van het openbaar ministerie
4.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie heeft gehandeld in strijd met het onschuldvermoeden zoals verankerd in de Straatsburgse rechtspraak, de Europese richtlijn over de onschuldpresumptie (richtlijn 9 maart 2016, 2016/343), de nationale wetgeving en de Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging (2020A004) door een ‘voorlichtend achtergrondgesprek’ te organiseren voor vertegenwoordigers van de media en door de berichtgeving op de website van het openbaar ministerie. Alhoewel publiciteit kan bijdragen aan de externe openbaarheid van het strafproces en daarmee het vertrouwen van de samenleving in de strafrechtspleging en het openbaar ministerie in dit verband ook een voorlichtende rol inneemt, heeft het openbaar ministerie in dit geval gehandeld in strijd met het recht. Niet is voldaan aan de voorwaarde dat terughoudendheid wordt betracht zodra de zaak voor de rechter is aangebracht. Het openbaar ministerie heeft de zaak Taxus willen oppompen en tot een prestigezaak willen maken. Deze schending dient te leiden tot strafvermindering, aldus de verdediging.
4.1.2
Het standpunt van het openbaar ministerie
Bij e-mailbericht van 7 maart 2023 heeft de officier van justitie naar aanleiding van vragen van de verdediging als volgt meegedeeld:
“Op 21 februari 2023 heeft de persvoorlichting van het arrondissementsparket Den Haag verschillende media uitgenodigd voor een voorlichtend achtergrondgesprek over het onderzoek Taxus om vorm te geven aan de publieke voorlichtingsrol van het openbaar ministerie zoals neergelegd in de Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging en om de media in staat te stellen goed verslag te kunnen doen van het onderzoek indachtig de vele geplande zittingsdagen en ter terecht staande verdachten. De media is een planning van de zaken en de tenlastegelegde feiten overhandigd.”
De officier van justitie heeft meegedeeld dat er geen presentatie is gegeven, noch zijn er foto’s getoond of geluidsopnames afgespeeld.
Ter zitting op 18 april 2023 heeft de officier van justitie in aanvulling op het e-mailbericht gesteld dat bij het voorlichtende achtergrondgesprek geen citaten uit het dossier zijn gegeven, geen presentatie van het dossier is gegeven, geen stukken uit het dossier zijn voorgehouden en geen concrete bewijsmiddelen zijn gedeeld om op die manier een bepaald beeld bij de media te schetsen.
Naast het organiseren van de bijeenkomst, is op de website van het openbaar ministerie aandacht besteed aan het onderzoek Taxus. Op een pagina op de website van het openbaar ministerie is te lezen:
“Taxus is een omvangrijk onderzoek naar een criminele organisatie die zich zou hebben schuldig gemaakt aan wereldwijde drugshandel en het witwassen van de opbrengsten daarvan. Het Openbaar Ministerie vervolgt 27 personen en 8 rechtspersonen in een dossier dat ruim 70.000 pagina's telt.
Onderzoek Taxus is gestart in november 2016 op basis van informatie uit het criminele milieu. De bekende Hagenaar [verdachte 1] . zou zich bezig houden met de invoer van grote partijen cocaïne en juist een "klapper" hebben gemaakt.
Het onderzoek richtte zich op [verdachte 1] . en het criminele netwerk waarmee hij strafbare feiten zou plegen. In de loop van meerdere jaren werd een dossier opgebouwd waaruit volgens het Openbaar Ministerie kan worden afgeleid dat de verdachten zich hebben schuldig gemaakt aan invoer, export en productie van allerlei soorten drugs, en/of de voorbereiding daarvan.
Voortdurende handel
De criminele organisatie zou zich niet hebben gespecialiseerd in één soort drugs. In het dossier Taxus komt van alles voorbij: cocaïne, heroïne, hennep, synthetische drugs en grondstoffen daarvoor. Elke kans die voorbij kwam, grepen de verdachten aan.
Het dossier bevat duizenden berichten uit encryptietelefoons waarmee de verdachten communiceerden. Hieruit ontstaat volgens het Openbaar Ministerie een duidelijk beeld: de verdachten waren voortdurend bezig handeltjes te zoeken en te drijven. Dag in, dag uit.
Daarbij ziet het Openbaar Ministerie [verdachte 1] . als centrale figuur in het netwerk; wat hij wilde, gebeurde ook. In ruil daarvoor konden verdachten profiteren van zijn succesvolle drugshandel.
Luxe goederen
De opbrengsten werden volgens het Openbaar Ministerie witgewassen in luxe auto's, dure horloges, zonnebankstudio's en vastgoed in binnen- en buitenland. Om dit te verhullen werd een complexe constructie met meerdere bedrijfjes opgezet die in dienst stond van de criminele organisatie.
Zo zijn onder meer twee penthouses, een appartement en een villa in Spanje inbeslaggenomen, als ook verschillende (bedrijfs)panden in Nederland. Verder is er beslag gelegd op boten en tientallen dure horloges en auto's. Terwijl de verdachten vaak geen (noemenswaardige) legale bron van inkomsten hadden. Hun geld werd buiten het zicht van de instanties gehouden. "Nog nooit één gulden belasting betaald", vertelden ze elkaar trots. Belasting betalen is voor sukkels.
Zitting
De rechtbank in Den Haag zal vanaf 6 maart tot en met medio juli het dossier Taxus behandelen met de verdachten. In het najaar wordt een uitspraak verwacht.”
4.1.3
Het wettelijk kader
Het vermoeden van onschuld is neergelegd in art. 6 lid 2 EVRM, art. 14 lid 2 IVBPR en art. 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Het tweede lid van art. 6 EVRM bepaalt dat een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. Deze bepaling vormt een bijzondere toepassing van het eerste lid, waarin het fair trial-beginsel is neergelegd. Een inbreuk op de onschuldpresumptie kan daarom, afhankelijk van de omstandigheden, ook een schending opleveren van het eerste lid van art. 6 EVRM.
Het vermoeden van onschuld is voorts neergelegd in de Richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn (hierna: de Richtlijn).
In de preambule bij de Richtlijn is opgenomen:
“(16) Het vermoeden van onschuld zou worden geschonden wanneer in openbare verklaringen van overheidsinstanties of in andere rechterlijke beslissingen dan die welke betrekking hebben op de vaststelling van schuld een verdachte of beklaagde als schuldig wordt aangeduid zolang zijn schuld niet in rechte is komen vast te staan. Dergelijke verklaringen en rechterlijke beslissingen mogen niet de mening weergeven dat deze persoon schuldig is.”
En voorts:
“(17) Onder „openbare verklaringen van overheidsinstanties” moet worden verstaan: elke verklaring waarin wordt verwezen naar een strafbaar feit, en die uitgaat van een instantie die betrokken is bij de strafrechtelijke procedure met betrekking tot dit strafbare feit — zoals de rechterlijke macht, politie en andere rechtshandhavingsinstanties — of van een andere overheidsinstantie, zoals ministers en andere gezagsdragers, met dien verstande dat dit geen afbreuk doet aan het nationale recht inzake immuniteiten.
(18) De verplichting om verdachten of beklaagden niet als schuldig aan te duiden, mag overheidsinstanties niet beletten informatie openbaar te maken over de strafprocedures wanneer dit strikt noodzakelijk is om redenen die verband houden met het strafrechtelijk onderzoek — zoals wanneer videomateriaal wordt vrijgegeven, en het publiek wordt opgeroepen om te helpen bij het identificeren van de vermeende dader van het strafbaar feit — of met het algemeen belang, zoals wanneer gegevens om veiligheidsredenen worden verstrekt aan de inwoners van een gebied dat is getroffen door een vermeend milieumisdrijf, of wanneer het Openbaar Ministerie of een andere bevoegde instantie objectieve informatie verschaft over de stand van de strafrechtelijke procedure om verstoring van de openbare orde te voorkomen. Het inroepen van dergelijke redenen moet beperkt blijven tot situaties waarin dit, gelet op alle belangen, redelijk en proportioneel zou zijn. In ieder geval mogen de wijze waarop en de context waarin de informatie wordt verspreid, niet de indruk wekken dat de persoon schuldig is alvorens zijn schuld in rechte is komen vast te staan.”
Art. 4, derde lid van de Richtlijn schrijft voor dat de voorlichtingstaak van het openbaar ministerie zich dient te beperken tot hetgeen “strikt noodzakelijk is om redenen die verband houden met het strafrechtelijk onderzoek of het algemeen belang”.
De aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging van het openbaar ministerie (2020A004, iwtr. 01 september 2020 (hierna: de Aanwijzing) houdt in:
“Het openbaar ministerie en de opsporingsinstanties geven actief en gericht voorlichting over de aanpak en preventie van criminaliteit en over de strafrechtspleging. Hiermee informeren zij de samenleving over de manier waarop zij hun taken in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde uitvoeren en leggen zij daarover publiekelijk verantwoording af.
(…)
1.1
Als strafrechtelijke handhavers van de rechtsorde leveren het OM en de opsporingsinstanties een belangrijke bijdrage aan de maatschappelijke veiligheid. Via de media leggen zij publiekelijk verantwoording af door gericht en actief te communiceren over de aanpak en preventie van criminaliteit en over de ontwikkelingen in (concrete) onderzoeken en strafzaken (de strafrechtspleging). Hiermee voorzien zij de samenleving van de informatie die nodig is voor een goed publiek debat over de strafrechtspleging.
(…)
(…)
Wanneer in communicatie over de strafrechtspleging tot een persoon herleidbare gegevens worden gebruikt, maakt publicatie daarvan inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van die persoon (artikel 8 EVRM, artikel 10 Grondwet). Een dergelijke inbreuk is ten behoeve van de openbaarheid over de strafrechtspleging toegestaan onder de voorwaarde dat daaraan een zorgvuldige belangenafweging is voorafgegaan. De vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid zijn hierbij leidend.
(…)
(…)
Het belang van voorlichting is groter naarmate de informatie relevanter is voor het publieke debat. Uitgangspunt blijft dat niet meer informatie wordt verstrekt dan noodzakelijk is voor het verwezenlijken van het belang dat is gediend met openbaarmaking.”
Het respecteren van de onschuldspresumptie wordt door de Richtlijn benoemd als een mee te wegen factor. Uitgangspunt is dat een rechtszaak niet in de media wordt gevoerd. Tevens is uitgangspunt dat vanaf het moment dat de dagvaarding is uitgebracht er een grotere terughoudendheid wordt betracht met betrekking tot inhoudelijke voorlichting over een zaak (2.2).
In het arrest Mucha vs Slowakije (EHRM 25-11-2021, ECLI:CE:ECHR:2021:1125JUD006370319 heeft het Europees hof overwogen:
“The Court reiterates that the principle of the presumption of innocence will be violated if a judicial decision or a statement made by a public official concerning a person charged with a criminal offence reflects an opinion that he or she is guilty before that person has actually been proved guilty under the law. A fundamental distinction must be made between a statement that someone is merely suspected of having committed a crime and a clear declaration, in the absence of a final conviction, that an individual has committed the crime in question. In this regard the Court has emphasised the importance of public officials' choice of words in statements made by them before a person has been tried and found guilty of a particular criminal offence. While the use of language is of critical importance in this respect, the Court has furthermore pointed out that whether a statement made by a public official is in breach of the principle of the presumption of innocence must be determined within the context of the particular circumstances in which the impugned statement was made. Even the use of some unfortunate language may not be decisive when regard is had to the nature and context of the particular proceedings (see Karaman v. Germany, no. 17103/10, § 63, 27 February 2014, with further references).”
4.1.4
Beoordeling door de rechtbank
Als uitgangspunt geldt dat het openbaar ministerie de bevoegdheid heeft om de pers te informeren. Het is in het algemeen inherent aan het (straf)recht dat zaken, gelet op hun aard en inhoud, een zekere vorm van media-aandacht met zich brengen. Het is aanvaardbaar dat het openbaar ministerie ook het publiek informeert over strafrechtelijke onderzoeken. Te allen tijde heeft echter te gelden dat een ieder tegen wie een strafvervolging is ingesteld voor onschuldig wordt gehouden, totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. Uit de onschuldspresumptie volgt voorts dat bij contacten met de pers de benodigde terughoudend en zorgvuldigheid moet worden betracht door het openbaar ministerie. Niet mag de suggestie worden gewekt dat een verdachte reeds door de strafrechter is schuldig verklaard.
Het komt de rechtbank in beginsel niet vreemd of ongebruikelijk voor dat bij een zaak met de omvang en aard als het onderzoek Taxus gebruik wordt gemaakt van verschillende mediavormen om het publiek op verschillende momenten te voorzien van informatie. Het is de rechtbank niet ontgaan dat gedurende het onderzoek en ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting geregeld belangstelling is geweest van diverse landelijke en regionale mediakanalen. Er is op meerdere dagen schrijvende pers aanwezig geweest alsook zijn camera’s aanwezig geweest die verslag hebben gedaan van het proces op de regionale en landelijke televisie. Afgezet tegen de omvang van het dossier en de veelheid van verdenkingen, is het niet moeilijk om in te zien dat deze verslaglegging was gebaat bij de (achtergrond) informatie zoals verschaft door het openbaar ministerie tijdens het voorlichtend achtergrondgesprek en op de website.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat het openbaar ministerie het onderzoek Taxus op oneigenlijke of proactieve gronden heeft willen oppompen en tot een prestigezaak heeft willen maken. Het openbaar ministerie heeft voldoende terughoudendheid betracht. Ten aanzien van de tekst op de website in zijn geheel beschouwd, geldt dat het openbaar ministerie heeft benadrukt dat het gaat om het beeld dat bij het openbaar ministerie bestaat en hetgeen
zijde verdachten in het onderzoek Taxus verwijten. Nergens volgt uit dat zij al hebben gesteld of de indruk hebben gewekt dat de verdachten al door de strafrechter waren veroordeeld. Anders dan de verdediging stelt, heeft het openbaar ministerie aldus geen voorschot genomen op de schuld van de verdachten, noch heeft het openbaar ministerie door de specifieke woordkeuze de suggestie gewekt dat de schuld van de verdachten al vast zou staan of de zaak in de media willen voeren.
zijde verdachten in het onderzoek Taxus verwijten. Nergens volgt uit dat zij al hebben gesteld of de indruk hebben gewekt dat de verdachten al door de strafrechter waren veroordeeld. Anders dan de verdediging stelt, heeft het openbaar ministerie aldus geen voorschot genomen op de schuld van de verdachten, noch heeft het openbaar ministerie door de specifieke woordkeuze de suggestie gewekt dat de schuld van de verdachten al vast zou staan of de zaak in de media willen voeren.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het openbaar ministerie niet onrechtmatig gehandeld waar het gaat om de contacten en informatievoorziening naar de media en de samenleving door de tekst op de website. Dat betekent dat de rechtbank geen aanleiding ziet om, indien aan de orde, op deze grond tot strafvermindering over te gaan.
5.De bewijsbeslissing
5.1
Inleiding
Het onderzoek Taxus is gestart in november 2016 en zag in de kern op de verdenking dat [verdachte 1] de invoer van grote partijen (duizenden kilo’s) cocaïne vanuit Zuid-Amerika aanstuurde en dat hij zich samen met anderen schuldig maakte aan gewoontewitwassen. Het onderzoek kende een groot aantal deelonderzoeken.
Die deelonderzoeken richtten zich op meer concrete verdenkingen (van de invoer van cocaïne) tegen individuen uit het vermeende criminele samenwerkingsverband rondom [verdachte 1] . Gedurende het onderzoek is ook restinformatie ontvangen vanuit andere onderzoeken.
In september 2018 werd een Joint Investigation Team (hierna: JIT) opgericht door Nederland en Spanje, omdat [verdachte 1] en andere verdachten veelvuldig in Spanje waren en verdacht werden ook daar strafbare feiten te plegen.
Vanaf eind 2019 werd door politie en openbaar ministerie toegewerkt naar een zogenoemde klapdag in meerdere landen. Deze vond uiteindelijk plaats op 16 september 2020. Op die dag werd onder andere [verdachte 1] aangehouden.
Een en ander heeft geresulteerd in een proces-verbaal van uiteindelijk circa 80.000 bladzijden. In de maanden maart tot en met juli 2023 zijn de zaken van 34 verdachten, waaronder acht rechtspersonen, inhoudelijk behandeld. De rechter-commissaris heeft meer dan 90 personen als getuige gehoord of getracht te horen.
De verdenkingen richten zich in het bijzonder op:
Handel, invoer en uitvoer van met name cocaïne en heroïne (en de voorbereidingshandelingen daartoe), de productie van amfetamine, methamfetamine en de handel in grondstoffen daarvoor, in georganiseerd verband;
Het witwassen van criminele gelden in georganiseerd verband;
Het gebruik van geweld (in georganiseerd verband), al dan niet samenhangend met de exploitatie van een illegale goksite.
Daarnaast zijn door het openbaar ministerie diverse ‘losse feiten’ ten laste gelegd, zoals wapenbezit en wapenhandel.
5.2
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 13 ten laste gelegde en tot bewezenverklaring van de onder 1 tot en met 12 ten laste gelegde feiten. Op specifieke standpunten wordt - voor zover van belang - hierna verder ingegaan.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft uitvoerig verweer gevoerd op de ten laste gelegde feiten en vrijspraak bepleit. De rechtbank zal hier - voor zover relevant - bij de bespreking van de feiten op in gaan.
5.4
Verweren ten aanzien van de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de Encrochat- en SkyECC-chatberichten
Verweren van de verdediging
De verdediging voert een drietal verweren die zien op de rechtmatigheid van de Encrochat- en SkyECC-gegevens en een verweer dat ziet op de betrouwbaarheid van de gegevens.
Het eerste rechtmatigheidsverweer heeft betrekking op de beoogde/voorziene omzeiling van de rechtsbescherming door het openbaar ministerie. De verdediging ziet hierin twee redenen om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging.
Bij de eerste reden staat het optreden van het openbaar ministerie centraal, met name gedurende het opsporingsonderzoek. Daarbij wijst de verdediging er allereerst op dat de Nederlandse opsporingsdienst niet alleen technische assistentie in het buitenland verleende, maar ook een sturende rol vervulde in het ontsluitings- en opsporingsproces in het buitenland. Het openbaar ministerie heeft hierover onvoldoende openheid gegeven waardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt. De verdediging wijst op het zogenoemde Karman-criterium. Het openbaar ministerie heeft actief gehandeld om toetsing door de Nederlandse rechter van de operaties ten aanzien van Encrochat en SkyECC te voorkomen (
concealing evidenceen oneigenlijke motiveringen bij vorderingen ex art. 149b Sv ten opzichte van de Nederlandse rechters). De resultaten van deze operaties worden nergens, en in elk geval niet in Nederland, (op rechtmatigheid) getoetst door een rechter.
concealing evidenceen oneigenlijke motiveringen bij vorderingen ex art. 149b Sv ten opzichte van de Nederlandse rechters). De resultaten van deze operaties worden nergens, en in elk geval niet in Nederland, (op rechtmatigheid) getoetst door een rechter.
Een tweede reden voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ziet de verdediging in het verloop van de vervolging. Naar de mening van de verdediging is geen sprake van een eerlijk proces, nu een volledige toetsing ontbreekt. Doordat een volwaardige toetsing van de rechten van de verdachte niet mogelijk is, ontbreekt het aan effectieve rechtsbescherming ter zake grondrechten – zoals het recht op privacy zoals gewaarborgd door artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) – en is het recht op een eerlijk proces niet geëerbiedigd.
Het tweede rechtmatigheidsverweer ziet op
de verkrijgingvan de Encrochat- en SkyECC-gegevens. De wijze van verkrijgen leidt volgens de verdediging tot de verplichting om alle gegevens van het bewijs uit te sluiten. De verdediging wijst er daarbij op dat alle gebruikers van Encrochat en SkyECC (ongedifferentieerd) zijn geraakt door de ‘
hacks’dan wel de “
man in the middle”-aanvallen. Een dergelijke gegevensverzameling betreft, naar de definitie van het EHRM, bulkinterceptie. Er is daarmee sprake geweest van een zeer vergaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een groot aantal ongedefinieerde personen. De verdediging wijst op het Big Brother Watch-arrest (EHRM (GK) 25 mei 2021, nrs. 58170/13, 62322/14 en 24960/15) en concludeert dat niet goed kan worden vastgesteld of aan de daarin weergegeven eisen is voldaan en dat dus geen sprake is van een deugdelijke toetsing door een rechter. Daardoor is sprake van schending van artikel 8 EVRM en daarmee artikel 6 EVRM.
de verkrijgingvan de Encrochat- en SkyECC-gegevens. De wijze van verkrijgen leidt volgens de verdediging tot de verplichting om alle gegevens van het bewijs uit te sluiten. De verdediging wijst er daarbij op dat alle gebruikers van Encrochat en SkyECC (ongedifferentieerd) zijn geraakt door de ‘
hacks’dan wel de “
man in the middle”-aanvallen. Een dergelijke gegevensverzameling betreft, naar de definitie van het EHRM, bulkinterceptie. Er is daarmee sprake geweest van een zeer vergaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een groot aantal ongedefinieerde personen. De verdediging wijst op het Big Brother Watch-arrest (EHRM (GK) 25 mei 2021, nrs. 58170/13, 62322/14 en 24960/15) en concludeert dat niet goed kan worden vastgesteld of aan de daarin weergegeven eisen is voldaan en dat dus geen sprake is van een deugdelijke toetsing door een rechter. Daardoor is sprake van schending van artikel 8 EVRM en daarmee artikel 6 EVRM.
Verder wijst de verdediging erop dat sprake is van schending van het Unierecht. De verkrijging en verwerking van de Encrochat en SkyECC- gegevens vallen onder de werkingssfeer van het Unierecht, in bijzonder Richtlijn 2016/680. Net als voor Richtlijn 2002/58 geldt dat bij de verkrijging van privacygevoelige informatie en van persoonsgegevens, voldaan moet worden aan het ‘evenredigheidsbeginsel’. Ook moet sprake zijn van proportionaliteit.
Hierbij wijst de verdediging op het arrest van Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 10 april 2003, Steffensen, nr. C-276/01, ECLI:EU:C:2003:228, (ro. 75-77) waarin is geoordeeld dat een rechterlijke instantie die van oordeel is dat een partij niet in de gelegenheid is om doeltreffend commentaar te leveren op een bewijsmiddel dat betrekking heeft op een gebied waarvan de rechters geen kennis hebben en dat een doorslaggevende invloed kan hebben op de beoordeling van de feiten, moet vaststellen dat het recht op een eerlijk proces hierdoor wordt geschonden, en dat bewijsmiddel moet uitsluiten om die schending te voorkomen. De verdediging stelt dat aan beide voorwaarden van dit arrest is voldaan en acht bewijsuitsluiting dus verplicht.
Hierbij wijst de verdediging op het arrest van Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 10 april 2003, Steffensen, nr. C-276/01, ECLI:EU:C:2003:228, (ro. 75-77) waarin is geoordeeld dat een rechterlijke instantie die van oordeel is dat een partij niet in de gelegenheid is om doeltreffend commentaar te leveren op een bewijsmiddel dat betrekking heeft op een gebied waarvan de rechters geen kennis hebben en dat een doorslaggevende invloed kan hebben op de beoordeling van de feiten, moet vaststellen dat het recht op een eerlijk proces hierdoor wordt geschonden, en dat bewijsmiddel moet uitsluiten om die schending te voorkomen. De verdediging stelt dat aan beide voorwaarden van dit arrest is voldaan en acht bewijsuitsluiting dus verplicht.
De verdediging voert een derde rechtmatigheidsverweer voor wat betreft
de verwerkingvan de gegevens. De verdediging wijst erop dat de Nederlandse wet niet voldoet aan de kwaliteitseisen die het Handvest EU en de Richtlijn 2016/680 stellen omdat geen wet bestaat voor de uitgevoerde verwerking van de ‘bulkdata’. Nu niet voldaan is aan het vereiste ‘voorzien bij wet’ ontbreekt een effectieve rechtsbescherming. Voor zover die waarborg zou kunnen worden gevonden in artikel 126uba Sv is de verdediging van mening dat een machtiging ex artikel 126uba Sv niet kan worden gebruikt. Zelfs als artikel 126uba Sv wel ziet op de verwerking van de gegevens, wijst de verdediging erop dat dit artikel wordt gebruikt ter verwerking van ‘bulkdata’, waaronder ook de gegevens van personen zonder enige verdenking. Dat mag niet.
de verwerkingvan de gegevens. De verdediging wijst erop dat de Nederlandse wet niet voldoet aan de kwaliteitseisen die het Handvest EU en de Richtlijn 2016/680 stellen omdat geen wet bestaat voor de uitgevoerde verwerking van de ‘bulkdata’. Nu niet voldaan is aan het vereiste ‘voorzien bij wet’ ontbreekt een effectieve rechtsbescherming. Voor zover die waarborg zou kunnen worden gevonden in artikel 126uba Sv is de verdediging van mening dat een machtiging ex artikel 126uba Sv niet kan worden gebruikt. Zelfs als artikel 126uba Sv wel ziet op de verwerking van de gegevens, wijst de verdediging erop dat dit artikel wordt gebruikt ter verwerking van ‘bulkdata’, waaronder ook de gegevens van personen zonder enige verdenking. Dat mag niet.
De verdediging voert voorts aan dat de stukken uit 26Lemont en 26Argus naar het Taxusonderzoek zijn overgeheveld op grond van 126dd Sv. Dat mag ook niet. Immers, in artikel 126dd Sv staat art. 126uba Sv niet genoemd. Artikel 126dd Sv ziet echt niet op het delen van resultaten uit de ‘
hacks’.Dit is dus de tweede schending van nationaal recht, ter zake de verwerking van de gegevens. Bovendien zijn de APN-gegevens in de SkyECC-zaken op een foutieve grondslag opgevraagd door het openbaar ministerie. De verdediging constateert daarom dat, naar nationaal recht, sprake is geweest van vormverzuimen in de zin van artikel 359a Sv. Volgens de verdediging is sprake van ernstige schendingen van strafvorderlijke voorschriften of rechtsbeginselen. Bewijsuitsluiting, subsidiair strafvermindering, wordt bepleit.
hacks’.Dit is dus de tweede schending van nationaal recht, ter zake de verwerking van de gegevens. Bovendien zijn de APN-gegevens in de SkyECC-zaken op een foutieve grondslag opgevraagd door het openbaar ministerie. De verdediging constateert daarom dat, naar nationaal recht, sprake is geweest van vormverzuimen in de zin van artikel 359a Sv. Volgens de verdediging is sprake van ernstige schendingen van strafvorderlijke voorschriften of rechtsbeginselen. Bewijsuitsluiting, subsidiair strafvermindering, wordt bepleit.
De verdediging voert ten slotte een betrouwbaarheidsverweer. De verdediging acht het, mede op basis van Europese jurisprudentie, onredelijk om van de verdediging te verwachten dat zij aanwijzingen voor de onbetrouwbaarheid aandragen. Het is, in de visie van de verdediging, juist het openbaar ministerie dat (als daartoe een verzoek komt) moet laten zien hoe het bewijsmateriaal zijn gang naar de rechtszaal heeft gevonden opdat de betrouwbaarheid kan worden getoetst en het bruikbaar kan worden gevonden voor het bewijs. Dat uitgangspunt geldt des te meer bij digitale gegevens. Dat heeft te maken met de onzichtbaarheid, kwetsbaarheid en veranderlijkheid (voor en door externe, natuurkundige factoren), volatiliteit en oneindige reproduceerbaarheid van digitaal bewijsmateriaal.
Verder wijst de verdediging erop dat, zowel voor de situatie van Encrochat als die van SkyECC, meer dan voldoende concrete aanwijzingen zijn dat de gebruikte gegevens niet (volledig) betrouwbaar zijn. De verdediging acht nader onderzoek geboden om na te gaan of de gegevens (chats) die er wél zijn, correct en juist zijn weergegeven. Om die reden doet de verdediging het verzoek om de PGP-gegevens niet voor het bewijs te gebruiken. Voornoemd onderzoek is ook geboden om na te kunnen gaan wat de omvang en mate van onvolledigheid van de Encrochat- en SkyECC-gegevens is. Zeker in situaties waarbij een grote hoeveelheid aan gegevens mist, is de vraag gerechtvaardigd wat dat betekent voor de gegevens die aan (het account van) de verdachte worden toegeschreven.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie betwist dat sprake is geweest van doelbewuste misleiding in de voorfase van het onderzoek.
Ten aanzien van de verkrijging van de Encrochat- en SkyECC-gegevens verwijst het openbaar ministerie naar de recente prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913). Hieruit volgt dat de verkrijging van de gegevens niet ter toetsing voorligt aan de rechtbank omdat het vertrouwensbeginsel van toepassing is, nu het onderzoek is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten.
Ten aanzien van de interceptie van ‘bulkdata’ en de verhouding daarvan tot de Europese richtlijnen verwijst het openbaar ministerie eveneens naar voornoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad, in het bijzonder de rechtsoverwegingen 6.26 en 6.27 en 7.3.4.
Ten aanzien van de gestelde onbetrouwbaarheid van de gegevens wijst het openbaar ministerie wederom op voornoemde beslissing. De Hoge Raad heeft daarin overwogen dat de betrouwbaarheid van de gegevens, verkregen uit het buitenland, in beginsel vaststaat. De betrouwbaarheid van de gegevens wordt volgens het openbaar ministerie nader onderbouwd door het NFI rapport. De [deskundige] heeft bovendien een verklaring afgelegd waaruit de betrouwbaarheid volgt. Het enkel stellen dat gegevens ‘fout’ of ‘onvolledig’ zijn, is naar de mening van het openbaar ministerie onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
Het openbaar ministerie concludeert ontvankelijk te zijn in de vervolging en betoogt dat de Encrochat- en SkyECC-gegevens die in het procesdossier aanwezig is voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Beoordeling
De feitelijke gang van zaken omtrent de interceptie van gegevens in het kader van de opsporingsonderzoeken 26Lemont en 26Argus in Encrochat en SkyECC is opgenomen in de tussenbeslissing van de rechtbank in deze zaak van 11 augustus 2022 en ook in de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland (ECLI:NL:RBNNE:2022:4797). Zij gaat van die feiten en omstandigheden uit.
Eerste rechtmatigheidsverweer
Beoogde/voorziene omzeiling van rechtsbescherming door het openbaar ministerie
Niet is gebleken dat het openbaar ministerie moedwillig een onjuiste en onvolledige voorstelling van zaken heeft gegeven over de omvang van de betrokkenheid van de Nederlandse opsporingsautoriteiten bij de interceptie van Encrochat- en SkyECC-gegevens met als doel te voorkomen dat de opsporingsmethodes in Nederland op rechtmatigheid zou kunnen worden getoetst. Weliswaar heeft het openbaar ministerie mondjesmaat informatie vrijgegeven en was niet vanaf het begin duidelijk hoe één en ander is verlopen, niet kan worden vastgesteld dat het openbaar ministerie moedwillig een onjuiste voorstelling van zaken heeft willen geven. De rechtbank verwerpt daarom dit verweer.
Tweede rechtmatigheidsverweer
Verkrijging van Encrochat- en SkyECC gegevens
De Hoge Raad heeft recent in de eerder genoemde beslissing op prejudiciële vragen uiteengezet hoe de rechtmatigheid moet worden getoetst van de inzet van opsporingsbevoegdheden die in het buitenland zijn uitgeoefend (ECLI:NL:HR:2023:913). De inhoud en omvang van die toets hangt, onder meer, af van het antwoord op de vraag onder wiens verantwoordelijkheid de inzet van die opsporingsbevoegdheden in het buitenland heeft plaatsgevonden.
De rechtbank concludeert dat bij de interceptie van zowel Encrochat- als SkyECC-gegevens sprake is geweest van opsporing in Frankrijk, onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten. De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:612 overwogen dat bij het optreden van een gemeenschappelijk onderzoeksteam, waar hier ook sprake van was, leidend is het nationale recht van de lidstaat waar de opsporingsbevoegdheid ten behoeve van een gemeenschappelijk onderzoeksteam wordt uitgeoefend en dat – kort gezegd – het verlenen van (technische) bijstand vanuit de Nederlandse politie bij de uitoefening van een opsporingsbevoegdheid door de autoriteiten van een andere deelnemende lidstaat niet meebrengt dat de verantwoordelijkheid voor het opsporingsonderzoek alsnog op Nederland is komen te rusten.
Dit oordeel wordt ook niet anders door de omstandigheid dat (sommige) toestellen van Encrochat en SkyECC en hun gebruikers zich ten tijde van de inzet van de opsporingsbevoegdheden in Frankrijk op Nederlands grondgebied bevonden. Dat Frankrijk gegevens van gebruikers in Nederland heeft verkregen is inherent aan de grensoverschrijdende diensten die door Encrochat en SkyECC werden aangeboden. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat het binnendringen in telefoons in Nederland door Franse autoriteiten moeten worden gezien als onderzoekshandelingen die (mede) onder verantwoordelijkheid van Nederland zijn uitgevoerd.
Het behoort dan ook niet tot de taak van de Nederlandse strafrechter om te toetsen of de wijze waarop dit Franse onderzoek is uitgevoerd strookt met de daarvoor in Frankrijk geldende rechtsregels noch of de Franse rechter hiervoor een machtiging heeft kunnen verlenen. De taak van de Nederlandse strafrechter is in dit geval ertoe beperkt te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van dit onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen waaruit zou kunnen blijken dat in het Franse onderzoek sprake is geweest van een evidente schending van artikel 6 EVRM dan wel van een schending van artikel 8 EVRM die zodanig ernstig is dat deze tevens een schending van artikel 6 EVRM oplevert. De rechtspraak van het EHRM waarop de verdediging een beroep heeft gedaan is in een geval als het onderhavige niet van toepassing (vgl. ECLI:NL:HR:2023:913, r.o. 6.24.4 en voetnoot 25). Die rechtspraak ziet immers niet op de interceptie van gegevens in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de aanbieders van diensten waarmee berichten versleuteld kunnen worden verzonden, en naar de gebruikers van die diensten, in verband met de in relatie tot het aanbieden en het gebruik gerezen verdenkingen. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel is dan ook onverkort van toepassing en brengt mee dat de Nederlandse strafrechter erop moet vertrouwen dat voor de interceptie in Frankrijk een toereikende wettelijke grondslag heeft bestaan en dat die interceptie in overeenstemming met het EVRM heeft plaatsgevonden.
De rechtbank verwerpt eveneens het verweer dat de verkrijging van de Encrochat- en SkyECC-gegevens in strijd is met Richtlijn 2002/58/EG en Richtlijn (EU) 2016/680. Richtlijn 2002/58/EG mist in deze zaak toepassing. Deze Richtlijn is erop gericht persoonsgegevens die worden geregistreerd of anderszins bekend worden door het gebruik van openbare elektronische-communicatiediensten te beschermen, onder meer doordat nader wordt genormeerd in welke gevallen en onder welke voorwaarden dergelijke gegevens mogen worden bewaard dan wel aan overheidsinstanties toegang kan worden verleend tot die gegevens. Dat is in deze zaak niet aan de orde (zie daarover verder ECLI:NL:HR:2023:913, r.o. 6.27.3). Richtlijn (EU) 2016/680 ziet op de
verwerkingvan persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten ten behoeve van de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van straffen, en dus niet op de
verkrijgingdaarvan.
verwerkingvan persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten ten behoeve van de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van straffen, en dus niet op de
verkrijgingdaarvan.
Derde rechtmatigheidsverweer
Verwerking van Encrochat- en SkyECC-gegevens
Het verwerken van de Encrochat- en SkyECC-gegevens valt onder de werkingssfeer van Richtlijn (EU) 2016/680 (in Nederland geïmplementeerd in de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens) en daarmee onder het Handvest. De Nederlandse wet biedt geen expliciete grondslag voor de verwerking van gegevens als in deze zaak aan de orde, die zijn verkregen in het kader van een buitenlands opsporingsonderzoek. Ook artikel 126uba Sv biedt die grondslag in strikte zin niet.
Het ontbreken van een wettelijke grondslag staat er echter niet aan in de weg dat het openbaar ministerie een machtiging vordert van de rechter-commissaris voor het gebruik van dergelijke gegevens in een strafrechtelijk onderzoek en dat die rechter-commissaris op die vordering beslist buiten situaties waarin de wet dit eist. Die bevoegdheid vloeit voort uit het systeem van de wet, waarin de rechter-commissaris krachtens artikel 170 Sv is belast met toezichthoudende bevoegdheden met betrekking tot het opsporingsonderzoek. In het algemeen wordt hieruit de opdracht afgeleid te waken over de rechtmatigheid en volledigheid van het opsporingsonderzoek. Aldus kan ook buiten het wettelijk kader betrokkenheid van de rechter-commissaris een noodzakelijke voorwaarde zijn om een bepaalde opsporingsmethode rechtmatig te doen zijn. In het bijzonder kan worden gedacht aan een machtiging door de rechter-commissaris ter zake van het gebruik van communicatiegegevens in gevallen waarin op voorhand is te verwachten of is te voorzien, dat de inbreuk op persoonlijke levenssfeer zeer ingrijpend kan zijn.
In de onderzoeken 26Lemont en 26Argus hebben rechters-commissarissen, naar aanleiding van vorderingen van officieren van justitie, machtigingen gegeven voor het binnendringen van een geautomatiseerd netwerk op grond van artikel 126uba Sv. In hun beschikkingen hebben de rechters-commissarissen overwogen dat de informatie niet op een andere, effectieve en minder ingrijpende wijze kon worden verkregen en worden gebruikt en hebben zij vervolgens voorwaarden geformuleerd teneinde de (mogelijke) privacy-schending zoveel mogelijk in te kaderen en zogenaamde ‘fishing expeditions’ te voorkomen. Pas na het verkrijgen van aanvullende toestemming van de rechters-commissarissen mochten de onderzoeksgegevens worden verstrekt aan een onderzoeksteam ten behoeve van de verwerking in een ander onderzoek. Dat is in de zaak Taxus ook gebeurd.
Voor zover door de verwerking van de Encrochat- en SkyECC-gegevens al sprake is van een inbreuk op enig grondrecht vervat in het Handvest en/of het EVRM, is die inbreuk naar het oordeel van de rechtbank door de aldus gevolgde werkwijze in voldoende mate bij wet voorzien. Van een vormverzuim is daarmee niet gebleken, nog daargelaten of het dan zou gaan om een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv.
De rechtbank gaat voorts voorbij aan het standpunt van de verdediging dat de verwerking van de onderzoeksresultaten door de rechters-commissarissen zelf had moeten plaatsvinden, aangezien dat niet vereist is. De rechtbank gaat ook voorbij aan het verweer voor zover dat betrekking heeft op artikel 126uba lid 1 sub d Sv (het vastleggen van gegevens), omdat de verleende machtigingen zien op het binnendringen en onderzoek doen in geautomatiseerde werken en het bij het analyseren van gegevens daarbij niet gaat om de vastlegging van gegevens zoals bedoeld in sub d.
Ook verwerpt de rechtbank het verweer dat artikel 126dd Sv geen wettelijke grondslag biedt om onderzoeksgegevens uit de onderzoeken 26Lemont en 26Argus te delen met onderzoek Taxus. Artikel 126dd Sv biedt een uitzondering op de vernietigingsverplichting van bepaalde politiegegevens, maar is uitdrukkelijk niet bedoeld om het delen van die gegevens te beperken. Deze bepaling strekt dan ook niet ter bescherming van enig rechtens te respecteren belang van de verdachte. Een eventuele onjuiste toepassing van die bepaling kan daarom zonder rechtsgevolg blijven. Ook het verweer dat een foutieve grondslag is gebruikt voor het opvragen van de APN gegevens in de SkyECC zaken wordt verworpen. Dat hier sprake zou zijn van een onherstelbaar vormverzuim met nadeel voor de verdachte is niet gebleken.
Betrouwbaarheid van de Encrochat- en SkyECC-gegevens
Tot uitgangspunt mag worden genomen dat onderzoek dat onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd, op zodanige wijze is verricht dat de door dat onderzoek verkregen resultaten betrouwbaar zijn. Als echter aanwijzingen voor het tegendeel bestaan, is de rechter gehouden de betrouwbaarheid van die resultaten te onderzoeken.
De verdediging heeft onvoldoende concrete aanwijzingen naar voren gebracht waaruit zou kunnen worden afgeleid dat aan de betrouwbaarheid van het buitenlandse onderzoek moet worden getwijfeld. Anders dan de verdediging heeft gesteld, is niet gebleken dat het ontbreken van delen van gesprekken afdoet aan de betrouwbaarheid van de delen van de gesprekken die wél zijn verkregen. Ook overigens is, mede in het licht van het dossier, onvoldoende onderbouwd dat aan de betrouwbaarheid van de gegevens die zijn verkregen en in het dossier aanwezig zijn, zou moeten worden getwijfeld. De rechtbank gaat dan ook uit van de betrouwbaarheid van die gegevens en verwerpt dit verweer. Wel betracht de rechtbank extra behoedzaamheid bij de interpretatie van berichten en bij het bepalen van de context ervan, wanneer een deel van de berichten ontbreekt.
Conclusie
De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging.
5.5
Bewijsoverwegingen
De rechtbank heeft in bijlage 2 opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
5.5.1
PGP-berichten als bewijsmiddel
De verdediging heeft aangevoerd dat ontsleutelde berichten uit encrypted telefoons onvoldoende bewijs vormen, omdat sprake is van één bron en niet is voldaan aan het bewijsminimum van 342, lid 2, Sv. Ook is aangevoerd dat indien een bericht van de verdachte voor het bewijs wordt gebruikt, dit bericht als ‘verklaring van de verdachte’ moet worden aangemerkt, waarop artikel 341, lid 4, Sv van toepassing is. Daarin is bepaald dat het bewijs dat de verdachte een feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op grond van zijn eigen verklaring. Voorts moet behoedzaam met de inhoud van berichten worden omgegaan. Het is mogelijk dat berichten ontbreken. De context is niet altijd duidelijk. Er kan niet klakkeloos worden aangenomen dat berichten steeds over drugs gaan. De verdachten hebben bovendien maar wat geroepen, ze hebben opgeschept, onzin gepraat en uit verveling maar wat verstuurd. Voorts is onduidelijk of sprake is van doorgestuurde berichten. Hetzelfde geldt voor afgeluisterde gesprekken, aldus de verdediging.
De rechtbank stelt voorop dat de bewijsregel van artikel 342, lid 2, Sv betrekking heeft op
getuigenverklaringen. Het bewijs van een strafbaar feit mag niet uitsluitend worden gevonden in de verklaring van één getuige. Ontsleutelde berichten zijn evenwel schriftelijke bescheiden, meer in het bijzonder ‘andere geschriften’ als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv en kunnen voor het bewijs worden gebruikt ‘in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen’. Een ander bewijsmiddel kan tevens een ‘ander geschrift’ zijn (ECLI:NL:HR:2004:AO9131). Een bewezenverklaring die enkel op pgp-berichten steunt, betekent dus niet dat artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv is geschonden, nu het bewijsmiddel van het ene andere geschrift (een pgp-bericht) steun vindt in een tweede ander geschrift (pgp-bericht) (vgl. conclusie AG ECLI:NL:PHR:2023:163). Omdat ontsleutelde berichten ‘andere geschriften’ zijn van de verschillende verdachten en geen verklaringen van die verdachten in de zin van artikel 341, lid 4, Sv zijn, is ook dit artikel niet van toepassing.
getuigenverklaringen. Het bewijs van een strafbaar feit mag niet uitsluitend worden gevonden in de verklaring van één getuige. Ontsleutelde berichten zijn evenwel schriftelijke bescheiden, meer in het bijzonder ‘andere geschriften’ als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv en kunnen voor het bewijs worden gebruikt ‘in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen’. Een ander bewijsmiddel kan tevens een ‘ander geschrift’ zijn (ECLI:NL:HR:2004:AO9131). Een bewezenverklaring die enkel op pgp-berichten steunt, betekent dus niet dat artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv is geschonden, nu het bewijsmiddel van het ene andere geschrift (een pgp-bericht) steun vindt in een tweede ander geschrift (pgp-bericht) (vgl. conclusie AG ECLI:NL:PHR:2023:163). Omdat ontsleutelde berichten ‘andere geschriften’ zijn van de verschillende verdachten en geen verklaringen van die verdachten in de zin van artikel 341, lid 4, Sv zijn, is ook dit artikel niet van toepassing.
Wel heeft de rechtbank behoedzaamheid betracht bij het gebruik van ontsleutelde berichten voor het bewijs. Indien de context onvoldoende blijkt, bijvoorbeeld omdat berichten ontbreken, heeft dat uiteraard consequenties voor de bewijswaarde. De rechtbank heeft steeds beoordeeld of voldoende duidelijk is waarover de berichten gaan en heeft de context van die berichten en het overige bewijsmateriaal bij de duiding betrokken. Dat de verdachten vaak maar wat riepen en uit verveling maar wat verstuurden, blijkt niet uit het dossier.
Hetzelfde geldt voor afgeluisterde gesprekken. Ook bij de beoordeling van de bewijswaarde van deze gesprekken heeft de rechtbank steeds de context en het overige bewijsmateriaal betrokken.
De stelling dat niet altijd duidelijk zou zijn of het gaat om doorgestuurde berichten, volgt de rechtbank niet. Het dossier bevat talloze berichten waarin de naam van de oorspronkelijke schrijver van het bericht is te zien. Die berichten zijn kennelijk doorgestuurd. Wanneer berichtenreeksen zijn doorgestuurd, zijn steeds beide namen van de deelnemers van dat gesprek te zien in de doorgestuurde berichten.
Tot slot is nog door meerdere verdachten aangevoerd dat ook anderen gebruik maakten van hun PGP-account(s), zodat de inhoud van de berichten niet (altijd) voor hun rekening kan komen. De rechtbank stelt hierbij voorop dat geen van de verdachten zelf duidelijk heeft gemaakt wie degene(n) dan zou(den) zijn geweest die van hun account gebruik maakte(n) en wanneer. Daarbij heeft de rechtbank gezien dat doorgaans de berichten van één account qua aard, inhoud en taalgebruik passen bij één gebruiker. Ook heeft de rechtbank geconstateerd dat bij de deelnemers aan de gesprekken geen enkele verwarring bestond met wie werd gecommuniceerd. Dat zou je wel verwachten als meerdere personen van het account gebruik zouden maken, zeker ook gezien de onderwerpen die besproken werden. Het zou logisch zijn dat dan bij het starten van een gesprek de gebruiker zou aangeven wie hij was. Dat heeft de rechtbank ook geconstateerd bij de accounts sportsvr/audirszes die zijn toegeschreven aan [verdachte 13] . In sommige berichten valt te lezen dat de gebruiker schreef: “Ik ben Tyson”, zodat duidelijk werd dat het niet [verdachte 13] was die op dat moment gebruik maakte van die accounts. Deze berichten van “Tyson” worden door de rechtbank dan ook niet toegeschreven aan [verdachte 13] . Verder heeft de rechtbank bij de verschillende berichtenreeksen een dergelijke aankondiging niet gezien.
Deze verweren worden dan ook verworpen.
5.5.2
PGP-identificaties
5.5.2.1 PGP-identificatie [verdachte 1]
Ennetcom
Aan [verdachte 1] wordt het Ennetcom-account ‘935v735886@ennetcom.com’ toegeschreven.
Uit het dossier volgt dat [verdachte 2] dit account in de periode van 13 maart 2013 tot en met 9 mei 2013 heeft gebruikt. Op 28 april 2013 zei [verdachte 2] tegen ‘Jutter’ dat hij deze telefoon aan “ouwe” gaat geven. Ouwe betreft een bijnaam van [verdachte 1] .
Vanaf 9 mei 2013 heeft ‘Jutter’ dit account opgeslagen als ‘Walter’. Uit het dossier volgt dat ook de gebruiker van het Encrochat-account ‘borneos’ ( [verdachte 18] ), het account van [verdachte 1] (‘outdoorfeline’) heeft opgeslagen als ‘Walter’.
[betrokkene 8] heeft voorts verklaard dat hij contact heeft gehad met ene ‘Walter’ over de handel in cocaïne en dat de echte naam van ‘Walter’ [verdachte 1] is. Tijdens zijn verhoor zijn foto’s getoond van [verdachte 1] en [betrokkene 8] heeft hem herkend als [verdachte 1] /Walter.
Op 9 mei 2013 vroeg ‘Jutter’ aan ‘Walter’ of hij hem morgen nog ergens heen moest brengen. Walter reageerde daarop dat dit niet hoefde, maar dat hij morgen jarig was en dat ‘Jutter’ welkom was. [verdachte 1] is op [geboortedag] jarig.
Tot slot is het taalgebruik van ‘Walter’ herkenbaar, bijvoorbeeld doordat hij het woord “moet” schrijft als “moed”. Dit komt ook naar voren bij de gesprekken die door [verdachte 1] worden gevoerd via zijn Encrochat-account ‘outdoorfeline’ (zie hierna).
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] vanaf 9 mei 2013 de gebruiker is geweest van het Ennetcom-account 935v735886@ennetcom.com.
PGP-Safe
Aan [verdachte 1] wordt het PGP-Safe-account ‘180cm37@pgpvipclub.com’ toegeschreven.
Dit account stond bij een andere PGP-Safe gebruiker, te weten ‘mwcv265v@pgpsafe.net’ opgeslagen als “ouwe ouwe”. Zoals hiervoor overwogen is ‘ouwe’ een bijnaam van [verdachte 1] .
Uit de gesprekken tussen hen in de periode van 30 april 2017 tot en met 1 mei 2017 volgt dat ‘ouwe ouwe’ een zanger nodig heeft voor een begrafenis op 4 april 2017 om 13.00 uur. Uit verdere tapgesprekken blijkt dat een bekende van [verdachte 1] euthanasie heeft gepleegd en dat de begrafenis plaatsvond op 4 mei 2017 om 13.00 uur.
Op 1 mei 2017 zei ‘ouwe ouwe’ dat hij bij De Lier was en daarna in het ziekenhuis bij zijn zus in Voorburg. In die periode lag de zus van [verdachte 1] in het ziekenhuis.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] de gebruiker is geweest van het PGP Safe-account ‘180cm37@pgpvipclub.com’.
Encrochat
Aan [verdachte 1] wordt het Encrochat-account ‘outdoorfeline’ toegeschreven.
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij van dit Encrochat-account gebruik maakte. De rechtbank stelt daarmee vast dat [verdachte 1] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account “outdoorfeline”.
SkyECC
Aan [verdachte 1] wordt het SkyECC-account ‘O12QLT’ toegeschreven.
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van de berichtendienst SkyECC.
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 1] in Spanje is een telefoon aangetroffen met de SkyECC-applicatie. Deze mobiele telefoon heeft als IMEI- [nummer 1] . Uit de Sky ECC-(meta)data is gebleken dat het SkyECC-account ‘O12QLT’ gebruik heeft gemaakt van voornoemd IMEI-nummer.
Dit SkyECC-account maakte gebruik van de naam ‘ouwe’, een bijnaam van [verdachte 1] .
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] de gebruiker is geweest van het Sky ECC-account ‘O12QLT”.
Te
n aanzien van alle accounts
n aanzien van alle accounts
De berichten die met al deze accounts zijn verstuurd en ontvangen volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat deze accounts door meerdere personen werden gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar deze accounts van [verdachte 1] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.2 PGP-identificatie [verdachte 2]
Ennetcom
Aan [verdachte 2] wordt het Ennetcom-account 935v735886@ennetcom.com toegeschreven. Dit account zou hij in de periode van 13 maart 2013 tot en met 9 mei 2013 hebben gebruikt.
Uit het dossier volgt dat dit account bij een ander Ennetcom-account staat opgeslagen als ‘pik’. ‘Pik’ is een bijnaam van [verdachte 2] . Het account heeft op enig moment contact met iemand die staat opgeslagen als ‘jutter’. Zij voeren op 25 april 2013 gesprekken waaruit kan worden opgemaakt dat zij beiden op zoek zijn naar ‘ouwe’, de vader van ‘pik’. ‘Ouwe’ is een bijnaam voor [verdachte 1] , de vader van [verdachte 2] .
Door ‘pik’ en ‘jutter’ werden op 25 en 26 april 2013 verder gesprekken gevoerd over de aanhouding van ‘ouwe’. Op 25 april 2013 is [verdachte 1] aangehouden in Delft voor overtreding van de Opiumwet.
Op 28 april 2013 zegt ‘pik’ dat hij deze telefoon (met het account 935v735886@ennetcom.com) aan ‘ouwe’ gaat geven. Vanaf 9 mei 2013 staat het account in de telefoon van ‘jutter’ opgeslagen onder de naam ‘walter’. Dat is een andere bijnaam van [verdachte 1] .
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat het Ennetcom-account 935v735886@ennetcom.com in de periode van 13 maart 2013 tot en met 8 mei 2013 toebehoorde aan [verdachte 2] . Nu er geen enkele aanwijzing is dat dit account gedurende deze periode door meerdere personen is gebruikt, oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 2] afkomstig en voor hem bestemd waren.
Encrochat
Aan [verdachte 2] worden de Encrochat-accounts ’ancientpuppy’ en ‘infamousvest’ toegeschreven. [verdachte 2] heeft hier geen verklaring over af willen leggen.
Het account ‘ancientpuppy’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met het IMEI- [nummer 2] . Dit IMEI-nummer was actief in de periode van 21 februari 2020 tot en met 15 mei 2020. Dit IMEI-nummer maakte in deze periode het vaakst verbinding met een basisstation aan [locatie 9] te Den Haag. De woning van [verdachte 2] aan de [locatie 10] in Den Haag valt binnen het bereik van dit basisstation. Het IMEI-nummer verplaatste zich ook tegelijk met de mobiele telefoon van [verdachte 2] met het [telefoonnnummer] .
Voor het account ‘infamousvest’ werd een mobiele telefoon gebruikt met het IMEI- [nummer 3] . Dit nummer was actief van 21 mei 2020 tot en met 12 juni 2020. Het basisstation aan [locatie 9] te Den Haag, waaronder ook de woning van [verdachte 2] valt, werd in die periode het meest aangestraald door het toestel.
Uit Encrochatgesprekken tussen ‘outdoorfeline’ (het Encrochat-account van [verdachte 1] ) en ‘inanimatemuffin’ (het Encrochat-account van [verdachte 10] ) volgt dat zij het over ‘pik’ hebben als zij het hebben over het account ‘ancientpuppy’. Tegen ‘secretram’ (het Encrochat-account van [verdachte 5] ) zegt ‘ancientpuppy’ zelf “dit is pik”.
Op 15 mei 2020 stuurt ‘ancientpuppy’ voorts een foto van de achterkant van een rijbewijs van [betrokkene 9] naar ‘secretram’ met de opmerking dat hij die persoon naar ‘secretram’ gaat brengen. Op die dag ziet het observatieteam dat [verdachte 2] en [betrokkene 9] vanaf de woning van [verdachte 2] in een auto vertrekken. Enige tijd later ziet het observatieteam dat [betrokkene 9] uit de auto van [verdachte 2] stapt en als bijrijder instapt bij [verdachte 5] .
Op 23 mei 2020 stuurde ‘inanimatemuffin’ de vraag: “wie?” naar Encrochat-gebruiker ‘infamousvest’. Deze laatste stuurde als antwoord ‘pik’. Vervolgens vroeg ‘inanimatemuffin’ of de oude mail weg kan. ‘infamousvest’ bevestigde dit.
Zowel het account van ‘ancientpuppy’ als ‘infamousvest’ zijn door anderen opgeslagen als ‘pik’. Het account ‘ancientpuppy’ staat ook opgeslagen als ‘slaapkop’ en het account ‘infamousvest’ als ‘zoon ouwe new’.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 2] gebruik maakte van het Encrochat-account ‘ancientpuppy’ in de periode van 21 februari 2020 tot en met 15 mei 2020 en van het Encrochat-account ‘infamousvest’ in de periode van 21 mei 2020 tot en met 12 juni 2020. De berichten die met deze accounts zijn verstuurd en ontvangen volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat deze accounts door meerdere personen werden gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar deze accounts van [verdachte 2] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 2] wordt het SkyECC-account ‘4CA2E3’ toegeschreven. [verdachte 2] heeft hier geen verklaring voor gegeven.
Op 16 september 2020 is [verdachte 2] aangehouden in zijn woning aan de [locatie 10] te Den Haag. Deze woning is doorzocht. Tijdens deze doorzoeking werd een telefoon, een iPhone 7, aangetroffen. Op deze telefoon stond de SkyECC applicatie. Het SkyECC-account ‘4CA2E3’ maakte gebruik van deze telefoon. De bijnamen van het account ‘4CA2E3’ waren onder meer ‘pik’ en ‘zoon ouwe’. Zoals hiervoor al beschreven is een bijnaam van [verdachte 2] ‘pik’ en een bijnaam van zijn vader [verdachte 1] ‘ouwe’.
Gelet op vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 2] de gebruiker is geweest van het SkyECC-account ‘4CA2E3’. De berichten die met dit account zijn verstuurd volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat dit account door meerdere personen werd gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van dit account van [verdachte 2] afkomstig waren.
ANOM
Aan [verdachte 2] wordt het ANOM-account ‘Linetool’ toegeschreven. [verdachte 2] heeft hier geen verklaring over willen afleggen.
De voorlopige hechtenis van [verdachte 2] is op 17 maart 2021 door de rechtbank geschorst en hij is die dag in vrijheid gesteld. Via dit account zijn op 23 maart 2021 voor het eerst berichten verstuurd.
De gebruiker van het account ‘Linetool’ ging op enig moment naar een camping. Uit het dossier volgt dat de telefoon van ‘Linetool’ op dat moment de telefoonmast aanstraalde in het gebied van de [camping] aan [locatie 11] in Wassenaar. [verdachte 2] verblijft ook regelmatig op deze camping.
Op 22 april 2021 stuurde ‘Linetool’ een bericht dat hij al een week ziek op bed lag met vermoedelijk corona. Uit een telefoongesprek op 24 april 2021 tussen [verdachte 1] en zijn zus [betrokkene 10] volgt dat meerdere familieleden corona hebben en dat [verdachte 2] ook ziek op bed ligt.
Op [geboortedag] 2021 stuurde ‘Linetool’ een bericht met de vraag “Al wat van auto gehoord word gek van dat afhankelijk zijn”. De auto van [verdachte 2] is op 13 april 2021 in beslag genomen door de politie.
Op 11 mei 2021 stuurde ‘Linetool’ vervolgens een bericht dat hij “gisteren pa zijn verjaardag [heeft] gevierd met [een] vuurwerkshow bij de gevangenis”. [verdachte 1] is op [geboortedag] jarig en zat op dat moment gedetineerd.
Gelet op vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 2] de gebruiker is geweest van het ANOM-account ‘Linetool’. Nu er geen enkele aanwijzing is dat dit account door meerdere personen is gebruikt, oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 2] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.3 PGP-identificatie [verdachte 3]
Encrochat
Aan [verdachte 3] wordt het Encrochat-account ‘risky.business’ toegeschreven. [verdachte 3] heeft verklaard dat hij van dit Encrochat-account gebruik maakte.
De rechtbank stelt daarom vast dat [verdachte 3] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘risky.business’. De berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 3] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 3] wordt het SkyECC-account ‘B8IL4S’ toegeschreven. [verdachte 3] heeft hier geen verklaring over afgelegd.
Het SkyECC-account ‘B8IL4S’ wordt gebruikt door een telefoon met het IMEI- [nummer 4] . Dit betreft een mobiele telefoon van het merk Apple, model iPhone 6S. Het SkyECC-account maakte gebruik van een simkaart met IMSI- [nummer 5] . Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 3] op 16 september 2020 is een iPhone 6S aangetroffen met een simkaart met dit IMSI-nummer.
Het account ‘B8IL4S’ is bij andere SkyECC gebruikers onder andere opgeslagen als ‘bril’. Dit is een bijnaam van [verdachte 3] .
Daarnaast heeft de gebruiker van het SkyECC -account ‘B8IL4S’ dezelfde manier van schrijven als de gebruiker van voornoemd Encrochat-account ‘risky.business’. Zo beginnen beiden hun berichten regelmatig met “Gdm” (goedemorgen) of “Gda” (goedenavond).
Tot slot geeft de gebruiker van ‘B8IL4S’ op 9 september 2020 om 15:44 uur aan dat hij bij Deil is en onderweg is naar Utrecht. Op 9 september 2020 om 15:40 uur straalde de mobiele telefoon van [verdachte 3] met [telefoonnummer 1] aan op een basisstation aan [locatie 12] in Deil.
Gelet op vorenstaande omstandigheden stelt de rechtbank vast dat [verdachte 3] de gebruiker is van het SkyECC-account ‘B8IL4S’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van [verdachte 3] afkomstig waren.
PGP-Safe
Aan [verdachte 3] wordt het PGP Safe-account ‘c937xk@exclusivePGP.com’ toegeschreven.
De gebruiker van het account c937xk@exclusivePGP.com staat bij PGP Safe-gebruiker mwcy265v@PGPsafe.net opgeslagen als ‘bril’. Dit betreft een bijnaam van [verdachte 3] .
Ter terechtzitting heeft [verdachte 3] verklaard over de berichten die zijn verstuurd met het genoemde PGP-Safe account en heeft hij niet ontkend dat hij deze berichten heeft verstuurd.
5.5.2.4 PGP-identificatie [verdachte 5]
Encrochat
Aan [verdachte 5] worden de Encrochat-accounts ‘secretram’ en ‘prizehunter’ toegeschreven. [verdachte 5] heeft geen verklaring afgelegd ten aanzien van het gebruik van deze Encrochat-accounts.
Ten aanzien van ‘secretram’
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het [telefoonnummer 2] op naam stond van [verdachte 5] en dat hij dit telefoonnummer ook daadwerkelijk in gebruik had. Tevens staat vast dat het userID ‘secretram’ gekoppeld was aan het IMEI- [nummer 6] en in de periode van 1 januari 2020 tot en met 14 mei 2020 actief was en in deze periode verbinding maakte met het basisstation op [locatie 13] Spaarndam. Het adres van [verdachte 5] , [locatie 14] Spaarndam, valt binnen het bereik van dit basisstation.
Op 15 april 2020 vond voorts een gesprek plaats tussen ‘secretram’ en ‘ancientpuppy’ ( [verdachte 2] ), waaruit volgde dat [betrokkene 9] naar ‘secretram’ zou komen. Door ‘secretram’ werd het adres [locatie 15] opgegeven. Vervolgens werd eerst om 15:00 uur afgesproken bij het ‘oude pand zwanenburg’. Uit observatiegegevens bleek dat die dag een voertuig met [betrokkene 9] als bestuurder werd waargenomen op [locatie 16] te Zwanenburg. [betrokkene 9] stapte vervolgens als bijrijder in een ander voertuig. De bestuurder van dit voertuig betrof [verdachte 5] . Na een tussenstop zijn [verdachte 5] en [betrokkene 9] naar het adres [locatie 7] te Lijnden gereden. Uit het dossier is bovendien gebleken dat voornoemd adres sinds 4 november 2019 op naam staat van [verdachte 5] .
Bij meerdere Encrochat-gebruikers stond ‘secretram’ opgeslagen onder de naam ‘Kuifje’. In meerdere chatgesprekken wordt gerefereerd aan ‘Kuifje’ waarmee kennelijk [verdachte 5] wordt bedoeld. [verdachte 1] verklaarde tevens (impliciet) dat hij met ‘Kuifje’ [verdachte 5] bedoelt.
Ten aanzien van ‘prizehunter’
Het userID ‘prizehunter’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met IMEI- [nummer 7] . Uit de historische verkeersgegevens van dit IMEI-nummer is gebleken dat de mobiele telefoon met dit IMEI-nummer actief was in de periode 9 juni 2020 tot en met 13 juni 2020. De mobiele telefoon straalde in deze periode het vaakst aan op het KPN-basisstation gelegen aan [locatie 13] te Spaarndam. Het verblijfadres van [verdachte 5] valt binnen het bereik van dit basisstation.
Uit onderzoek van diverse andere Encrochat-gebruikers is gebleken dat ook ‘prizehunter’ stond opgeslagen als ‘Kuifje’. Op 9 juni 2020 stuurde ‘prizehunter’ naar ‘badbutter’ het bericht: ‘Hello mate my new mail’. Verder stuurde ‘prizehunter’ op 10 juni 2020 naar ‘outdoorfeline’ het bericht ‘Kuifje’.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat de accounts ‘secretram’ en ‘prizehunter’ opvolgende accounts van elkaar zijn en door één en dezelfde persoon zijn gebruikt. Bij beide Encrochat-accounts werden immers overeenkomstige bijnamen gebruikt en de gebruiker van het account ‘prizehunter’ stelt zich ten aanzien van andere Encrochat-accounts voor met dezelfde bijnaam ‘kuifje’ die eerder was verbonden aan het Encrochat-account ‘secretram’.
Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank voorts vast dat [verdachte 5] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘secretram’ en ‘prizehunter’. De verdediging heeft aangevoerd dat de ontmoeting tussen [betrokkene 9] en [verdachte 5] niet heeft plaatsgevonden omdat [betrokkene 9] zegt dat hij geen ontmoeting heeft gehad. Dit volgt de rechtbank niet. Uit het observatieverslag volgt immers dat de verbalisanten [betrokkene 9] en [verdachte 5] herkend hebben van een foto van het tactisch team. De rechtbank heeft geen reden eraan te twijfelen. Daarbij komt dat diezelfde dag een screenshot van het rijbewijs van [betrokkene 9] aan ‘secretram’ gestuurd was met de mededeling dat deze naar ‘secretram’ zou komen én de gebruiker van ‘secretram’ een adres opgeeft dat bij [verdachte 5] in gebruik is. Bovendien wijzen de overige genoemde feiten en omstandigheden in de richting van [verdachte 5] . Dit alles tezamen maakt dat er bij de rechtbank geen twijfel is dat [verdachte 5] de gebruiker is van ‘secretram’. Nu ‘prizehunter’ het opvolgende account is, is [verdachte 5] ook de gebruiker van dat account.
De berichten die met deze accounts zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van deze accounts. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van [verdachte 5] afkomstig waren of voor hem bestemd.
SkyECC
Aan de verdachte wordt het SkyECC-account ‘TG7XF7’ toegeschreven. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd over het gebruik van SkyECC-account ‘TG7XF7’. De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het onderzoek 26Argus volgt dat de mobiele telefoon met IMEI- [nummer 8] was gekoppeld aan het SkyECC-account ‘TG7XF7’. Dit IMEI-nummer was gekoppeld aan een mobiele telefoon van het merk Apple, model IPhone 6. Bij de aanhouding van de verdachte en de daaropvolgende doorzoeking in de woning van de verdachte werd een Apple IPhone 6 met het IMEI- [nummer 9] aangetroffen. Deze mobiele telefoon bleek voorzien van de SkyECC-applicatie.
Vervolgens zijn in de periode van 1 juli 2020 tot en met 16 september 2020 de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon met het IMEI- [nummer 9] onderzocht. Hieruit bleek dat in voornoemde periode het meest aangestraalde basisstation was gelegen aan [locatie 13] te Spaarndam. Het verblijfadres van [verdachte 5] valt binnen de zendrichting en het theoretische bereik van voornoemd basisstation.
Op grond van het voornoemde stelt de rechtbank vast dat [verdachte 5] de gebruiker is geweest van het SkyECC-account ‘TG7XF7’ in de periode van 1 juli 2020 tot en met 16 september 2020.
5.5.2.5 PGP-identificatie [verdachte 10]
Encrochat
Aan [verdachte 10] wordt het Encrochat-account ‘inanimatemuffin’ toegeschreven. De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het IMEI- [nummer 10] behoort bij een PGP-telefoon. De user-ID ‘inanimatemuffin’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met dit IMEI-nummer. Uit de verkeersgegevens van deze mobiele telefoon bleek dat het toestel verbindingen maakte in de periode van 3 maart 2020 tot met 11 juni 2020. In deze periode maakte de mobiele telefoon hoofdzakelijk verbinding met het basisstation gelegen aan [locatie 17] te Rijswijk. [verdachte 10] stond in die periode ingeschreven op [locatie 18] te 's-Gravenhage. Dit adres valt binnen het theoretische bereik van dit basisstation.
Verder volgt uit een chatgesprek van 25 april 2020 tussen de Encrochat-accounts ‘inanimatemuffin’ en ‘outdoorfeline’ (het Encrochat-account van [verdachte 1] ) dat voor drie personen tickets waren geregeld en door ‘inanimatemuffin’ waren ontvangen op zijn privé telefoon. Uit afgeluisterde telefoongesprekken tussen [verdachte 4] en [verdachte 1] bleek dat zij op 25 april 2020 spraken over het boeken van een vlucht van Malaga naar Dublin en vervolgens naar Amsterdam. Hierbij werd gesproken over drie tickets, waarbij ook een ticket voor ‘Ben’ moest worden besteld. Uit de Passagiers Informatie ten aanzien van [verdachte 1] bleek dat op 25 april 2020 drie vliegtickets waren geboekt voor [verdachte 1] , [betrokkene 11] [betrokkene 12] en [verdachte 10] . Uit afgeluisterde telefoongesprekken van 29 april 2020 tussen [verdachte 1] en [verdachte 2] bleek de vlucht niet door te gaan. Op diezelfde dag liet ‘outdoorfeline’ aan ‘inanimatemuffin’ weten dat de vlucht niet door zou gaan en dat zij met de auto zouden vertrekken. In de IPhone van [verdachte 1] staat het gewone telefoonnummer van [verdachte 10] onder de naam ‘Ben Ali’ opgeslagen.
Uit voorgaande volgt dat [verdachte 10] de gebruiker is van het Encrochat-account ‘inanimatemuffin’. Daarbij zijn de berichten en het afgeluisterde gesprek aangaande de reis naar Spanje het meest in het oog springend. Daaruit volgt dat er voor onder andere [verdachte 10] en [verdachte 1] een vlucht was geboekt en dat aan ‘inanimatemuffin’ en het Encrochat-account van [verdachte 1] wordt doorgegeven dat de vlucht niet doorgaat. Hieruit volgt zonder twijfel dat ‘inanimatemuffin’ [verdachte 10] is. De aanwijzingen van de naam ‘Ben’ en het bereik van het basisstation vormen daarvoor bovendien steunbewijs.
De berichten die met dit account zijn verzonden en ontvangen, volgen voorts logisch op elkaar en de rechtbank heeft onvoldoende aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Dat de gebruiker met verschillende namen in telefoons van anderen is opgeslagen is daarvoor geen aanwijzing. Anderen kunnen [verdachte 10] immers op verschillende wijze opslaan. Daarbij is nergens een bericht te zien waarin iemand zich kenbaar maakt als iemand anders dan [verdachte 10] en evenmin is te zien dat iemand zich afvraagt of ze met [verdachte 10] of met iemand anders te maken hebben. Dat iemand de bijnaam ‘Ben’ niet kent, maakt niet dat deze dacht dat verschillende gebruikers gebruik maakten van dit in account. Overigens zegt [verdachte 10] ook zelf niet welke berichten hij dan wel of niet zou hebben gestuurd en evenmin dat hij deze telefoon met meerderen (bijvoorbeeld met zijn broers zoals door de verdediging is betoogd) heeft gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 10] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 10] wordt het SkyECC-account ‘K617LO’ toegeschreven. De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Op 16 september 2020 is uit een BMW voorzien van [kenteken 1] een Apple IPhone 7 mobiele telefoon in beslaggenomen. Deze auto was in gebruik bij [verdachte 10] . Deze mobiele telefoon is uitgelezen en daarop is de SKY-applicatie aangetroffen. Deze telefoon bevat gesprekken van het Sky ECC-account K617LO met gebruikersnaam ‘Plakband’. Uit het dossier blijkt dat Encrochat-account ‘inanimatemuffin’ (zoals hiervoor is vastgesteld in gebruik bij [verdachte 10] ) door Encrochat-account ‘ancientpuppy’ ook was opgeslagen als ‘plakband’.
Verder volgt uit een chatgesprek in de periode van 23 juni 2020 tot en met 25 juni 2020 tussen Sky-accounts ‘K617LO’ en ‘DK8UG2’ dat de gebruiker van ‘K617LO’ een werkgeversverklaring en een loonstrook naar de IND gaat sturen, waarop de burgerlijke staat ongehuwd staat vermeld, terwijl dit gehuwd moet zijn. Uit onderzoek bleek dat [verdachte 10] op 13 juli 2020 een ondertekende werkgeversverklaring en salarisstrook aan de IND heeft gestuurd waarop staat vermeld dat hij ongehuwd is. [verdachte 10] is gehuwd. De vrouw van [verdachte 10] , [betrokkene 13] , heeft de Turkse nationaliteit en beschikt over een verblijfsvergunning met als ingangsdatum 16 juni 2015. Deze verblijfsvergunning is met ingang van 14 juli 2020 verlengd tot 16 juni 2025.
Uit voorgaande volgt dat [verdachte 10] de gebruiker is geweest van SkyECC-account ‘K617LO’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Voor het overige geldt hetzelfde als hiervoor is gerelateerd over het gebruik van het Encrochat-account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 10] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.6 PGP-identificatie [verdachte 7]
Encrochat
Aan [verdachte 7] wordt het Encrochat-account ‘bravelemur’ toegeschreven.
heeft gezwegen over het gebruik van dit account.
Het account ‘bravelemur’ werd gebruikt op een telefoon voorzien van het IMEI- [nummer 11] . Dit IMEI-nummer maakte het meest gebruik van het basisstation aan [locatie 19] te Den Haag. Onder dit basisstation valt de woning van de vriendin van [verdachte 7] , [betrokkene 14] , aan [locatie 20] in Den Haag.
Op 4 mei 2020 stuurde ‘bravelemur’ berichten aan [verdachte 1] waaruit kan volgen dat hij in Panama is geweest. In de periode vanaf 9 maart 2020 tot en met 13 maart 2020 maakte de telefoon met voormeld IMEI-nummer verbinding in Panama. Op 14 maart 2020 tussen 13.02 uur en 15.24 uur maakte het toestel verbinding in Spanje en op 14 maart 2020 vanaf 17.14 uur maakte het toestel verbinding in Nederland. Uit de vluchtgegevens van [verdachte 7] blijkt dat hij voor 14 maart 2020 een vlucht had geboekt van Madrid naar Amsterdam.
In de periode van januari 2020 tot en met maart 2020 straalde de telefoon voorts meerdere keren aan in het buitenland, waaronder Spanje. Uit de vluchtgegevens van [verdachte 7] volgt dat hij op een aantal van die momenten ook vluchten had geboekt van en naar Spanje.
Het account ‘bravelemur’ staat bovendien bij andere Encrochat-gebruikers onder andere opgeslagen als ‘Hassan’, ‘Malaga’, ‘Soef/Souf/Zoef’, ‘Leiden’ en ‘Marok’. Deze bijnamen kunnen allemaal verwijzen naar [verdachte 7] . Uit diverse gesprekken is immers gebleken dat de gebruiker van het account ‘bravelemur’ de Arabische taal spreekt en van Marokkaanse origine zou zijn. Ook zou hij regelmatig in Leiden verblijven, dan wel daar woonachtig zijn. Per 14 december 2015 is [verdachte 7] geëmigreerd naar Malaga in Spanje. Tot slot blijkt uit de berichten van ‘bravelemur’ dat hij zichzelf ‘Souf’ noemt. Uit OVC-gesprekken bij [betrokkene(n) 4] volgt dat [verdachte 4] [verdachte 7] ‘Souf’ noemt.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 7] de gebruiker is van het Encrochat-account ‘bravelemur’. De berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 7] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 7] wordt het Sky ECC-account ‘5005A2’ toegeschreven. [verdachte 7] heeft gezwegen over het gebruik van dit account.
Zoals hiervoor beschreven was [verdachte 7] de gebruiker van het Encrochat-account ‘bravelemur’. Op 3 april 2020 en 18 mei 2020 vertelde [verdachte 7] via dit account aan verschillende personen dat zijn SkyECC-account ‘5005A2’ was.
Dit SkyECC-account maakte voorts gebruik van een Apple IPhone 6 met IMEI- [nummer 12] . Deze telefoon is op 16 september 2020 aangetroffen bij de doorzoeking van de verblijfplaats van [verdachte 7] .
Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat [verdachte 7] de gebruiker is geweest van het SkyECC-account ‘5005A2’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van [verdachte 7] afkomstig waren.
5.5.2.7 PGP-identificatie [verdachte 8]
Encrochat
Aan [verdachte 8] worden de Encrochat-accounts ‘sillyfly’ en ‘ithran’ toegeschreven.
heeft gezwegen over het gebruik van deze accounts.
Uit de gesprekken van ‘sillyfly’ bleek dat op 30 april 2020 een bericht was verstuurd naar ‘outdoorfeline’ ( [verdachte 1] )
"Ik heb nieuwe mail : ik heb je uitgenodigd: ithran".Vanaf het account ‘ithran’ werd voorts op 30 april 2020 een bericht verstuurd naar ‘limpbeta’
“Met Mo torrequebrada. die is mijn niuwe mail”.Hieruit volgt dat ‘sillyfly’ en ‘ithran’ opeenvolgende accounts zijn en dat deze door dezelfde persoon zijn gebruikt.
"Ik heb nieuwe mail : ik heb je uitgenodigd: ithran".Vanaf het account ‘ithran’ werd voorts op 30 april 2020 een bericht verstuurd naar ‘limpbeta’
“Met Mo torrequebrada. die is mijn niuwe mail”.Hieruit volgt dat ‘sillyfly’ en ‘ithran’ opeenvolgende accounts zijn en dat deze door dezelfde persoon zijn gebruikt.
Het Encrochat-account ‘sillyfly’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met het IMEI- [nummer 13] . De mobiele telefoon met dit IMEI-nummer was actief vanaf 1 december 2019 tot en met 1 mei 2020. In deze periode maakte de mobiele telefoon het vaakst verbinding met een viertal basisstations in Amsterdam. Het adres van [verdachte 8] , het [adres 1] Amsterdam ligt in de nabijheid van de vier aangestraalde basisstations.
Uit de berichten zoals verstuurd door ‘ithran’ blijkt deze uit Amsterdam en Benalmadena te komen, Spaans spreekt en zichzelf voorstelt als Mohamed en Mo Torrequebrada.
[verdachte 8] was woonachtig op het [adres 2] . Het [adres 2] te Benalmádena is gelegen in de wijk Torrequebrada. Daarnaast hebben diverse Encrochat-gebruikers Spaanstalige berichten naar ‘sillyfly’ en ‘ithran’ gestuurd. [verdachte 8] heeft ter zitting verklaard de Spaanse taal te spreken.
Voorts bleek dat andere Encrochat-gebruikers ‘sillyfly’ en ‘ithran’ hebben opgeslagen onder de namen: ‘Holandes’, ‘Kees’, ‘Kees 2’, ‘Amsterdam’, ‘Mo kees’, ‘Holandes Nuevo’, ‘Mokees’, ‘Mohamed Keiss’, ‘Ithiyar Neu’, ‘Kees Spanje’. Deze bijnamen kunnen verwijzen naar [verdachte 8] . Hij verbleef immers zowel in Spanje als in Nederland en uit een politieregistratie uit 2013 is gebleken dat [verdachte 8] als bijnaam ‘Kees’, Mo kees’ of een combinatie daarvan gebruikte.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 8] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘sillyfly’ en ‘ithran’. De berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 8] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.8 PGP-identificatie [verdachte 6]
Encrochat
Aan [verdachte 6] wordt het Encrochat-account ‘don-pedro’ toegeschreven. [verdachte 6] heeft ter zitting verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van dit Encrochat-account.
De rechtbank stelt dan ook vast dat [verdachte 6] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘don-pedro’.
[verdachte 6] heeft voorts verklaard dat hij anderen gebruik liet maken van zijn PGP-telefoon en dat hij dus niet alle gesprekken via het genoemde account heeft gevoerd. [verdachte 6] heeft evenwel niet concreet verklaard wie dan gebruik maakten van zijn telefoon en op welke momenten. Voorts stelt de rechtbank vast dat de berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden logisch op elkaar volgen. De rechtbank heeft ook geen enkele concrete aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Zo is nergens een bericht te zien waarin iemand zich kenbaar maakt als iemand anders dan [verdachte 6] en evenmin is te zien dat iemand zich afvraagt of ze met [verdachte 6] of met iemand anders te maken hebben. Dat, zoals door de verdediging is aangevoerd, verschillende gebruikers dit in persoon of via een ander communicatiemiddel kunnen hebben afgesproken, acht de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk. Daar komt bij dat [verdachte 6] dit zelf ook helemaal niet verklaard heeft. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 6] afkomstig en voor hem bestemd waren.
PGP-Safe
Aan [verdachte 6] wordt het PGP-Safe-account ‘bulky-stone’ toegeschreven. [verdachte 6] heeft ter zitting verklaard dat hij wel eens gebruik heeft gemaakt van dit PGP-Safe-account, maar dat hij niet in het bezit was van de mobiele telefoon waar dit account op stond geïnstalleerd en dat anderen ook gebruik van maakten.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de gebruiker is geweest van het PGP-Safe-account ‘bulky-stone’. Niet alleen zegt [verdachte 6] zelf dat hij er gebruik van heeft gemaakt, maar ook uit de bewijsmiddelen volgt voldoende wettig en overtuigend bewijs dat [verdachte 6] de gebruiker was van dat account. Ten aanzien van het verweer dat anderen ook gebruik zouden hebben gemaakt van dit account geldt ook voor dit account dat [verdachte 6] niet concreet verklaart wie dan gebruik maakten van zijn telefoon en op welke momenten. Uit de gesprekken met dit account volgt evenmin enige verwarring tussen gespreksdeelnemers over de identiteit van de persoon met wie gesproken wordt. Voor het overige geldt ook ten aanzien van dit account het hiervoor genoemde ten aanzien van het Encrochat-account ‘don pedro’. De rechtbank oordeelt daarmee dat alle berichten van en naar het PGP-Safe-account ‘bulky-stone’ van [verdachte 6] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 6] wordt het SkyECC-account ‘1GN5RP’ toegeschreven. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het mogelijk is dat hij van dit SkyECC-account gebruik heeft gemaakt.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier is gebleken dat het Encrochat-account ‘don-pedro’ op 26 maart 2020 van een andere Encrochat-account de vraag krijgt of hij al Sky heeft, ‘don-pedro’ antwoordt bevestigend en stuurt daarbij een afbeelding van SkyECC-account ‘1GN5RP’, waarbij staat vermeld dat de status beschikbaar is en het account nog 176 dagen geldig is.
Uit de SkyECC-metadata blijkt dat het SkyECC-account ‘1GN5RP’ gebruik heeft gemaakt van een mobiele telefoon met IMEI- [nummer 14] . Dit betreft een mobiele telefoon van het merk Google, model G020F Pixel 3a. Op 16 september 2020 heeft er tijdens de aanhouding van [verdachte 6] op het Spaanse adres [locatie 21] te Benalmadena (Spanje) een doorzoeking plaatsgevonden. Hierbij werden een aantal mobiele telefoons aangetroffen waaronder twee Google pixel 3a telefoons. Uit het digitaal onderzoek blijkt dat één van deze Google Pixel 3a telefoons is voorzien van voormeld IMEI-nummer.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 6] in de periode van 26 maart 2020 tot en met 16 september 2020 de gebruiker is geweest van SkyECC-account ‘1GN5RP’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen eveneens logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 6] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.9 PGP-identificatie [verdachte 9]
Encrochat
Aan [verdachte 9] wordt het Encrochat-account ‘xxxmariokartxxx’ toegeschreven. [verdachte 9] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Het IMEI- [nummer 15] behoort bij een PGP-telefoon. Het userID ‘xxxmariokartxxx’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met dit IMEI-nummer. Uit de verkeersgegevens van deze mobiele telefoon bleek dat het toestel verbindingen maakte in de periode van 1 januari 2020 tot en met 22 april 2020. In deze periode maakte de mobiele telefoon verbinding met het basisstation gelegen aan [locatie 22] te Rotterdam. [verdachte 9] stond in die periode op [locatie 23] te Rotterdam ingeschreven. Dit adres valt binnen het theoretische bereik van voornoemd basisstation.
Verder volgt uit een chatgesprek van 5 april 2020 tussen de Encrochat-accounts ‘paribokartel’ en ‘xxxmariokartxxx’ dat ‘paribokartel’ langs wilde komen bij ‘xxxmariokartxxx’ en vroeg om diens adres, waarop ‘xxxmariokartxxx’ het adres ‘ [locatie 23] ’ en ‘Rotterdam zuif’ doorgaf. Op 30 april 2020 stuurde ‘xxxmariokartxxx’ op de vraag of hij een foto van zichzelf wilde sturen, een foto. Dit betreft een foto van [verdachte 9] .
Uit een chatgesprek van 14 mei 2020 tussen ‘xxxmariokartxxx’ en ‘don-pedro’ (het Encro-account van [verdachte 6] ) blijkt daarnaast dat zij elkaar zouden ontmoeten omstreeks 12.55 uur bij de locatie ‘Mastbos’. Uit een observatieverslag van 14 mei 2020 bleek dat [verdachte 9] rond 13.06 uur een ontmoeting had met [verdachte 6] op het parkeerterrein aan de [locatie 24] te Breda, hetgeen nabij het bosgebied ‘Mastbos’ ligt.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, volgt uit voorgaande naar oordeel van de rechtbank dat [verdachte 9] wel degelijk de gebruiker is geweest van Encrochat-account ‘xxxmariokartxxx’. Dat iemand anders de foto van [verdachte 9] zou hebben gemaakt is volstrekt onlogisch gelet op de inhoud van het gesprek. Bovendien wijzen het adres van [verdachte 9] dat ‘xxxmariokartxxx’ stuurde en de observatie die is gedaan enkel in de richting van [verdachte 9] . De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen voorts logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. In tegendeel, in veel van de berichten worden steeds dezelfde soort spel- en tikfouten gemaakt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 9] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 9] wordt het SkyECC-account ‘M6MVPS’ toegeschreven. [verdachte 9] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Op 16 september 2020 is [verdachte 9] aangehouden op het adres [locatie 26] te Capelle aan den IJssel. Tijdens de daaropvolgende doorzoeking werd een mobiele telefoon, Apple iPhone 6, aangetroffen voorzien van de SkyECC-applicatie. Deze mobiele telefoon heeft als IMEI- [nummer 16] . Uit de SkyECC-(meta)data is gebleken dat het SkyECC-account ‘M6MVPS’ gebruik heeft gemaakt van dit IMEI-nummer.
Deze Apple iPhone 6 was actief in de periode van 4 juni 2020 tot en met 23 augustus 2020 en maakte het meest verbinding met het basisstation gelegen op [locatie 25] te Capelle aan den IJssel. Het adres waar [verdachte 9] in die periode verbleef, te weten het adres [locatie 26] te Capelle aan den IJssel, valt binnen het theoretische bereik van dat basisstation.
Verder is uit een chatbericht van 5 september 2020 gebleken dat door de gebruiker van het SkyECC-account ‘M6MVPS’ twee foto's van een Belgische- en Nederlandse identiteitskaart op naam van [verdachte 9] zijn verstuurd naar het SkyECC-account ‘MUFG60’.
Uit voorgaande volgt dat [verdachte 9] de gebruiker is geweest van SkyECC-account ‘M6MVPS’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 9] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.10 PGP-identificatie [verdachte 11]
Encrochat
Aan [verdachte 11] worden de Encrochat-accounts ‘alecub’ en ‘richenergy’ toegeschreven. [verdachte 11] heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Op 6 april 2020 stuurde ‘alecub’ aan ‘xxxmariokartxxx’ dat hij een nieuw Encrochat-account heeft, namelijk ‘richenergy’. Hiermee stelt de rechtbank allereerst vast dat de gebruiker van het account ‘alecub’ dezelfde persoon is als de gebruiker van het account ‘richtenergy’.
Op 9 juni 2020 had ‘richenergy’ een chatgesprek met de Encrochat-gebruiker ‘jadeblade’. In dit gesprek schreef ‘richenergy’ dat een dag eerder een rechtszaak had plaatsgevonden. Hierna stuurde ‘richenergy'' een afbeelding van een artikel van de internetpagina ‘crimesite’. Dit betrof het artikel met de naam ‘Alle verdachten cocaïneonderzoek op vrije voeten’. Vervolgens schreef ‘richenergy’ dat iedereen vrij was, maar dat hij nog gezocht werd omdat hij nog verhoord moest worden. Uit het genoemde artikel ‘Alle verdachten cocaïneonderzoek op vrije voeten’ blijkt dat het om het strafrechtelijk onderzoek ‘Grant’ ging dat heeft gediend in de rechtbank te Arnhem. [verdachte 11] was verdachte in dat onderzoek. Uit navraag bij het onderzoek ‘Grant’ bleek dat men een aantal keren getracht had om [verdachte 11] aan te houden. Daarbij schreef ‘richenergy’ dat niemand had gepraat, ‘alleen in de auto’.
De rechtbank ziet hierin een stevige aanwijzing dat [verdachte 11] de gebruiker is van dit account. Daarbij komt nog het volgende.
Door andere Encrochat-gebruikers stond het account van ‘richenergy’ onder andere opgeslagen als ‘turk’ en ‘denhaag’. Ook het account ‘alecub’ staat opgeslagen als ‘alecub(denhaag)’ door gebruiker ‘ultraflamingo’. Daaruit kan worden afgeleid dat de gebruiker van ‘richenergy’ een persoon is van Turkse afkomst die in Den Haag woont. [verdachte 11] is de enige verdachte van Turkse komaf uit Den Haag in het onderzoek Grant.
Ook staat ‘richenergy’ genoemd onder de namen ‘Ibba’ en ‘Ibus’. Deze afkortingen zijn bekend als bijnamen of afkortingen voor de naam Ibrahim. Ook in de chatgesprekken wordt ‘richenergy’ met regelmaat aangesproken als ‘Ib’, ‘Ibski’, ‘Ibba’ en ‘Ibsko’, waaruit eveneens kan worden afgeleid dat de gebruiker van het account ‘richenergy’ de voornaam Ibrahim heeft. Daarnaast is aan het account ‘richenergy’ de naam ‘supragga’ gegeven wat kan slaan op ‘agga’, zoals Den Haag in straattaal wordt genoemd.
Uit een gesprek tussen ‘richenergy’ en ‘don-pedro’ ( [verdachte 6] ) op 12 juni 2020 blijkt dat de zoon van ‘richenergy’ een geldbedrag van € 2.000,- heeft gebracht bij ‘don-pedro’. De zoon van ‘richenergy’ maakte gebruik van het Encrochat-account ‘wiseballoon’. ‘Wiseballoon’ stuurde op 9 juni 2020 om 19.33 uur een bericht naar ‘richenergy’ ‘Gelukt ben thuis’ . ‘Wiseballoon’ maakte gebruik van het IMEI- [nummer 17] . Dit IMEI-nummer straalde op 9 juni 2020 om 20.09 uur het basisstation aan [locatie 27] in Den Haag aan. Onder dit basisstation valt het adres van de gezinsleden van [verdachte 11] en zijn zoon [betrokkene 15] aan [locatie 28] in Den Haag. Het adres waar [betrokkene 15] stond ingeschreven, [locatie 29] in Den Haag, valt weliswaar niet onder het basisstation aan [locatie 27] , maar de eigenaar van die woning heeft verklaard dat [betrokkene 15] hier niet woont.
Uit overige gesprekken tussen ‘wiseballoon’ en ‘richenergy’ volgt dat ‘wiseballoon’ onder behandeling is bij een kliniek voor ‘multi vitamine’. Uit de politiesystemen volgt dat [betrokkene 15] op 27 februari 2020 heeft verklaard dat hij iedere week een B12 injectie krijgt omdat hij in het verleden te veel lachgas heeft gebruikt.
Het account ‘richenergy’ heeft contacten met [verdachte 6] . Uit het onderzoek Chapada volgt dat [verdachte 11] [verdachte 6] kent en tevens [verdachte 19] die ook in het onderzoek Taxus voorkomt. Ook heeft ‘richenergy’ contact met [verdachte 6] over diens zus. [betrokkene 16] heeft verklaard [verdachte 11] te kennen en dat hij wel eens kwam eten bij [verdachte 6] thuis.
Dit alles bij elkaar leidt de rechtbank tot het oordeel dat de gebruiker van de Encrochat-accounts ‘richenergy’ en ‘alecub’ [verdachte 11] was. Zoals opgemerkt is met name de informatie over de zaak Grant een sterke aanwijzing dat [verdachte 11] de gebruiker is van deze accounts. In het vonnis (ECLI:NL:RBGEL:2020:6215) in die zaak is te lezen dat gesprekken zijn afgeluisterd in auto’s. Deze informatie stond niet in de artikelen op ‘crimesite’, maar daar wist de gebruiker van ‘richenergy’ wel van. Dat het om iemand anders zou gaan, zoals door de verdediging is aangevoerd, blijkt verder nergens uit. Voorts volgt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte 11] geen toevallige voorbijganger is, maar dat hij een bekende is van [verdachte 6] , [verdachte 19] en [betrokkene 16] die allemaal voorkomen in het dossier Taxus. Dit tezamen met de overige genoemde feiten en omstandigheden maakt dat de rechtbank geen twijfel heeft over de identiteit van de gebruiker van deze accounts, te weten [verdachte 11] . De berichten die met deze accounts zijn ontvangen en verzonden, volgen voorts logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van deze accounts. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van [verdachte 11] afkomstig waren of voor hem bestemd.
5.5.2.11 PGP-identificatie [verdachte 17]
Encrochat
Aan [verdachte 17] worden de Encrochat-accounts ‘superturbolegend’ en ‘turbofullpower’ toegeschreven. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd.
Het Encrochat-account ‘superturbolegend’ verstuurde diverse foto’s van zichzelf. Op deze foto’s is [verdachte 17] te zien.
Op 29 april 2020 stuurde ‘superturbolegend’ voorts naar ‘outdoorfeline‘ de vraag “kan je contract maken voor leas 540 i op naam van mijn zwager’’. Vervolgens stuurde ‘outdoorfeline’ de user-ID ‘stylishgin’ door naar ‘superturbolegend’ en ontstond er contact tussen hen. Uit het gesprek tussen ‘stylishgin’ en superturbolegend’ bleek dat het contract gescand en via de mail verstuurd diende te worden. Door ‘superturbolegend’ werd vervolgens het [e-mailadres] naar ‘stylyshgin‘ verstuurd. Dit e-mailadres is in gebruik te zijn bij [betrokkene 17] . Hij was getrouwd met [betrokkene 18] , zijnde de zus van [verdachte 17] . [betrokkene 17] is dus de zwager van [verdachte 17] .
Door verschillende Encrochat-gebruikers is ‘superturbolegend’ bovendien opgeslagen als ‘Belg’, ‘belg 2020’ of ‘belg sp’. [verdachte 17] bezit de Belgische nationaliteit. De bijnaam ‘belg’ past bij de identiteit van [verdachte 17] .
Uit berichten van ‘superturbolegend’ van 30 april 2020 tussen ‘hierzijnweweerzus’ en ‘superturbolegend’ bleek dat de moeder van ‘superturbolegend’ op 30 april 2020 jarig was. De moeder van [verdachte 17] is op 30 april jarig is. Verder bleek uit berichten van ‘hierzijnweweerzus’ en ‘largecardinal’ dat zij de gebruiker van ‘superturbolegend’ aanspraken als ‘ [verdachte 17] .’
Op 24 mei 2020 stuurde de gebruiker van ‘superturbolegend’ voorts naar 17 contactpersonen het bericht dat ‘turbofullpower’ het opvolgende account was van ‘superturbolegend’.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 17] gebruik maakte van het Encrochat-account ‘superturbolegend’ en opvolgend van het Encrochat-account ‘turbofullpower’. De berichten die met deze accounts zijn verstuurd en ontvangen volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat deze accounts door meerdere personen werden gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 17] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.12 PGP-identificatie [verdachte 13]
Encrochat
Aan [verdachte 13] worden de Encrochat-accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’ toegeschreven. [verdachte 13] heeft hierover geen verklaring willen afleggen.
Het account ‘sportsvr’ maakte gebruik van het IMEI- [nummer 18] . Dit nummer was actief in de periode van 8 januari 2020 tot en met 22 april 2020. Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat de telefoon met dit IMEI-nummer zich op een aantal momenten naar het buitenland verplaatste. Zo maakte de telefoon op verschillende momenten verbinding in Nederland en Spanje. De momenten waarop dit gebeurde kwamen overeen met de vluchtgegevens van [verdachte 13] van en naar Spanje. Ook maakte de telefoon op enig moment verbinding met een basisstation op Curaçao, op het moment dat [verdachte 13] volgens de vluchtgegevens op Curaçao was aangekomen.
Vanaf 8 mei 2020 stuurde ‘sportsvr’ naar verschillende accounts dat hij een nieuw Encrochat-account had, namelijk ‘audirszes’. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’ door dezelfde persoon werden gebruikt.
De accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’ staan voorts bij andere accounts onder andere opgeslagen als ‘marco’, ‘den bosch 1’, ‘rolex’, ‘oog’, ‘Popeye’, ‘1 oog’, ‘schele’, ‘satu’, ‘boxer’, ‘capellania2020’ en ‘rs6’. Deze bijnamen kunnen verwijzen naar [verdachte 13] . Zo verwijst Marco naar de voornaam van [verdachte 13] en was hij woonachtig in Den Bosch. Op een politiefoto uit 2018 is bovendien een afwijking te zien aan een oog van [verdachte 13] . ‘Satu’ kan voorts verwijzen naar motorclub Satudarah. Uit het bedrijfsprocessysteem van de politie volgt dat [verdachte 13] lid was van Satudarah MC.
Boxer kan verwijzen naar het feit dat [verdachte 13] boksles geeft en uit de gesprekken die ‘sportsvr’ voert volgt ook dat hij bokst. Capellania is een wijk in de gemeente Benalmádena in Spanje waar [verdachte 13] woonachtig was. Verder volgt uit gesprekken van 31 maart 2020 tot en met 4 april 2020 dat [verdachte 1] en [verdachte 10] het over ‘Rolex’ hebben als zij het hebben over [verdachte 13] . Op de telefoon van [verdachte 13] zijn ook diverse afbeeldingen van horloges van het merk Rolex aangetroffen, waaruit kan volgen dat hij een voorliefde heeft voor horloges van dit merk. Tot slot wordt in meerdere bijnamen van de accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’ verwezen naar een Audi of specifiek een Audi RS6. [verdachte 13] heeft in de periode van 6 mei 2020 tot en met 15 september 2020 een Audi SQ7 op naam gehad. Een Spaans observatieteam heeft op 3 januari 2019 gezien dat [verdachte 13] en [verdachte 1] in Spanje gebruik maakten van een Audi RS6.
Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 13] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’. De berichten die met deze accounts zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar. Daarmee oordeelt de rechtbank dat de berichten waarin niet werd gezegd dat Tyson op dat moment de gebruiker was, van [verdachte 13] afkomstig waren of voor hem bestemd.
SkyECC
Aan [verdachte 13] worden de SkyECC-accounts ‘CF8AFP’ en ‘4GCKSH’ toegeschreven. Ook hierover heeft hij geen verklaring willen afleggen.
Uit een gesprek dat [verdachte 13] met het Encrochat-account ‘sportsvr’ op 18 april 2020 voerde met ‘palacepizza’ volgt dat hij vanaf dat moment in het bezit was van een Sky-telefoon. Op 22 april 2020 voerde [verdachte 13] een gesprek met ‘malletshore’ en zegt hij dat ‘CF8AFP’ zijn SkyECC-account is. Gelet hierop staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [verdachte 13] de gebruiker was van het SkyECC account ‘ CF8AFP’. Dit account werd tot en met 6 juli 2020 vrijwel dagelijks gebruikt. Daarna alleen nog op 15, 16 en 17 juli 2020.
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 13] op 16 september 2020 is een IPhone 7 aangetroffen met het IMEI- [nummer 19] . Deze telefoon werd gebruikt door het SkyECC-account ‘4GCKSH’. De telefoon straalde vanaf 24 juni 2020 de basisstations in de omgeving van de woning van [verdachte 13] aan [locatie 6] in Den Bosch het meest aan. De SkyECC-accounts ‘CF8AFP’ en ‘4GCKSH’ hadden 24 overeenkomstige contacten. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat [verdachte 13] ook de gebruiker was van het SkyECC-account ‘4GCKSH’.
5.5.2.13 PGP-identificatie [verdachte 18]
Aan [verdachte 18] wordt het Encrochat-account ‘borneos’ toegeschreven. [verdachte 18] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Encrochat
Het Encrochat-account ‘borneos’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met het IMEI- [nummer 20] . Dit IMEI-nummer straalde over de periode 1 januari 2020 tot en met 13 juni 2020 de KPN basisstations gelegen aan [locatie 30] te Amsterdam en aan [locatie 31] te Amsterdam, het vaakst aan. Het verblijfadres van [verdachte 18] , [locatie 32] te Amsterdam, valt binnen de theoretische zendrichting en bereik van deze basisstations.
Andere Encrochat-gebruikers hadden het Encrochat-account ‘borneos’ opgeslagen als ‘Tolk’. [verdachte 1] heeft ter terechtzitting van 13 maart 2023 verklaard dat hij contact had met [verdachte 18] die voor hem als tolk optrad in de berichtgeving tussen een persoon genaamd [betrokkene 38] en hem. [verdachte 1] heeft daarbij verklaard dat het contact tussen hem en [betrokkene 38] bijna altijd via [verdachte 18] liep. Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat het steeds ‘borneos’ was die contact had met enerzijds [verdachte 1] en anderzijds ‘ [betrokkene 38] ’ (het Encrochat-account Rubbercake).
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 18] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘borneos’. De berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 18] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 18] wordt het SkyECC-account ‘Q6E549’ toegeschreven. [verdachte 18] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Uit berichten van het Encrochat-account ‘borneos’ van [verdachte 18] blijkt dat hij ook de beschikking heeft over het SkyECC-account ‘Q6E549’. Uit een aantal berichten blijkt voorts dat de gebruiker van het SkyECC-account ‘Q6E549’ ‘chili’ of ‘tolk’ wordt genoemd. Verder blijkt uit de berichten zoals gevoerd door het SkyECC-account ‘Q6E549’ dat de gebruiker optreedt als tolk en berichten uitwisselt met [betrokkene 38] en dat de informatie moet worden doorgegeven aan ‘ouwe’.
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat [verdachte 18] ook de gebruiker is geweest van het SkyECC-account ‘Q6E549’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van dit account van [verdachte 18] afkomstig waren.
5.5.2.14 PGP-identificatie [verdachte 4]
Encrochat
Aan [verdachte 4] wordt het Encrochat-account ‘stylishgin’ toegeschreven.
[verdachte 4] heeft verklaard dat hij van dit Encrochat-account gebruik maakte. De rechtbank stelt daarom vast dat [verdachte 4] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘stylishgin’.
Voor zover door de verdediging is aangevoerd dat ook andere personen van de PGP-telefoon van [verdachte 4] gebruik hebben kunnen maken overweegt de rechtbank als volgt. [verdachte 4] heeft niet concreet verklaard wie dan gebruik maakten van zijn telefoon en op welke momenten. Voorts stelt de rechtbank vast dat de berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden logisch op elkaar volgen. De rechtbank heeft ook geen enkele concrete aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Zo is nergens een bericht te zien waarin iemand zich kenbaar maakt als iemand anders dan [verdachte 4] en evenmin is te zien dat iemand zich afvraagt of ze met [verdachte 4] of met iemand anders te maken hebben. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 4] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.15 PGP-identificatie [verdachte 12]
Encrochat
Aan [verdachte 12] wordt het Encrochat-account ‘hetty’ toegeschreven. [verdachte 12] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Het Encrochat-account ‘hetty’ is gebruikt in de periode van 27 maart 2020 tot en met 6 juni 2020 in een telefoon met IMEI- [nummer 21] . Op 27 april 2020 stuurde ‘hetty’ een bericht waarin hij twee telefoonnummers noemde, waarbij hij het [telefoonnummer 3] als privénummer opgaf. In de politiesystemen werd dit nummer teruggevonden als het telefoonnummer waarvan [betrokkene 19] heeft verklaard dat dit het telefoonnummer was van haar vriend, [verdachte 12] , en dat hij zou werken in Cuijk. [betrokkene 19] en [verdachte 12] hebben samen een dochter.
Voornoemd [telefoonnummer 3] , was in de periode van 15 mei 2020 tot en met 17 juni 2020 actief in een telefoon met IMEI- [nummer 22] . Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 12] in Spanje op 16 september 2020 is een mobiele telefoon aangetroffen met een duo-sim en was voorzien van de IMEI- [nummer 23] en voormeld IMEI-nummer.
In chats tussen de gebruikers ‘hetty’ en ‘don-pedro’ ( [verdachte 6] ) komen berichten voor over het [bedrijf 4] te Cuijk. Het account van ‘hetty’ staat bovendien bij andere Encrochat-gebruikers onder andere opgeslagen als ‘ Rene bv Spanje’, ‘Renee’ en ‘autobv’.
Deze namen kunnen slaan op de voornaam van [verdachte 12] . [verdachte 12] is voorts sinds 4 januari 2017 woonachtig in Spanje. Daarbij was [betrokkene 19] in de periode van 4 oktober 2018 tot en met 1 april 2020 enig aandeelhouder van [bedrijf 4] In een ander politieonderzoek werd op 19 oktober 2019 de beheerder van autohandel [bedrijf 4] gehoord als getuige en dit betrof [verdachte 12] .
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het Encrochat-account ‘hetty’ toebehoort aan [verdachte 12] . De berichten die met dit account zijn verzonden en ontvangen, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 12] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.16 PGP-identificatie [verdachte 25]
Encrochat
Aan [verdachte 25] worden de Encrochat-accounts ‘zippylord’ en ‘masrur’ toegeschreven. [verdachte 25] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Uit berichtenverkeer tussen de Encrochat-accounts ‘pgpmaster’ en ‘zippylord’ van 3 april 2020 blijkt dat zij een afspraak maken om elkaar te zien. ‘Zippylord’ stuurt dat hij thuis in Rijswijk is en geeft [locatie 33] in Rijswijk door. [verdachte 25] staat ingeschreven op dit adres. Bij andere Encrochat-gebruikers is het Encrochat-account ‘zippylord’ bovendien opgeslagen als ‘kale agga’, ‘kale m’ en ‘kale’. Deze bijnamen passen bij (het uiterlijk van) [verdachte 25] .
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [verdachte 25] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘zippylord’.
Op [geboortedag] 2020 stuurde de gebruiker van het Encrochat-account ‘masrur’ naar ‘horridhedge’ het bericht: “hoe gaat het vriend met zippylord, dit is nieuw’. De rechtbank leidt hieruit af dat ‘masrur’ het opvolgende Encrochat-account is van ‘zippylord’ en aldus ook in gebruik is geweest bij [verdachte 25] .
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 25] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘zippylord’ en ‘masrur’. De berichten die met deze accounts zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van deze accounts. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar deze accounts van Marco Werhmann afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.17 PGP-identificatie [verdachte 19]
Encrochat
Aan [verdachte 19] worden de Encrochat-accounts ‘falconetti’ en ‘pietpiraat’ toegeschreven. [verdachte 19] heeft zich ter zitting beroepen op zijn zwijgrecht.
Het Encrochat-account ‘falconetti’ is bij andere Encrochat-gebruikers opgeslagen als ‘tedteretedketed’, ‘teddie’ en ‘ [verdachte 19] Bolle’. Deze namen kunnen wijzen op (verbasteringen van) de naam [verdachte 19] .
Vanaf 9 april 2020 is er contact tussen de accounts ‘don-pedro’ ( [verdachte 6] ) en ‘blondesmurf’ (o.a. [betrokkene 16] ). ‘Don-pedro’ stuurde naar ‘blondesmurf’: “ [verdachte 19] appt je komt eraan”, waarop ‘blondesmurf’ reageerde met: “Ja heb hem”. ‘Blondesmurf’ had op dat moment al contact met ‘falconetti’, die dit account had opgeslagen als ‘ [verdachte 19] ’.
Op 16 april 2020 vroeg ‘xxxmariokartxxx’ ( [verdachte 9] ) voorts aan ‘falconetti’ een adres voor het laden van dozen. Hierbij gaf ‘falconetti’ het volgende [adres 3] te Den Hoorn. Dit adres is het BRP-adres van [verdachte 19] .
Op 22 april 2020 stuurde ‘falconetti’ verder aan het Encrochat-account ‘kale-boer’ dat “deze er zo uit gaat, van de week komen de nieuwe telfs uit, daar wacht ik op, je kan mij altijd via bolle bereiken”. Op 16 mei 2020 om 10:05 uur stuurde ‘pietpiraat’ het volgende bericht naar ‘don-pedro’: "Annetje ook mij toevoegen". Diezelfde dag stuurde het Encrochat-account ‘don-pedro’ ( [verdachte 6] , bijnaam Bolle) naar ‘blondesmurf’: “dit is [verdachte 19] , pietpiraat”.
Gelet op het voornoemde is de rechtbank is van oordeel dat [verdachte 19] de gebruiker is geweest van de Encrochat-account ‘falconetti’.
Nu ‘falconetti’ aangaf dat dit account eruit ging, dat hij wachtte op een nieuwe telefoon en via ‘bolle’ te bereiken was, rechtvaardigt dat de conclusie dat het account ‘falconetti’ ophield en dat [verdachte 19] te bereiken was via [verdachte 6] . Anders dan de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat het gegeven dat ‘pietpiraat’ een paar weken later aan diezelfde [verdachte 6] vroeg om ‘Annetje’ ook hem toe te laten voegen en [verdachte 6] vervolgens dit account met de naam ‘ [verdachte 19] ’ aan zijn zus, [betrokkene 16] , doorstuurt, voldoende bewijs oplevert dat dit het nieuwe account van [verdachte 19] was. In het dossier is immers geen enkele aanwijzing te vinden dat sprake is van nog een andere ‘ [verdachte 19] ’ met een PGP-telefoon die een connectie is van [verdachte 6] én ‘blondesmurf’. Het was ook juist [verdachte 19] wiens PGP-account ophield te bestaan waarna hij via [verdachte 6] te bereiken was.
De berichten die met deze accounts zijn verstuurd en ontvangen volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat deze accounts door meerdere personen werden gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 19] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.3
B.1 Verdovende middelen en omkoping (feiten 1, 2, 3 en 5)
5.5.3.1 Juridische kaders voorbereidingshandelingen en medeplegen
De volgende begrippen komen hierna in dit vonnis veelvuldig voor. Daarom zet de rechtbank reeds hier de juridische kaders daarvan uiteen.
Voorbereidingshandelingen
Er is sprake van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet indien de verdachte opzettelijk (1) een ander tracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daar daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid middelen of lichtingen te verschaffen (2), zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen, en/of (3) voorwerpen, vervoersmiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstig moet vermoeden dat deze bestemd zijn tot het plegen van dat feit. Er moet worden beoordeeld of deze handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met deze handelingen voor ogen had. Een voornemen en/of vraag uitzetten kan al een dergelijke strafbare handeling opleveren indien deze handeling concreet op het doel is gericht.
Medeplegen
Om te kunnen spreken van medeplegen moet er sprake zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) bij het plegen van een strafbaar feit en moet de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht aan het feit hebben geleverd. De bijdrage van de medepleger kan worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit, maar ook voor of na het plegen van het strafbare feit. Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen is niet vereist dat de verdachte lijfelijk aanwezig is geweest bij het plegen van het feit. Ook hoeft niet elke medepleger exact op de hoogte te zijn van de bijdrage(n) van de andere medepleger(s). De vraag of er sprake is van medeplegen ziet op de mate waarin door de verdachten is samengewerkt en minder op de vraag wie welke feitelijke handeling heeft verricht. Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking komt waarde toe aan de volgende factoren: de intensiteit van de samenwerking, eventuele taakverdeling, de rol in de voorbereiding, gezamenlijke uitvoering en afhandeling van het delict en het belang van die rol, het zich niet terugtrekken op daarvoor geëigende tijdstippen en de aanwezigheid op de beslissende momenten.
5.5.3.2 Duiding van chatberichten
Door de verdediging is betoogd dat op basis van het procesdossier geen eenduidige betekenis kan worden gegeven aan veelvoorkomende termen, afkortingen en benamingen uit de chatgesprekken. De inhoud van de chatgesprekken is daarmee te onduidelijk om de conclusie te dragen dat de gesprekken gingen over (het voorbereiden van) de handel in en/of productie van verdovende middelen.
De rechtbank stelt vast dat in de chatgesprekken regelmatig afkortingen of versluierd taalgebruik worden gebruikt. Het betreffen afkortingen die kunnen duiden op verdovende middelen, kwaliteitsaanduidingen voor verdovende middelen, de productie van synthetische verdovende middelen, maar ook termen die personen aanduiden.
De politie heeft op basis van openbaar toegankelijke bronnen, feiten van algemene bekendheid en onderzoek naar prijzen van verdovende middelen en (pre)precursoren duiding gegeven aan verschillende termen en begrippen die in de chatgesprekken zijn gebruikt. De rechtbank verenigt zich met die uitleg van de politie. Zo is deze duiding in lijn met hetgeen de rechtbank ambtshalve bekend is geworden uit andere Opiumwetzaken. Daarbij komt dat deze duiding doorgaans past bij de context van de gevoerde gesprekken en de samenhang tussen chatberichten en afbeeldingen die bij sommige chatberichten zijn verstuurd. [verdachte 1] en [verdachte 3] hebben ter terechtzitting een deel van deze duiding ook bevestigd, te weten dat ‘tp’ staat voor transport, ‘pap’ voor geld, ‘bruin’ voor heroïne en ‘m’ voor MDMA. [verdachte 1] heeft voorts verklaard dat met “streep” een douaneambtenaar of havenmedewerker wordt bedoeld. Uit de context van sommige chatgesprekken kan voorts worden afgeleid dat met “strepen” ook - zoals de politie ook concludeert - de kwaliteit van de verdovende middelen wordt aangeduid.
Aanwijzingen dat in de chatberichten over andere zaken werd gesproken dan de handel in of het bereiden van (synthetische/hard) drugs ontbreken vrijwel volledig in het dossier. Bovendien hebben de verschillende verdachten zich over de inhoud van de chatberichten veelal beroepen op hun zwijgrecht, hetgeen voor de rechtbank geen aanleiding geeft om een andere betekenis toe te kennen aan die inhoud dan de meest voor hand liggende. Dat neemt niet weg dat de rechtbank per hierna te bespreken zaaksdossier steeds zal beoordelen of die meest voor de hand liggende betekenis op basis van de (context van de) chatberichten ook echt kan worden aangenomen.
5.5.3.3 Verklaringen [verdachte 1]
Bemiddelaar
heeft bij de politie en ter terechtzitting verklaard dat hij zelf niet in drugs heeft gehandeld, maar dat hij enkel bemiddeld heeft bij conflicten. Zo zouden groeperingen uit Nederland bij elkaar zijn gekomen om niet-gewelddadige oplossingen te vinden voor conflicten in het criminele (drugs)milieu. [verdachte 1] werd samen met drie anderen gevraagd om te bemiddelen. Hij zocht uit wat het probleem was, ging informeren bij andere mensen wat de regels waren en hoe alles werkte en koppelde dat terug. Verder heeft hij wel eens mensen met elkaar in contact gebracht en geadviseerd.
Omdat hij scheidsrechter was, kon hij niet meeconcurreren en hij was dus zelf niet actief in de drugshandel, aldus [verdachte 1] .
Nog afgezien van de vraag of het bemiddelen bij conflicten in het criminele (drugs)milieu zelf al geen strafbare handelingen oplevert, stelt de rechtbank vast dat de verklaring van [verdachte 1] nauwelijks concreet is onderbouwd. Zo heeft [verdachte 1] geen namen willen noemen en heeft hij weinig concrete informatie gegeven over de bemiddelingen. Dit maakt het lastig voor de rechtbank de verklaring te toetsen. In het dossier zijn voor deze verklaring van [verdachte 1] verder ook geen aanwijzingen te vinden. Weliswaar zijn er enkele chatberichten die erop duiden dat [verdachte 1] wel eens gevraagd is iets op lossen of waarin hij advies geeft, maar van een scheidsrechtersrol in de (inter)nationale drugshandel blijkt niets. Uit de chatberichten in combinatie met observaties en getuigenverklaringen komt een beeld naar voren waarin [verdachte 1] veelvuldig bezig is met (hard)drugshandel. Zo gaan de chatberichten over de in- en uitvoer en verkoop van (hard)drugs en het transporteren daarvan. [verdachte 1] wordt door verschillende personen benaderd en hij zoekt ook zelf actief contact met anderen. De rechtbank zal hierna bij de afzonderlijke zaaksdossiers op basis van de beschikbare bewijsmiddelen verder uiteenzetten wat de rol van [verdachte 1] precies is geweest, of in die zaaksdossiers sprake is van strafbare feiten en zo ja welke.
Ik-vorm en meepraten
[verdachte 1] heeft verder verklaard dat hij vaak in de ik-vorm sprak, maar dat dat niet betekende dat het daadwerkelijk over hem ging. Dus als hij bijvoorbeeld een bericht stuurde over “mijn blokken” of “onze spullen”, ging het niet over zaken die van hem waren. Hij voelde zich soms verantwoordelijk voor zaken die niet van hem waren of was het makkelijker om in de ik-vorm te praten. Ook heeft [verdachte 1] verklaard dat hij veel chatberichten ontving en dan uit nieuwsgierigheid maar wat meepraatte.
De rechtbank stelt voorop dat bij de afzonderlijke zaaksdossiers steeds zal worden bezien of de chatberichten en/of OVC-gesprekken in de context voldoende duidelijk zijn en vaststellen wat daar uit kan worden afgeleid. In zijn algemeenheid acht de rechtbank de verklaring van [verdachte 1] evenwel volkomen onaannemelijk. Daar waar de gesprekken gaan over verdovende middelen, zou het voor de andere partij bijzonder onhandig zijn als diegene denkt dat iets van [verdachte 1] is, terwijl dat niet zo is. Er worden ook concrete deals en mogelijkheden voor transporten besproken. In geen enkel chatbericht of gesprek is terug te lezen dat iemand [verdachte 1] berichtte dat het niet klopte dat iets van [verdachte 1] was of dat er verwarring ontstond over wie nou verantwoordelijk was voor gemaakte afspraken of partijen. Dat zou je wel verwachten als de rechtbank de verklaring van [verdachte 1] zou volgen. Dat zou eveneens het geval zijn indien [verdachte 1] maar wat meepraatte uit nieuwsgierigheid. De rechtbank vindt ook voor deze verklaring van [verdachte 1] geen enkel aanknopingspunt in het dossier. De chatberichten/gesprekken zijn (doorgaans) heel concreet en duidelijk, waarbij geen verwarring ontstond bij de wederpartij of gebleken is dat [verdachte 1] eigenlijk niets wilde, maar enkel nieuwsgierig was.
Conclusie
De rechtbank gaat voorbij aan deze verklaringen van [verdachte 1] en stelt ze als onaannemelijk terzijde.
5.5.3.4 Zaaksdossiers
5.5.3.4.1 B1.2 Biba 4.600 kilo cocaïne, B1 4.4. [geboortedag] t/m oktober 2017 Avdi Biba 4.600 kilo cocaïne en 13 Rosasiet, B1 4.4.11 Januari t/m oktober 2017 Restinformatie onderzoek Pollino, B1 4.4.11.1 Aanvulling AMB.3468, B1 4.4.11.2 Aanvulling AMB.4405 en 5.9 [betrokkene 2]
Aan [verdachte 1] is ten laste gelegd dat hij samen met anderen 4.600 kilogram cocaïne heeft ingevoerd, vervoerd en aanwezig gehad en dat hij dit vervolgens heeft afgeleverd, verstrekt en heeft verkocht, in ieder geval een deel daarvan, te weten 30 kilogram aan [betrokkene 1] en/of 1.000 kilogram aan een onbekend gebleven persoon (feit 1).
De rechtbank stelt vast dat de zaaksdossiers B1.2 en B1 4.4.10, B1 4.4.11, B1 4.4.11.1 en B 4.4.11.2 niet in de bijlage bij de tenlastelegging van [verdachte 1] onder feit 3 staan genoemd zodat deze zaaksdossiers, zoals eerder overwogen, niet als voorbereidingshandelingen ten laste zijn gelegd.
De verdenkingen zijn mede gebaseerd op informatie afkomstig uit twee anderen opsporingsonderzoeken, te weten het Duitse onderzoek Pollino en het Nederlandse onderzoek Rosasiet.
Onderzoek Pollino
Het onderzoek Pollino is een Duits opsporingsonderzoek dat zich richtte op handel in verdovende middelen. In dat onderzoek zijn onder andere [betrokkene 20] en [betrokkene 8] als verdachten aangemerkt. Uit dit onderzoek is informatie ter beschikking gesteld aan het onderzoek Taxus.
Chatberichten
In de periode van 24 januari 2017 tot en met 26 oktober 2017 hadden [betrokkene 20] en [betrokkene 8] contact met elkaar via de PGP-telefoon. Uit deze chatgesprekken leidt de rechtbank het volgende af.
Op 25 januari 2017 stuurde [betrokkene 8] naar [betrokkene 20] dat ze 20 stuks konden nemen voor “21,5” en dat Walter hem vertelde dat hij die week ervoor 300 stuks voor 21,5 had verkocht. [betrokkene 8] zei daarbij dat het “collo materiaal” was met een stempel van UFC erin.
Op 30 januari 2017 vond een ontmoeting plaats tussen [betrokkene 20] , [betrokkene 8] en Walter. Na die ontmoeting bespraken [betrokkene 20] en [betrokkene 8] via de PGP-telefoon wat er tijdens de ontmoeting was besproken. Uit de gesprekken volgt dat [betrokkene 21] , een contactpersoon van [betrokkene 20] , niet kon werken volgens het systeem van Walter omdat hij geen “farm” had, maar dat ze de garantie hadden om in de haven van Santa Marta te plaatsen. Walter had twee bedrijven in Santa Marta die spullen naar “bici” of “intelligent” stuurden en [betrokkene 21] moest gaan kijken of hij “25” in de haven kon brengen in de containers van Walter.
Op 26 maart 2017 zei [betrokkene 20] tegen [betrokkene 8] dat hij controle had over een koffiebedrijf in Buenaventura en dat ze met een liftsysteem konden gaan werken als Walter daar bedrijven had.
Op 3 april 2017 stuurde [betrokkene 8] naar [betrokkene 20] : "tell [betrokkene 21] 30% if we gett it from walterrr "25 prcnt then me and you take the 5prcnt..!" [betrokkene 21] bleek niet op tijd met de juiste informatie te komen die zij nodig hadden. Ze kregen van Walter drie dagen de tijd om het te regelen. Uiteindelijk besloot [betrokkene 20] dat hij niet meer ging samenwerken met [betrokkene 21] .
Op 30 juni 2017 en 1 juli 2017 hadden [betrokkene 8] en [betrokkene 20] wederom contact. [betrokkene 20] vertelde dat hij een Turkse man had gevonden die vanuit Turbo werkte en “25” wilde transporteren naar “bici” of “intelligent” en hij vroeg of ze met Walter vanuit Turbo konden werken. Die Turkse man wilde beginnen met 100 stuks en daarna 800 stuks. [betrokkene 8] zei dat Walter begon met een minimum van 300 of meer en dat hij niet werkte met 100 stuks omdat hij dan teveel kosten had. [betrokkene 20] zei dat de Turkse man mensen had die de spullen in de bananenplantage erin konden doen in plaats van in de haven en dat dit was wat Walter wilde. Op 3 juli 2017 liet de “garageman” aan [betrokkene 8] weten dat het mogelijk was om te werken via Turbo maar dat ze moesten wachten omdat Walter nog op vakantie was. Hij zei wel dat Walter met zijn eigen bedrijven werkte en dat de Turkse man het moest brengen bij de plantage waar de bedrijven van Walter het ophaalden.
Op 6 september 2017 zei [betrokkene 8] dat hij die dag bij Walter was geweest en dat Walter tegen hem had gezegd dat hij het beste via Cartagena kon vliegen omdat daar geen controle was.
Op 4 oktober 2017 had [betrokkene 8] wederom een afspraak met Walter. Na deze afspraak stuurde hij naar [betrokkene 20] dat Walter druk was geweest want “the motherfuckerr make this week 4.5 ton..”. Na het weekend zou hij een bedrijf geven dat werkte van Uraba (Colombia) naar Algaciras (Spanje). Dat bedrijf zou elke keer 30 containers ontvangen. Walter had ook douane mensen die het eruit haalde. [betrokkene 8] zei dat Walter de 4.5 ton naar “bici” had gestuurd, direct vanaf ‘Pyasos’ en dat hij niet een paar stuks verkocht, maar 10 of meer. Walter had 300 stuks aan één klant verkocht en in een paar dagen tijd al 1.000 stuks voor € 25.000,- per stuk.
Op 7 oktober 2017 zei [betrokkene 20] tegen [betrokkene 8] dat zij Walter niet nodig hadden omdat ze met “patron” konden werken. Later bleek dat patron ook voor Walter werkte. Patron had verteld dat hij die week 4.5 ton had binnen gebracht en toen [betrokkene 20] vroeg of dat voor Walter was, zei hij ja. [betrokkene 8] zei dat hij Walter dat weekend zou zien en dat Walter een groot bedrijf had in Algaciras met ‘douane’. [betrokkene 20] zei dat in Algaciras de Marokkanen de controle hadden over de “25” business. [betrokkene 8] zei dat de douanebeambte die voor Walter werkte ook een Marokkaan was.
Op 26 oktober 2017 vroeg [betrokkene 20] aan [betrokkene 8] wat de echte naam was van Walter waarop [betrokkene 8] antwoordde “ [verdachte 1] ”.
Verklaringen [betrokkene 8] en [betrokkene 20]
[betrokkene 8] en [betrokkene 20] zijn over deze berichten gehoord door de Duitse politie. Zij hebben hierover verklaringen afgelegd en duiding gegeven aan de door hen verstuurde berichten.
[betrokkene 8] verklaarde dat hij door een [betrokkene 22] werd voorgesteld aan ene Walter die goed was in de cocaïne business. [betrokkene 8] had een ontmoeting met Walter bij een autobedrijf tussen Eindhoven en Helmond. Hierbij waren [betrokkene 8] , [betrokkene 20] , Walter en nog twee mensen aanwezig. Tijdens het gesprek werd er gesproken over een mogelijke samenwerking in de cocaïnehandel. Walter vertelde tijdens die ontmoeting dat hij twee bedrijven in Colombia onder controle had. De fruitcontainers voor deze bedrijven kwamen aan in de haven van Antwerpen. Walter had medewerkers in de haven of in de depots van het bedrijf die de goederen er voor hem uithaalde. [betrokkene 8] verklaarde verder over de mogelijkheid om mee te liften bij een bestaand bedrijf of via de zwangere methode, namelijk het openbreken van containers en goederen erbij zetten. Met “bici” werd Nederland bedoeld en met “intelligent” België. Cocaïne werd ook aangeduid door het getal 25. [betrokkene 8] verklaarde verder dat echte naam van Walter [verdachte 1] was en hij herkende [verdachte 1] op de door de politie getoonde foto’s.
[betrokkene 20] verklaarde dat hij samen met [betrokkene 8] in gesprek ging met Walter bij een garage in de buurt van Eindhoven omdat hij een ingang in de haven nodig had om drugs te smokkelen. Walter zei dat hij toegang had in de havens Antwerpen of Rotterdam en dat hij 30% verlangde voor de toegang die hij verschafte. [betrokkene 20] verklaarde dat het voor iedereen bij het gesprek duidelijk was dat het om het smokkelen van cocaïne ging. Met het chatbericht dat Walter die week ervoor 300 stuks had verkocht voor 21,5 bedoelde hij dat Walter 300 kilogram cocaïne voor € 21.500,- per stuk had verkocht. Walter had [betrokkene 8] twee bedrijven aangeboden. Met het minimum van 300 werd een minimum van 300 kilogram cocaïne bedoeld zodat de kosten gedekt zouden worden. Met de tekst “Walter make this week 4.5 ton” werd bedoeld dat Walter 4.500 kilogram cocaïne had ontvangen. [betrokkene 20] verklaarde over de door de politie getoonde foto’s dat de persoon hem bekend voor kwam en dat dit Walter zou moeten zijn. Dit zelfde heeft [betrokkene 20] op grote lijnen later herhaald in zijn verhoor bij de rechters-commissarissen.
Notities
In de woning van [betrokkene 20] zijn handgeschreven notities aangetroffen waarop landen stonden geschreven die kennelijk correspondeerden met de begrippen die er achter stonden. Zo stond er onder meer “
Intelligent -> Belgien”, “
Biceletta -> Holanda”, “Pyasos -> Kolumbien”, “
Intelligent -> B”, “
Biceletta -> Ho” en “Pyasos -> Col”. [betrokkene 8] heeft daarover verklaard dat dit codes waren om aan te geven wel land werd bedoeld zodat dit in chatgesprekken niet herkenbaar was.
Intelligent -> Belgien”, “
Biceletta -> Holanda”, “Pyasos -> Kolumbien”, “
Intelligent -> B”, “
Biceletta -> Ho” en “Pyasos -> Col”. [betrokkene 8] heeft daarover verklaard dat dit codes waren om aan te geven wel land werd bedoeld zodat dit in chatgesprekken niet herkenbaar was.
Telefoon [verdachte 1]
Op 30 januari 2017, 6 september 2017 en 4 oktober 2017 straalde de telefoon van [verdachte 1] een basisstation aan in Helmond.
Gaat dit over [verdachte 1] ?
[betrokkene 8] heeft verklaard dat Walter in werkelijkheid [verdachte 1] heet en hij heeft [verdachte 1] herkend op foto’s. Bovendien zei hij in een chatbericht tegen [betrokkene 20] dat de echte naam van Walter [verdachte 1] was.
Zoals eerder overwogen (zie: PGP-identificatie [verdachte 1] ) had [verdachte 18] het Encrochat-account van [verdachte 1] opgeslagen als ‘Walter’. [verdachte 2] had over zijn Ennetcom-account gezegd dat hij deze aan zijn vader zou gaan geven, waarna de accountnaam veranderde van ‘Pik’ naar ‘Walter’. Hieruit volgt dat [verdachte 1] door meerdere personen Walter werd genoemd.
Uit de chatberichten en de verklaringen van [betrokkene 8] en [betrokkene 20] volgt voorts dat [betrokkene 8] op drie momenten met Walter heeft gesproken, te weten op 30 januari 2017, op 6 september 2017 en op 4 oktober 2017, waarvan de eerste keer met [betrokkene 20] . Deze gesprekken zouden hebben plaatsgevonden bij [autobedrijf] in Helmond. Op deze dagen straalde de telefoon van [verdachte 1] het basisstation aan waaronder het autobedrijf ook onder valt.
De rechtbank stelt op grond van het vorenstaande vast dat [betrokkene 8] en [betrokkene 20] [verdachte 1] bedoelden toen zij spraken over “Walter”.
Cocaïne?
In de chatgesprekken tussen [betrokkene 8] en [betrokkene 20] werd steeds gerefereerd aan het getal 25. [betrokkene 8] heeft verklaard dat met 25 cocaïne werd bedoeld. Beiden hebben verklaard dat in deze gesprekken werd gesproken over cocaïne. Uit de gesprekken volgt ook dat [verdachte 1] 1.000 stuks had verkocht voor € 25.000,- per kilogram. Dit komt overeen met de toen gangbare prijs van een kilogram cocaïne. Gelet hierop concludeert de rechtbank dat tijdens de ontmoetingen en in de chatgesprekken werd gesproken over de handel in cocaïne.
Naar Nederland en/of België?
[betrokkene 8] heeft verklaard dat met “Bici” Nederland werd bedoeld en dat met “Intelligent” België werd aangeduid. Gelet hierop in samenhang met de verstuurde chatberichten stelt de rechtbank vast dat het de bedoeling was om cocaïne te verzenden naar Nederland en België.
Tussenconclusie
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat gedurende een periode van negen maanden tijdens de ontmoetingen tussen [verdachte 1] en [betrokkene 8] , waarvan eenmaal ook met [betrokkene 20] , en in de chatgesprekken tussen deze laatsten twee werd gesproken over de mogelijkheid van cocaïnetransporten vanuit Zuid-Amerika naar Nederland of België. Ook leidt de rechtbank hieruit af dat [betrokkene 20] en [betrokkene 8] bespraken dat [verdachte 1] in de week voor 4 oktober 2017 4,5 ton cocaïne had binnengebracht in Nederland.
Onderzoek Rosasiet
Het onderzoek Rosasiet is een Nederlands opsporingsonderzoek waarin vertrouwelijke communicatie werd opgenomen tussen onder andere [betrokkene 23] en [betrokkene 1] . Een bijnaam van [betrokkene 1] was onder andere ‘Baca’. Uit dit onderzoek is informatie ter beschikking gesteld aan het onderzoek Taxus.
Op 13 oktober 2017 had [betrokkene 23] een gesprek met een onbekend gebleven persoon die “Maloku” werd genoemd, waarschijnlijk de neef van [betrokkene 23] , [betrokkene 24] . Zij spraken over “Baca” en “ [verdachte 1] ” en “4.600 broden”. [betrokkene 23] en Maloku spraken erover dat Baca en [verdachte 1] 4.600 broden hadden ingevoerd en dat Baca € 3.500.000,- aan [verdachte 1] had betaald voor de uitvoer bij de douane. Zij spraken verder over hoe machtig Baca was en dat hij met invoer veel geld verdiende. Vervolgens zei Maloku dat Baca hem had gezworen op zijn zoon dat “hij” het voor € 25.750,- aan een bekende van de hand had gedaan en dat een Engelsman 1.000 broden kwam ophalen en daar contant voor betaalde. [betrokkene 23] zei daarop “dan zou het 25.000.000 handje contantje zijn” en dat die oude man veel geld moet hebben. De afgelopen drie jaren zouden Baca en [verdachte 1] structureel hebben gewerkt en wel tot 7.000 kilogram hebben ingevoerd vanuit Colombia.
Op 25 oktober 2017 hadden [betrokkene 23] en [betrokkene 1] een gesprek over “de oude”, een vriend van [betrokkene 1] . [betrokkene 1] vertelde dat die vriend hem in zijn huis in Spanje liet verblijven en ook hier in Nederland zijn huis ter beschikking stelde en dat [betrokkene 1] hem een auto cadeau had gegeven. [betrokkene 1] vertelde dat toen hij bij die vriend in Spanje was, de directeur van de douane bij zijn villa kwam en dat hij daardoor een zekerheid, een garantie, had om 4.600 broden in te voeren. [betrokkene 23] zei over die vriend dat ze een grote partij hadden en [betrokkene 1] zei daarop dat ze sowieso niet minder doen dan 2.000, maar dat het dit keer 4.600 was. [betrokkene 1] vertelde dat zijn vriend een kalm en rustig type was, dat hij aan hem vroeg “hoeveel komen er?” en dat die vriend antwoordde “4600” en daar heel rustig onder bleef. [betrokkene 1] zei dat ze het perfect georganiseerd hadden.
Verklaring [verdachte 1]
heeft ter terechtzitting verklaard dat [betrokkene 1] enige tijd heeft verbleven in zijn woning aan [locatie 6] in Den Bosch en dat hij een Mercedes-Benz Brabus als bedankje had gekregen van hem.
Gaat dit over [verdachte 1] ?
[betrokkene 1] was een vriend van [verdachte 1] . [betrokkene 1] zei in het gesprek van 25 oktober 2017 onder meer dat de vriend waar hij over sprak hem liet verblijven in zijn woning in Nederland en dat hij hem een auto cadeau had gedaan. [verdachte 1] heeft dit ook verklaard. Dit deel van de verklaring van [verdachte 1] wordt ondersteund door de afgetapte gesprekken van [betrokkene 1] , zodat de rechtbank op dit punt de verklaring van [verdachte 1] gebruikt voor het bewijs. De rechtbank concludeert dat [betrokkene 1] in het gesprek van 25 oktober 2017 sprak over [verdachte 1] . In dit gesprek werd door [betrokkene 1] verder gesproken over de invoer van 4.600 broden. In het gesprek van 13 oktober 2017 werd door [betrokkene 23] eveneens gesproken over 4.600 broden die waren ingevoerd door Baca en [verdachte 1] . Uit de bewijsmiddelen volgt dat Baca een bijnaam is van [betrokkene 1] . Gelet op de samenhang van de gesprekken van 13 en 25 oktober 2017, concludeert de rechtbank dat waar in het gesprek van 13 oktober 2017 werd gesproken over [verdachte 1] , het ging om [verdachte 1] .
Cocaïne?
In de gesprekken werd gesproken over ‘broden’ in combinatie met een prijs van € 25.750,- per brood. Zoals hiervoor overwogen heeft de politie duiding gegeven aan verschillende termen en begrippen die in gesprekken werden gebruikt. Zo ook aan ‘brood’. Uit analyse van getapte gesprekken blijkt dat hiermee een blok cocaïne wordt bedoeld. De gemiddelde kiloprijs van cocaïne was destijds € 25.000,-. Dit komt overeen met de prijs waar [verdachte 1] volgens [betrokkene 23] 1.000 broden voor heeft verkocht. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat wanneer in de gesprekken werd gesproken over broden, een kilo cocaïne werd bedoeld.
Tussenconclusie
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat in de gesprekken van 13 oktober 2017 en 25 oktober 2017 werd gesproken over de invoer van 4.600 kilo cocaïne door [verdachte 1] en [betrokkene 1] , waarvan 1.000 kilo werden verkocht.
Beoordeling rechtbank invoer 4.600 kilogram cocaïne, de verstrekking van 30 kilogram cocaïne aan [betrokkene 1] en de verkoop van 1.000 kilogram cocaïne aan een onbekend gebleven persoon.
Invoer 4.600 kilogram cocaïne en verkoop 1.000 kilogram cocaïne
De rechtbank overweegt het volgende.
De 4.600 kilogram cocaïne is niet aangetroffen en in beslag genomen. Uit de jurisprudentie volgt dat als uitgangspunt wordt genomen dat de opzettelijke invoer van verdovende middelen in beginsel pas voor bewezenverklaring in aanmerking komt als gedurende het opsporingsonderzoek ook een hoeveelheid cocaïne is aangetroffen. Dit is anders wanneer de inhoud van de bewijsmiddelen, in het licht wat verder vastgesteld kan worden, niet anders kan worden uitgelegd dan dat er een voltooide invoer heeft plaatsgevonden.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte 1] bezig was met de invoer van cocaïne vanuit Zuid-Amerika, in het bijzonder Colombia, naar Nederland en België. Hij sprak hierover concreet en gedetailleerd met [betrokkene 8] en [betrokkene 20] , maar ook, zoals hierna zal volgen, met een undercoveragent in Spanje. [verdachte 1] vertelde hierbij steeds globaal hetzelfde verhaal.
De rechtbank overweegt verder dat door
twee verschillendebronnen die
geen enkele connectie met elkaar hebbenonafhankelijk van elkaar werd gesproken over de invoer van 4,5 ton/4.600 kilogram cocaïne door [verdachte 1] . Niet alleen hadden zij het over
twee verschillendebronnen die
geen enkele connectie met elkaar hebbenonafhankelijk van elkaar werd gesproken over de invoer van 4,5 ton/4.600 kilogram cocaïne door [verdachte 1] . Niet alleen hadden zij het over
– afgerond – dezelfde hoeveelheid in dezelfde periode, ook de details, zoals de verkoop van 1.000 kilogram voor ongeveer € 25.000,- per kilogram, komen overeen. De ene bron, [betrokkene 8] , heeft de informatie gekregen van [verdachte 1] en de andere bron, [betrokkene 23] , heeft zijn informatie van [betrokkene 1] . Het kan dan ook niet anders zijn dat dat zij verklaren over hetzelfde transport waar [verdachte 1] en [betrokkene 1] hebben samengewerkt. Dit maakt dat de rechtbank oordeelt dat deze gesprekken samen voldoende wettig en overtuigend bewijs opleveren voor de voltooide invoer van 4.600 kilogram cocaïne.
[verdachte 1] was de organisator van het transport en de eigenaar van in ieder geval een deel van de ingevoerde cocaïne. Hij had contact met een douanebeambte en hij was bevoegd om een deel van de cocaïne te verkopen en heeft hier veel geld mee verdiend.
De rechtbank verklaart op grond van het bovenstaande wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] samen met anderen 4.600 kilogram cocaïne heeft ingevoerd in Nederland en dat hij 1.000 kilogram cocaïne heeft verkocht aan een onbekend gebleven persoon.
Verstrekking 30 kilogram cocaïne aan [betrokkene 1]
Uit het gesprek tussen [betrokkene 1] en [betrokkene 23] op 25 oktober 2017 kan worden afgeleid dat [betrokkene 1] was bedonderd door een aantal anderen toen hij vast zat in Macedonië en geen geld had ontvangen voor de verkoop van cocaïne waar hij wel recht op had. In datzelfde gesprek zei [betrokkene 1] tegen [betrokkene 23] over [verdachte 1] : “ik heb bij/van hem 30 broden genomen” en ook dat hij [verdachte 1] een auto wilde geven “want hij gaf mij 30 broden en 750.000 Euro, dus 200.000..”. [verdachte 1] heeft hierover ter terechtzitting verklaard dat [betrokkene 1] recht had op het geld van 30 stuks cocaïne en dat hij daarvoor met hem naar Amsterdam was gegaan en heeft geregeld dat hij € 750.000,- kreeg. Als bedankje had [verdachte 1] een auto van hem gehad.
De rechtbank overweegt dat het gesprek waarin [betrokkene 1] spreekt over de 30 broden voor meerdere interpretaties vatbaar is en dat de verklaring van [verdachte 1] op dit punt niet hoogst onwaarschijnlijk is. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen of [betrokkene 1] 30 kilogram cocaïne van [verdachte 1] heeft ontvangen of dat [verdachte 1] , zoals hij heeft verklaard, heeft bemiddeld bij het verkrijgen van € 750.000,-. De rechtbank spreekt [verdachte 1] voor dit gedeelte van het zaaksdossier dan ook vrij.
5.5.3.4.2 B1.3 Spanje en B1 4.5.5 Maart 2018 t/m oktober 2018 Spanje
Inleiding
In het zaaksdossier Spanje zijn feiten en omstandigheden gerelateerd die betrekking hebben op de bevindingen van een undercoveragent (hierna ook: UCA) in een Spaans strafrechtelijk onderzoek naar de Spaanse verdachte [betrokkene 25] (hierna: [betrokkene 25] ). Deze zou zich bezig hebben gehouden met de invoer van cocaïne vanuit Panama. In dit Spaanse onderzoek is de UCA ingezet die zich voordeed als een corrupte douaneambtenaar. Tijdens dit onderzoek zijn [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 8] als verdachten naar voren gekomen. Door Nederland en Spanje is voor dit onderzoek samengewerkt in een JIT.
Tenlastelegging
Aan [verdachte 1] en [verdachte 8] is in dit zaaksdossier ten laste gelegd dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd om cocaïne in te voeren vanuit Zuid-Amerika naar Spanje. Daarnaast wordt hen verweten dat zij samen met anderen een Spaanse politieambtenaar, die zich voordeed als een Spaanse douaneambtenaar, hebben omgekocht.
Aan [verdachte 2] is dit zaaksdossier, gelet op de bijlage bij de tenlastelegging, alleen ten laste gelegd onder feit 2, te weten deelname aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10, 10a en 11 van de Opiumwet.
Niet-ontvankelijkheidsverweer inzake [verdachte 8]
is in Spanje aangehouden en overgeleverd aan Nederland. Op grond van artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ wordt een overgeleverd persoon niet vervolgd, berecht of anderszins van zijn vrijheid beroofd wegens enig ander vóór de overlevering begaan feit dan dat de reden tot de overlevering is geweest, behoudens in de in het eerste en derde lid bedoelde gevallen.
De raadsman van [verdachte 8] heeft aangevoerd dat [verdachte 8] voor een drietal strafbare feiten is overgeleverd aan Nederland. Deze zijn in het dictum van de beschikking van de Spaanse onderzoeksrechter van 9 oktober 2020 omschreven, te weten deelname aan een criminele organisatie, witwassen van geld en misdrijven tegen de volksgezondheid. Dat betekent dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van de verweten omkoping (feit 5) nu dit hier niet onder valt, aldus de raadsman
De rechtbank overweegt dat in het Europees aanhoudingsbevel dat aan de beschikking van de Spaanse rechter ten grondslag ligt artikel 177 Sr uitdrukkelijk staat vermeld. In de beschikking staan de verdenkingen opgesomd waarvoor de overlevering van [verdachte 8] is verzocht. De beschikking vermeldt daaromtrent onder meer als onderdeel van die verdenkingen:
Aangenomen wordt dat [verdachte 8] gedurende de genoemde periode persoonlijk contact heeft onderhouden en ook via de PGP, met [verdachte 1] en namens deze met (een) tussenperso(o)n(en) die een rol had(den) bij de import en export van cocaïne vanuit Zuid-Amerika, met name Colombia, naar Spanje. Een van deze mensen was een ambtenaar die invloed kon hebben op het doorlaten van de containers. De verdenking bestaat dat [verdachte 8] en [verdachte 1] aan deze personen gegevens en informatie hebben verstrekt over:
- Nederlandse, Spaanse en Colombiaanse bedrijven voor het bestellen en organiseren van transporten;
- het overmaken en ontvangen van geld in Spanje en het doen van betalingen aan deze personen;
- (voorbereidingen voor) de wijze van transport vanuit Panama;
- het plannen van het tijdstip en de bestemming van de eerste zending (havens in Spanje);
- de hoeveelheid cocaïne die in de eerste zending (honderden kilo's cocaïne) en volgende zendingen (veel grotere hoeveelheden) vervoerd zou worden;
- de investeringen van [verdachte 1] in de transportlijn; het regelen van
transportdocumenten en de levering van PGP-telefoons door [verdachte 1] .
Vermoedelijk hebben [verdachte 8] en [verdachte 1] ook een contante borgsom betaald
aan bovengenoemde ambtenaar om hem te overtuigen mee te werken aan het transport van cocaïne naar Spanje en is er een telefoon verstrekt aan deze ambtenaar.
De Spaanse onderzoeksrechter heeft het verzoek tot overlevering integraal toegewezen en geen enkele overweging opgenomen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de toestemming niet is verleend voor alle verdenkingen. Dat in het dictum alleen de drie door de raadsman genoemde omschrijvingen staan genoemd is daarvoor onvoldoende. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Betrouwbaarheid van de Spaanse onderzoeksbevindingen
Op 11 oktober 2022 hebben de officieren van justitie per brief aan de verdediging en de rechtbank kenbaar gemaakt dat zij op 24 september 2020 hadden vernomen dat de Spaanse hoofdinspecteur [betrokkene 26] in Spanje was aangehouden. Op 23 augustus 2022 hebben zij vernomen dat [betrokkene 26] in het onderzoek Taxus als hoofdinspecteur CP78.812 (hierna: de hoofdinspecteur) staat genoemd. Op 4 oktober 2022 hebben de officieren van justitie aanvullende informatie van de onderzoeksrechter in Spanje ontvangen, inhoudende dat de hoofdinspecteur op 7 november 2019 is aangehouden en dat hij verdacht wordt van deelname aan een criminele organisatie en ambtelijke corruptie. Door de hoofdinspecteur zijn in totaal 19 ambtsberichten opgesteld in het onderzoek Taxus.
Naar aanleiding van deze informatie heeft de rechtbank aanvullende informatie laten opvragen bij de Spaanse onderzoeksrechter, namelijk of - naast de hoofdinspecteur - nog meer opsporingsambtenaren die betrokken zijn geweest bij het JIT inzake het onderzoek Taxus verdacht werden van strafbare feiten en zo ja, welke handelingen zij binnen het onderzoek Taxus hebben verricht. Hierop is een reactie ontvangen dat nog een opsporingsambtenaar verdacht werd van strafbare feiten, te weten [betrokkene 27] (met nummer 109.225). Hij is in het onderzoek Taxus betrokken geweest bij drie observaties, in samenwerking met andere agenten.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officieren van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat het bewijs uit het zaaksdossier Spanje in feite draait om vijf Spaanse ambtshandelingen waarin voornamelijk gerelateerd wordt over bevindingen in de periode van 13 maart 2018 tot en met 15 oktober 2018 in Spanje van een Spaanse undercoveragent die zich voordeed als douanier en vier verklaringen van die undercoveragent bij de rechters-commissarissen. Het openbaar ministerie vindt die Spaanse ambtshandelingen bruikbaar en betrouwbaar, omdat ze op alle belangrijke punten worden ondersteund door de verklaringen van de undercoveragent bij de rechters-commissarissen. Bovendien vinden deze bevindingen steun in door onderzoeks-informatie uit het onderzoek Pollino en overige bevindingen in de zaak Taxus zelf. Bovendien vinden ze deels ondersteuning in de verklaringen van de verdachten.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het gehele Spaanse onderzoek niet voor het bewijs kan worden gebruikt.
Daarbij is allereerst gewezen op het gegeven dat opsporingsambtenaren betrokken waren die zelf van ernstige strafbare feiten worden verdacht. Volledige openheid daarover is niet gegeven door de Spaanse autoriteiten. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat de jarenlange inzet van de undercoveragent niet voldoet aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en dat het zorgelijk is dat de Spaanse autoriteiten voortdurend hebben ingestemd met een verlenging van een undercoveractie die zich aan elke vorm van toetsing en controle heeft onttrokken. Voorts was de verslaglegging van de UCA gebrekkig. De UCA heeft een aantal malen aantoonbaar de waarheid verdraaid. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaring van de UCA niet kan worden geverifieerd omdat [betrokkene 25] niet is gehoord als getuige.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt ten aanzien van het undercovertraject dat het interstatelijke vertrouwensbeginsel meebrengt dat het niet aan de Nederlandse strafrechter is om te beoordelen of al dan niet een toereikende wettelijke grondslag bestond voor de verrichtte onderzoekshandelingen binnen het undercovertraject in Spanje.
Het feit dat de eerder genoemde hoofdinspecteur en opsporingsambtenaar zelf verdachten zijn in een (ander) strafrechtelijk onderzoek kan wel van belang zijn voor de
betrouwbaarheidvan de onderzoeksbevindingen, in het bijzonder de bevindingen van de UCA. Die betrouwbaarheid ligt wel aan de beoordeling van de rechtbank voor.
betrouwbaarheidvan de onderzoeksbevindingen, in het bijzonder de bevindingen van de UCA. Die betrouwbaarheid ligt wel aan de beoordeling van de rechtbank voor.
De UCA heeft bij de rechters-commissarissen verklaard dat hij de hoofdinspecteur niet kent. De UCA werkte voor de eenheid undercoveragenten en stuurde zijn bevindingen naar de baas van die eenheid. De hoofdinspecteur maakte geen deel uit van diezelfde eenheid en was dan ook niet de leidinggevende van de UCA. De UCA heeft eveneens verklaard de opsporingsambtenaar [betrokkene 27] niet te kennen. Hij wist niet welke opsporingsambtenaren betrokken waren bij de observaties van ontmoetingen die de UCA had met verdachten uit het onderzoek. Er is dan ook geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de informatie afkomstig van de UCA, zoals gerelateerd in de ambtshandelingen die zijn opgemaakt door de hoofdinspecteur. Nu de ambtshandelingen zijn ondertekend door de hoofdinspecteur zal de rechtbank de ambtshandelingen zelf niet gebruiken voor het bewijs, maar uitsluitend de door de UCA bij de rechter-commissaris afgelegde verklaringen en de daarin geciteerde stukken uit AMB.1272 en AMB.1273.
De verklaringen die de UCA heeft afgelegd bij de rechters-commissarissen acht de rechtbank betrouwbaar. Zoals reeds is overwogen maakten de van strafbare feiten verdachte hoofdinspecteur en opsporingsambtenaar immers geen deel uit van het undercoverteam waarin de UCA werkte. Hij kende ze niet en zij hadden ook geen invloed op het werk van de UCA. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de UCA heeft verklaard over een aantal ontmoetingen met onder meer [verdachte 1] , [verdachte 8] en [verdachte 2] . Alle verdachten bevestigen dat deze ontmoetingen hebben plaatsgevonden. Zij bevestigen ook de verklaring van de UCA dat is gesproken over de mogelijkheid om verdovende middelen vanuit Zuid-Amerika in te voeren in Spanje en dat de UCA de mogelijkheid zou hebben om partijen met verdovende middelen door te laten in de havens van Spanje. De UCA heeft bovendien op hoofdlijnen consistent verklaard. Dat de verklaringen kleine tegenstrijdigheden bevatten is niet gek gelet op het tijdsverloop. De UCA noemde in zijn verklaringen ook details, zoals namen van bedrijven, waarvan één bedrijf, “Seven Days”, ook terugkomt op andere plaatsen in het Taxus onderzoek.
Ten aanzien van de verslaglegging overweegt de rechtbank nog het volgende. Weliswaar voldoet de verslaglegging van het undercovertraject in Spanje niet aan de Nederlandse maatstaven, maar dat maakt niet dat de verklaringen van de UCA onbruikbaar zijn voor het bewijs. De inhoud wordt immers, zoals hierboven reeds is overwogen, op belangrijke punten ondersteund. De verdediging heeft nog aangevoerd dat het undercovertraject in Spanje bewust in strijd met de Nederlandse wet is opgestart om zo, in de hoop dat [verdachte 8] contact op zou nemen met [verdachte 1] , bewijs te vergaren tegen [verdachte 1] . Dit zou een dermate omslachtige manier van bewijsvergaring zijn en is aan dusdanig veel onzekerheden onderworpen dat de rechtbank dit volstrekt onaannemelijk acht. De rechtbank verwerpt het verweer.
Inhoudelijke beoordeling
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
In een Spaanse strafrechtelijk onderzoek was de UCA in contact gekomen met [betrokkene 25] . [betrokkene 25] hield zich bezig met de handel van verdovende middelen van Latijns-Amerika naar Europa. De UCA heeft meerdere ontmoetingen gehad met [betrokkene 25] en andere personen.
Tijdens één van hun ontmoetingen op 13 maart 2018 introduceerde [betrokkene 25] een kennis van hem, [verdachte 8] . [verdachte 8] vertelde tijdens deze ontmoeting dat hij een partner had in Nederland met een vooraanstaande organisatie die cocaïne invoerde naar Nederland en plannen had om dit ook in Spanje in te voeren. De UCA had tegen [verdachte 8] verteld dat hij een douaneambtenaar op landelijk niveau was in Spanje en dat hij kon verzekeren dat containers in de haven niet aan controle zouden worden onderworpen.
Op 20 april 2018 vond er opnieuw een ontmoeting plaats waarbij de UCA, [betrokkene 25] , [verdachte 8] en ook [verdachte 1] aanwezig waren. [verdachte 8] introduceerde [verdachte 1] als het hoofd van een belangrijke organisatie die zich bezig hield met de invoer van cocaïne vanuit Zuid-Amerika naar Nederland en België en zei daarbij dat hij manieren zocht om de cocaïne ook in Spanje in te voeren vanwege het grote aantal klanten in het zuiden van Spanje. [verdachte 1] vertelde dat hij bedrijven ter beschikking zou stellen aan [betrokkene 25] . Dat waren bedrijven in Nederland, Spanje en Zuid-Amerika, voornamelijk Colombia. Via deze bedrijven zouden de verdovende middelen worden verstuurd. [verdachte 1] vertelde dat hij twee methodes had om drugs te versturen, van “bedrijf naar bedrijf” en de “zwangere methode”. De functie van de UCA zou hierbij hetzelfde zijn, namelijk zorgen dat de drugs de haven konden verlaten zonder aan controles te worden onderworpen. [verdachte 1] stelde tijdens deze bijeenkomst technische vragen aan de UCA over de haven en hoe de UCA ervoor kon zorgen dat gemarkeerde containers, containers waar mogelijk drugs in zouden zitten, toch niet zouden worden gecontroleerd. [verdachte 1] vertelde dat hij al lange tijd drugs uit Zuid-Amerika liet binnenkomen in de havens van Nederland en België. [betrokkene 25] gaf tijdens deze ontmoeting namens [verdachte 1] een PGP-telefoon aan de UCA.
Aan het einde van de bijeenkomst zei [verdachte 1] tegen de UCA dat hij hem later geld zou geven zodat de UCA zag en besefte dat zijn organisatie serieus en belangrijk was. [verdachte 1] vertelde dat zijn organisatie alleen grote zendingen cocaïne naar Europa verzond. De eerste zending zou de kleinste zending zijn van 1000 kilogram. Daarna zouden het hoeveelheden van zeker 3000 kilogram zijn. [verdachte 1] vertelde de UCA verder dat de drugs uit Colombia kwamen, maar dat hij ook de mogelijkheid had om deze te versturen vanuit Brazilië of Ecuador.
Na deze ontmoeting ontving de UCA berichten van [betrokkene 25] via zijn PGP-telefoon dat [verdachte 1] hem geld zou geven en dat hij dit geld op zijn beurt aan de UCA zou geven.
Op 11 mei 2018 vond een ontmoeting plaats tussen [betrokkene 25] en de UCA. [betrokkene 25] had tijdens deze ontmoeting een papieren zak bij zich waarin € 50.000,- zat. Hij vertelde dat dit bedrag afkomstig was van de organisatie van [verdachte 1] . Hij had het geld in Spanje overhandigd gekregen van iemand van de organisatie van [verdachte 1] . Er was de UCA meer geld beloofd, afhankelijk van de hoeveelheden drugs die zouden binnenkomen. De UCA moest daarvoor de binnenkomst van de drugs in Spanje verzekeren. De drugs zouden via containerschepen vanuit Colombia de haven van Spanje binnenkomen.
Op 18 juni 2018 vond wederom een ontmoeting plaats. Dit keer met [betrokkene 25] , de UCA, [verdachte 8] , [verdachte 1] en [verdachte 2] . [verdachte 1] vertelde dat zijn organisatie alles al klaar had om cocaïne van Colombia naar Spanje te verzenden volgens de “zwangere methode”. Hoewel ze een grote hoeveelheid klaar hadden gemaakt voor verzending zouden ze met de eerste zending een niet te grote hoeveelheid verzenden. [verdachte 1] zei dat vanaf de tweede zending de hoeveelheden groter zouden zijn zodat de opbrengsten ook zouden toenemen. Hij vertelde dat hij al verschillende bedrijven had voorbereid, zowel in Colombia als in Spanje, bestemd voor de verzending en de ontvangst van de cocaïne. [verdachte 1] zei dat de eerste zending, van 300 kilogram cocaïne, al min of meer klaar stond om verzonden te worden en dat deze lading op 27 juni 2018 de haven van Buenaventura in Colombia zou verlaten en rond 20 juli 2018 in de haven van Valencia zou aankomen. Vervolgens nam [verdachte 2] het woord. Hij vertelde dat hij de bus zou aanleveren, een geprepareerde bestelauto met een verborgen ruimte, om de cocaïne veilig uit de haven te vervoeren en zo mogelijke politiecontroles konden vermijden. Vervolgens zei [betrokkene 25] tegen de UCA dat hij over twee weken weer een nieuwe PGP-telefoon zou krijgen omdat [verdachte 1] wilde dat alle mensen die voor hem werkten telefoons hadden met verschillende beveiligingstoepassingen voor het geval er een kapot zou gaan.
Na deze laatste ontmoeting heeft [betrokkene 25] nog meerdere keren contact opgenomen met de UCA via zijn PGP-telefoon. Na 15 oktober 2018 heeft de UCA niets meer van hem vernomen en van een daadwerkelijk transport van cocaïne van Zuid-Amerika naar Spanje is het bij zijn weten niet gekomen. Uiteindelijk is de lading van 300 kilogram nooit verzonden vanwege problemen in Zuid-Amerika.
Voorbereidingshandelingen
De rechtbank overweegt dat de verklaringen van de UCA ondersteuning vinden in andere bewijsmiddelen. Zo zeggen [verdachte 1] , [verdachte 8] en [verdachte 2] dat er ontmoetingen hebben plaatsgevonden. De verklaring van de UCA vindt ook steun in de verklaringen van [betrokkene 8] en [betrokkene 20] . Zij hebben immers verklaard dat [verdachte 1] aan hen heeft verteld hoe (de organisatie van) [verdachte 1] drugs importeerde. Die beschrijving komt grotendeels overeen met de beschrijving die de UCA van [verdachte 1] zegt te hebben gekregen. De verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 8] vinden op dit punt, naast de verklaringen van de UCA en [verdachte 2] , ook steun in elkaars verklaringen en aldus zal de rechtbank deze gedeeltes van hun verklaringen gebruiken voor het bewijs. De rechtbank stelt aldus vast dat deze ontmoetingen hebben plaatsgevonden op de wijze zoals door de UCA is verklaard. [verdachte 1] en [verdachte 8] hebben tijdens die ontmoetingen zeer concrete plannen uit de doeken gedaan om cocaïne vanuit Colombia naar Spanje te vervoeren. Ook hebben zij de UCA, waarvan zij dachten dat deze douaneambtenaar was, daarbij willen inschakelen. Dit leveren concrete handelingen op die erop gericht waren cocaïne in te voeren in Spanje.
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij gelijk door had dat hij met een politieagent te maken had en dat hij enkel in die ontmoetingen heeft gesproken over verdovende middelen om deze man te ontmaskeren. [verdachte 8] heeft verklaard dat het hem om de invoer van hasj ging en hij [verdachte 1] had meegevraagd omdat ook hij het niet vertrouwde. Deze verklaringen acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Tijdens de eerste ontmoeting is immers vrij concreet over de invoer van cocaïne uit Zuid-Amerika gesproken en daarna is er vervolgens nóg een afspraak gemaakt waarbij zeer concreet met elkaar in gesprek is gegaan over de plannen met betrekking tot de invoer van cocaïne. Bovendien is aan de UCA namens [verdachte 1] en [verdachte 8] een bedrag betaald (zie hierna bij omkoping). Dit maakt dat de rechtbank dit deel van de verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 8] als onaannemelijk terzijde stelt.
Gelet op al het voorgaande verklaart de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] en [verdachte 8] voorbereidingshandelingen hebben gepleegd om cocaïne in te voeren vanuit Zuid-Amerika naar Spanje.
Omkoping ambtenaar
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [betrokkene 25] de UCA € 50.000,- heeft overhandigd namens de organisatie van [verdachte 1] . De rechtbank kan niet vaststellen wie dat namens de organisatie van [verdachte 1] daadwerkelijk aan [betrokkene 25] heeft overhandigd. De aankondiging van de betaling werd evenwel gedaan door [verdachte 1] tijdens de bijeenkomst waarbij ook [verdachte 8] aanwezig was. Vier dagen later bevestigde [betrokkene 25] aan de UCA via de PGP-telefoon dat hij dit onderwerp met [verdachte 8] had besproken en dat deze het geld kwam brengen waarover was gesproken. Na betaling van het geldbedrag vond wederom een ontmoeting plaats om verder te praten over de invoer van cocaïne van Zuid-Amerika naar Spanje. De UCA heeft dit geldbedrag na ontvangst aan zijn superieuren overhandigd. De UCA heeft dan ook geen enkele reden gehad om over de ontvangst van dit bedrag te liegen.
De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat namens [verdachte 1] en [verdachte 8] een bedrag van € 50.000,- aan de UCA is betaald. Ook volgt uit zijn verklaring dat hij meerdere PGP-telefoons heeft gekregen.
Artikel 177 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) stelt strafbaar het geven van een gift, een belofte of het verlenen van een dienst aan een ambtenaar
met het oogmerkom hem te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten. De rechtbank overweegt dat uit deze delictsomschrijving volgt dat het onderdeel “ambtenaar” een geobjectiveerd bestanddeel is. De UCA was werkzaam als politieambtenaar. Hij is derhalve een ambtenaar zoals bedoeld in artikel 177 Sr en aan dat bestanddeel is dus voldaan. Het oogmerk van de verdachten moest gericht zijn op het “in zijn bediening iets doen of nalaten”. Het doel van [verdachte 1] en [verdachte 8] was gericht om de douaneambtenaar containers met verdovende middelen voor hen door te laten in de havens zonder dat deze aan controles zouden worden onderworpen. Hun oogmerk was dus gericht op de handelingen van de douaneambtenaar en aldus is ook aan dat bestanddeel voldaan. Daarvoor is niet relevant dat de UCA in werkelijkheid een politieambtenaar was en zijn functie hem niet in staat stelde deze handelingen te verrichten.
met het oogmerkom hem te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten. De rechtbank overweegt dat uit deze delictsomschrijving volgt dat het onderdeel “ambtenaar” een geobjectiveerd bestanddeel is. De UCA was werkzaam als politieambtenaar. Hij is derhalve een ambtenaar zoals bedoeld in artikel 177 Sr en aan dat bestanddeel is dus voldaan. Het oogmerk van de verdachten moest gericht zijn op het “in zijn bediening iets doen of nalaten”. Het doel van [verdachte 1] en [verdachte 8] was gericht om de douaneambtenaar containers met verdovende middelen voor hen door te laten in de havens zonder dat deze aan controles zouden worden onderworpen. Hun oogmerk was dus gericht op de handelingen van de douaneambtenaar en aldus is ook aan dat bestanddeel voldaan. Daarvoor is niet relevant dat de UCA in werkelijkheid een politieambtenaar was en zijn functie hem niet in staat stelde deze handelingen te verrichten.
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] en [verdachte 8] ten behoeve van de invoer van cocaïne vanuit Zuid-Amerika naar Spanje een ambtenaar hebben omgekocht door hem € 50.000,- en meerdere PGP-telefoons te overhandigen.
[verdachte 2]
Ten aanzien van de rol van [verdachte 2] bij dit zaaksdossier verwijst de rechtbank naar hetgeen hierover ten aanzien van de verdenking van zijn deelname aan een criminele organisatie zal worden overwogen.
Voorwaardelijk verzoek
Met betrekking tot het voorwaardelijk verzoek tot het horen van [betrokkene 25] overweegt de rechtbank dat het verzoek tot het horen van deze getuige reeds eerder is toegewezen door de rechtbank. De rechters-commissarissen hebben meerdere keren contact gehad met de Spaanse autoriteiten over de mogelijkheid om deze getuige te horen, echter is dit niet gelukt. Gelet op de bevindingen van de rechters-commissarissen hierover is de rechtbank met hen van oordeel dat het niet te verwachten is dat de getuige binnen een aanzienbare termijn kan worden gehoord. De rechtbank ziet ook geen nieuwe aanknopingspunten om nogmaals onderzoek te laten verrichten naar de verblijfplaats van deze getuige. De rechtbank wijst het voorwaardelijk verzoek dan ook af.
5.5.3.4.3 B1.5 11.000 kilogram hasj Marokko – België
Aan [verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 8] en [verdachte 3] is ten laste gelegd dat zij in de periode van 12 april 2020 tot en met 1 juni 2020 een partij hasj van in totaal 11.470 kilogram (of een deel daarvan) hebben ingevoerd.
Aan [verdachte 2] is dit zaaksdossier, gelet op de bijlage bij de tenlastelegging, alleen ten laste gelegd onder feit 2, te weten deelname aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10, 10a en 11 van de Opiumwet.
Chatberichten en onderzoeksresultaten Belgische politie
Op 18 mei 2020 werd op de ochtendmarkt gelegen aan de [adres 4] te Brussel een hoeveelheid van 11.470 kilogram hasj door de Belgische autoriteiten in beslag genomen. De partij hasj werd aangetroffen in een container met het nummer CGMU4976740, dat per vrachtschip op 2 mei 2020 vanuit Casablanca (Marokko) was vertrokken in de richting van Antwerpen (België). Op 15 mei 2020 was voornoemde container op Terminal ATO kaai 364 te Antwerpen gearriveerd en op 18 mei 2020 per vrachtwagen naar Brussel vervoerd.
Uit de chatberichten die gevoerd werden tussen 12 april 2020 en 1 juni 2020 leidt de rechtbank het volgende af.
[verdachte 8] was op de hoogte van een transport van een container met verdovende middelen en sprak hierover met diverse personen. [verdachte 8] en [verdachte 1] hadden veelvuldig contact met elkaar over de voortgang van het transport. [verdachte 8] sprak in dit verband over “het voorbereiden vanuit casa belgie”, “deze dagen gaan de spullen richting casa” en “het aanpakken van spullen in belgie”. Daarnaast werd gesproken over “de eerste stap is goed gegaan”, “hij door de scan is” en “denk cont morgen vertrekt is door scan heen dat is goed gegaan.” [verdachte 1] stelde op zijn beurt [verdachte 5] en [verdachte 2] op de hoogte van die voortgang.
[verdachte 1] en [verdachte 5] spraken in dit verband over ‘onze spullen’. [verdachte 5] vroeg aan [verdachte 1] hoeveel er van ‘ons’ op zat, waarop [verdachte 1] antwoordde: “750 is 2550 750 dure strepen aan allebei de kanten. Zit 850 vn ons op 250 dure en 600 goedkope.” Verder benaderde [verdachte 1] onder andere [verdachte 2] , [verdachte 3] en [verdachte 5] voor het ‘aanpakken’ van de partij verdovende middelen. [verdachte 2] vroeg aan [verdachte 1] wat hij moest doen, waarop [verdachte 1] antwoordde dat [verdachte 2] “bril moet ophalen” en dat “hij met kuifje en lange moet aanpakken”. Zoals eerder beschreven bij het onderdeel PGP-identificatie was ‘bril’ een bijnaam van [verdachte 3] en ‘kuifje’ een bijnaam van [verdachte 5] . [verdachte 3] berichtte [verdachte 1] ook of de hasj al was vertrokken en of hij wat transport kon regelen. Ter terechtzitting heeft [verdachte 3] verder verklaard dat hij samen met [verdachte 2] de partij hasj in Nederland voor [verdachte 1] moest aanpakken.
Daarnaast benaderde [verdachte 1] [verdachte 6] om een (ander) gedeelte van de totale partij, te weten 5100 kilogram, richting Zweden te vervoeren.
Op 10 mei 2020 had [verdachte 8] contact met het account ‘saggystork@encrochat.com’ en stuurde een afbeelding van een adres in Brussel. Dit betrof hetzelfde adres waar de partij van 11.470 kilogram hasj op 18 mei 2020 door de Belgische autoriteiten was onderschept. [verdachte 8] stuurde daarbij dat de ophaal “binnen de markt zal gebeuren”. Op 12 mei 2020 stuurde [verdachte 1] dezelfde afbeelding met het adres naar [verdachte 2] .
Daarnaast berichtte [verdachte 1] vanaf 18 mei 2020 diverse personen over een gepakte partij cannabis. Zo had [verdachte 1] op 18 mei 2020 contact met [betrokkene 28] en zei hij dat “de cannabis gepakt is, dat hij niemand meer te pakken krijgt en dat er vier man zijn gepakt.” Ook stuurde [verdachte 1] een afbeelding door van een Franstalig nieuwsbericht met daarbij het – door de politie vertaalde – nieuwsbericht: “Historische inbeslagname op de vroegmarkt in Brussel: meer dan 11 ton cannabis gevonden”. Verder stuurde [verdachte 1] dat ‘2550kg dure handel’ en ‘2.5 miljoen met opbrengst van 12 miljoen’ weg was. Op 23 mei 2020 had [verdachte 1] contact met [verdachte 10] en stuurde hem dat er ‘11 ton hasj is gepakt in Brussel’.
Deze partij hasj?
De rechtbank stelt vast dat de locatie en hoeveelheid van de in Brussel onderschepte partij hasj aansluit bij voornoemde chatberichten. De rechtbank gaat er dus van uit dat [verdachte 1] en [verdachte 8] spraken over deze aangetroffen partij hasj en dat [verdachte 1] dus [verdachte 2] , [verdachte 3] en [verdachte 5] heeft benaderd voor het aanpakken van deze partij hasj.
Rol [verdachte 8]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte 8] initiator was van het transport van (ongeveer) 11.000 kilogram hasj. Het eerste contact met [verdachte 1] kwam vanuit [verdachte 8] en daarnaast hield [verdachte 8] hem op de hoogte van het verloop van het transport, zoals aankomstdatum en eventuele vertraging. Ook vroeg [verdachte 8] aan [verdachte 1] of hij een mogelijkheid had om de spullen aan te pakken in België. Verder zette [verdachte 8] de lijnen uit met betrekking tot de invoer van de verdovende middelen op de vroegmarkt in Brussel. Hij had hierover contact met diverse niet geïdentificeerde Encrochat-accounts.
Rol [verdachte 1]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte 1] eigenaar was van een aanzienlijk deel (2550 kilogram) van de partij hasj. Hij werd op de hoogte gehouden van het transport en stuurde de ontvangen informatie door naar [verdachte 5] en sprak in dit verband over ‘onze spullen’. Daarnaast leek [verdachte 1] te bepalen wat met het overgrote deel van de partij hasj moest gebeuren. Zo benaderde hij [verdachte 5] , [verdachte 2] en [verdachte 3] voor het aanpakken van een deel van de partij en benaderde hij [verdachte 6] voor het verdere transport van weer een ander deel van de partij hasj naar Zweden. De berichten die hij verstuurde nadat de partij hasj in Brussel in beslag was genomen duiden mede op eigendom van [verdachte 1] van 2.550 kilogram hasj.
Rol [verdachte 5]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte 5] door [verdachte 1] op de hoogte werd gehouden van het verloop van transport van de partij hasj. In het doorgeven van informatie sprak [verdachte 1] tegen [verdachte 5] over ‘onze spullen’ en noemde daarbij concrete aantallen van ‘ons’. Dit duidt er op dat [verdachte 5] samen met [verdachte 1] eigenaar was van een deel van de partij hasj. Daarnaast werd [verdachte 5] door [verdachte 1] gevraagd om de spullen samen met anderen aan te pakken.
Rol [verdachte 3] en [verdachte 2]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte 3] en [verdachte 2] verantwoordelijk waren voor het aanpakken van de partij hasj. [verdachte 2] vroeg hiervoor letterlijk aan [verdachte 1] ‘wat hij moest doen’. [verdachte 1] gaf [verdachte 2] instructies voor het aanpakken. [verdachte 3] vroeg op zijn beurt aan [verdachte 1] of de hasj al was vertrokken en of hij wat transport kon regelen.
Invoer in Nederland?
Door de verdediging is aangevoerd dat de partij hasj van Marokko naar België is vervoerd en pas daarna naar Nederland vervoerd zou worden. Nu de partij hasj in België in beslag is genomen, kan niet gesproken worden over een geslaagde invoer in Nederland, maar slechts van een poging tot invoer in Nederland, hetgeen niet ten laste is gelegd.
De rechtbank overweegt als volgt. De container waarin de partij hasj was vervoerd, vertrok op 2 mei 2020 met het vrachtschip Maasholm vanuit Casablanca en arriveerde op 15 mei 2020 te Antwerpen. Antwerpen is gelegen aan de Schelde en de monding van de Schelde wordt aangeduid als de Westerschelde. Om de haven van Antwerpen te kunnen bereiken, heeft het vrachtschip dus de Nederlandse territoriale wateren moeten doorkruisen en is dus sprake van binnen het grondgebied van Nederland brengen in de zin van artikel 3, onder a, van de Opiumwet. Dit betekent dat sprake is van een voltooide invoer in Nederland.
Hoeveelheid hasj
De raadsman van [verdachte 8] heeft zich op het standpunt gesteld dat slechts een klein aantal - en dus niet representatief - van de totale aangetroffen hoeveelheid hasj door de Belgische autoriteiten is onderzocht en getest. Dit betekent dat slechts een hoeveelheid bewezenverklaard zou kunnen worden en geen exact aantal, aldus de raadsman.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier volgt dat van elke aangetroffen pallet met vermoedelijk hasj een monster is genomen en onderzocht en dat alle onderzochte monsters hasj bevatten. Dit betreffen aldus voldoende representatieve tests. Bovendien volgt uit de chatberichten tussen de verschillende personen evident dat werd gesproken over de invoer van een partij hasj. Uit de berichten van [verdachte 1] naar [verdachte 10] en [betrokkene 28] blijkt voorts dat 12 miljoen opbrengst weg was. De genoemde opbrengst past bij een dergelijke hoeveelheid hasj. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de gehele aangetroffen hoeveelheid van 11.470 kilogram hasj betrof.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat [verdachte 8] , [verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 3] en [verdachte 2] gezamenlijk betrokken zijn geweest bij de voltooide invoer van een partij hasj van ruim 11.000 kilo hasj. Zij hadden een gezamenlijk plan om een partij hasj vanuit Casablanca in te voeren in Nederland en hadden ieder een eigen en tevens essentiële rol in het geheel als initiator, eigenaar of aanpakker. Dat de partij hasj nog vóór het aanpakken in Nederland door de Belgische autoriteiten was onderschept, doet daar niets aan af. Gelet op de onderlinge communicatie, afstemming en onderlinge rolverdeling is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking en dus van het medeplegen van de invoer van de partij hasj van ruim 11.000 kilo.
Bewezenverklaring
Voor [verdachte 2] geldt dat dit zaaksdossier niet als afzonderlijk feit ten laste is gelegd, maar enkel is opgenomen in de verdenking van deelname aan een criminele organisatie.
Aan [verdachte 8] en [verdachte 5] is (het medeplegen van) de invoer van 11.000 kilogram hasj ten laste gelegd. Aan [verdachte 1] en [verdachte 3] is (het medeplegen van) de invoer van 2550 kilogram hasj ten laste gelegd.
Hoewel de rechtbank van oordeel is dat alle genoemde personen betrokken zijn geweest bij de invoer van de gehele partij hasj, zal de rechtbank per verdachte de hoeveelheid bewezen verklaren overeenkomstig de in de tenlastelegging opgenomen hoeveelheid van die verdachte.
5.5.3.4.4 B.1.7 16.000 liter Formamide Hamburg – IJmuiden
In dit zaaksdossier is aan [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 12] , [verdachte 11] , [verdachte 3] en [verdachte 19] het medeplegen van voorbereidingshandelingen met betrekking tot een aangetroffen partij formamide van in totaal 16.000 liter.
Chatberichten en onderzoeksresultaten van het onderzoek ‘Definitive’
Op 5 juni 2020 werd een partij van 16.000 liter – naar later bleek – formamide in beslag genomen aan de [locatie 34] in IJmuiden. De formamide zat in 80 vaten van 200 liter per vat. Op de buitenkant van de vaten stond als inhoud koelvloeistof vermeld. Een deel van de vaten werd in een loods aangetroffen, een deel op een heftruck en een deel nog in een vrachtwagen van waaruit de vaten werden gelost. Formamide is een grondstof voor de productie van amfetamine. Deze aangetroffen hoeveelheid zou volgens de politie gemiddeld genomen 17.100 – 22.800 kilogram onversneden amfetaminepasta op kunnen leveren.
De rechtbank leidt uit de chatberichten in de periode van 30 maart 2020 en 6 juni 2020 het volgende af.
[verdachte 11] en [verdachte 6] regelden een transport van een partij 16.000 liter formamide vanuit Hamburg naar IJmuiden met de hulp van diverse personen. [verdachte 11] berichtte [verdachte 6] op 30 maart 2020 dat een ‘bak forma’ onderweg was en vroeg aan [verdachte 6] of hij een koper voor de forma wist. Vervolgens berichtte [verdachte 6] [verdachte 12] voor een factuur van een inklaarder voor het betaling van invoerrechten van een bak die binnenkort aan zou komen. Verder vroeg [verdachte 6] aan [verdachte 12] om een opslag te vinden voor een container. [verdachte 12] stuurde aan [verdachte 6] dat hij het ging regelen en stuurde niet veel later screenshots van twee overboekingen. [verdachte 12] stuurde vervolgens screenshots van een gesprek waarin werd gesproken over een zending koelvloeistof. [verdachte 12] vroeg aan het account ‘osmanlifatih’ of hij niet een loods wist om twee dagen grondstoffen te stallen. Intussen vroeg [verdachte 12] aan [verdachte 6] hoeveel hij mocht betalen voor de opslag van de loods, waarop [verdachte 6] antwoordde: “2500”. [verdachte 6] benaderde ook [verdachte 19] om een loods met ruimte voor een container met 20 pallets onder te brengen. [verdachte 19] ging rondvragen. [verdachte 12] hield [verdachte 6] op de hoogte in welke loods de grondstoffen uiteindelijk werden opgeslagen.
Vervolgens berichtte [verdachte 6] [verdachte 5] en [betrokkene 29] of zij interesse hadden in een partij van 16.000 liter formamide. Uiteindelijk kwam [verdachte 6] met [betrokkene 29] een verkoopprijs overeen van € 88.000,- en een Rolex. [verdachte 6] zou de formamide naar [betrokkene 29] vervoeren en schakelde hiervoor [verdachte 3] in. [verdachte 3] stuurde hiervoor contactgegevens van [betrokkene 30] van het [transportbedrijf] door naar [verdachte 6] en stelde voor om de partij per bakwagen per 10 pallets in twee transporten te vervoeren. [verdachte 6] ontving vervolgens het telefoonnummer van de chauffeur en het adres [locatie 34] te IJmuiden en vroeg [verdachte 12] om deze gegevens door te geven aan [betrokkene 30] [transportbedrijf] .
[verdachte 3] en [verdachte 6] hielden elkaar op 4 juni 2020 op de hoogte van het verloop van het eerste transport van 10 pallets waaronder de vertrektijd van het transport en de verwachtte aankomsttijd. Uiteindelijk stuurde [betrokkene 29] naar [verdachte 6] dat het transport gelukt was en stuurde daarbij het CAS-nummer: CAS 75-12-7, zijnde het CAS-nummer van formamide. [verdachte 6] liet hierop aan [verdachte 1] weten dat het transport gelukt was, waarop [verdachte 1] stuurde: “top”.
Blijkens chatberichten vond de volgende dag - 5 juni 2020 - het tweede transport plaats. [betrokkene 29] liet [verdachte 6] weten dat het helemaal fout was, dat tijdens het uitladen van de vaten 18 man van het arrestatieteam aanwezig waren bij de loods. [verdachte 6] liet dit op zijn beurt aan [verdachte 3] en [verdachte 12] weten. [verdachte 12] vroeg aan [verdachte 6] of ze al wisten dat het geen koelvloeistof was wat in beslag was genomen. Daarnaast stuurde [verdachte 6] een afbeelding van een nieuwsartikel over aanhoudingen in IJmuiden naar [verdachte 11] en dat ‘de bak forma weg is’. [verdachte 11] stuurde op zijn beurt naar verschillende Encrochat-accounts dezelfde afbeelding van het nieuwsartikel en een foto van een ander nieuwsartikel met de titel: "Megadrugsvondsten in havengebied IJmuiden: 6 arrestaties” onder de begeleidende tekst “daar gaan mijn vaten, 16.000L formamide” en “80 vaten, bij tweede helft lossen er op geklapt” en sprak daarbij over “mijn vaten formamide”.
Rol [verdachte 11]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte 11] zowel aan het begin als aan het einde betrokken was als (mede)eigenaar van de partij formamide. Hij voerde uitvoerig overleg met [verdachte 6] over de aanschafprijs van de partij formamide en de totale aan te schaffen hoeveelheid. Daarnaast bespraken zij de uiteindelijke verkoopprijs van de partij en het vervoer naar Hamburg. Ook hielden zij elkaar op de hoogte van het verloop van het transport. Nadat de partij formamide door de politie was gepakt, berichtte [verdachte 11] diverse personen en sprak daarbij over zijn vaten formamide.
Rol [verdachte 6]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte 6] zowel aan het begin als aan het einde betrokken was als (mede)eigenaar van de partij formamide. Hij overlegde met [verdachte 11] over de aanschafprijs van de partij formamide en de totale aan te schaffen hoeveelheid. Daarnaast was [verdachte 6] actief op zoek naar afzetmogelijkheden. Zo bood hij de gehele partij aan [verdachte 5] aan en kwam hij uiteindelijk met [betrokkene 29] tot overeenstemming over de verkoopprijs. Verder benaderde hij [verdachte 12] en [verdachte 3] voor het verdere transport van de partij formamide vanuit de opslagplaats in Liempde naar de loods van de afnemer [betrokkene 29] in IJmuiden. Nadat de partij in beslag was genomen, bracht [verdachte 6] anderen hiervan op de hoogte.
Rol [verdachte 12]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte 12] betrokken was bij de opslag van de formamide zodra de container in Nederland was aangekomen en het verdere transport van de partij formamide van Liempde naar IJmuiden. [verdachte 12] regelde opslag in en betaling van een loods voor de partij formamide. Hiervoor regelde hij offertes en betaalde de facturen. Verder stuurde hij de contactgegevens van de chauffeur door naar [verdachte 3] , zodat hij het verdere transport naar IJmuiden kon regelen. Verder stelde [verdachte 6] op de hoogte van het feit dat de partij formamide in IJmuiden gepakt was. Uit het gegeven dat [verdachte 12] aan [verdachte 6] vroeg of men al wist dat het geen koelvloeistof was, leidt de rechtbank af dat [verdachte 12] er dus wel van op de hoogte was dat iets anders werd vervoerd dan op de buitenkant van de vaten zichtbaar was.
Rol [verdachte 3]
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen af dat [verdachte 3] betrokken was bij het transport van de partij formamide van Liempde naar IJmuiden. Hij werd hiervoor benaderd door [verdachte 6] . [verdachte 3] stelde een transporteur én wijze van transport voor en heeft daarmee een aanzienlijke rol in het transport van de partij formamide naar de uiteindelijke afnemer. Verder hield [verdachte 3] [verdachte 6] op de hoogte van het verloop van het transport en hield [verdachte 6] op zijn beurt [verdachte 3] op de hoogte van de uiteindelijk inval in de loods in IJmuiden. Uit de gesprekken bleek dat [verdachte 3] wist dat ‘speciale troep’ werd vervoerd en dat de chauffeur in de veronderstelling was koelvloeistof te vervoeren.
Rol [verdachte 19]
Ten aanzien van de rol van [verdachte 19] overweegt de rechtbank dat hij enkel werd gevraagd om een loods te regelen. Nergens blijkt uit dat deze loods ook daadwerkelijk werd gebruikt voor de opslag van de partij formamide. Bovendien komt [verdachte 19] daarna niet meer voor in de chatgesprekken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ten aanzien van [verdachte 19] onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor enige strafbare betrokkenheid in het kader van voorbereidingshandelingen van de Opiumwet. Hij wordt dan ook vrijgesproken van dit zaaksdossier.
Rol [verdachte 1]
is via een enkel bericht van [verdachte 6] op de hoogte gehouden van het geslaagde eerste transport van de formamide van Liempde naar IJmuiden. Uit de chatberichten is verder niet gebleken dat [verdachte 1] een bijdrage heeft gehad bij dat transport, de aankoop of verkoop van de partij formamide. De rechtbank is dan ook van oordeel dat ten aanzien van [verdachte 1] onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor enige strafbare betrokkenheid in het kader van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet. Hij wordt dan ook vrijgesproken van dit zaaksdossier.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van [verdachte 11] , [verdachte 6] , [verdachte 12] en [verdachte 3] wettig en overtuigend bewezen kan worden dat zij voorbereidingshandelingen hebben gepleegd ten aanzien van de productie van (meth)amfetamine .
De onderlinge verhoudingen en communicatie tussen [verdachte 11] en [verdachte 6] enerzijds en [verdachte 6] , [verdachte 3] en [verdachte 12] anderzijds geven blijk van een concrete samenwerking. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van allen sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen.
5.5.3.4.5 B1.8 [locatie 1] Randwijk
Op 16 september 2020 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in een loods op het perceel [locatie 1] te Randwijk. In de loods werden diverse goederen en chemicaliën aangetroffen die volgens de politie zouden duiden op de restanten van een lab voor de fabricering van synthetische drugs. Zo werden waterstofgasflessen, jerrycans, een ketel, centrifuges, vriezers, maatbekers en vaten aangetroffen met daarin – onder andere – aceton, zoutzuur, ethanol, caustic soda en tolueen. Daarnaast werd in totaal 100 liter vloeistof bevattende MDMA en 415 liter vloeistof bevattende methamfetamine aangetroffen.
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] (subsidiair als opdrachtgever dan wel feitelijke leidinggever van [verdachte 29] , hierna: [verdachte 29] ) is ten laste gelegd dat zij de MDMA en methamfetamine voorhanden hebben gehad. [verdachte 4] en [verdachte 1] hebben ontkend iets te hebben geweten van deze spullen in de loods.
De rechtbank stelt vast dat dat de loods vanaf 14 februari 2018 eigendom was van [verdachte 29] . In de administratie van [verdachte 29] zijn geen huurinkomsten met betrekking tot het perceel aangetroffen. De loods was dus in haar bezit en werd blijkbaar niet verhuurd. Verder is uit telecomgegevens gebleken dat [verdachte 4] zich op 7 oktober 2019 en 25 mei 2020 in Randwijk heeft bevonden, nu zijn mobiele telefoon op voornoemde data een zendmast op [locatie 35] te Randwijk heeft aangestraald. Ook is gebleken dat er een voertuig is aangetroffen bij de loods die op naam heeft gestaan van [verdachte 27] en heeft [verdachte 4] in een gesprek op 25 mei 2020 gezegd dat een auto van een klant op het afgesloten terrein van de loods aan de [locatie 1] stond.
Voor de beoordeling van de vraag of een verdachte een voorwerp opzettelijk voorhanden heeft gehad, is van belang of de verdachte zich in meer of mindere mate bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van de goederen en daar een zekere beschikkingsmacht over kon uitoefenen (vgl. ECLI:NL:HR:2020:504).
Alhoewel is vastgesteld dat [verdachte 4] in Randwijk aanwezig is geweest, de loods op naam stond van een bedrijf waar hij directeur van was en hij er een auto heeft gestald, valt uit het dossier verder onvoldoende op te maken dat [verdachte 4] zich in meer of mindere mate bewust moet zijn geweest van de inhoud van de loods. Immers, onduidelijk is wanneer de goederen in de loods zijn gekomen en uit niets blijkt dat [verdachte 4] daar vaker is geweest dan twee keer in acht maanden tijd.
Ten aanzien van [verdachte 1] kan wel worden vastgesteld dat hij betrokken was bij de aanschaf van de loods door [verdachte 29] begin 2018, maar kan niet worden vastgesteld dat hij (nadien) ook maar één keer in de loods aan de [locatie 1] is geweest. Dat hij zich in meer of mindere mate bewust moet zijn geweest van de inhoud van de loods blijkt dan ook nergens uit.
Dit betekent dat het (opzettelijk) aanwezig hebben van die verdovende middelen niet wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden. [verdachte 1] wordt dan ook vrijgesproken van het onder 1, sub g ten laste gelegde feit en [verdachte 4] van het onder 7 primair ten laste gelegde feit.
Aan [verdachte 4] is onder feit 7 subsidiair nog ten laste gelegd dat hij als opdrachtgever dan wel feitelijke leidinggever van [verdachte 29] zich schuldig heeft gemaakt aan het (opzettelijk) aanwezig hebben van de verdovende middelen. Hiervoor dient eerst te worden vastgesteld dat de rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan en daarna of [verdachte 4] voor die gedraging strafrechtelijk aansprakelijk is.
De rechtbank is van oordeel dat de aanwezigheid van voornoemde verdovende middelen niet aan [verdachte 29] kan worden toegerekend. De aanwezigheid van verdovende middelen heeft niet plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon, past niet in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon en is de rechtspersoon ook niet dienstig geweest.
[verdachte 29] heeft geen strafbaar feit gepleegd, zodat [verdachte 4] ook wordt vrijgesproken van het onder 7 subsidiair ten laste gelegde feit.
5.5.3.4.6 B1 4.4.4 Restinformatie 26Sassenheim
Inleiding
26Sassenheim is een onderzoek van de Landelijke Eenheid. Uit dit onderzoek is informatie ter beschikking gesteld aan het onderzoek Taxus. Het betreft chatberichten van de aanbieder PGP-safe, die strekken over een periode van 18 april 2017 tot en met 2 mei 2017 van onder andere de accounts die werden gebruikt door [verdachte 1] , [verdachte 6] , [betrokkene 31] , [verdachte 3] en [betrokkene 32] .
Tenlastelegging
Aan [verdachte 1] , [verdachte 3] en [verdachte 6] is ten laste gelegd dat zij in de periode van 18 april 2017 tot en met 2 mei 2017 voorbereidingshandelingen met betrekking tot verdovende middelen (lijst I) hebben gepleegd omdat zij (pre)precursoren en/of grondstoffen voor de productie van synthetische drugs hebben bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd en/of aanwezig hebben gehad.
Aan [verdachte 1] , [verdachte 3] en [verdachte 6] is verder ten laste gelegd de productie en het aanwezig hebben van MDMA en (meth)amfetamine in de periode van 18 april tot en met 2 mei 2017.
Voorbereidingshandelingen
Lijst I stoffen: A-olie, “m” en “a”
Uit de chatberichten blijkt dat [verdachte 6] op 24 april 2017 bij [betrokkene 31] informeerde of hij nog A-olie had staan. In dit chatgesprek werden verder termen gebruikt als “apaan” en “af te draaien”. Vervolgens stuurde [verdachte 6] aan [betrokkene 31] het bericht “als je vandaag cash wil 20 liter A olie staan?”.
Gezien de context concludeert de rechtbank dat hier werd gesproken over amfetamine-olie. Amfetamine-olie is een grondstof voor de productie van (meth)amfetamine.
Door de verdediging is aangevoerd dat het enkele informeren naar de beschikbaarheid van (grondstoffen voor) verdovende middelen onvoldoende is om te kunnen spreken van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. Naar het oordeel van de rechtbank kan het uitzetten van een dergelijke vraag onder omstandigheden wel degelijk een strafbare voorbereidingshandeling opleveren indien deze handeling concreet op een misdadig doel is gericht. Gelet op de context van de berichten is de rechtbank van oordeel dat [verdachte 6] meer deed dan een oriënterende vraag uitzetten. Zijn vraag was concreet gericht op de daadwerkelijke aankoop van de A-olie en aldus is wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] samen met een ander voorbereidingshandelingen heeft gepleegd in de zin van de Opiumwet.
In één ander chatgesprek werd tussen [betrokkene 31] en [verdachte 6] gesproken over het sturen van “m en a dit weekend”. Dit is naar het oordeel van de rechtbank te weinig om te duiden wat hier wordt bedoeld en levert dit chatgesprek geen concrete voorbereidingshandeling op.
Grondstoffen: azijnzuuranhydride (water), caustic soda, vloeibaar waterstofgas en zoutzuur
[betrokkene 31] , [verdachte 6] en [verdachte 1]
Uit de chatberichten tussen [betrokkene 31] en [verdachte 6] blijkt voorts van een intensief contact tussen beiden over onder meer drie transporten azijnzuuranhydride naar Turkije in de periode van 20 tot en met 28 april 2017. Deze grondstof, ook aangeduid als “water”, wordt gebruikt voor de productie van BMK. Dat ze dit ook daarvoor wilde gaan gebruiken vindt bevestiging in het gegeven dat in dezelfde gesprekken en context over apaan wordt gesproken, eveneens een grondstof voor BMK.
Deze berichten leveren concrete handelingen op die gericht waren op de uitvoer van grondstoffen voor de productie van BMK en aldus heeft [verdachte 6] samen met een ander voorbereidingshandelingen gepleegd in de zin van de Opiumwet (lijst I) .
De chatgesprekken tussen [betrokkene 31] en ‘Baba’ waarin [betrokkene 31] aangeeft niks te doen zonder toestemming van “die ouwe” is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor concrete betrokkenheid van [verdachte 1] bij dit transport. Dit geldt eveneens voor het gesprek tussen [betrokkene 31] en ‘Baba’ over “4 water” waarvoor al dan niet toestemming zou zijn gekregen. [verdachte 1] zal dan ook van dit onderdeel van dit zaaksdossier worden vrijgesproken.
[betrokkene 31] en [verdachte 3]
Uit de chatberichten blijkt verder dat [betrokkene 31] op 20 april 2017 aan [verdachte 3] vroeg of hij nog “caustik”, “ZZ”, “calsium” of “borit” nodig had. [verdachte 3] antwoordde dat hij alleen caustic soda nodig had. Hij bestelde deze bij [betrokkene 31] . [betrokkene 31] informeerde op zijn beurt bij [verdachte 6] naar “500 caustik”. [verdachte 6] verwees [betrokkene 31] door naar “ [betrokkene 32] ”. Via hem regelde [betrokkene 31] dat [verdachte 3] 750 “caustik” kon ophalen in Breda. Dit heeft hij op 26 april 2017 gedaan.
Uit de context van deze gesprekken waarin onder meer werd gesproken over “pudding afmaken naar B” en “base olie klaar staan om te kristalieseren” leidt de rechtbank af dat de caustic soda bedoeld was voor de productie van (meth)amfetamine.
Uit het chatgesprek van 2 mei 2017 tussen [verdachte 3] en [betrokkene 31] blijkt dat [verdachte 3] ook een grote partij zoutzuur had en bezig was “P” en “B” weg te werken. Ook dit duidt op de productie van amfetamine.
Aldus heeft [verdachte 3] concrete handelingen verricht die waren gericht op het produceren van (meth)amfetamine en acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hij samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd in de zin van de Opiumwet (lijst I). Dat het zoutzuur bedoeld zou zijn voor het ontroesten van landbouwmachines, zoals door [verdachte 3] ter terechtzitting is verklaard, acht de rechtbank ongeloofwaardig gelet op de context van het gesprek en de besproken hoeveelheden.
Het enige chatgesprek waarin waterstofgas wordt genoemd bevat – ook in de context – te weinig informatie om conclusies uit te kunnen trekken.
Productie/aanwezig hebben mdma/(meth)amfetamine
[verdachte 1] en [verdachte 6]
Voor het medeplegen van de productie van synthetische drugs bevat deze zaaksparagraaf voor [verdachte 1] en [verdachte 6] onvoldoende aanwijzingen en zij zullen van dit onderdeel van dit zaaksdossier worden vrijgesproken.
[verdachte 3]
Uit de chatgesprekken tussen [verdachte 3] en [betrokkene 31] blijkt dat [verdachte 3] in de periode van 24 april 2017 tot en met 2 mei 2017 aanzienlijke hoeveelheden caustic soda en zoutzuur nodig had. Ook sprak hij over het verder gaan “met die ap” en het “wegwerken van P en B” en schreef hij aan [betrokkene 31] : “maar heb zelf ook mijn eigen spullen maat ik ben op 7 locaties bezig” Deze middelen passen bij de productie van (meth)amfetamine. Deze middelen zijn niet bekend bij de productie van ‘miauw miauw’, oftewel mefedron, zodat het verweer van de raadsvrouw het ging om de productie van mefedron wordt verworpen. Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 3] bezig was met de productie van MDMA en/of (meth)amfetamine.
Voor de verklaring van [verdachte 3] dat het zou gaan om locaties waar hij van boeren ingekochte spullen opknapte, zoals hij ter terechtzitting verklaarde, vindt de rechtbank geen enkel aanknopingspunt in de berichten en acht de rechtbank ook ongeloofwaardig in het licht van de door [verdachte 3] gebruikte termen en zijn contacten. Daarbij voerde [verdachte 3] deze gesprekken met een PGP-telefoon.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 3] in de periode van 24 april 2017 tot en met 2 mei 2017 in Nederland heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of (meth)amfetamine.
5.5.3.4.7 B1 4.7.4.1.3 Voorbereiding uitvoer Noorwegen - vliegtuigje
Aan [verdachte 1] en [verdachte 3] zijn voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (lijst I) ten laste gelegd met betrekking tot het vervoer van verdovende middelen naar Noorwegen.
Chatberichten
Uit de chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
[verdachte 3] ontving een bericht van de Encrochat-gebruiker Stylishfalcon dat hij een oplossing had voor “tp norway”. Stylishfalcon had een vliegtuigje waarin ‘300’ kon en die in België geladen kon worden. [verdachte 3] berichtte daarop aan [verdachte 1] over de mogelijkheid van een transport per vliegtuig van 300 kilogram verdovende middelen. [verdachte 3] vroeg aan [verdachte 1] of hij klanten had in Noorwegen, niet voor takken, maar voor hash, blokken of wat dan ook, waarop [verdachte 1] antwoordde: “ja hwb ik”.
[verdachte 3] stuurde hierop dat de transporteur een transportmogelijkheid had en blokken, maar geen klanten. De transporteur wilde 100 blokken meegeven en dan konden zij er nog 200 meegeven. Vervolgens stuurde Stylishfalcon “Je kan meevliegen” en dat er in Brasschaat geladen kon worden. Deze informatie stuurde [verdachte 3] door aan [verdachte 1] en voegde eraan toe dat het bij hem in de buurt was en dat het echt top was. [verdachte 1] stuurde hierop: “eerst goed gaan”.
Tussendoor vroeg [verdachte 3] ook aan de Encrochat-gebruiker Firstsatin of hij een klant had in Noorwegen, want [verdachte 3] had een mooi transport naar Noorwegen, niet voor takken maar wel voor hash en de rest. Hij zou later de details geven.
Rollen verdachten
De rechtbank leidt uit de Encrochat-berichten van [verdachte 3] af dat hij [verdachte 1] en Firstsatin inlichtingen heeft verschaft over een mogelijkheid tot een transport van 300 kilogram verdovende middelen. Uit de berichten blijkt verder dat onderscheid wordt gemaakt tussen het transport van hash en blokken/rest en dat het transport in ieder geval geschikt was voor blokken. De rechtbank leidt hieruit af dat het transport (deels) zag op verdovende middelen op lijst I van de Opiumwet. De rechtbank acht op basis hiervan wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 3] handelingen heeft verricht die concreet zagen op een transport van verdovende middelen naar Noorwegen en aldus voorbereidings-handelingen in de zin van de Opiumwet heeft gepleegd.
Ten aanzien van [verdachte 1] is de rechtbank van oordeel dat zijn bijdrage in voornoemd gesprek van dusdanige geringe betekenis is, dat niet gesproken kan worden over daadwerkelijke voorbereidingshandelingen van [verdachte 1] . Het enkele gegeven dat hij een klant zou hebben en het eerst goed moest gaan is daarvoor onvoldoende. Dit betekent dat hij voor dit zaaksdossier wordt vrijgesproken.
5.5.3.4.8 B1 4.7.4.2.4 Uitvoer Ierland
Aan [verdachte 5] is ten laste gelegd dat hij samen met anderen een hoeveelheid hennep naar Ierland heeft uitgevoerd (feit 1), dat hij samen met anderen MDMA heeft uitgevoerd naar Ierland (feit 2) en dat hij samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de uitvoer van cocaïne en MDMA naar Ierland (feit 3).
Aan [verdachte 1] (feit 3), [verdachte 3] (feit 3), [verdachte 6] (feit 2) en [verdachte 12] (feit 1) is ten laste gelegd dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor de uitvoer van verdovende middelen van lijst I van de Opiumwet naar Ierland.
Inleiding
[verdachte 5] , ‘nachtmerrie’ en ‘swordhand’ hadden contact met elkaar. ‘Nachtmerrie’ had een klant in Ierland, te weten ‘swordhand’, voor onder andere “keta” en “MDMA”. [verdachte 5] zei tegen ‘swordhand’ dat hij alles kon versturen naar Ierland, “tops bottems ket”, alles kon. Er werden vervolgens veel chatgesprekken gevoerd over verschillende soorten drugs.
Voorbereidingshandelingen transport Ierland
Op een vraag van ‘swordhand’ hoelang het transport naar Ierland zou duren zei [verdachte 5] dat zij het van maandag tot woensdag verzonden en het er dan voor het weekend was. Ze verzonden de dozen op pallets. ‘Swordhand’ wilde klein beginnen en afgesproken werd om eerst een dummy te versturen. [verdachte 5] had hierover verder ook contact gehad met ‘bvust’ en er werd besproken om wiet te versturen.
Op 29 maart 2020 vroeg [verdachte 5] aan [verdachte 1] of hij transport naar Ierland had voor wiet. [verdachte 1] reageerde daarop dat hij transport had, maar dat hij niet wist of er wiet in ging en hij zei dat hij dit zou navragen. [verdachte 1] vroeg vervolgens aan [verdachte 3] of in het transport naar Ierland alles kon of alleen blokken. [verdachte 3] reageerde daarop dat alles mee kon en dat hij nog ging navragen hoe het precies ging.
De rechtbank overweegt dat [verdachte 5] en [verdachte 1] actief informatie inwonnen over de mogelijkheid van het transporteren van wiet naar Ierland. Wiet is evenwel een middel genoemd op lijst II van de Opiumwet en aldus kan niet bewezen worden dat zij voorbereidingshandelingen hebben gepleegd ten aanzien van verdovende middelen op lijst I van de Opiumwet.
Aan [verdachte 3] vroeg [verdachte 1] alleen of alles mee kon of alleen blokken. Aan hem werd niet gezegd dat het ging om wiet. Gelet op de referentie naar alles of alleen blokken is het opzet van [verdachte 3] gericht geweest op het inwinnen van informatie voor de mogelijkheid van uitvoer naar Ierland alle soorten verdovende middelen, niet specifiek wiet, zodat [verdachte 3] voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor uitvoer naar Ierland van middelen ook zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet.
Uitvoer hennep
Op 26 maart 2020 stuurde [verdachte 5] aan ‘swordhand’ dat hij 30 kilogram “gras” had en even later dat er nog 18 over waren. Op 20 april 2020 stuurde [verdachte 5] naar ‘bvust’ dat hij woensdag wiet ging sturen naar de Ier (‘swordhand’) en dat als het goed ging, de Ier geld terug zou sturen plus geld van hem om te gaan beginnen. Op 30 mei 2020 stuurde [verdachte 5] aan [verdachte 1] dat “groen alleen maar drama is” en dat hij nu 18 stuks in Ierland had, maar dat dit een geluk was. Op 4 juni 2020 stuurde ‘badbutter’ (dezelfde persoon als ‘swordhand’) een bericht waaruit volgde dat hij € 150.000,- ging opsturen, waarvan € 5.000,- per stuk voor [verdachte 5] . Het ging om 18 stuks dus stuurde hij € 90.000,- voor [verdachte 5] . Hij stuurde, zoals eerder gezegd, ook € 60.000,- mee om te beginnen.
Het is de rechtbank bekend dat hennep ook wordt aangeduid als “gras” of “groen”. Mede gelet ook op de prijzen die worden genoemd acht de rechtbank aannemelijk dat over hennep werd gesproken. De rechtbank verklaart dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 5] samen met anderen (18 kilogram) hennep heeft uitgevoerd naar Ierland.
Uitvoer MDMA
Op 30 maart 2020 stuurde [verdachte 5] een foto naar ‘swordhand’ waarbij hij zei dat het MDMA was en dat ze 30 kilogram hadden. Er werd verder gesproken over de hoeveelheid en de kwaliteit. Swordhand vroeg daarop of [verdachte 5] Extacy-pillen klaar had en [verdachte 5] antwoordde bevestigend. [verdachte 5] zei dat hij van 38 kilogram 190.000 pillen had gemaakt en dat hij nog 100.000 over had. [verdachte 5] stuurde een foto van twee pillen en zei daarbij dat het om ‘philip plein’ pillen ging, waar aan de ene kant van de pil ‘PP’ stond en aan de andere kant van de pil een doodshoofd.
Op 4 juni 2020 stuurde ‘badbutter’ een rekeningoverzicht naar [verdachte 5] dat zag op de verstuurde hennep. Dit overzicht stuurde [verdachte 5] door aan ‘nachtmerrie’ en hij zei daarbij dat het een beetje jammer was dat de pillen hier nog niet in waren meegenomen. [verdachte 5] zei tegen ‘nachtmerrie’ dat hij een ‘encro’ had gestuurd en 10.000 pillen.
Op 11 juni 2020 vroeg ‘reputablejade’ aan [verdachte 5] of de Ier de “PP” al had betaald, waarop [verdachte 5] ontkennend antwoordde.
Uit het vorenstaande volgt dat [verdachte 5] samen met anderen 10.000 MDMA pillen heeft uitgevoerd naar Ierland. Uit de context van het gesprek blijkt evident dat het om MDMA pillen ging en niet om afslankpillen zoals door de verdediging als mogelijkheid naar voren is gebracht.
Voorbereidingshandelingen uitvoer cocaïne naar Ierland
Op 7 april 2020 stuurde [verdachte 5] foto’s naar ‘swordhand’ waarop een blok met de tekst “Givency” te zien was. [verdachte 5] zei daarbij dat het “collo” was. Later vroeg ‘swordhand’ of het allemaal al weg was, want hij had een groep die 30-50 per keer kocht als de prijs en het product goed waren. [verdachte 5] gaf dit vervolgens door aan ‘hellacash’.
[verdachte 5] zei ook tegen [betrokkene 33] dat hij een klant had voor 30 “collo” en vroeg of hij misschien iets wist. [betrokkene 33] zei dat hij het ging regelen en stuurde een foto mee waarop meerdere blokken te zien waren en dat hij ze kon “pakken” voor € 27.750,-. [betrokkene 33] zei dat dit “bolli” en “collo” was. [verdachte 5] stuurde de foto door naar ‘swordhand’ en zei daarbij dat het “bolli” en “collo” was en dat het € 28.500,- kostte.
Met ‘colo/collo’ cocaïne afkomstig uit Colombia bedoeld en met “boli/bolli” cocaïne afkomstig uit Bolivia. Gelet ook op de gestuurde foto’s van witte blokken en de genoemde prijs staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat het ging om cocaïne.
[verdachte 5] heeft actief gezocht naar klanten in Ierland voor een concrete partij cocaïne, heeft daarbij de prijzen besproken en contact gehad met een potentiële leverancier. Aldus acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 5] samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de uitvoer van cocaïne naar Ierland.
Hasj
Op 12 april 2020 sprak [verdachte 5] met ‘swordhand’ over het versturen van hasj naar Ierland en vroeg aan ‘bvust’ een foto van de hasj die hier in Nederland lag.
[verdachte 5] vroeg ook aan [verdachte 1] of er nog iets van hasj was. [verdachte 1] reageerde hierop dat “jager van de camping” 80 kilo wist.
Op 13 april 2020 hadden [verdachte 5] en ‘swordhand’ contact over de locatie waar het naartoe moest worden verzonden. Vervolgens had [verdachte 5] contact met ‘swordhand’, ‘hellacash’ en [verdachte 1] over het versturen van een dummy naar Ierland. Het plan was om eerst een lege dummy te versturen en daarna een zending met wiet. [verdachte 5] stuurde ook een foto van de dummy naar ‘swordhand’.
De rechtbank overweegt dat het versturen van een dummy kan worden gekwalificeerd als voorbereidingshandeling voor de uitvoer van verdovende middelen naar Ierland. Echter gaat het hier om uitvoer van hasj, een middel dat staat genoemd op lijst II van de Opiumwet en niet op lijst I zoals ten laste is gelegd, aldus worden de verdachten van dit onderdeel van het zaaksdossier vrijgesproken.
Ketamine - [verdachte 6] en [verdachte 12]
Op 31 maart 2020 stuurde [verdachte 5] een foto naar [verdachte 6] waarop een gesealde pallet te zien was en vroeg hij aan [verdachte 6] of hij een ontvangstadres had in Ierland. [verdachte 6] zei dat hij het ging vragen en nam vervolgens contact op met [verdachte 12] met de vraag of hij een ontvanger had in Ierland om wekelijks ketamine naartoe te sturen. Ketamine is geen middel dat op lijst I van de Opiumwet staat genoemd, zodat [verdachte 6] en [verdachte 12] worden vrijgesproken van dit zaaksdossier.
5.5.3.4.9 B1 4.7.4.2.5 Uitvoer pillen naar Rusland en B1 4.7.4.2.3 Uitvoer Engeland
Aan [verdachte 1] is ten laste gelegd dat hij een grote hoeveelheid MDMA-pillen naar Rusland heeft uitgevoerd en dat hij samen met [verdachte 5] 190.000 MDMA pillen aanwezig heeft gehad (feit 1).
Aan [verdachte 5] is ten laste gelegd dat hij een grote hoeveelheid MDMA heeft vervaardigd en aanwezig heeft gehad (feit 2).
Chatberichten
Op 29 maart 2020 vroeg [verdachte 1] aan [verdachte 5] : “hoeveel pillen hebben
wijnog liggen”. [verdachte 5] antwoordde daarop “rond de 100 duizend”. Op 30 maart 2020 stuurde [verdachte 5] een foto naar een Encochat-gebruiker swordhand waarbij hij zei dat het MDMA was en dat ze 30 kilogram hadden. Swordhand vroeg daarop of [verdachte 5] Extacy-pillen klaar had en [verdachte 5] antwoordde bevestigend. [verdachte 5] zei dat hij van 38 kilogram 190.000 pillen had gemaakt en dat hij nog 100.000 over had. [verdachte 5] stuurde een foto van twee pillen en zei daarbij dat het om ‘philip plein’ pillen ging, waar aan de ene kant van de pil ‘PP’ stond en aan de andere kant van de pil een doodshoofd. [verdachte 5] vertelde [verdachte 1] ook dat hij van 38 kilogram 190.000 pillen had laten maken.
wijnog liggen”. [verdachte 5] antwoordde daarop “rond de 100 duizend”. Op 30 maart 2020 stuurde [verdachte 5] een foto naar een Encochat-gebruiker swordhand waarbij hij zei dat het MDMA was en dat ze 30 kilogram hadden. Swordhand vroeg daarop of [verdachte 5] Extacy-pillen klaar had en [verdachte 5] antwoordde bevestigend. [verdachte 5] zei dat hij van 38 kilogram 190.000 pillen had gemaakt en dat hij nog 100.000 over had. [verdachte 5] stuurde een foto van twee pillen en zei daarbij dat het om ‘philip plein’ pillen ging, waar aan de ene kant van de pil ‘PP’ stond en aan de andere kant van de pil een doodshoofd. [verdachte 5] vertelde [verdachte 1] ook dat hij van 38 kilogram 190.000 pillen had laten maken.
[verdachte 5] klaagde dat hij het “grafhandel” vond, waarop [verdachte 1] reageerde dat het toch overal werd verkocht en dat hij laatst naar Rusland had gedaan en dat dit goed was gegaan.
Doorzoeking woning [verdachte 1]
In de woning aan [locatie 36] in Landsmeer, de woning waar [verdachte 1] verbleef als hij in Nederland was, is een pil aangetroffen met aan de ene kant ‘PP’ en aan de andere kant een doodshoofd. Deze pil is nader onderzocht door het NFI en testte positief op MDMA.
Verklaring [verdachte 1]
heeft ter terechtzitting verklaard dat hij pillen had verkocht aan “iemand die ze naar Rusland deed”.
MDMA-pillen
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte 5] 190.000 pillen voorhanden heeft gehad en heeft vervaardigd en dat [verdachte 1] en [verdachte 5] samen in elk geval 100.000 pillen voorhanden hebben gehad.
[verdachte 1] heeft verklaard dat het geen MDMA-pillen waren maar stackers, afvalpillen. Ook de verdediging van [verdachte 5] heeft die mogelijkheid geopperd. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. Voor deze verklaring is geen enkel aanknopingspunt te vinden in het dossier. Uit de berichtenwisseling tussen swordhand en [verdachte 5] volgt evident dat het om MDMA-pillen ging. Daarin werd ook beschreven hoe de pil eruit zag, onder meer dat op de ene kant “PP” stond. Precies zo’n zelfde pil is in de woning van [verdachte 1] aangetroffen en dit bleek een MDMA-pil te zijn De rechtbank stelt dan ook vast dat het MDMA-pillen waren en geen stackers.
Medeplegen uitvoer naar Rusland?
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij de pillen in Nederland aan iemand heeft verkocht die ze naar Rusland “deed”. Dit onderdeel van de verklaring van [verdachte 1] wordt ondersteund door ander bewijs en de rechtbank zal dit onderdeel van zijn verklaring dan ook gebruiken voor het bewijs. Tegen [verdachte 5] zei hij dat “hij naar Rusland had gedaan” en dat dit was goed gegaan. Hieruit maakt de rechtbank op dat [verdachte 1] wist dat de pillen naar Rusland zouden worden verstuurd. [verdachte 1] is ook op de hoogte van het feit dat het is gelukt om de pillen in Rusland te krijgen. Op grond van artikel 1 lid 5 van de Opiumwet moet uitvoer van verdovende middelen extensief worden uitgelegd. [verdachte 1] was op de hoogte van het doel van de persoon die de pillen naar Rusland heeft uitgevoerd, namelijk het uitvoeren naar Rusland en heeft met dat doel de pillen aan hem verkocht. [verdachte 1] kan gelet daarop als medepleger van de uitvoer van de pillen naar Rusland worden aangemerkt.
5.5.3.4.10 B1 4.7.4.2.6 Voorbereiding uitvoer methamfetamine naar Berlijn
Aan [verdachte 5] , [verdachte 1] en [verdachte 3] is ten laste gelegd dat zij samen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd om methamfetamine naar Berlijn te versturen (feit 3).
Chatberichten
Uit de Encrochat-berichten leidt de rechtbank het volgende af.
Op 29 maart 2020 spraken [verdachte 1] en [verdachte 3] in het kader van een transport naar Ierland over een vriend van de jongen die “Berlijn heeft gedaan voor ons.” Op 7 april 2020 stuurde [betrokkene 34] foto’s naar [verdachte 5] waarop een kristalachtige substantie te zien was met daarbij de tekst “is de onze”. [verdachte 5] stuurde deze foto’s door aan [verdachte 1] en zei daarbij dat het naar Berlijn moest. [verdachte 1] reageerde daarop dat zijn bloementransport op dat moment niet reed vanwege corona. [verdachte 5] gaf dit door aan [betrokkene 34] .
Rollen verdachten
Zoals elders in dit vonnis onder zaaksdossier B1 4.7.4.3.2 (productie synthetische drugs, locatie onbekend) is beschreven verklaart de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 5] samen met anderen methamfetamine heeft vervaardigd en voorhanden gehad.
Uit de bewijsmiddelen in dit zaaksdossier volgt dat [verdachte 5] hier actief informatie aan het inwinnen was om zijn methamfetamine naar Berlijn te transporteren. Dat zijn concrete handelingen die gericht zijn op de uitvoer van methamfetamine en aldus verklaart de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hij voorbereidingshandelingen heeft gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
[verdachte 1] heeft op een enkel bericht van [verdachte 5] of het transport naar Berlijn reed ontkennend geantwoord. Dit is onvoldoende voor het plegen van voorbereidingshandelingen van methamfetamine naar Berlijn zodat de rechtbank hem vrijspreekt van dit zaaksdossier.
Ten aanzien van [verdachte 3] overweegt de rechtbank dat uit de chatgesprekken volgt dat [verdachte 1] en [verdachte 3] hebben gesproken over een jongen die eerder voor hen naar Berlijn is gegaan. Daaruit kan niet worden afgeleid dat [verdachte 3] enige betrokkenheid heeft gehad bij de voorbereidingshandelingen van [verdachte 5] ten aanzien van de uitvoer van methamfetamine naar Berlijn. Hij wordt dan ook vrijgesproken van dit zaaksdossier.
5.5.3.4.11 B1 4.7.4.2.7 Liften, zwanger maken rip off en BV-BV
Aan [verdachte 1] en [verdachte 3] is ten laste gelegd dat zij voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor vervoer naar en (verdere) invoer in België van cocaïne in zeven tassen.
Chatberichten
In de periode van 27 maart 2020 tot en met 11 juni 2020 hadden [verdachte 1] en [verdachte 3] contact met meerdere Encrochat-gebruikers. Uit de chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
Encrochat-gebruiker Belg-patat nam op 1 mei 2020 contact op met [verdachte 1] en stuurde hem een chatwisseling door tussen hem en een andere Encrochat-gebruiker Ghost-fighter waaruit bleek dat er een bak in transit stond. Belg-patat gaf aan Ghost-fighter door dat ‘ouwe’ wel wat kon regelen en veel contacten had.
[verdachte 1] gaf de informatie van Belg-patat vervolgens door aan [verdachte 17] . Zo berichtte hij dat er 47 bakken aan waren gekomen in Antwerpen en dat deze in transit stonden. Hij gaf ook het kadenummer door dat hij van Belg-patat had gekregen. [verdachte 17] gaf eerst aan dat hij daar misschien wel wat mee kon. Vervolgens berichtte hij [verdachte 1] dat ‘vrijzet’ heel moeilijk was, het bijna nooit lukte en je het risico liep dat je mensen moest opofferen.
Vervolgens gaf [verdachte 1] de informatie ook door aan [verdachte 3] . Daarbij berichtte hij dat er ‘300’ in zat.
[verdachte 3] en [verdachte 17] wilden toen weten of het een ‘lift-verhaal’ was of dat het tussen de lading zat. [verdachte 1] gaf aan dat het om het liften van 7 tassen ging.
[verdachte 3] zei dat hij het zou vragen aan degenen die daar werken. [verdachte 3] zocht vervolgens contact met twee andere Encrochat-gebruikers. Ondertussen hadden [verdachte 1] en Belg-patat weer contact met elkaar. Belg-patat vroeg of [verdachte 1] een 'streep' had daar, waarop [verdachte 1] antwoordde dat hij normaal een hele bak naar buiten kon krijgen, maar dat hij transit nog nooit had gedaan.
[verdachte 3] gaf door dat zijn man ziek was en dat er door iemand anders al druk over gemaild werd. [verdachte 1] gaf door aan Belg-patat dat ze via iemand anders met dezelfde man bezig waren waarop Belg-patat reageerde dat het dan niks zou worden.
Wat levert het op?
Uit de chatberichten leidt de rechtbank af dat Ghost-fighter een probleem had met een bak die in transit stond. Gezien het gegeven dat werd gesproken over het liften van zeven tassen met 300 erin, het eruit halen van een bak voor de scan en het opofferen van mensen, stelt de rechtbank vast dat er in de bak verdovende middelen zaten. Ook [verdachte 1] zelf heeft ter terechtzitting verklaard dat het om tassen drugs ging, waarbij hij ervan uit ging dat het om cocaïne ging. Deze verklaring van [verdachte 1] wordt ondersteund door de chatberichten zodat de rechtbank deze verklaring in zoverre gebruikt voor het bewijs.
Rol [verdachte 1]
Belg-patat heeft [verdachte 1] ingeschakeld om te kijken of deze kon helpen bij het eruit halen van de bak met verdovende middelen. [verdachte 1] gaf aan dat hij het zelf nog nooit had gedaan, en schakelde [verdachte 17] en [verdachte 3] in om te kijken of zij konden helpen.
Aldus heeft [verdachte 1] handelingen verricht die erop gericht waren ervoor te zorgen dat de bak met ‘de 300’, waarbij hij ervan uit ging dat het om cocaïne ging, in zeven tassen door de douane te krijgen zodat deze verder kon worden vervoerd. Aldus heeft hij samen met anderen voorbereidingshandelingen gepleegd met betrekking tot de doorvoer van verdovende middelen op lijst I.
Rol [verdachte 3]
Uit de chatberichten volgt dat [verdachte 3] is gaan navragen of hij iets kon doen voor de bak met 7 tassen met ‘300’ erin. Gelet op de informatie die [verdachte 3] kreeg en het gegeven dat hij zelf vroeg of het een liftverhaal was, stelt de rechtbank vast dat [verdachte 3] wist dat het ging om verdovende middelen. Nergens blijkt evenwel uit of hij wist dat het om verdovende middelen op lijst 1 of lijst II ging. Daarom kan niet bewezen worden dat [verdachte 3] voorbereidingshandelingen heeft gepleegd met betrekking tot verdovende middelen op lijst I en zal hij van dit zaaksdossier worden vrijgesproken.
5.5.3.4.12 B1 4.7.4.2.8 Lijn limoenen en B1 4.7.4.2.9 Uithaal liften Antwerpen
Aan [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 3] en [verdachte 18] is ten laste gelegd dat zij tezamen en in vereniging met anderen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor de invoer van verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet.
Inleiding
In de periode van 31 maart 2020 tot en met 1 juni 2020 zijn er verschillende Encrochat-berichten verstuurd door en naar onder andere [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 3] , [verdachte 18] , [betrokkene 35] , [betrokkene 36] en de onbekend gebleven Encrochat-gebruikers ‘literaltooth’, ‘peoplesrules’ en ‘wombatpearl’.
Transport limoenen naar Antwerpen – [verdachte 1] , [verdachte 3] en [verdachte 18]
Op 31 maart 2020 had [verdachte 3] contact met onder meer ‘peoplesrules’ over het bestellen van limoenen. [verdachte 3] gaf aan dat hij bezig was om voor iedereen te verdienen, maar het verliep niet hoe het zou moeten en dat als het niet op een normale manier kon hij het aan ‘ouwe’ door zou geven om een andere oplossing te vinden.
Uit de gesprekken van 2 en 4 april 2020 volgt onder meer dat [betrokkene 35] contact had met ‘literaltooth’, de contactpersoon in Colombia, om een lijn met limoenen op te zetten en dat er eerst schone ladingen moesten worden verstuurd. ‘Literaltooth’ zei dat ze wachtten op de kant van [betrokkene 35] , waarop [betrokkene 35] zei dat hij het ging navragen. Direct daarna nam [betrokkene 35] contact op met [verdachte 1] over de limoenen. [verdachte 1] nam op zijn beurt weer contact op met [verdachte 3] met de vraag of hij nog eens kon mailen over de limoenen. [verdachte 3] merkte op dat hij ermee bezig was en stuurde hierover weer berichten met andere Encrochat-gebruikers. Uit die berichten volgt dat [verdachte 3] het transport van de limoenen aan het regelen was en dat ‘ouwe’, [verdachte 1] , geld had betaald om bakken te bestellen.
Op 18 april 2020 hadden [verdachte 1] en [verdachte 18] contact waarbij [verdachte 1] zei: “hij kan gelijk zetten op valencia barcelona 1700 en ik heb zelf lemoenen laten komen uit cola komd op 1742”. De volgende dag was de container binnengekomen in Antwerpen maar op een andere kaai dan gepland. [verdachte 1] nam vervolgens contact op met ‘wombatpearl’ over het feit dat de container met limoenen op de verkeerde kaai in de haven van Antwerpen was aangekomen. Daarbij zei ‘wombatpearl’ dat dit “heel slecht was, want als het werk was geweest hadden ze een probleem” en hij adviseerde om de volgende keer weer een “schone” te sturen zodat ze het hele proces in de gaten konden houden.
[verdachte 1] nam daarna ook contact op met [verdachte 18] over de limoenen, waarbij hij zei dat als er van Cartagena naar Antwerpen kan worden gestuurd, dat hij dan “24 uur de tijd heeft om de bak leeg te halen”, maar “mag ook liften 20 voet droge bak”. [verdachte 18] zei dat hij de informatie ging doorsturen en hij zei even later dat het niet kon en of het daarom via Santa Maria of Buenaventura kon. [verdachte 1] reageerde daarop bevestigend.
In de dagen daarna hadden onder andere [betrokkene 35] en ‘literaltooth’ wederom contact over de container met limoenen waarin [betrokkene 35] aangaf dat de ‘old man’ de bill of lading vroeg omdat hij niet met een ander bedrijf had besteld. Ook werd gesproken over het feit dat ze geen hulp hadden in de haven, dus dat ze moesten smokkelen en het moesten wikkelen in ‘x-ray proof’ papier met lood.
Op 24 april 2020 hadden [verdachte 1] en [verdachte 3] contact met elkaar over het feit dat mogelijk andere personen ook aan het werk waren met limoenen.
Op 4 mei 2020 had [verdachte 3] een afspraak met iemand die het transport regelde en op 5 mei 2020 liet [verdachte 3] aan [verdachte 1] weten dat de limoenen waren gelost in Barendrecht bij Klerk Fruit.
Op 19 mei 2020 vroeg [verdachte 1] aan [betrokkene 35] om aan “colo” te vragen of hij iets kon sturen via “Santa of Turbo”. [betrokkene 35] nam vervolgens contact op met ‘literaltooth’. Hij zou naar Antwerpen “1724” konden sturen en [verdachte 1] gaf desgevraagd aan dat hij daar ‘uithaal’ had.
Beoordeling rechtbank
Op grond van deze gesprekken stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] , [verdachte 18] en [verdachte 3] samen met [betrokkene 35] en ‘literaltooth’ voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor de opzet van een transportlijn tussen Colombia en Antwerpen.
Zo is er een schone testlading naar Antwerpen verstuurd die aankwam op een verkeerde kaai. [verdachte 1] had hierover contact met [verdachte 18] en ‘wombatpearl’. Er werd besproken dat er nog een schone lading zou worden verstuurd om het proces in de gaten te kunnen houden zodat het niet nog eens fout zou gaan. [verdachte 1] en [verdachte 18] verschaften elkaar over en weer verdere inlichtingen over de op te zetten lijn en bespraken de details. Dat het de bedoeling was om via deze lijn verdovende middelen te gaan importeren en vervoeren vanuit Colombia naar Antwerpen leidt de rechtbank af uit het feit dat er wordt gesproken over ‘schone ladingen’, ‘liften’, ‘uithaal’, ‘geen hulp in de haven’, ‘smokkelen’, en het moeten wikkelen in ‘x-ray proof’ papier met lood. Deze termen kan de rechtbank niet anders interpreteren dan dat het ging om de handel in verdovende middelen en dat [verdachte 1] en [verdachte 18] hiervan op de hoogte waren.
[verdachte 3] en [verdachte 1] hadden contact over de te bestellen limoenen en welke bedrijven de bestellingen zouden plaatsen. [verdachte 3] wist ook dat het om verdovende middelen ging aangezien hij vaker met [verdachte 1] in verdovende middelen handelde en hij sprak over “hun tp” én gelet op het feit dat [verdachte 3] erg boos werd toen hij er achter kwam dat andere mensen mogelijk ook in de limoenen zouden handelen. Als dit om legale limoenenhandel zou gaan was er voor [verdachte 3] geen reden om zo boos te zijn.
Dat het om verdovende middelen ging is evident. Uit de verstuurde berichten blijkt evenwel niet of het om middelen van lijst I of lijst II van de Opiumwet gaat. Het enkele feit dat de verdovende middelen uit Colombia komen is onvoldoende om vast te stellen dat het om cocaïne zou gaan en dus een lijst I middel gaat, zoals ten laste is gelegd. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] , [verdachte 3] en [verdachte 18] voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor de invoer van verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet en spreekt hen hiervan ten aanzien van dit zaaksdossier vrij.
Transport limoenen naar Zweden – [verdachte 6]
Op 14 en 15 mei 2020 hadden [betrokkene 35] en ‘literaltooth’ contact over een transportlijn om limoenen naar Zweden te versturen. Zij bespraken wederom dat er eerst schone ladingen moesten worden verstuurd. [betrokkene 35] onderhield hierover eveneens contact met [verdachte 6] . [verdachte 6] had op zijn beurt weer contact met [betrokkene 36] over een Zweeds fruitbedrijf waar zij een prijsopgave konden doen voor een testcontainer met limoenen vanuit Colombia. [verdachte 6] zei dat het ging om “handel verwerkt in de limoenen”.
Op 25 mei 2020 hadden [betrokkene 35] en ‘literaltooth’ weer contact over Zweden. [betrokkene 35] zei dat zijn vriend hem een screenshot zou sturen als die vriend had gemaild over de limoenen. Een dag later stuurde [verdachte 6] een screenshot van deze mail aan [betrokkene 35] . Uit dit screenshot volgt dat een bedrijf uit Stockholm, [bedrijf 5] , een prijsopgave deed voor limoenen bij het Colombiaanse [bedrijf 6]
Beoordeling rechtbank
De rechtbank stelt aan de hand van deze gesprekken vast dat [verdachte 6] samen met [betrokkene 36] en [betrokkene 35] voorbereidingshandelingen heeft gepleegd om een transportlijn tussen Colombia en Zweden op te zetten. Dat dit een transportlijn voor verdovende middelen was leidt de rechtbank af uit het feit dat zij spraken over het eerst sturen van een schone lading en de opmerking van [verdachte 6] dat het ging om handel die verwerkt werd in de limoenen.
Dat het om verdovende middelen ging is evident. Uit de verstuurde berichten blijkt echter niet of het om middelen van lijst I of lijst II van de Opiumwet gaat. Zoals reeds eerder overwogen is het enkele feit dat de verdovende middelen uit Colombia komen, onvoldoende om vast te stellen dat het om cocaïne zou gaan en dus een lijst I middel gaat, zoals ten laste is gelegd. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de invoer van verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet en spreekt hem hiervan ten aanzien van dit zaaksdossier vrij.
5.5.3.4.13 B1 4.7.4.2.10 Lijn shredders Australië en B1 4.8.1.2.1 Aanvulling shredders
Aan [verdachte 6] , [verdachte 9] , [verdachte 12] en [verdachte 1] zijn in dit zaaksdossier voorbereidingshandelingen voor de uitvoer van verdovende middelen (op lijst I) naar Australië ten laste gelegd. Dit zaaksdossier is aan [verdachte 1] ook ten laste gelegd als voltooide uitvoer.
Chatberichten en observaties
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
In dit zaaksdossier werd in de periode van 19 maart 2020 tot en met 15 mei 2020 een zeer groot aantal chatberichten uitgewisseld tussen de verschillende verdachten. Ook werd contact onderhouden met [betrokkene 37] en de Encrochat-gebruikers Omelhor en Dxb-bkk.
De berichten vangen aan op 27 maart 2020 tussen [verdachte 9] en Omelhor. Daaruit volgt dat er gedoe was met de stashbouwer en over de vraag welke shredder was besteld. [betrokkene 37] was heel boos, hij had er geld in gestoken en hield [verdachte 9] verantwoordelijk voor het geld dat hij had geïnvesteerd. Een dag later bespraken [verdachte 9] en Omelhor dat ‘Don Pedro’ ( [verdachte 6] ) en de ‘grote P’ ( [verdachte 1] ) investeerders waren.
[verdachte 9] had op 29 maart 2020 een afspraak met [verdachte 6] . Hij vertelde Omelhor dat [verdachte 1] overal over ging en dat [betrokkene 37] voor de verkoop was. Ook met [verdachte 6] werd het gedoe met de stashbouwer besproken. Er was discussie over of [verdachte 1] ook wist wat er allemaal aan de hand was.
Op 30 maart 2020 berichtte [verdachte 9] aan Omelhor dat er een nieuwe machine was en een nieuwe stashbouwer. [verdachte 6] verzocht vervolgens aan [verdachte 9] zijn neef ‘toe te voegen’ en stuurde het PGP-ID van [verdachte 1] door. Daarop chatte [verdachte 9] naar [verdachte 1] wat er allemaal mis was gegaan en dat hij de chronologische volgorde zou geven. [verdachte 9] stuurde deze chats door aan [verdachte 6] .
[verdachte 9] en Omelhor bespraken vervolgens welk product erin zou gaan. [verdachte 9] chatte “M en Ice, blokken is niet gezegd”.
Op 31 maart 2020 bespraken [verdachte 1] en [verdachte 9] dat [verdachte 1] er voor een kwart in zat en welke mogelijkheden er verder waren voor stash met metaalshredders. Aan Omelhor liet [verdachte 9] weten dat Skip (Australië) had overgemaakt en dat [verdachte 1] dat had doorgedrukt. Diezelfde dag was [verdachte 9] bij de stashbouwer.
Op 2 april 2020 stuurde Omelhor een email door aan [verdachte 9] waarin alle kosten benoemd werden voor het transport van de shredder vanuit Nederland via Oporto en Gioia Tauro naar Sidney. Dit bericht werd door [verdachte 9] doorgestuurd naar [verdachte 6] en op 5 april 2020 ook naar [verdachte 1] .
Uit het chatgesprek op 4 april 2020 volgt dat [verdachte 6] en [verdachte 1] ieder voor 25% investeerders waren en dat er nog 2 anderen waren. Omelhor en [verdachte 9] bespraken vervolgens dat de stash voor 1000 stuks geschikt werd gemaakt, maar als men M stuurde dat het volume dan groter was dan Bricks formaat. Ice kilo’s in broodtrommels waren qua formaat mogelijk weer anders. De stash moest niet te klein zijn en [verdachte 9] ging ervan uit dat het M zou gaan worden. [verdachte 9] stuurde deze chat ook door naar [verdachte 6] .
Omelhor reageerde heel boos hierop omdat was afgesproken dat ze 5% zouden krijgen en dat was afgesproken dat het Ice zou zijn. [verdachte 9] chatte over de ruimte van de stash en dat de maten van Ice en bricks anders waren en dat de hoogte, breedte en lengte van M aangehouden werd en dat het volume zeker 1000 stuks zou worden. Toen Omelhor wilde weten hoever [verdachte 1] hierin betrokken was, zei [verdachte 9] dat [verdachte 1] nu voor 50% investeerder was omdat er een investeerder was weggevallen.
[verdachte 9] chatte aan [verdachte 6] dat de machine klaar was en dat ze enkel de tweede machine wilden vullen en versturen. [verdachte 9] chatte vervolgens aan [verdachte 6] over een deal op 1000 of 2000 stuks Ice en dat als het M werd er gezeik zou komen. [verdachte 6] chatte dat of er nou Ice of M werd verstuurd er altijd een enorm bedrag aan percentage zou overblijven. [verdachte 6] chatte dat hij een afspraak had met [betrokkene 37] en [verdachte 1] .
[verdachte 6] chatte op 24 april 2020 dat hij met de stashbouwer zat en dat deze de stash kon maken, dat deze na demontage gevuld kon worden en er dan weer terug gemonteerd kon worden.
Op 30 april 2020 vroeg [verdachte 6] aan [verdachte 12] of hij geld van een B.V. uit Nederland naar Portugal wilde sturen. [verdachte 12] vroeg of dat persé van een B.V. rekening moest en of het een 'klap bv' moest zijn. [verdachte 6] chatte dat hij het cash kreeg en dat hij 7% mag hebben.
Op 6 mei 2020 bespraken [verdachte 9] en [verdachte 6] dat de machine eind van de week zou vertrekken. Over de tweede machine moest nog nagedacht worden. Omelhor chatte vervolgens aan [verdachte 9] dat de machine op 15 mei 2020 weg zou gaan en dat bericht werd aan [verdachte 6] doorgestuurd.
Uit chatberichten op 11 mei 2020 volgt dat de lege machine naar Australië was verstuurd en dat als de route goed ging er over vijf weken een volle zou volgen. Er werd een foto meegestuurd waarop een shredder te zien was. Tussen [verdachte 6] en [betrokkene 37] werd vervolgens de aanbetaling voor de tweede machine besproken.
Op 22 mei 2020 had [verdachte 6] een afspraak met [verdachte 1] en [betrokkene 37] . Het observatieteam zag [verdachte 1] ook bij het woonwagenkamp waar [verdachte 6] woonde. In chatgesprekken tussen Omelhor en [verdachte 9] ging het over deze ontmoeting en dat die ging over een factuur die betaald moest worden en dat [verdachte 6] de rechterhand was van [verdachte 1] . [verdachte 1] was de hoofdinvesteerder volgens [verdachte 9] .
Vervolgens bleek dat de firma waaraan de shredder verstuurd werd een brievenbusfirma was van drie maanden oud. [verdachte 9] vertelde Omelhor dat hij weinig hoop had dat het zou gaan lukken. [verdachte 1] was er nu over aan het nadenken en [verdachte 9] dacht dat deze ermee wilde gaan stoppen.
Op 8 juni 2020 hadden [betrokkene 37] en [verdachte 1] contact met elkaar. [betrokkene 37] chatte dat het echt een goede B.V. was en dat als [verdachte 1] het niet vertrouwde ze de eerste keer M konden doen. [verdachte 1] chatte daarop dat hij het niet vertrouwde omdat de firma geen historie had. [betrokkene 37] bleef erop hameren dat ze toch M konden doen. [verdachte 1] chatte daarop dat het niks was als er niet al eerder import is geweest. [betrokkene 37] chatte nog: “maar mocht er twijfel zijn laten we afwachten hoe die lege aankomt en dan sturen M.” [verdachte 1] reageerde daarop met het bericht: “ik denk het niet ik heb bij mijn streep gevraagd”. [betrokkene 37] chatte toen nog naar een ander dat het hem niet ging worden en dat het [verdachte 1] blijkbaar niet om het geld ging, maar hij wilde de mensen in Porto niet in de problemen brengen.
Wat levert het op?
Uit bovenstaande leidt de rechtbank af dat de chatberichten gaan over het laten bouwen van een stashplek in een shredder en het versturen daarvan. Uit de chatberichten volgt dat in mei 2020 een lege shredder is verzonden naar Australië als test. Als die goed zou aankomen, zou de shredder de tweede keer gevuld worden met 1000 stuks/kilo verdovende middelen, te weten Ice, M of blokken. Hieruit leidt de rechtbank af dat ging om verdovende middelen vermeld op lijst I, in ieder geval Ice of MDMA. Het laten inbouwen van een stashplek, het versturen van de lege shredder als test en het voorbereiden van een tweede zending leveren handelingen op die direct gericht waren op de uitvoer van die verdovende middelen en leveren daarmee voorbereidingshandelingen op.
Rol [verdachte 1]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [verdachte 1] als (hoofd)investeerder betrokken was. [verdachte 1] werd door [verdachte 9] van de problemen met de shredder op de hoogte gebracht. [verdachte 1] wist dat een stashplek werd gebouwd en heeft een betaling aan Australië doorgedrukt. Ook heeft hij in persoon gesprekken over de zaak gevoerd met [betrokkene 37] en [verdachte 6] . Verder kreeg hij de email van de hele route van de eerste zending doorgestuurd door [verdachte 9] . Hij nam uiteindelijk de beslissing dat de tweede zending niet doorging omdat de firma niet goed was. De anderen probeerden hem nog op andere gedachten te brengen, maar hij had het nagevraagd bij ‘zijn streep’ en zag het niet goedkomen. Hij had kennelijk de bevoegdheid om die beslissing te nemen.
[verdachte 1] heeft ter terechtzitting ontkend dat hij wist dat het ging om een stashplek voor verdovende middelen. De rechtbank kan zich evenwel moeilijk een andere reden voorstellen voor het inbouwen van een stashplek in een shredder die zou worden uitgevoerd. Daarbij komt dat uit de chatberichten tussen [verdachte 1] en [betrokkene 37] in juni 2020, nadat [verdachte 1] de stekker eruit had getrokken, volgt dat [betrokkene 37] hem daarin vroeg of ze toch niet eerst konden kijken hoe de lege aankwam en dat ze daarna M konden sturen. [verdachte 1] chatte daarop dat het echt niets was en dat hij het bij ‘zijn streep’ had nagevraagd. Kennelijk is [verdachte 1] niet verbaasd over de lege shredder en het versturen van M. Daaruit leidt de rechtbank af dat [verdachte 1] ook al daarvoor wist dat er een lege shredder verstuurd was met de bedoeling later een volle met drugs te versturen. Zeker gezien het gegeven dat [verdachte 6] al in april 2020 met [verdachte 9] de soorten drugs besprak die in de shredder zouden gaan en daar direct bij zei dat hij een afspraak had met [verdachte 1] en [betrokkene 37] die daarna ook plaatsvond. Ook de beslissing van [verdachte 1] om de tweede zending niet door te laten gaan omdat de firma niet goed was, duidt erop dat [verdachte 1] wist dat er verdovende middelen in zouden gaan.
Dit alles maakt dat [verdachte 1] samen met de anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de uitvoer van verdovende middelen van lijst I naar Australië. Nu geen sprake is geweest van een voltooide uitvoer wordt [verdachte 1] daarvan vrijgesproken.
Rol [verdachte 6]
en [verdachte 9] chatten uitgebreid over het laten bouwen van de stashplek, het versturen van de lege shredder en het voorbereiden van de tweede zending. Ze bespraken ook om welke drugs het zou gaan en welke percentages een ieder kon verdienen. [verdachte 6] was voor een kwart investeerder en werd de rechterhand van [verdachte 1] genoemd. Ook had hij besprekingen in persoon met [verdachte 1] en [betrokkene 37] . Dit alles maakt dat [verdachte 6] samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de uitvoer van verdovende middelen van lijst I naar Australië.
Rol [verdachte 9]
regelde de bestelling van de shredders, het inbouwen van de stash, het transport en het doen van betalingen en had hierover contact met diverse partijen die hierbij een rol speelden, zoals [verdachte 6] , [betrokkene 37] , Omelhor en [verdachte 1] . Bij problemen trad hij op als bemiddelaar en probleemoplosser. Hij besprak met Omelhor en [verdachte 6] de drugs waarmee de tweede shredder zou worden gevuld, de hoeveelheden en de percentages die dat zou opleveren voor een ieder. Aldus heeft [verdachte 9] een zeer actieve bijdrage geleverd en samen met anderen voorbereidings-handelingen gepleegd voor de uitvoer van verdovende middelen van lijst I naar Australië.
Rol [verdachte 12]
Uit de chatberichten volgt dat dat [verdachte 12] door [verdachte 6] gevraagd werd een betaling te doen € 25.000,-- van een Nederlandse B.V. naar Portugal. Uit het dossier volgt wel dat deze betaling in relatie stond tot de shredders, maar uit niets blijkt dat [verdachte 12] dat wist. Dat hij vroeg of het een ‘klap bv’ moest zijn, hij het cash kreeg en dat hij 7% provisie zou ontvangen is daarvoor onvoldoende. De rechtbank spreekt [verdachte 12] dan ook vrij van dit zaaksdossier.
5.5.3.4.14 B1 4.7.4.2.11 Lijn deklading kolen Colombia II
[verdachte 1] , [verdachte 7] en [verdachte 18] worden er in dit zaaksdossier van verdacht dat zij voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (lijst I) hebben gepleegd met betrekking tot opzetten van een lijn vanuit Colombia met als deklading kolen.
Chatberichten
De verdenkingen zijn gebaseerd op Encrochat-berichten uit periode van 11 april tot en met 12 mei 2020. De rechtbank leidt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten het volgende af.
Op 11 en 12 april 2020 vonden gesprekken plaats tussen [verdachte 7] en de gebruiker van het Encrochat-account ‘Thurman’. [verdachte 7] wilde zo snel mogelijk met ‘die B.V.’ zitten. Hij berichtte dat ‘het’ vanuit Colombia besteld moest worden en dat de B.V. niet hoefde te weten hoeveel de bakken kostten. ‘Thurman’ was bereid te investeren, maar wilde zijn ‘tp’ gebruiken voor zijn eigen spullen. [verdachte 7] vroeg informatie over de B.V., zoals de oprichtingsdatum, omzet, hoeveel bakken ze bestelden en of de B.V. al eens eerder was gebruikt. ‘Thurman’ stuurde dat de B.V. al 25 bakken had gedaan en in schroot en kolen handelde. Vervolgens stuurde [verdachte 7] alle informatie door naar [verdachte 1] met de vraag of ‘ [betrokkene 38] ’ iets kon met een systeem verwerkt in kolen en stuurde hierbij enkele foto’s. [verdachte 7] berichtte dat het containers met big bags betrof en dat de B.V. een eigen kade had om te lossen. [verdachte 1] stuurde dat het dan wel kon en vroeg of ze in ‘Collo’ bestelden en of het niet gewoon blokken op de kade konden zijn. [verdachte 7] ging het navragen bij zijn vriend die in rechtstreeks contact stond met de eigenaar van de B.V. Vervolgens bespraken [verdachte 7] en [verdachte 1] de verschillen tussen bestellen bij een bestaande B.V. en een nieuwe lege B.V.
Op 13 april 2020 stuurde [verdachte 7] aan ‘Thurman’ dat hij had overlegd en dat zij meer informatie moesten hebben over de B.V., zoals de soort schepen, kadenummers en intensiteit van controles. [verdachte 7] stuurde dat hij de optie had voor ‘strepen’, maar dat het eerst goed uitgewerkt moest worden. Vervolgens vroeg [verdachte 7] aan [verdachte 1] of hij iemand had die een B.V. kon nakijken en stuurde hem alle informatie over kadenummers, bakken en transportroutes en foto’s van een website van een Belgische B.V.. [verdachte 1] antwoordde dat hij de tolk ernaar liet kijken en nam direct contact op met [verdachte 18] , die op zijn beurt alle van [verdachte 1] ontvangen informatie doorstuurde naar ‘rubbercake’. Tussen ‘rubbercake’ en [verdachte 1] was - met tussenkomst van [verdachte 18] - over en weer contact om zo veel mogelijk informatie van het bedrijf te weten te komen.
Op 19 april 2020 stuurde [verdachte 7] naar [verdachte 1] dat de eigenaar van de B.V. niet via Colombia wilde werken. Op 22 april 2020 berichtte [verdachte 7] dat hij morgen contact zou hebben met de eigenaar van de B.V. en hem waarschijnlijk wel zo ver zou kunnen krijgen om met de bestaande leverancier te werken. [verdachte 1] antwoordde dat dit top zou zijn en dat ze dan aan de slag konden. Uit berichten van 28 april 2020 tussen ‘thurman’ en [verdachte 7] bleek de B.V. tegen te vallen en minder groot dan gedacht. Ze twijfelden of het verstandig was om via de B.V. 20 bakken te versturen. Op 1 mei 2020 stuurde ‘thurman’ dat hij de “bl’s” naar [verdachte 7] had gestuurd. [verdachte 7] vond dat deze te weinig informatie bevatten en dat de B.V. op kolen voorlopig geen optie was.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat tussen [verdachte 7] , [verdachte 1] en [verdachte 18] een duidelijke samenwerking en rolverdeling bestond omtrent het opzetten van een lijn voor het versturen van verdovende middelen vanuit Colombia met als deklading kolen. [verdachte 7] was de initiator van de op te zetten lijn en betrok [verdachte 1] door hem om nadere informatie en advies te vragen. [verdachte 1] vroeg op zijn beurt alle informatie op bij zijn contact in Zuid-Amerika en schakelde hiervoor de hulp van [verdachte 18] in. De rechtbank is van oordeel uit de bewijsmiddelen onvoldoende concreet kan worden afgeleid dat de lijn betrekking zou hebben op verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet Dit betekent dat [verdachte 7] , [verdachte 1] en [verdachte 18] van dit zaaksdossier worden vrijgesproken.
5.5.3.4.15 B1 4.7.4.2.12 Lijn deklading soja en schroot
[verdachte 1] , [verdachte 3] , [verdachte 7] en [verdachte 2] worden er in dit zaaksdossier van verdacht dat zij voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (lijst I) hebben gepleegd met betrekking tot het opzetten van een lijn vanuit Bolivia met als deklading soja en schroot.
Chatberichten
De verdenkingen zijn gebaseerd op Encrochat-berichten uit de periode van 27 maart 2020 tot en met 12 juni 2020. De rechtbank leidt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten het volgende af.
[verdachte 3] stond vanaf 27 maart 2020 in contact met diverse personen over het stilliggen van de aanvoer van soja in verband met in beslag genomen blokken in Brazilië, bestemd voor Antwerpen. In de periode van 3 tot en met 11 mei 2020 stuurde [verdachte 1] verschillende berichten. Zo stuurde [verdachte 1] aan [verdachte 3] en [verdachte 7] dat hij soja kon gaan opstarten en stuurde de website van een Boliviaanse B.V. naar hen door. Daarnaast stuurde [verdachte 1] dat hij snel aan de gang kon. [verdachte 7] vroeg of ‘het’ in schroot kon worden verwerkt, of met eigen ‘tp’ en uithalen voordat het bij de B.V. was. [verdachte 1] stuurde [verdachte 7] dat allebei mogelijk was. [verdachte 7] stuurde dit op zijn beurt door naar zijn contacten. Verder liet [verdachte 1] op 28 mei 2020 aan [verdachte 3] weten dat soja ook klaar was om te beginnen en op te bouwen met ‘onze producten’. [verdachte 3] stuurde aan [verdachte 1] dat hij deze week een afspraak had met ‘sojaman’ en dat hij [verdachte 1] op de hoogte zou houden. [verdachte 2] stuurde op 12 juni 2020 aan ‘richfire’ informatie door van de Boliviaanse B.V. en stelde [verdachte 1] hiervan op de hoogte.
Wat levert het op?
Op grond van voorgaande is de rechtbank van oordeel dat tussen [verdachte 1] , [verdachte 7] en [verdachte 3] een duidelijke samenwerking en rolverdeling bestond omtrent het opzetten van een lijn met deklading van soja of schroot vanuit Bolivia. [verdachte 1] liet [verdachte 3] en [verdachte 7] weten klaar te zijn om aan de gang te gaan en voorzag hen van informatie. [verdachte 7] en [verdachte 3] vroegen in hun omgeving rond om een en ander op te starten. Naar het oordeel van de rechtbank is gelet op de bewoordingen blokken, ‘het’ verwerkt in schroot, eigen ‘tp’ en uithalen evident sprake van het opzetten van een lijn met deklading om verdovende middelen vanuit Zuid-Amerika te versturen. Voor concrete betrokkenheid van [verdachte 2] hierbij is geen sprake zodat hij reeds daarom van dit zaaksdossier wordt vrijgesproken. Ten aanzien van [verdachte 7] , [verdachte 1] en [verdachte 3] geldt dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende concreet kan worden afgeleid dat de lijn betrekking zou hebben op verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet. Dit betekent dat zij van dit zaaksdossier met betrekking tot voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (lijst I) worden vrijgesproken.
5.5.3.4.16 B1 4.7.4.2.14 Lijn Barcelona
[verdachte 1] , [verdachte 7] en [verdachte 18] worden er in dit zaaksdossier van verdacht dat zij voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (lijst I) hebben gepleegd met betrekking tot het opzetten van een lijn naar Barcelona.
Chatberichten
De verdenkingen zijn gebaseerd op Encrochat-berichten uit de periode 26 maart 2020 tot en met 26 mei 2020. De rechtbank leidt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten het volgende af.
Op 26 maart 2020 en 27 maart 2020 hadden [verdachte 1] en [betrokkene 39] veelvuldig contact over een transport via de haven van Barcelona. [betrokkene 39] stuurde [verdachte 1] een mogelijkheid om via de haven van Barcelona te werken en voorzag hem van alle nodige informatie die hij had vernomen van zijn contactpersoon in de haven, te weten de gebruiker van het Encrochat-account ‘Spacelord’. [verdachte 1] mocht een test doen van “300 voor 25% en boven de 1000 voor 15%”. [verdachte 1] was geïnteresseerd en vroeg naar de kosten en stuurde dat hij er “500 had liggen in Peru om mee te beginnen”. Vervolgens gaf [verdachte 1] [betrokkene 39] instructies wat hij moest vragen aan zijn contactpersoon omtrent kosten, de mogelijkheid voor ‘liften in droge bak’ en of hij niet de naam van de boot en het bedrijf kon geven. [betrokkene 39] vroeg dit na bij ‘Spacelord’ en stuurde [verdachte 1] gedetailleerde informatie over de te gebruiken lijn, rederij en terminal. Verder liet [betrokkene 39] aan [verdachte 1] weten dat ‘Spacelord’ ging kijken waar de handelswaar in gestopt moest worden, maar dat hij klaar was om te ontvangen wanneer [verdachte 1] wilde. [verdachte 1] stuurde dat hij ging kijken of hij vanaf ‘Colo’ en Peru kon gaan vullen.
Vervolgens hadden [verdachte 18] en [verdachte 1] contact over het controleren van een bedrijf dat vanuit Peru containers verzond naar Barcelona. [verdachte 18] stuurde dat ‘ [betrokkene 38] ’ en zijn mensen klaar stonden en dat [verdachte 1] enkel groen licht hoefde te geven om vanuit Peru naar Barcelona te versturen. Vervolgens stuurde [verdachte 1] de informatie over het bedrijf dat vanuit Peru kon versturen door naar [betrokkene 39] , die het op zijn beurt doorstuurde naar ‘Spacelord’. Volgens ‘Spacelord’ was het bedrijf niet geschikt, omdat de terminal onjuist was. [verdachte 1] koppelde dit terug aan [verdachte 18] . Hierna vond overleg plaats tussen [verdachte 18] en [verdachte 1] . [verdachte 18] vroeg aan [verdachte 1] of hij geen emailadres voor ‘ [betrokkene 38] ’ had, zodat hij daar alle informatie over Barcelona heen kon sturen. [verdachte 1] ging dit regelen en schakelde hiervoor [verdachte 7] in. [verdachte 7] stuurde hierop een emailadres en inloggegevens naar [verdachte 18] .
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat tussen [verdachte 1] , [betrokkene 39] en [verdachte 18] een duidelijke samenwerking bestond omtrent het opzetten van een lijn vanuit Peru naar Barcelona die was gericht op het transport van verdovende middelen. Zo werd gesproken over aantallen en hoeveelheden, liften droge bak en kosten in procenten. Nadat [verdachte 1] de concrete werkwijze doorgestuurd had gekregen, nam hij contact op met [verdachte 18] om het bedrijf te bepalen waarmee vanuit Zuid-Amerika verstuurd zou worden. Voor concrete betrokkenheid van [verdachte 7] hierbij is geen sprake zodat hij reeds daarom van dit zaaksdossier wordt vrijgesproken. Ten aanzien van [verdachte 1] en [verdachte 18] geldt dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende concreet kan worden afgeleid dat de lijn betrekking zou hebben op verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet. Dit betekent dat [verdachte 1] en [verdachte 18] van dit zaaksdossier worden vrijgesproken.
5.5.3.4.17 B1 4.7.4.2.15 Lijn Costa Rica – Vlissingen
[verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 18] en [verdachte 9] worden er in dit zaaksdossier van verdacht dat zij voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (lijst I) hebben gepleegd met betrekking tot het opzetten van een lijn voor de invoer van verdovende middelen vanuit Costa Rica naar Vlissingen.
Chatberichten
De verdenkingen zijn gebaseerd op Encrochat-berichten in de periode van 28 maart 2020 tot en met 23 april 2020. De rechtbank leidt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten het volgende af.
Op 28 maart 2020 vroeg ‘fabledpants’ aan ‘haggardcider’ of hij “nog wat op Vlissingen wil doen via Costa”. ‘Haggardcider’ vroeg of het ‘lift’ was of ‘Bv-Bv’, waarop ‘fabledpants’ antwoordde: “Ik heb een uithaalploeg”. ‘Haggardcider’ stelde lift voor, waarop ‘fabledpants’ wilde weten of het in pallets gezet kon worden met Chiquita of Amigo bananen en of ‘haggardcider’ een palletnummer kon geven, dan konden de uithalers dit testen. [verdachte 9] stuurde screenshots van de gesprekken tussen ‘fabledpants’ aan ‘haggardcider’ door naar [verdachte 6] , die het “goed vond klinken”. [verdachte 6] vroeg [verdachte 9] “wat ze rekenen voor het naar buiten brengen” en “pallets”. [verdachte 9] stuurde deze vragen op zijn beurt weer door naar ‘haggardcider’. Vervolgens stuurde ‘fabledpants’ aan ‘haggardcider’ de volgende werkwijze: “Aan de kant waar de spullen in de pallets word gezet daar op de dozen zitten een sticker met een barcode en een nr, als ze die sticker een foto van maken dan kan ik die naar de uithaalgroep sturen en weten we 100% zeker dat die pallets bij hun aankomen.” In aanvulling op deze uitleg stuurde ‘fabledpants’ een foto van een sticker met diverse barcodes waarop het nummer 402 was omcirkeld.
De berichten over de werkwijze en de foto stuurde [verdachte 9] door naar [verdachte 6] , die dit doorstuurde naar [verdachte 1] . [verdachte 6] vroeg aan [verdachte 1] of “hij pallets naar Vlissingen kan, omdat hij ( [verdachte 6] ) nu uithaal heeft”. [verdachte 1] reageerde hierop dat het moest wachten tot half april, maar dat hij het had doorgestuurd. Intussen stuurde [verdachte 1] de foto’s en berichten door naar [verdachte 18] , die dit op zijn beurt doorstuurde naar ‘rubbercake’. [verdachte 18] vertaalde in de communicatie tussen [verdachte 1] en ‘rubbercake’. Daarnaast gaf [verdachte 1] [verdachte 18] de opdracht om aan ‘rubbercake’ te vragen “of hij niet 300 naar Valencia of Barcelona wil sturen liften droge bak, of 1700 Antwerpen ben ook bezig Vlissingen.” [verdachte 18] liet [verdachte 1] weten dat hij foto’s van de dozen die daar aan zouden komen moest sturen, dan kon ‘rubbercake’ ze daar controleren.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat tussen [verdachte 1] , [verdachte 18] , [verdachte 6] en [verdachte 9] een duidelijke samenwerking bestond omtrent het opzetten van een lijn met deklading vanuit Zuid-Amerika naar Vlissingen. [verdachte 9] was op de hoogte van een mogelijke werkwijze middels een uithaalploeg en stuurde dit door naar [verdachte 6] . [verdachte 6] vroeg concreet naar de kosten en stuurde de werkwijze door naar [verdachte 1] , die op zijn beurt, middels de vertaling van [verdachte 18] , zijn contact in Zuid-Amerika op de hoogte bracht van de mogelijkheid.
Naar het oordeel van de rechtbank is evident sprake van het opzetten van een lijn met deklading om verdovende middelen vanuit Zuid-Amerika naar Vlissingen te vervoeren. Immers, er wordt gesproken over liften droge bak, BV./B.V. en uithaalploeg. Uit de bewijsmiddelen kan evenwel onvoldoende concreet worden afgeleid dat de lijn betrekking zou hebben op verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet. Dit betekent dat [verdachte 1] , [verdachte 18] , [verdachte 6] en [verdachte 9] van dit zaaksdossier worden vrijgesproken.
5.5.3.4.18 B1 4.7.4.2.16 Voorbereiding transport Zuid-Amerika – Nederland – Engeland [verdachte 7] met Grizzlywind
Aan [verdachte 1] , [verdachte 7] en [verdachte 4] is ten laste gelegd dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor de uitvoer van cocaïne. Aan [verdachte 1] is dit feit ook als voltooide uitvoer ten laste gelegd.
Chatberichten
In de periode van 16 mei 2020 tot en met 2 juni 2020 hadden [verdachte 1] en [verdachte 7] contact met [betrokkene 40] .
Op 16 mei 2020 vroeg [betrokkene 40] aan [verdachte 7] of hij middelen had om 20 stuks van Nederland naar Engeland te versturen. [verdachte 7] reageerde daarop dat [betrokkene 40] dat aan hun vriend moest vragen. Direct daarna vroeg [betrokkene 40] aan [verdachte 1] of hij 20 blokken naar Engeland kon sturen en zei dat er nog 120 aankwamen. “Ik kan dat” reageerde [verdachte 1] .
Op 19 mei 2020 zei [betrokkene 40] tegen [verdachte 1] dat hij nu met die jongen voor die transporten zat en dat de mannen in Liverpool contact wilden leggen. Hij vroeg aan [verdachte 1] of het contact via zijn jongen die “hier” was kon lopen. [verdachte 1] zei dat dit goed was. [betrokkene 40] is woonachtig in Panama. [verdachte 7] verbleef van 8 maart 2020 tot 13 maart 2020 in Panama.
[betrokkene 40] nam vervolgens per abuis contact op met [verdachte 4] . Hij moest [verdachte 7] hebben. Daarna hadden [betrokkene 40] en [verdachte 7] contact over een transport van Nederland naar Engeland. [verdachte 7] had later ook zelf contact met de contactpersoon in Liverpool over de mogelijkheden van een transport. [verdachte 7] zei dat hij het de volgende dag zou bevestigen. Twee dagen later zei [verdachte 7] tegen de contactpersoon in Engeland dat hij hem niet was vergeten, maar dat hij nog wachtte op antwoord van zijn transportman. Daarna had [verdachte 7] weer contact met [betrokkene 40] . [betrokkene 40] zei dat er nog 120 lagen die naar Nederland moesten en stuurde een foto mee. Op de foto zijn veel witte verpakte blokken te zien. Deze kwamen uit Peru. [verdachte 7] wilde de persoon uit Engeland in persoon zien. Op 2 juni 2020 zei [betrokkene 40] dat die jongen uit Engeland in Amsterdam was en dat [verdachte 7] contact met hem moest opnemen als hij hem wilde zien. Of zij elkaar uiteindelijk hebben ontmoet volgt niet uit de berichten.
Cocaïne?
Dat het ging om cocaïne leidt de rechtbank af uit het feit dat er werd gesproken over blokken uit Peru in combinatie met de foto van witte blokken, lijkend op blokken cocaïne.
Conclusie
De rechtbank leidt uit de berichten af dat [verdachte 1] voor [betrokkene 40] een transport kon regelen voor blokken van Nederland naar Engeland. [betrokkene 40] regelde dit vervolgens met goedkeuring van [verdachte 1] met [verdachte 7] . [verdachte 7] had hierover contact met de contactpersoon in Engeland en wilde hem in persoon zien om hierover te praten. [verdachte 7] had dit uitgezet bij zijn transportman, maar wachtte nog op antwoord. De handelingen van [verdachte 1] en [verdachte 7] waren concreet gericht op het organiseren van een transport van cocaïne van Nederland naar Engeland.
De rechtbank verklaart op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] en [verdachte 7] samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor het uitvoeren van cocaïne naar Engeland.
Nu niet is vast komen te staan dat daadwerkelijk cocaïne is verstuurd naar Engeland wordt [verdachte 1] vrijgesproken van dit zaaksdossier ten aanzien van feit 1, de voltooide uitvoer.
[verdachte 4] heeft in dit zaaksdossier geen rol gespeeld, anders dan dat per ongeluk contact met hem werd opgenomen door [betrokkene 40] . De rechtbank spreekt hem daarom vrij van dit zaaksdossier.
5.5.3.4.19 B1 4.7.4.2.18 Voorbereiding uitvoer Australië drones
Aan [verdachte 1] , [verdachte 6] en [verdachte 11] is ten laste gelegd dat zij samen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd om methamfetamine (ICE) uit te voeren naar Australië. Aan [verdachte 1] is dit zaaksdossier ook als voltooide uitvoer ten laste gelegd.
Chatberichten
De verdenkingen zijn gebaseerd op Encrochat-chatberichten die op 11 en 12 juni 2020 onder andere zijn verstuurd en ontvangen door [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 11] , [betrokkene 37] en de onbekende gebruiker van het Encrochat-account ‘dxb-bkk’.
Uit de chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
Op 11 juni 2020 stuurde ‘dxb-bkk’ naar [betrokkene 37] een foto van een koffer met daarin een drone en de bijbehorende benodigdheden. ‘Dxb-bkk’ zei daarbij dat er een kilo ICE in zat en dat dit niet te zien was op een scan.
[betrokkene 37] stuurde de foto van de koffer met de drone direct door naar [verdachte 1] en zei daarbij: “zit 1 kg ice in kan je niet zien, gaat door scan en hondenvrij”. [verdachte 1] reageerde daarop met het bericht: “wij kunnen versturen ook en ontv”. [betrokkene 37] stelde daarna voor om met 15 stuks te beginnen en dat ze “skip” voor een deel mee konden laten doen. [betrokkene 37] zei dat hij onderdelen kon bestellen en ze binnen 2 à 3 weken klaar kon hebben. “Oké” antwoordde [verdachte 1] . [betrokkene 37] koppelde dit terug aan ‘dxb-bkk’ en zij bespraken verder de verdeling, de voorbereiding en de wijze van transport. De verdeling zou worden: [verdachte 1] 40, [betrokkene 37] 20 en ‘dxb-bkk’ 20. [betrokkene 37] sprak op 12 juni 2020 met [verdachte 1] af om hierover te praten.
[betrokkene 37] stuurde de foto van de drone op 11 juni 2020 ook door naar [verdachte 6] . [verdachte 6] was hierin geïnteresseerd en er werd meteen over aantallen gesproken om te versturen. [verdachte 6] stuurde de foto van de koffer met de drone door naar [verdachte 11] . [verdachte 11] reageerde hierop: “is drone toch, gelijk wegvliegen bij de douane, zit in de koffer? Dubbelbodem?”. [verdachte 11] zei dat Ice hoog stond in “AU” en zij chatten vervolgens over de mogelijke opbrengst in Australië. De volgende dag zei [verdachte 11] dat het versturen en ontvangen geen probleem was en dat hij een pallet via [bedrijf 9] kon versturen en dat hij daarvoor een bedrijf in Lelystad kon gebruiken.
Voorbereidingshandelingen [betrokkene 37] en [verdachte 1]
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [betrokkene 37] en [verdachte 1] plannen maakten om drones met daarin Ice (methamfetamine) te versturen naar Australië. Er werd gesproken over het laten meedoen van ‘Skip’. ‘Skip’ is een gangbare benaming voor Australië, zoals ook volgt uit de bewijsmiddelen bij het zaaksdossier Shredders. De rechtbank stelt dan ook vast dat het de bedoeling was de drones met Ice uit Nederland naar Australië uit te voeren. Kennelijk wist [verdachte 1] ook wat de bedoeling was, aangezien hij meteen aangaf dat hij het kon versturen en ontvangen. Dat het zou moeten worden uitgevoerd volgt uit het feit dat werd gezegd dat het door de scan kon en hondenvrij was. [verdachte 1] had dan ook wetenschap dat de drones naar Australië zouden worden verstuurd. Dat hij alleen nieuwsgierig was acht de rechtbank niet aannemelijk. Immers, [betrokkene 37] deed een zeer concreet voorstel, [verdachte 1] ging daarmee direct akkoord. Bovendien werd zeer concreet over een aandeel gesproken in de verdeling en zou [betrokkene 37] zelfs al onderdelen gaan bestellen. Dit zou allemaal zeer onlogisch zijn, als [verdachte 1] enkel uit nieuwsgierigheid informatie wilde inwinnen. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan deze verklaring van [verdachte 1] .
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] samen met een ander voorbereidingshandelingen heeft gepleegd om methamfetamine in drones vanuit Nederland naar Australië uit te voeren. Nu van een voltooide uitvoer geen sprake is, zal [verdachte 1] daarvan worden vrijgesproken.
Voorbereidingshandelingen [betrokkene 37] , [verdachte 6] en [verdachte 11]
Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat [verdachte 6] en [verdachte 11] ook plannen maakten om drones met Ice (methamfetamine) uit te voeren naar Australië. Nadat [verdachte 6] de informatie van [betrokkene 37] had gekregen over de drones bespraken zij op welke wijze zij drones konden uitvoeren en wat het zou opbrengen. Zodoende is wettig en overtuigend bewezen dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen in de zin van Opiumwet (lijst I) hebben gepleegd.
5.5.3.4.20 B1 4.7.4.2.19 Voorbereiding blokken in fruit per luchtvracht en B1 4.7.4.2.20 Voorbereiding blokken in cilinders
Aan [verdachte 1] , [verdachte 13] en [verdachte 18] is ten laste gelegd dat zij in de periode van 28 maart 2020 tot en met 8 mei 2020 voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor het opzetten van een transportlijn ten behoeve van de invoer van harddrugs via luchtvracht. Aan [verdachte 13] en [verdachte 1] is verder ten laste gelegd dat zij in die periode voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor het vervoeren van harddrugs in cilinders.
B1 4.7.4.2.19 Voorbereiding blokken in fruit per luchtvracht
Chatberichten
Uit de chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
De Encrochat-gebruikers Methetboekje en Palacepizza hadden eind maart 2020 contact met elkaar over een megaverhaal met gesneden passiefruit per luchtvracht voor 22 ton per week uit Zuid- Amerika. Het was een schoon bedrijf met bijna geen controle die [bedrijf 7] en Albert Heijn bevoorraadde. Ook werd gesproken over een Nederlandse B.V. Deze berichtenwisseling stuurde Palacepizza vervolgens door aan [verdachte 13] . Zij bespraken samen vervolgens of ‘Ouwe’ mee wilde bewegen waarop [verdachte 13] berichtte dat deze het sowieso kon laten ‘draaien’. Vervolgens bespraken ze dat ze er base in konden doen of hele blokken. [verdachte 13] nam daarop contact op met [verdachte 1] en vroeg wat hij ervan vond. [verdachte 1] berichtte dat 22 ton niks was en dat ‘ [betrokkene 38] ’ alleen goed was in bananen. [verdachte 13] moest eerst maar eens vragen wat ze er voor wilden hebben. [verdachte 1] vertelde verder dat hij met een agent alles binnen had gehad en hij ‘daar’ iemand plat had. [verdachte 1] stuurde de informatie van [verdachte 13] vervolgens door aan [verdachte 18] terwijl [verdachte 13] de berichten van [verdachte 1] doorstuurde aan Palacepizza. [verdachte 13] sprak met Palacepizza af elkaar te ontmoeten. [verdachte 1] vroeg daarna aan [verdachte 13] om aan hen te vragen met welke maatschappij ze vlogen en dat ze misschien wel wat konden doen met dat fruit door de lucht.
[verdachte 1] en [verdachte 13] bespraken vervolgens dat [verdachte 1] niets zag in vloeibaar. Dit gaf [verdachte 13] weer door aan Palacepizza en hij zei erbij dat [verdachte 1] wel graag wilde werken voor “die % en vlieg”. Vervolgens stuurde [verdachte 13] naar [verdachte 1] dat het een goed gesprek was. [verdachte 1] gaf toen door aan [verdachte 13] dat ze certificaten nodig hadden en dat dat wel een half jaar kon duren. Uit de berichten volgt tenslotte dat de leverancier toch alleen vloeibaar wilde en dat het uiteindelijk niet tot zaken is gekomen.
Harddrugs
Uit de chatberichten waarin wordt gesproken over base en blokken leidt de rechtbank af dat in de chatgesprekken wordt gedoeld op harddrugs (lijst I van de Opiumwet).
Invoer?
Gelet op de chatberichten over Zuid-Amerika, een Nederlandse B.V. en een bedrijf dat [bedrijf 7] en [bedrijf 8] bevoorraadde stelt de rechtbank vast dat de berichten gaan over de invoer vanuit Zuid-Amerika naar Nederland.
Rol [verdachte 1]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte 1] concrete vragen stelde, wat wilde doen met fruit door de lucht, inlichtingen gaf aan [verdachte 13] om het drugstransport te kunnen regelen en besliste wat wel en niet kon. Hij stuurde ook informatie door aan [verdachte 18] en vroeg wat er mogelijk was. Dit alles levert concrete handelingen op die erop gericht waren harddrugs in te voeren uit Zuid-Amerika en aldus heeft hij samen met anderen voorbereidingshandelingen gepleegd.
Rol [verdachte 13]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte 13] uitgebreide berichten met Palacepizza over een drugstransport heeft uitgewisseld en vervolgens concreet in gesprek ging met [verdachte 1] over wat er allemaal nodig was en of ze wat konden doen. Deze informatie gaf hij vervolgens weer door aan Palacepizza. Dit betreffen concrete handelingen die waren gericht op de invoer van harddrugs vanuit Zuid-Amerika en aldus heeft hij samen met anderen voorbereidingshandelingen gepleegd.
Rol [verdachte 18]
Voor [verdachte 18] geldt dat hij weliswaar een bericht heeft ontvangen over dit drugstransport, maar verder blijkt niet dat [verdachte 18] concrete handelingen verricht heeft gericht waren dit transport. Dit enkele bericht levert dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op voor voorbereidingshandelingen en [verdachte 18] wordt daarom vrijgesproken van dit zaakdossier.
Strafbare voorbereidingshandelingen?
Dat het te lang duurde vanwege de certificaten en er toch werd ingezet op vloeibaar, wat [verdachte 1] , en dus [verdachte 13] , niet wilden, betekent niet dat er niet al sprake was van strafbare voorbereidingshandelingen. Er was immers een concreet voornemen harddrugs in te voeren.
B1 4.7.4.2.20 Voorbereiding blokken in cilinders
Chatberichten:
Uit de chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
[verdachte 13] en Palacepizza bespraken in april 2020 met elkaar dat Palacepizza had gepusht bij [bedrijf 9] . Deze konden cilinders versturen. Hongkong zou ze versturen, ze moesten dan gevuld worden en teruggestuurd. Het ging om 5 blokjes per cilinder. Ze bespraken verder of het de moeite was omdat er veel personen moesten meedelen in de winst, waaronder ‘Suriname’ en ‘Suri ouwe’. Er werden prijzen besproken waar de blokken voor stonden in verschillende landen. Besproken werd dat ze eerst een testcilinder zouden doen zodat ze aan iedereen konden laten zien dat het goed zat. Vervolgens stuurde [verdachte 13] aan [verdachte 1] dat hij iets kon met supermooie originele ‘colo 25’ in cilinders. Hij zei erbij dat het van een groepje was die het hadden overgenomen van iemand wiens vader een oude bekende was van [verdachte 1] . [verdachte 1] berichtte vervolgens dat hij het aan het vragen was.
Harddrugs
Uit de chatberichten waarin prijzen worden genoemd en wordt bericht over ‘originele colo 25’ leidt de rechtbank af dat het gaat om harddrugs (cocaïne).
Rol [verdachte 13]
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte 13] samen met Palacepizza heel concreet bezig was transporten te organiseren via [bedrijf 9] met cilinders met 5 blokken uit Hongkong. Deze handelingen zijn concreet gericht op het in- en vervoeren van harddrugs en aldus heeft [verdachte 13] ten aanzien daarvan samen met anderen voorbereidingshandelingen gepleegd.
Rol [verdachte 1]
Weliswaar ontving [verdachte 1] een bericht over ‘originele colo’ in cilinders, maar nergens blijkt uit dat [verdachte 1] hierop vervolgstappen heeft ondernomen en zich verder concreet met deze zaak heeft bezig gehouden. Het enkele bericht dat hij ‘het’ aan het vragen was, is daarvoor onvoldoende. Dat, zoals het openbaar ministerie stelt, in de chatberichten met ‘Suri ouwe’ of ‘ouwe’ [verdachte 1] wordt bedoeld, kan onvoldoende uit de context van de chatberichten worden afgeleid. [verdachte 1] zal dan ook worden vrijgesproken van dit zaaksdossier.
5.5.3.4.21 B1 4.7.4.2.22 Encrochatberichten [verdachte 1] en [betrokkene 3] over Cartagena
Aan [verdachte 1] is ten laste gelegd dat hij samen met anderen verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet heeft ingevoerd, uitgevoerd, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of aanwezig gehad en dat hij hiervoor voorbereidingshandelingen heeft gepleegd.
Chatberichten
Uit de Encrochat-berichten leidt de rechtbank het volgende af.
Op 21 april 2020 hadden [verdachte 1] en [betrokkene 3] contact met elkaar over de import uit Cartagena, over het meekopen en het verloren hebben door controle in de haven. Hierbij noemde [verdachte 1] ook kadenummers van de haven in Antwerpen. [verdachte 1] zei ook dat hij “strepen”, douanemedewerkers, had in de haven van Antwerpen maar dat hij dan wel een bedrijf moest hebben dat daar al op werkte.
Conclusie
Dat [verdachte 1] en [betrokkene 3] het in deze berichten hadden over het invoeren van verdovende middelen uit Cartagena is evident. Uit de verstuurde berichten blijkt evenwel niet of het om middelen van lijst I of lijst II van de Opiumwet gaat. Het enkele feit dat de verdovende middelen uit Colombia komen is onvoldoende om vast te stellen dat het om cocaïne zou gaan en dus een lijst I middel gaat, zoals ten laste is gelegd. Dat er daadwerkelijk een partij is ingevoerd volgt ook niet uit de gesprekken. De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] verdovende middelen van lijst I heeft ingevoerd dan wel dat hij hiervoor voorbereidingshandelingen heeft gepleegd en spreekt hem hiervan ten aanzien van dit zaaksdossier vrij.
5.5.3.4.22 B1 4.7.4.3.1 Rekeningoverzicht [verdachte 17] , [verdachte 1] en [verdachte 10]
[verdachte 1] en [verdachte 17] worden er in dit zaaksdossier van verdacht dat zij heroïne voorhanden hebben gehad en hebben verstrekt/vervoerd/afgeleverd. [verdachte 10] wordt – naast het voorhanden hebben/verstrekken/vervoeren/ afleveren van heroïne – ook verdacht van voorbereidingshandelingen met betrekking tot de handel in heroïne.
Chatberichten
De verdenkingen zijn gebaseerd op Encrochat-berichten uit de periode van 4 april 2020 tot en met 22 mei 2020. De rechtbank leidt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten het volgende af.
Op 4 april 2020 stuurde [verdachte 17] naar [verdachte 10] dat hij cash nodig had in Holland en dat hij enkel veel cash had in Spanje. [verdachte 17] stuurde dat er “van nl bruin nog bijna 250k open stond” en dat hij “met spoed 100k nodig had in Holland”. Verder vroeg hij of [verdachte 10] al wist wanneer zijn klant de rekening glad ging trekken. [verdachte 17] stuurde [verdachte 10] twee foto’s van het scherm van een mobiele telefoon met daarop notities getiteld ‘Ouwe bruine’ met een lijst van stuks en betalingen. In het overzicht stond de totaalsom van 229 stuks voor 7500 per stuk, wat 1.717.500 opleverde, waarvan 1.533.750 betaald was en dus nog 183.750 open stond. Daar kwam nog 66.000 bij, waardoor in totaal 249.750 open stond. [verdachte 10] stuurde [verdachte 17] dat hij het geld bij elkaar ging krijgen. In de daarop volgende dagen hadden [verdachte 10] en [verdachte 17] over en weer contact over betalingen, de openstaande rekening en het pushen door [verdachte 10] van zijn klanten.
Op [geboortedag] 2020 hadden [verdachte 10] en [verdachte 17] wederom contact over de openstaande rekening. [verdachte 17] stuurde [verdachte 10] dat “hij met Spanje erbij nu nog 379.750 euro kreeg”. [verdachte 10] stelde voor om samen te zitten om de boekhouding door te nemen, ook om “de laatste dingen door te nemen die jij hebt verrekend en geruild met ouwe”. [verdachte 17] stuurde [verdachte 10] dat dit al in het eerder verstuurde overzicht stond opgenomen, namelijk “twee keer ouwe. 202k en 202.5k en te goed ouwe 66k”.
Op 18 mei 2020 stuurde [verdachte 10] dat [verdachte 17] deze week het geld van het bruin uit Spanje zou ontvangen en binnen 10 dagen ook geld in Nederland zou ontvangen. [verdachte 17] stuurde een gesprek tussen hem en [verdachte 10] over de betalingen vervolgens door aan ‘superdokterbos’, die vroeg of dit de ‘klant van ouwe’ was, hetgeen [verdachte 17] bevestigde.
Tussen 17 en 21 mei 2020 hadden [verdachte 1] en [verdachte 10] contact met elkaar over de onbekend gebleven Encrochat-gebruiker ebi-vught. [verdachte 10] sprak in het Turks met ebi-vught, die op zijn beurt ‘lichte en donker bruin’ wilde ruilen met ‘de ouwe’. [verdachte 10] stuurde hem dat hij het zou navragen en nam direct contact op met [verdachte 1] en besprak met hem deze informatie.
Op 22 mei 2020 vroeg [verdachte 10] aan ebi-vught wanneer het geld kwam. Ebi-vught stuurde dat hij 10 kilo had verkocht en € 30.000,- had achtergelaten in het huis van ouwe. Hij wilde de markt in handen houden. Als vóór zondag nog 14 kilo zou lukken, dan zou hij later € 70.000,- of € 80.000,- kunnen betalen. [verdachte 10] stuurde [verdachte 17] dat er 30 ruggen in Spanje lagen en dat er zondag nog meer geld in Spanje zou komen. Verder vroeg [verdachte 10] aan [verdachte 17] of hij maandag of dinsdag een ‘tp’ kon sturen voor het bruin, dan kon [verdachte 10] gelijk wat papieren mee sturen.
Op 22 mei 2020 stuurde [verdachte 17] opnieuw twee afbeeldingen aan [verdachte 10] van hetzelfde overzicht, aangevuld met “plus 10 bruin Spanje en 3 mix 100.000 euro. totaal open nl en Spanje 249.750 +100.000 = totaal te goed in nl en sp 349.750”.
Wat levert dit op?
Uit de inhoud van de verstuurde overzichten en gesprekken over stuks, ‘bruin’ en bedragen leidt de rechtbank af dat tussen [verdachte 10] en [verdachte 17] werd gesproken over de handel in verdovende middelen’, te weten stuks ‘bruin’ . Zoals eerder is overwogen, wordt met ‘bruin’ doorgaans heroïne bedoeld. De in het verstuurde overzicht en de gevoerde gesprekken genoemde bedragen en hoeveelheden passen ook bij de verkoop van heroïne.
Verder stelt de rechtbank vast dat in de gesprekken tussen [verdachte 17] en [verdachte 10] werd gedoeld op de handel tussen [verdachte 17] en [verdachte 1] . Zo was de titel van het overzicht ‘ouwe bruine’ en wilde [verdachte 10] met [verdachte 17] de boekhouding doornemen, inclusief hetgeen geruild en verrekend zou zijn met ‘ouwe’. Zoals eerder is overwogen, is ‘ouwe’ een bijnaam van [verdachte 1] . [verdachte 17] had het Encrochat-account van [verdachte 1] (outdoorfeline) zelf ook opgeslagen als ‘ouwe’. Bovendien nam [verdachte 10] na een gesprek met ebi-vught waarin [verdachte 10] zei dat hij het bij ‘de ouwe’ ging navragen direct contact op met [verdachte 1] . Dit alles maakt dat kan worden vastgesteld dat in het rekeningoverzicht met ‘ouwe’ [verdachte 1] wordt bedoeld.
Gezien de verschillende berekeningen op het rekeningoverzicht en de verrekeningen die blijkens het overzicht hebben plaatsgevonden in combinatie met de gesprekken daarover, stelt de rechtbank voorts vast dat ook sprake is van daadwerkelijke verkoop van 229 stuks plus 10 stuks van [verdachte 17] aan [verdachte 1] . Ook volgt uit de chatberichten dat [verdachte 1] 10 stuks heeft verkocht aan ebi-vught.
Halve of hele kilo’s?
De raadsvrouw van [verdachte 17] heeft betoogd dat de in het overzicht genoemde prijs van € 7.500,- per stuk overeenkomt met een waarde van een halve kilo heroïne, in plaats van een kilo heroïne. De rechtbank overweegt als volgt. [verdachte 17] en [verdachte 10] spraken consequent over stuks. [verdachte 10] en Ebi-vught spraken consequent over kilo’s. Het lijkt er daarbij op dat dezelfde hoeveelheid wordt bedoeld. De rechtbank stelt voorts vast dat [verdachte 17] , [verdachte 1] , [verdachte 10] en ebi-vught in dezelfde periode van april en mei 2020 ook spraken over onderlinge handel in stuks, waarbij duidelijk was dat daar kilo’s werden bedoeld (zie: zaaksdossier 4.7.4.3.6, handel 14 kilo bruin Valencia). De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding, ook niet in de onderling afgesproken prijs, dat hier sprake zou zijn van handel in halve kilo’s in plaats van kilo’s.
Rol [verdachte 1] en [verdachte 17]
Uit bovenstaande volgt dat [verdachte 1] in totaal 239 kilo heroïne van [verdachte 17] heeft afgenomen. [verdachte 1] heeft daarmee deze hoeveelheid heroïne voorhanden gehad en [verdachte 17] heeft deze hoeveelheid heroïne ook voorhanden gehad en verkocht aan [verdachte 1] . Ook heeft [verdachte 1] 10 kilo heroïne aan ebi-vught verkocht.
Rol [verdachte 10]
Uit bovenstaande volgt dat [verdachte 10] als tussenschakel diende in de heroïnehandel tussen [verdachte 1] en [verdachte 17] . Hij verzorgde de betalingen en verrekeningen en ging actief achter geld aan om de rekening van [verdachte 1] te betalen. Ook heeft [verdachte 10] zich actief bemoeid met de betaling door ebi-vught aan [verdachte 1] voor de 10 kilo heroïne. Aldus heeft [verdachte 10] handelingen verricht van voldoende gewicht om te kunnen spreken van een nauwe en bewuste samenwerking bij de afname van [verdachte 1] van de heroïne van [verdachte 17] en bij de verkoop van de 10 kilo aan ebi-vught. Dit levert dan ook medeplegen op.
Ook heeft [verdachte 10] aldus voorbereidingshandelingen gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
5.5.3.4.23 B1 4.7.4.3.3. Synthetische drugslabs, B1 4.7.4.3.4. Productie synthetische drugs, [locatie 2] te Leiden
Aan [verdachte 7] is ten laste gelegd dat hij samen met anderen (meth)amfetamine heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of aanwezig heeft gehad (feit 1).
Aan [verdachte 1] is ten laste gelegd dat hij samen anderen, waaronder met [betrokkene 41] , (meth)amfetamine heeft vervaardigd (feit 1).
De rechtbank leidt uit het dossier af dat het gaat om een drietal verdenkingen tegen [verdachte 7] met betrekking tot de productie en verkoop van methamfetamine, te weten (1) de productie van methamfetamine met [betrokkene 42] en [betrokkene 43] , (2) de verkoop van 300 kilogram methamfetamine aan ‘icecleaner’ en (3) het drugslaboratorium aan [locatie 2] te Leiden. [verdachte 1] wordt ervan verdacht dat hij met [betrokkene 42] en [betrokkene 41] (meth)amfetamine zou hebben geproduceerd.
De verdenkingen zijn gestoeld op een groot aantal chatberichten die in de periode van 30 maart 2020 tot en met 12 juni 2020 zijn gestuurd door en naar onder andere ‘bravelemur’ ( [verdachte 7] ), ‘outdoorfeline’ ( [verdachte 1] ), ‘tommylangevinger’ en ‘tommyenjerry’ ( [betrokkene 43] ), ‘tacobell’ en ‘utilityair’ ( [betrokkene 42] ) ook wel de Mexicaanse kok genoemd, ‘famouslily’ (gebruiker onbekend), ‘muddybeast’ (gebruiker onbekend) en ‘icecleaner’ (gebruiker onbekend).
Drugslaboratorium met [betrokkene 42] en [betrokkene 43] (1)
Uit de chatberichten volgt dat [verdachte 7] intensief contact onderhield met [betrokkene 43] en [betrokkene 42] over het opzetten van een drugslaboratorium voor het produceren van ‘ICE’.
[betrokkene 42] is de kok die de ‘ICE’ heeft gemaakt voor [verdachte 7] en [betrokkene 43] . [verdachte 7] had contact met [betrokkene 42] en [betrokkene 43] over welke goederen en grondstoffen nodig waren om synthetische drugs te kunnen produceren en over de hoeveelheden die geproduceerd konden worden in een bepaald tijdsbestek. Op 9 mei 2020 stuurde [betrokkene 42] foto’s van een melkachtig product naar [verdachte 7] en zei daarbij dat het een monster was en op 14 mei 2020 zei hij tegen [verdachte 7] dat hij al aan het kristalliseren was.
Methamfetamine?
Dat sprake was van de productie van methamfetamine volgt uit de chatberichten. Zo werden gesprekken gevoerd over dat draaien beter is dan persen, de centrifuges die nodig zijn en wanneer zij olie kunnen hebben voor de kok. Bij de productie van methamfetamine wordt D-methamfetamine olie gescheiden van L-methamfetaminetartraat. Dit gebeurt door het eruit te persen, maar meestal door middel van centrifuges, dus door te draaien.
Ook werden lijsten gestuurd met grondstoffen die nodig waren, waaronder ethyl alcohol 64-15-5, monomethilamine alcohol 74-89-5, wijnsteenzuur 526-83-0, caustic soda 1310-73-2 en zoutzuur 7647-01-0 en een lijst met voorwerpen als blauwe vaten 200 liter, maatbekers, pannen, trechters, centrifuges, en een wijnpers. Hierbij stuurde Hassan Kbhazi de hoeveelheid die ze nodig hadden voor “ 500 liter gedraaide B” en daarna wat ze nodig hebben voor 1000 ‘p’. Met gedraaide ‘B’ gaat het in relatie tot drugsproductie om omgezette of geproduceerde BMK. BMK is een grondstof voor amfetamine. De nummers die achter de chemicaliën zijn genoemd zijn CAS nummers. Deze chemicaliën passen bij de productie van amfetamine. Bij de productie van amfetamine worden ook vaak voorwerpen als pannen gebruikt.
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat [verdachte 7] hier samen met [betrokkene 42] en [betrokkene 43] bezig was met de productie van amfetamine.
Rol [verdachte 7]
had bij de productie van de amfetamine een leidende rol. Hij onderhield intensief contact met [betrokkene 42] en [betrokkene 43] over het opzetten van een drugslaboratorium voor het produceren van synthetische drugs. Hij sprak met [betrokkene 42] uitvoerig en gedetailleerd over wat allemaal nodig was om het drugslaboratorium op te zetten dan wel synthetische drugs te kunnen produceren. [verdachte 7] had hierover daarna ook nauw contact met [betrokkene 43] . Uit de gevoerde gesprekken stelt de rechtbank een nauwe en bewuste samenwerking vast tussen [verdachte 7] , [betrokkene 43] en [betrokkene 42] .
Vrijspraak [verdachte 1]
Dat [betrokkene 42] vermoedelijk ook heeft gewerkt in een drugslaboratorium van [betrokkene 41] en/of [verdachte 1] waarbij eveneens methamfetamine kan niet wettig en overtuigend worden bewezen. Hiervoor bevinden zich onvoldoende aanknopingspunten in het dossier. [verdachte 1] wordt hiervan dan ook vrijgesproken.
Verkoop 300 kilogram methamfetamine (2)
[verdachte 7] voerde vanaf 18 mei 2020 chatgesprekken over de verkoop van methamfetamine aan ‘icecleaner’. Uit deze chatgesprekken volgt dat op zes momenten methamfetamine is verkocht aan ‘icecleaner’, te weten op 19 mei 2020: 50 kilogram, op 22 mei 2020: 50 kilogram, op 29 mei 2020: 100 kilogram, op 5 juni 2020: 50 kilogram en op 10 juni 2020: 50 kilogram. In totaal heeft [verdachte 7] 300 kilogram methamfetamine verkocht aan ‘icecleaner’. Hierover onderhield hij intensief contact met [betrokkene 43] .
Methamfetamine?
Dat daadwerkelijk sprake is van methamfetamine leidt de rechtbank af uit het feit dat werd gesproken over ‘ICE’. Het is de rechtbank bekend dat ‘ICE’ een gangbare benaming is voor methamfetamine. Daarbij komt dat er wordt gesproken over kilo’s en ‘stash’. Ook werd er gesproken over het feit dat het stuur van de auto moest worden schoongemaakt omdat [verdachte 7] geen handschoenen aan heeft gehad. De rechtbank begrijpt dat dit moest worden gedaan om vingerafdrukken te wissen omdat gehandeld werd in een illegaal goed. De rechtbank stelt dan ook vast dat [verdachte 7] methamfetamine heeft verkocht aan ‘icecleaner’.
Rol [verdachte 7]
Bij de verkoop van de methamfetamine had [verdachte 7] een organiserende rol. Hij sprak met ‘icecleaner’ en ‘bushracer’ af voor de overdracht, zei dat hij hen op zou halen van een parkeerplaats en naar het pand zou brengen waar de amfetamine lag en hij onderhield contact met [betrokkene 43] over de voorraad. Toen ‘icecleaner’ tegen [verdachte 7] zei dat de bakjes waarin de methamfetamine werd geleverd 54 gram wogen en dat daardoor minder methamfetamine werd geleverd dan afgesproken besliste [verdachte 7] dat hij een kilo van de prijs af kon trekken. Hij had blijkbaar de bevoegdheid om daarover te beslissen.
[locatie 2] te Leiden (3)
Uit de chatgesprekken volgt dat [verdachte 7] nauw contact hield over de verkoop van methamfetamine aan ‘icecleaner’ met [betrokkene 44] . Uit de gesprekken tussen [verdachte 7] en ‘icecleaner’ zoals hiervoor besproken over de verkoop van methamfetamine volgt dat ‘icecleaner’ op 10 juni 2020 tegen [verdachte 7] zei dat ‘ze’ er al waren. Vervolgens stuurde [verdachte 7] een foto waarbij hij zei: “rij maar door naar de loods” en “je chauffeur weet waar. Verderop in de straat naar links”. Op die foto zijn een straat en gebouwen te zien aan [locatie 2] in Leiden. “Verderop in de straat naar links” betreft [locatie 2] te Leiden. In dit pand heeft in een ander strafrechtelijk onderzoek, gericht op verdachte [betrokkene 44] , op 30 juni 2020 een doorzoeking plaatsgevonden. In het pand is onder meer PMK, zoutzuur, methanol en cafeïne aangetroffen. Ook werden weegschalen, emmers en een maatschep aangetroffen. Op deze voorwerpen werden witte substanties aangetroffen die positief zijn getest op amfetamine. Gelet op de aangetroffen goederen stelt de rechtbank vast dat dit een loods betrof waar methamfetamine werd gemaakt en waar ‘icecleaner’ zijn bestellingen kwam ophalen.
Rol [verdachte 7]
Uit de gevoerde gesprekken leidt de rechtbank af dat [verdachte 7] een organiserende en leidende rol heeft gehad bij het drugslab aan [locatie 2] in Leiden. [verdachte 7] deelde mede aan [betrokkene 44] wat hij had verkocht en wat hij had afgesproken met de koper. [betrokkene 44] . voerde de verkoop uiteindelijk uit. De rechtbank stelt vast dat zij een nauwe en bewuste samenwerking hadden bij het vervaardigen en verkopen van methamfetamine vanuit de loods aan [locatie 2] in Leiden.
Conclusie
Gelet op al het voorgaande verklaart de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 7] in de periode van 30 maart 2020 tot en met 30 juni 2020 in vereniging met anderen methamfetamine heeft bereid, verwerkt, verkocht, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd en aanwezig gehad.
De rechtbank spreekt [verdachte 1] vrij van het vervaardigen van methamfetamine met [betrokkene 41] .
5.5.3.4.24 B1 4.7.4.3.5 Handel blokken Valencia en B1 4.7.4.2.17 [verdachte 10] transport cocaïne
[verdachte 1] , [verdachte 10] en [verdachte 2] worden er in dit zaaksdossier van verdacht dat zij in de periode van 29 maart 2020 tot en met 29 april 2020 voorbereidingshandelingen hebben gepleegd met betrekking tot de verkoop van een grote hoeveelheid cocaïne.
Chatberichten
Uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
Het account genaamd Tastefullmallet berichtte op 29 maart 2020 aan [verdachte 1] dat hij er misschien 50 kon doen in Valencia en vroeg naar de stempel en een foto. [verdachte 1] gaf daarop aan dat het kledingmerk erop stond. [verdachte 17] stuurde vervolgens begin april aan [verdachte 1] dat er nog een stuk of 200 ‘GVY’ waren en dat deze 8.5 waren en hij ze kon geven voor 26.5. Uit het verdere contact tussen [verdachte 1] en [verdachte 17] volgt dat Tastefullmallet er 20 wilde hebben voor 30 en dat ze er één wilden testen. Toen volgde er nog contact tussen Tastefullmallet en [verdachte 17] waarin geprobeerd werd een deal te sluiten, maar de deal ging uiteindelijk niet door omdat het blokken ‘boli’ waren en geen ‘colo’. Op 24 april 2002 is er nog contact geweest tussen [verdachte 1] en Tastefullmallet waarin [verdachte 1] vroeg of Tastefullmallet wat kon met 3 kg wit van het mode merk G.
Op 9 april 2020 berichtte [verdachte 10] aan het account Evinrude dat hij coke kon kopen in Valencia en dat er 250 kilo was en dat hij 27 moest betalen. Evinrude wilde weten of het ‘colo’ was. Direct daarna is er contact tussen [verdachte 17] en [verdachte 10] geweest dat het blokken ‘boli’ waren en dat deze in Valencia lagen. Vervolgens stuurde [verdachte 10] aan Evinrude een foto van een blok waarop GVY stond.
Een week later stuurde [verdachte 10] ook aan het account Pearlblazer dat hij 250 blokken kon krijgen in Valencia voor 27 en weer een week later vroeg [verdachte 10] aan het account Longpalm of deze geen klant had voor ‘coca’ in Valencia.
Uit de berichten volgt verder dat er afspraken werden gemaakt tussen [verdachte 10] en Longpalm om ‘coca’ te kopen. [verdachte 10] berichtte direct daarop aan [verdachte 17] of hij nog blokken in Valencia had liggen, waarop [verdachte 17] dat bevestigde. [verdachte 10] berichtte vervolgens aan [verdachte 17] dat zijn klant er wel 10 of 20 per dag wilde afnemen voor 28. Er werden toen concrete afspraken gemaakt tussen [verdachte 17] en [verdachte 10] dat de klant van [verdachte 10] er één kon zien in Valencia. Uiteindelijk ging dat niet door omdat de man van [verdachte 17] was gepakt. Tussendoor gaf [verdachte 10] aan [verdachte 1] door dat hij een klant had die blokken wilde afnemen en of [verdachte 1] wilde meewerken. Dat wilde [verdachte 1] wel en ze bespraken wat ze er zelf aan konden overhouden.
Tot slot volgt uit de chatberichten nog dat [verdachte 2] op 27 april 2020 naar Megamarbz het volgende bericht heeft gestuurd: “Liggen er blokken in Valencia moeten wij 27 betalen”.
Kilo’s cocaïne?
Uit de berichten waarin de prijzen en kwaliteit worden genoemd en waarin het gaat om ‘coca’ en ‘coke’, in combinatie met de foto van het blok, leidt de rechtbank af dat het in de chatberichten ging om blokken cocaïne. [verdachte 1] heeft ook verklaard dat op de foto van het blok een blok cocaïne te zien is en dat met het getal 8.5 de kwaliteit en met het getal 26.5 de prijs werd bedoeld. Deze verklaring van [verdachte 1] vindt ondersteuning in de overige bewijsmiddelen en zal de rechtbank dan ook voor het bewijs gebruiken. Gezien de prijzen die worden genoemd en het gegeven dat [verdachte 10] het heeft over ‘kg’ stelt de rechtbank ook vast dat het ging om kilo’s.
Rol [verdachte 1]
heeft door met Tastefullmallet en [verdachte 17] gesprekken te voeren over een concrete deal voor de afname van blokken cocaïne voorbereidingshandelingen gepleegd voor de verkoop van die blokken cocaïne. Ook heeft hij samen met [verdachte 10] voorbereidingshandelingen gepleegd die erop gericht waren blokken cocaïne te verkopen, door met [verdachte 10] gesprekken te voeren over het meewerken met een klant en daarbij te bespreken wat zij daaraan konden verdienen.
Rol [verdachte 10]
heeft voorbereidingshandelingen gepleegd die erop gericht waren een grote hoeveelheid cocaïne te verkopen. Zo heeft hij meerdere potentiële klanten benaderd en was er sprake van concrete deals en afspraken. Hij sprak niet alleen met de klanten maar ook met de leverancier, te weten [verdachte 17] . Daarnaast heeft hij met [verdachte 1] concrete afspraken gemaakt over een klant voor blokken cocaïne en besproken wat zij konden verdienen.
Rol [verdachte 2]
Voor [verdachte 2] geldt dat hij weliswaar een bericht heeft gestuurd over blokken die in Valencia lagen, maar verder heeft [verdachte 2] geen concrete handelingen verricht die gericht waren op de handel in deze blokken. Dit enkele bericht zonder verdere context levert dan ook onvoldoende wettig en overtuigend bewijs op voor voorbereidings-handelingen en [verdachte 2] wordt daarom vrijgesproken van dit zaakdossier.
5.5.3.4.25 B1 4.7.4.3.6 Handel 14 kilo bruin Valencia
[verdachte 1] , [verdachte 17] , [verdachte 4] , [verdachte 6] , [verdachte 10] , [verdachte 2] en [verdachte 13] worden er in dit zaaksdossier van verdacht in de periode van 29 maart 2020 tot en met 22 mei 2020 voorbereidingshandelingen te hebben gepleegd voor – kort gezegd – de handel in 14 kilo heroïne en [verdachte 17] en [verdachte 1] – kort gezegd – voor het aanwezig hebben en verkoop van die partij drugs.
Het openbaar ministerie is niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van dit zaaksdossier inzake [verdachte 17] .
Ten laste gelegd?
Bij [verdachte 6] en [verdachte 4] is dit zaaksdossier niet in de bijlage genoemd en evenmin is de 14 kilo heroïne expliciet genoemd in de tekst van de tenlastelegging. Dit betekent dat dit zaaksdossier niet aan hen is ten laste gelegd.
Chatberichten
De rechtbank leidt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten het volgende af.
Op 23 april 2020 stuurde [verdachte 17] naar [verdachte 1] “heb bruin en wat blokken nog als je klokken heb met stale band wil ik ruilen nog”. [verdachte 1] vroeg vervolgens aan [verdachte 4] of er nog klokken waren. [verdachte 4] stuurde daarop foto’s van horloges door aan [verdachte 1] . [verdachte 1] en [verdachte 17] onderhandelden over de prijs en kwamen eruit. Er werd afgesproken dat [verdachte 17] 14 stuks bruin gaf voor drie klokken van [verdachte 1] . [verdachte 17] stuurde dat hij 10 stuks goede bruine en 4 stuks donker sterke bruine in Valencia klaar zou leggen.
[verdachte 17] stuurde [verdachte 1] op zijn verzoek een aantal foto’s van de blokken. [verdachte 1] stuurde op 28 april 2020 één van deze foto’s (het donkere blok) door aan [verdachte 2] . Deze stuurde de foto op zijn beurt aan het account Megamarbz. Deze vond de prijs te hoog. [verdachte 2] stuurde vervolgens dat het in Valencia lag en hij dacht dat het goed was. [verdachte 2] liet toen aan [verdachte 1] weten dat “de jongen” door kreeg dat het te duur was. [verdachte 1] gaf [verdachte 2] door wat de prijzen waren en dat gaf [verdachte 2] dan weer door aan Megamarbz met daarbij de mededeling dat het van een bekende was.
[verdachte 1] stuurde ook aan [verdachte 6] dat hij klokken had geruild voor bruin met die Belg, waarop [verdachte 6] reageerde dat het lekker ging met de Belg.
Ook stuurde [verdachte 1] aan [verdachte 13] dat hij de heroïne mocht kopen “voor 12 met garantie” en dat het is top spul was “boven de 9 strepen”. Op verzoek van [verdachte 13] stuurde [verdachte 1] twee van de foto’s die hij eerder van [verdachte 17] had gekregen. [verdachte 13] vroeg ook of het kon worden getest in Spanje. [verdachte 13] stuurde de foto’s door aan het account Grapepoint die vroeg welke stempel het was en of het om twee soorten bruin ging.
In gesprekken vanaf 17 mei 2020 had het account Ebi-vught voorts contact met [verdachte 10] . Hieruit volgt dat er een taalbarrière was met ‘ouwe’ en dat [verdachte 10] maar naar ‘de ouwe’ moest schrijven. Uit de gesprekken volgt dat Ebi-vught 10 kilo van ‘de lichte’ wilde hebben en ‘ze’ een kilo donkere wilden omruilen en dat hij geld had achtergelaten in de woning van ‘ouwe’. [verdachte 1] berichtte aan [verdachte 10] dat ruilen niet kon. Ebi-Vught berichtte vervolgens aan [verdachte 10] dat “De oude zei gisteren dat er 14 stuks zijn”. [verdachte 10] gaf door dat hij het zou gaan vragen en deed dit vervolgens ook bij [verdachte 1] .
Heroïne
De rechtbank leidt uit de berichten af dat met ‘bruin’ heroïne wordt bedoeld. Zoals reeds eerder is overwogen, wordt met bruin doorgaans heroïne bedoeld. Dat het hier ook daadwerkelijk over heroïne gaat volgt verder uit de foto’s van de blokken, de prijzen die moeten worden betaald voor de blokken en dat het gaat om een kwaliteit van 9 strepen.
Kilo’s?
In de chatberichten gaat het steeds over stuks. Gelet op de prijs die wordt genoemd voor de stuks in combinatie met het gegeven dat in de gesprekken tussen Ebi-Vught en [verdachte 10] stuks en kilo’s door elkaar worden gebruikt stelt de rechtbank vast dat het hier over 14 kilo gaat.
Verklaring [verdachte 1]
Uit de chatberichten kan op geen enkele manier worden afgeleid dat deze deal iets te maken had met een schuld die [verdachte 1] zou hebben overgenomen, wat daar verder ook van zij. De rechtbank gaat aan de verklaring van [verdachte 1] op dit punt dan ook voorbij.
Rol [verdachte 1]
Uit bovenstaande volgt dat [verdachte 1] de 14 kilo heroïne van [verdachte 17] heeft gekocht en deze aldus voorhanden heeft gehad. Ook heeft hij voorbereidingshandelingen gepleegd voor de doorverkoop van de blokken door gesprekken te voeren met [verdachte 2] en [verdachte 13] die zeer concreet gericht waren op die verkoop.
Rol [verdachte 2]
heeft geprobeerd de blokken te verkopen aan Megamarbz en daar concrete gesprekken over gevoerd en hij heeft die informatie teruggekoppeld aan [verdachte 1] . Aldus heeft [verdachte 2] voorbereidingshandelingen gepleegd voor de verkoop van de 14 kilo heroïne.
Rol [verdachte 13]
Ook [verdachte 13] heeft actief handelingen verricht die gericht waren op de verkoop van de 14 kilo heroïne. Zo heeft hij contact met een account gehad over de blokken en stuurde hij de foto’s die hij van [verdachte 1] kreeg door. Ook nam hij bij vragen opnieuw contact op met [verdachte 1] en vroeg hij hem of het kon worden getest. Dit levert voldoende concreet bewijs op dat [verdachte 13] voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de verkoop van de blokken.
Rol [verdachte 10]
Ten aanzien van [verdachte 10] geldt dat deze weliswaar bezig lijkt te zijn met de drugshandel, maar onduidelijk blijft of de 10 kilo die Ebi-Vught wil hebben direct te maken hebben met de 14 kilo heroïne van [verdachte 1] . Het enkele bericht van Ebi-Vught dat hij van ‘de ouwe’ had gehoord dat deze 14 stuks had, is daarvoor onvoldoende. Dat betekent dat [verdachte 10] zal worden vrijgesproken van dit zaaksdossier.
5.5.3.4.26 B1 4.7.4.3.9 Handel 2C-B
[verdachte 6] , [verdachte 1] , [verdachte 11] en [verdachte 19] worden er in dit zaaksdossier van verdacht dat zij voorbereidingshandelingen hebben gepleegd met betrekking tot de handel in 2-CB. [verdachte 6] wordt er ook nog van verdacht dat hij 2-CB in voornoemde periode voorhanden heeft gehad. Aan [verdachte 17] is voorts ten laste gelegd dat hij 2 kilo 2-CB heeft verstrekt.
Chatgesprekken
De verdenkingen zijn gebaseerd op Encrochat-berichten uit de periode van 29 maart 2020 tot en met 30 mei 2020. Uit de chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
Op 29 maart 2020 ontving [verdachte 1] via Encrochat twee afbeeldingen van een roze substantie en hij stuurde deze afbeeldingen door naar ‘tastefullmallet’. Hij berichtte daarbij dat het ‘Pink Panther’ betrof en dat er ‘11 kilo en bruin in Val ligt’.
Op 5 april 2020 kwamen [verdachte 17] en [verdachte 6] blijkens de Encrochat-berichten een prijs overeen voor de levering van - onder andere - 2 kilo ‘tussi’. [verdachte 6] betaalde aan [verdachte 17] diverse klokken voor de ‘tussi’. Vervolgens vroeg [verdachte 6] aan [verdachte 11] of hij ‘tushi’ kwijt kon. [verdachte 11] wilde weten wat het precies was, waarop [verdachte 6] antwoordde: “is 2CB gemengd met ketamine”. [verdachte 11] zou het navragen.
[verdachte 6] nam vervolgens met diverse andere Encrochat-gebruikers contact op om de ‘tushi’ te verkopen. Ook stuurde hij twee afbeeldingen van ‘partydrugs tusie’ naar [verdachte 19] , die deze afbeeldingen op zijn beurt weer doorstuurde naar diverse andere Encrochat-gebruikers.
[verdachte 19] en [verdachte 6] vroegen aan de gebruikers van diverse Encrochat-accounts of zij interesse hadden in 2-CB en wat zij ervoor zouden willen betalen. Op 15 april 2020 vroeg ‘Kaleboer-een’ aan [verdachte 19] of hij een sample mocht hebben. [verdachte 19] stuurde deze vraag door naar [verdachte 6] , die [verdachte 19] hiervoor toestemming gaf. Uit latere berichten bleek dat het sample ook daadwerkelijk was afgegeven. Ook [verdachte 6] zelf stelde ‘Dikkezakkevuller’ in de gelegenheid een sample af te nemen.
2-CB
In de Encrochat-berichten werd gesproken over ‘tushi’, ‘tussie’, ‘tusie, ‘pink flamingo’ en ‘2CB’. De verschillende termen verwijzen allemaal naar hetzelfde soort verdovende middel, te weten 2-CB, hetgeen een synthetische drug is en vermeld staat op lijst I van de Opiumwet.
Rollen verdachten
De rechtbank is van oordeel dat voor [verdachte 1] en [verdachte 11] onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat sprake is van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet, nu zij niet meer dan een enkel bericht doorgestuurd hebben waarvan niet blijkt dat daar enig vervolg aan is gegeven. Zij worden dan ook van dit zaaksdossier vrijgesproken.
[verdachte 17] en [verdachte 6] maakten blijkens de chatberichten concrete afspraken over de betaling voor de overname van onder - andere - twee kilo 2-CB. [verdachte 17] verstrekte de 2-CB en [verdachte 6] nam deze af. [verdachte 17] heeft aldus 2-CB vertrekt en [verdachte 6] heeft de 2-CB voorhanden gehad.
[verdachte 6] informeerde ook samen met [verdachte 19] bij andere Encrochat-gebruikers naar potentiële kopers. Zij probeerden de partij 2-CB te verkopen en [verdachte 19] vroeg aan [verdachte 6] of hij een sample kon leveren. Deze handelingen waren concreet gericht op het verkopen van de 2-CB en aldus hebben zij samen voorbereidingshandelingen gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
5.5.3.4.27 B1 4.7.4.3.10 [verdachte 2] als makelaar tp
Aan [verdachte 2] en [verdachte 3] is ten laste gelegd dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd met betrekking tot het transport van verdovende middelen op lijst I van de Opiumwet.
Aan [verdachte 1] is dit zaaksdossier ten laste gelegd in het kader van deelname aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10, 10a en 11 van de Opiumwet (feit 11).
In de periode van 7 juni 2020 tot en met 12 juni 2020 vonden er gesprekken plaats tussen [verdachte 2] , [verdachte 3] , [betrokkene 45] en [betrokkene 46] . Uit deze gesprekken volgt dat [verdachte 2] en [verdachte 3] een afspraak hadden met een persoon om te praten over een transport. Er werd in de berichten gesproken over risico, ‘tp’ en het “succesvol door de scan gaan”. Gezien de inhoud van de berichten mede in de context van de rest van het dossier, kan worden vastgesteld dat het gaat om het transport van verdovende middelen. De rechtbank kan echter niet vaststellen om welke soort verdovende middelen het ging en of het dus om een middel ging zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet. De rechtbank spreekt [verdachte 2] en [verdachte 3] dan ook vrij van het plegen van voorbereidingshandelingen.
Ten aanzien van [verdachte 1] overweegt de rechtbank dat hij in dit zaaksdossier niet voorkomt en de rechtbank spreekt hem dan in zoverre dan ook vrij van dit zaaksdossier.
5.5.3.4.28 B1 4.7.4.3.2 Productie synthetische drugs, locatie onbekend, B1 4.7.4.3.11 Handel apaan, B1 4.7.4.3.12 Handel apaan
Aan [verdachte 5] en [verdachte 1] is ten laste gelegd dat zij samen met anderen (meth)amfetamine hebben bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd en/of aanwezig heeft gehad en dat zij hiertoe voorbereidingshandelingen hebben getroffen.
Aan [verdachte 6] en [verdachte 11] is ten laste gelegd dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben verricht om (meth)amfetamine te bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen.
Chatberichten
In de periode van 27 maart 2020 tot en met 19 mei 2020 zijn er gesprekken gevoerd tussen onder meer [verdachte 5] , [verdachte 1] , [verdachte 6] , [betrokkene 34] en de Encrochat-gebruiker ‘alichemicali’.
Uit de chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
[verdachte 5] zei op 30 maart 2020 tegen ‘wintertijd’ dat hij een “ijsschuurtje” had. [verdachte 5] en [betrokkene 34] hadden vervolgens contact over de stand van zaken en ‘alichemicali’ hield [verdachte 5] op de hoogte van de productie. [verdachte 5] zorgde voor de apaan. Uit de berichten volgt verder dat [verdachte 5] 700 kilogram apaan heeft gebruikt “van zijn ouwe en zijn neef uit Den Haag” om methamfetamine van te kunnen maken en dat hij op zoek was naar meer apaan op zout. Hierover had hij onder andere contact met [verdachte 6] op 31 maart 2020. Samen zorgden zij ervoor dat het contact van [verdachte 5] , ‘mister.vegetto’, 225 kilogram apaan kon ophalen bij het contact van [verdachte 6] in Den Haag.
Op 7 april 2020 stuurde [betrokkene 34] foto’s naar [verdachte 5] waarop een kristalachtige substantie te zien is met daarbij de tekst “is de onze”. [verdachte 5] reageerde daarop met “laat die zomer maar komen vriend ik ga alvast groter bootje bestellen denk”. [verdachte 5] stuurde de foto’s van de reeds geproduceerde methamfetamine door aan [verdachte 6] .
Op 8 april 2020 vroeg [verdachte 5] of [verdachte 6] aan apaan op zout kon komen. [verdachte 6] zei dat hij dat kon bestellen en nam vervolgens contact op met [verdachte 11] . [verdachte 11] zei dat hij alles had verkocht en dat hij nu een wachtlijst had. Dit gaf [verdachte 6] door aan [verdachte 5] .
Vanaf 14 april 2020 ontstonden er problemen bij het laboratorium en wilde [verdachte 5] ermee stoppen omdat de productie tegen zat. [verdachte 5] wilde zijn geld en zijn spullen terug. Op 25 april 2020 begon [verdachte 1] zich met de situatie te bemoeien en zocht contact met Encrochat-gebruiker ‘injuredcheetah’. [verdachte 1] zei dat hij 700 kilogram apaan had geleverd.
Op 8 mei 2020 vertelde [verdachte 1] aan ‘injuredcheetah’ dat hij tegen [verdachte 5] had gezegd dat hij overal mee moest stoppen. ‘Injuredcheetah’ legde vervolgens aan [verdachte 1] uit hoe de samenwerking met [verdachte 5] tot stand was gekomen. ‘Injuredcheetah’ vertelde dat hij zelf met [betrokkene 34] en ‘Ali’ was begonnen met een lab om methamfetamine te maken en dat [betrokkene 34] [verdachte 5] daarbij betrokken had. Toen het niet liep zoals ze gedacht hadden wilde [verdachte 5] zijn inbreng en een deel van de winst terug. Dit heeft hij gekregen. [verdachte 1] reageerde daar nog op dat hij er € 200.000,- aan apaan in had geïnvesteerd.
Wat levert het op?
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat Encrochat-gebruiker ‘alichemicali’ in opdracht van [verdachte 5] en [betrokkene 34] methamfetamine (ICE) produceerde.
Plaats?
Waar de methamfetamine werd geproduceerd volgt niet direct uit het dossier. Wel wordt er gesproken over het brengen van methamfetamine van Den Bosch naar Utrecht, zodat de rechtbank er vanuit gaat dat dit in ieder geval in Nederland werd geproduceerd. Het dossier bevat ook geen aanwijzingen dat dit in het buitenland werd gedaan.
Rollen verdachten
Uit deze chatberichten leidt de rechtbank af dat [verdachte 5] een leidende rol had bij het produceren van methamfetamine. Hij onderhield contact met [betrokkene 34] over de stand van zaken van de productie en hij zorgde voor de apaan als grondstof om de methamfetamine te kunnen maken. [verdachte 5] deelde ook mee in de winst. De rechtbank verklaart dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 5] samen met anderen methamfetamine, zoals bedoeld op lijst I van de Opiumwet, heeft vervaardigd en voorhanden heeft gehad en dat hij hiervoor voorbereidingshandelingen heeft getroffen.
Ten aanzien van de rol van [verdachte 1] overweegt de rechtbank dat hij zelf bericht heeft dat hij apaan had geleverd voor de productie van methamfetamine en dat hij er veel geld aan apaan in had zitten. Daarnaast had [verdachte 1] contact met [verdachte 5] over de stand van zaken. Door apaan te leveren heeft [verdachte 1] samen met anderen voorbereidingshandelingen verricht voor de productie van methamfetamine. Dat [verdachte 1] een rol heeft gehad bij de daadwerkelijke productie van de methamfetamine blijkt onvoldoende uit het dossier, zodat hij van het vervaardigen van methamfetamine wordt vrijgesproken.
[verdachte 6] had contact met [verdachte 5] over de mogelijkheid om aan apaan op zout te komen voor de productie van methamfetamine. [verdachte 6] vroeg dit vervolgens na bij [verdachte 11] . Dit zijn naar het oordeel van de rechtbank voldoende concrete handelingen die gericht waren op de productie van methamfetamine. Aldus is wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de productie van methamfetamine door navraag te doen voor grondstoffen.
[verdachte 11] zei tegen [verdachte 6] dat hij zijn apaan reeds had verkocht. De rechtbank overweegt dat hij daarmee weliswaar een grondstof voor de productie van methamfetamine heeft verkocht wat als voorbereidingshandeling zou kunnen worden gekwalificeerd, maar dat onvoldoende duidelijk is wanneer hij dit heeft verkocht, aan wie en waar. De enkele vraag van [verdachte 6] aan hem voor apaan voor de productie van methamfetamine waarop hij zei dat alles al verkocht is onvoldoende om te spreken van strafbare voorbereidingshandelingen, zodat [verdachte 11] hiervan wordt vrijgesproken.
5.5.3.4.29 B1 4.7.4.3.13 levering en handel ‘nepapaan’
Aan [verdachte 5] , [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 3] en [verdachte 9] is voorts ten laste gelegd dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben verricht om (meth)amfetamine te bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of vervaardigen.
Chatberichten
In de periode van 28 maart 2020 tot en met 22 mei 2020 zijn er chatgesprekken gevoerd door onder meer [verdachte 6] , [betrokkene 47] , [betrokkene 36] , [verdachte 9] , [verdachte 3] en Encrochat-gebruikers ‘rudemode’ en ‘peoplesrules’.
Uit die chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
[verdachte 6] en [betrokkene 36] hadden samen het plan bedacht om 1000 kilogram nepapaan te verkopen aan Encrochat-gebruiker ‘rudemode’. Toen ‘rudemode’ aangaf de kwaliteit eerst te willen testen, gaven [verdachte 6] en [betrokkene 36] hem eerst 100 kilogram echte apaan. Een paar dagen later nam ‘rudemode’ ook de nepapaan over. Deze lading werd opgehaald bij [verdachte 9] door [betrokkene 47] en moest richting Arnhem. Om te voorkomen dat ‘rudemode’ er achter zou komen dat het geen echte apaan betrof, werd er een anonieme melding gedaan bij de politie toen de overdracht had plaatsgevonden en werd er een inval gedaan door de politie op het adres in Zwolle waar de nepapaan was afgeleverd. Uit onderzoek naar de nepapaan door het NFI is gebleken dat de lading voornamelijk zetmeel bevatte, maar ook een kleine hoeveelheid apaan.
Uit gesprekken tussen [verdachte 3] en Encrochat-gebruiker ‘peoplesrules’ volgt dat [verdachte 3] op de hoogte was van het feit dat [verdachte 6] anderen aan het oplichten was door nepapaan aan hen te verkopen als echte apaan.
Rollen verdachten
De rechtbank overweegt ten aanzien van [verdachte 6] dat uit de bewijsmiddelen volgt dat hij een actieve rol heeft gehad bij de verkoop van de nepapaan. Voorafgaand aan de verkoop van de nepapaan heeft hij 100 kilogram echte apaan verkocht zodat de kwaliteit kon worden getest. [verdachte 6] was op de hoogte dat de apaan werd gebruikt voor de productie van methamfetamine. Zodoende heeft [verdachte 6] apaan geleverd als grondstof voor methamfetamine. Ook de nepapaan bevatte echte apaan. De rechtbank verklaart daarom wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 6] samen met [betrokkene 36] voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de productie van methamfetamine, zoals bedoeld op lijst I van de Opiumwet.
Ten aanzien van de rol van [verdachte 9] overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet volgt dat hij op de hoogte was van het feit dat er voorafgaand aan de nepapaan ook 100 kilogram echte apaan is verkocht. Daarnaast volgt niet uit het dossier dat [verdachte 9] wist wat voor lading hij aan [betrokkene 47] overleverde, zodat [verdachte 9] wordt vrijgesproken van het plegen van voorbereidingshandelingen.
Ten aanzien van de rol van [verdachte 3] overweegt de rechtbank dat de enkele wetenschap dat iemand anders nepapaan verkoopt onvoldoende is om van eigen voorbereidingshandelingen te kunnen spreken, zodat [verdachte 3] hiervan wordt vrijgesproken.
Ten aanzien van de rol van [verdachte 1] overweegt de rechtbank dat er aanwijzingen zijn dat de lading nepapaan van [verdachte 1] was, maar dit is onvoldoende vast komen te staan, zodat [verdachte 1] wordt vrijgesproken van het plegen van voorbereidingshandelingen.
Ten aanzien van [verdachte 5] overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen niet volgt dat hij enige rol heeft gehad bij de verkoop van de nepapaan en de 100 kilogram echte apaan, zodat hij wordt vrijgesproken van het plegen van voorbereidingshandelingen.
5.5.3.4.30 B1 4.7.4.3.16 handel wijnsteenzuur
[verdachte 1] , [verdachte 6] en [verdachte 11] worden er in dit zaaksdossier van verdacht dat zij voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (lijst I) hebben gepleegd met betrekking tot de invoer van wijnsteenzuur.
Chatberichten
De verdenkingen zijn gebaseerd op Encrochat-berichten in de periode van 30 maart 2020 tot en met 12 juni 2020. De rechtbank leidt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten het volgende af.
Op 30 maart 2020 berichtte [verdachte 11] aan [verdachte 6] dat hij met China had gesproken over de betaling van GBL en dat er nog $ 15.000,- op de rekening stond. Hij kon dit laten terugstorten of er een ander product mee kopen. [verdachte 11] stelde voor om er 5000 kg wijnsteenzuur mee te kopen, voor naar de ‘Port Koper’. Dit zou in NL € 30,- de kilo opleveren. [verdachte 6] vond dit goed. Vervolgens hadden [verdachte 11] en [verdachte 6] over een weer contact dat dit naar ‘Koper slovenie haven’ gestuurd kon worden, met ‘dezelfde gegevens als GBL’. Verder chatte [verdachte 11] dat ‘Icelabs’ de wijnsteenzuur kopen. [verdachte 11] en [verdachte 6] bespraken mogelijke invoerperikelen, maar volgens [verdachte 11] kon het niet fout gaan, omdat wijnsteenzuur legaal was en niet op de lijst van drugsprecursoren van de douane stond.
Op 31 maart 2020 hadden [verdachte 11] en [verdachte 6] wederom contact over de wijnsteenzuur, aangezien voor de invoer in de EU een dumping-taks betaald zou moeten worden. Volgens [verdachte 11] wilde China wel de helft meebetalen. [verdachte 6] ging navragen hoe hoog de heffing zou zijn in BUD.
Op 2 april 2020 stuurde [verdachte 11] dat de container op 15 april geboekt was voor wijnsteenzuur naar Koper. Op 12 juni 2020 stuurde [verdachte 6] naar [verdachte 11] dat hij met ‘Luca’ zat en de 4500 kilo wijnsteenzuur in zijn magazijn was. [verdachte 11] antwoordde dat het 5000 kilo moest zijn.
NFI rapport 30 december 2022
Uit het NFI-rapport volgt dat er meerdere methoden zijn om methamfetamine te produceren. In de praktijk wordt bij de illegale productie van methamfetamine in Nederland doorgaans dezelfde chemicaliën en (globaal) dezelfde productieprocessen toegepast. Eén van deze chemicaliën is wijnsteenzuur.
Wat levert het op?
Uit voorgaande leidt de rechtbank af dat [verdachte 11] en [verdachte 6] gezamenlijk wijnsteenzuur van China naar Slovenië hebben vervoerd. Uit voornoemde berichten blijkt dat [verdachte 11] en [verdachte 6] wijnsteenzuur hebben vervoerd omdat ‘icelabs’ dit kopen. Uit het NFI rapport leidt de rechtbank af dat wijnsteenzuur wordt gebruikt voor de productie van methamfetamine, ofwel ‘ice’. Daarmee staat vast dat de eindbestemming van deze 5000 kilogram wijnsteenzuur de productie van een middel zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet was en daarmee strafbaar op grond van 10a van de Opiumwet.
De rechtbank is daarmee van oordeel dat ten aanzien van [verdachte 11] en [verdachte 6] voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet.
Rechtstreekse betrokkenheid van [verdachte 1] bij deze feiten heeft de rechtbank niet vastgesteld. [verdachte 1] wordt in zoverre vrijgesproken.
5.5.3.4.31 B1 4.7.4.4.1 Gebruik, betalingen en verlengingen PGP’s
Aan [verdachte 1] , [verdachte 18] , [verdachte 6] , [verdachte 7] en [verdachte 12] is ten laste gelegd dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I), door onder meer PGP-telefoons en/of PGP-abonnementen te (laten) bestellen, (laten) betalen of te gebruiken. Aan [verdachte 1] is dit ook als voltooid delict ten laste gelegd.
Aan [verdachte 4] is dit zaaksdossier niet afzonderlijk in de bijlage bij de tenlastelegging genoemd. Nu in de tekst van de tenlastelegging expliciet PGP-telefoons en/of PGP-abonnementen bestellen, betalen en gebruiken wordt genoemd, acht de rechtbank de dagvaarding in zoverre voldoende bepaald en was het voor de verdachte duidelijk dat hij van dit zaaksdossier werd verdacht. De rechtbank zal dit onderdeel van de tenlastelegging in zijn zaak dan ook beoordelen.
Aan [verdachte 9] is dit zaaksdossier alleen in de bijlage bij zijn tenlastelegging genoemd in het kader van de verdenking van deelname aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10, 10a en 11 van de Opiumwet en niet onder feit 1. In de tekst van de tenlastelegging onder feit 1 worden expliciet PGP-telefoons en/of PGP-abonnementen bestellen, betalen en gebruiken genoemd. Dit maakt dat de rechtbank de dagvaarding in zoverre voldoende bepaald acht en was het voor de verdachte duidelijk dat hij van dit zaaksdossier werd verdacht. De rechtbank zal dit onderdeel van de tenlastelegging in zijn zaak dan ook beoordelen.
Gebruik PGP-telefoons
Zoals hiervoor is overwogen (onder PGP-identificatie) hebben alle verdachten gebruik gemaakt van één of meer PGP-telefoons. [verdachte 1] , [verdachte 7] , [verdachte 6] , [verdachte 9] en [verdachte 12] hebben van deze telefoons gebruik gemaakt bij het plegen van voorbereidingshandelingen voor - kort gezegd - handel in verdovende middelen op lijst I, dan wel voor voltooide drugsdelicten. Hiervoor wordt verwezen naar al hetgeen hiervoor is opgenomen.
Chatberichten
Uit de chatberichten volgt dat [verdachte 1] contact had met ‘pgp-master’ over het verlengen van het SkyECC-account van [verdachte 18] . Ook liet [verdachte 1] [verdachte 4] PGP-accounts verlengen.
Voorts had [verdachte 1] contact met [verdachte 7] over het leveren van een SkyECC-telefoon bij de eigenaar van een B.V. [verdachte 7] zou deze aan die eigenaar afleveren.
Uit de chatberichten volgt verder dat [verdachte 6] PGP-accounts heeft verlengd, onder andere dat van [verdachte 12] , en daar geld voor heeft betaald.
Uit de chatberichten volgt dat [verdachte 4] contact had met ‘pgp-master’ over het verlengen en betalen van een aantal Encrochat- en SkyECC-accounts, waaronder dat van hemzelf, [verdachte 18] en [verdachte 1] .
Conclusie
De rechtbank verklaart ten aanzien van [verdachte 1] en [verdachte 6] het bestellen, betalen en gebruiken van PGP-telefoons en/of PGP-abonnementen dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank verklaart voorts het gebruik van PGP-telefoons door [verdachte 7] en [verdachte 9] wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van [verdachte 12] verklaart de rechtbank het laten bestellen en laten betalen en het gebruiken van PGP-telefoons en/of PGP-abonnementen wettig en overtuigend bewezen.
Uit de bewijsmiddelen volgt ten aanzien van [verdachte 4] niet dat hij gebruik heeft gemaakt van de PGP-telefoon(s) ten behoeve van voorbereidingshandelingen ten aanzien van verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet. Evenmin volgt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte 4] bij het verlengen van de PGP-abonnementen wist dat dit dienstig zou zijn aan - kort gezegd - de handel in harddrugs. De rechtbank spreekt [verdachte 4] dan ook vrij van dit zaaksdossier.
Ten aanzien van [verdachte 18] overweegt de rechtbank dat zij op grond van de zaaksdossiers niet kan vaststellen dat hij gebruik heeft gemaakt van de PGP-telefoon(s) ten behoeve van voorbereidingshandelingen ten aanzien van verdovende middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet, zodat hij ook van dit zaaksdossier zal worden vrijgesproken.
5.5.3.4.32 B1 4.7.4.4.2 Stash algemeen en B1 4.7.4.4.3 Stashauto’s
Aan [verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 4] , [verdachte 6] en [verdachte 12] is ten laste gelegd dat zij voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor de invoer, uitvoer dan wel handel in verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet en daarbij gebruik te maken van (voertuigen met) stashplekken. Aan [verdachte 1] is dit ook als voltooid delict ten laste gelegd.
In de zaaksdossiers worden deze voorbereidingshandelingen ook aan [verdachte 10] , [verdachte 9] , [verdachte 3] , [verdachte 11] en [verdachte 7] verweten. Deze zaaksdossiers staan echter niet genoemd op de bijlagen bij de tenlasteleggingen van [verdachte 10] , [verdachte 9] , [verdachte 3] , [verdachte 11] en [verdachte 7] . Nu in de tekst van de tenlastelegging expliciet stashauto’s worden genoemd, acht de rechtbank de dagvaarding in zoverre voldoende bepaald en was het voor de verdachten duidelijk dat zij van dit zaaksdossier werden verdacht. De rechtbank zal dit onderdeel van de tenlastelegging in hun zaak dan ook beoordelen.
Dat geldt niet voor [verdachte 17] . Op de bijlage bij zijn tenlastelegging staan deze zaaksdossiers niet genoemd en ook uit de tekst van de tenlastelegging volgt dit niet zodat deze zaaksdossiers niet aan hem ten laste zijn gelegd. De rechtbank zal zich in zijn geval dan ook niet buigen over de vraag of hij voorbereidingshandelingen heeft gepleegd door gebruik te maken van stashplekken.
[verdachte 9]
Op 7 april 2020 had [verdachte 9] contact met ‘meneer Dalton’ over het versturen van ‘vieze’ naar Liverpool in stash. Zij spraken over aantallen en het vervoer via [bedrijf 9] in stash.
Op 13 april 2020 had [verdachte 9] contact met goldspeedy over de kosten van het versturen van onder andere 10 “bruin” naar Engeland via een stash transport.
Zoals eerder overwogen wordt met vieze en bruin doorgaans heroïne bedoeld, behoudens contra-indicaties, en deze termen worden afwisselend gebruikt met “bottems”. [verdachte 9] heeft geen verklaring afgelegd welke betekenis hier - anders dan de gangbare betekenis – aan kan worden gegeven. Mede in het licht van de bewijsmiddelen in andere zaaksdossiers waarin het ook gaat over stashplekken en stashtransporten voor harddrugs, stelt de rechtbank vast dat [verdachte 9] daarover kon beschikken en aldus met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
[verdachte 11]
Op 6 juni 2020 had [verdachte 11] contact met snailsoldier over een transport ‘miauw’ in een stashplek. Zoals eerder overwogen wordt met miauw miauw doorgaans mefedron bedoeld, behoudens contra-indicaties. [verdachte 11] heeft geen verklaring afgelegd welke betekenis hier - anders dan de gangbare betekenis - aan kan worden gegeven.
Mede in het licht van de bewijsmiddelen in andere zaaksdossiers waarin het ook gaat over stashplekken en stashtransporten voor harddrugs, stelt de rechtbank vast dat [verdachte 11] daarover kon beschikken en aldus met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
[verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 4] , [verdachte 6] , [verdachte 12] , [verdachte 10] en [verdachte 7]
Uit de chatgesprekken volgt dat deze verdachten gebruik hebben gemaakt van stashplekken en voertuigen met stashplekken. Uit de bewijsmiddelen in andere zaaksdossiers volgt dat [verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 6] , [verdachte 12] , [verdachte 10] en [verdachte 7] daarvan gebruik hebben gemaakt voor de (voorbereiding van) ‘handel’ in harddrugs. Aldus stelt de rechtbank vast dat deze verdachten door daarover te beschikken en gebruik te maken voorbereidingshandelingen hebben gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
Dat is anders voor [verdachte 4] . Onvoldoende kan worden vastgesteld dat de voertuigen met stashplekken waarover hij beschikte, bestemd waren voor handel in harddrugs. Hij wordt van dit zaaksdossier in zoverre dan ook vrijgesproken.
5.5.3.4.33 B1 4.7.4.4.4 Corruptie – betrokkenheid externen
Aan [verdachte 1] , [verdachte 3] , [verdachte 6] , [verdachte 11] , [verdachte 9] en [verdachte 7] is ten laste gelegd dat zij voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor de invoer, uitvoer dan wel handel in verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet door daarbij gebruik te maken van personen als corrupte douanemedewerkers of havenmedewerkers. Dit feit is aan [verdachte 1] ook als voltooid delict ten laste gelegd.
In dit zaaksdossier wordt dit ook aan [verdachte 18] , [verdachte 7] en [verdachte 8] verweten. Dit zaaksdossier staat echter niet genoemd op de bijlagen van de tenlasteleggingen. Nu in de tekst van de tenlastelegging expliciet douanemedewerkers/havenmedewerkers worden genoemd, acht de rechtbank de dagvaarding in zoverre voldoende bepaald en was het voor de verdachten duidelijk dat zij van dit zaaksdossier werden verdacht. De rechtbank zal dit onderdeel van de tenlastelegging in hun zaak dan ook beoordelen.
Dat geldt niet voor [verdachte 17] . Op de bijlage bij zijn tenlastelegging staat dit zaaksdossier niet genoemd en ook uit de tekst van de tenlastelegging volgt dit niet zodat dit zaaksdossier niet aan hem ten laste is gelegd. De rechtbank zal zich in zijn geval dan ook niet buigen over de vraag of hij voorbereidingshandelingen heeft gepleegd door gebruik te maken van corrupte douanemedewerkers of havenmedewerkers.
Beoordeling
Uit de chatgesprekken in dit zaaksdossier volgt dat voornoemde verdachten contacten hadden met dan wel de beschikking hadden over corruptie douanemedewerkers of havenmedewerkers die behulpzaam waren bij de handel in verdovende middelen door bijvoorbeeld containers door te laten zonder controle of bij aankomst de verdovende middelen uit de containers haalden. Mede in het licht van de bewijsmiddelen in andere zaaksdossiers met betrekking tot [verdachte 1] , [verdachte 3] , [verdachte 9] , [verdachte 7] en [verdachte 8] waarin het ook hierover gaat
in het kader vande (voorbereiding van) ‘handel’ in harddrugs, stelt de rechtbank vast dat al deze verdachten aldus met anderen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
in het kader vande (voorbereiding van) ‘handel’ in harddrugs, stelt de rechtbank vast dat al deze verdachten aldus met anderen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
Ten aanzien van [verdachte 18] is dat anders nu hij in alle zaaksdossiers van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (lijst I) wordt vrijgesproken. Hij zal dan ook van dit zaaksdossier worden vrijgesproken.
5.5.3.4.34 B1 4.7.4.4.8 SkyECC berichten voorbereiding export amfetamine(pasta)
[verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 5] en [verdachte 3] worden er in dit zaaksdossier van verdacht dat zij voorbereidingshandelingen hebben gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I) met betrekking tot de export van amfetaminepasta.
Ten laste gelegd?
Dit zaaksdossier is niet afzonderlijk in de bijlage bij de tenlastelegging van [verdachte 2] en [verdachte 3] genoemd. Nu in de tekst van de tenlastelegging - bij een wijziging van de tenlastelegging - expliciet amfetaminepasta is opgenomen en deze term in geen van de andere zaaksdossiers wordt genoemd, acht de rechtbank de dagvaarding in zoverre voldoende bepaald en was het voor de verschillende verdachten duidelijk dat zij van dit zaaksdossier werden verdacht. De rechtbank zal dit onderdeel van de tenlastelegging in hun zaken dan ook beoordelen.
Bij [verdachte 5] is dit zaaksdossier niet in de bijlage genoemd en evenmin is de term amfetaminepasta expliciet genoemd in de tekst van de tenlastelegging. Dit betekent dat dit zaaksdossier niet aan hem is ten laste gelegd.
Chatberichten
De verdenkingen zijn gebaseerd op SkyECC-berichten in de periode 17 augustus 2020 tot en met 15 september 2020. De rechtbank leidt uit de berichten het volgende af.
Op 20 augustus 2020 stuurde [verdachte 3] naar [verdachte 2] dat hij ‘tp’ voor hem ging regelen. Dit kon voor de kostprijs, als [verdachte 3] zelf maar mee kon lopen. Hij had zelf namelijk ook nog ‘snelle’ liggen en wilde alleen tp doen als hij zelf minimaal 10% mocht meelopen. Volgens [verdachte 3] had hij deze week nog een succesvol tp naar Israël en Egypte gedaan en kreeg hij daar 20% tot 25%, dus de 10% was speciaal voor [verdachte 2] . Op 21 augustus 2020 spraken [verdachte 3] en [verdachte 2] over de afleverplek en de manier van transport, eventueel tussen de lading. [verdachte 2] ging het navragen.
Op 2 september 2020 stuurde [verdachte 2] aan [verdachte 3] dat hij nu bij de jongens zat en dat ze toestemming hadden gegeven om [verdachte 3] voor 10% mee te laten lopen. Volgens [verdachte 2] wilden ze iedere twee weken 150 doen. [verdachte 2] vroeg aan [verdachte 3] naar de kosten van het transport een deelde mee dat de opbrengst 1500 zou zijn. Verder vroeg [verdachte 2] of [verdachte 3] nog spullen had liggen voor 150. Volgens [verdachte 2] hadden ‘ze’ het over oliekleur appelsap. [verdachte 3] had niets liggen en antwoordde: “je moet het laten opkloppen. De a-olie staat op dat moment 850 dus als je opklopt op 2/2 heb je mooie stijven spullen”. [verdachte 3] stuurde dat zijn tp 125 kon, maar hij zou het wel verder uitleggen als hij [verdachte 2] zou zien.
Vervolgens vroeg [verdachte 2] advies aan [verdachte 1] . [verdachte 2] stuurde: “wat vind jij dat TP Madrid mag kosten voor snelle iedere 2 weken 150, maar bril wil 10% ook nog is mee lopen en zegt tp kost inkoop € 300,-.” [verdachte 1] antwoordde dat dit 700 of 750 mocht kosten. Een hele goede 2.2 mocht 800 kosten.
Op 7 september 2020 hadden [verdachte 1] en [verdachte 2] wederom contact en vroeg [verdachte 2] hoelang het duurde om 150 snelle te maken uit appelsapolie. Hij wilde namelijk volgende week versturen en morgen kijken wanneer het tp kon vertrekken. Hij wilde beginnen met 150 en daarna iedere 14 dagen 300 sturen. [verdachte 1] antwoordde dat je beter gelijk met 300 kon beginnen, dat scheelde qua transport. [verdachte 2] stuurde dat hij morgen bril zou zien.
Uit berichten van 8 september 2020 tussen [verdachte 2] en [verdachte 3] bleek dat zij elkaar ontmoet hadden. Diezelfde dag vroeg [verdachte 5] aan [verdachte 1] wat hij wilde, 75 kg boter of 75 liter laten opkloppen. [verdachte 1] antwoorde: “hij heeft 150 kilo nodig. Geel bril weet hoe”. Vervolgens stuurde [verdachte 1] het SkyECC-account van [verdachte 3] door naar [verdachte 5] , die daarop contact opnam met [verdachte 3] met de vraag: “wilde je A?”
Op 11 september 2020 vond over en weer overleg plaats tussen [verdachte 1] , [verdachte 5] en [verdachte 3] over de prijs van het opkloppen, hoe op te kloppen, de op te kloppen hoeveelheid olie en het al dan niet toevoegen van gele olie. Uiteindelijk stuurde [verdachte 3] aan [verdachte 5] dat ‘het’ na vacuüm trekken en afwassen in bakjes van 1 kilo geplaatst kon worden en in dozen van 10 tot 15 kilo maandag kon worden afgeleverd in Etten-Leur. Het tp was namelijk geregeld en stond klaar voor vertrek. [verdachte 5] stuurde dat het niet doorging omdat ‘oud’ niet wilde dat ‘hun’ gingen opkloppen. Hierop stuurde [verdachte 3] dat hij ‘oud’ ging mailen en nam direct contact op met [verdachte 1] .
Vervolgens hadden [verdachte 1] en [verdachte 3] over en weer contact over het risico van opkloppen. [verdachte 1] stuurde dat hij het niet wilde als ze geen garantie konden geven en stelde voor om olie van [verdachte 5] te gebruiken. [verdachte 3] wilde dit niet en ging zelf wel olie regelen. [verdachte 3] stuurde naar [verdachte 2] dat alles nu veranderd was, maar dat het in orde zou komen. Ze spraken af elkaar de volgende dag te zien. Intussen stuurde [verdachte 1] aan [verdachte 2] dat hij op moest passen met het laten opkloppen door anderen, omdat die er dan mee konden kloten.
Op 13 september 2020 had [verdachte 2] contact met het SkyECC-account VXXMIU. [verdachte 2] stuurde dat het TP klaar stond en ze alleen nog wachtten op het product. VXXMIU vroeg of er voor het inladen een heftruck nodig was. [verdachte 2] stuurde deze vraag door aan [verdachte 3] . Verder zei [verdachte 2] dat hij nu een groep had die in twee dagen 140 kon maken en invriezen en vroeg of [verdachte 3] het tp niet kon rekken. [verdachte 3] stuurde dat hij het tp wel wat zou geven om ze te behouden, maar dat ze nu eerst goede spullen moesten regelen.
Op 14 september 2020 stuurde [verdachte 2] naar [verdachte 3] dat de spullen nu werden gemaakt en het weekend klaar zouden zijn. Hij vroeg of [verdachte 3] zo snel mogelijk tp kon regelen. [verdachte 3] stuurde dat het tp dan zondag kon vertrekken en dinsdag in Spanje zou zijn. [verdachte 2] stuurde dit op zijn beurt door naar VXXMIU. [verdachte 2] stuurde dat het product van de beste kwaliteit nu werd gemaakt en zijn kant op kwam.
Op 15 september 2020 stuurde [verdachte 3] naar [verdachte 2] dat hij bij tp-man zat en dat hij een paar liters kon ophalen op het [adres 5] in Etten-Leur. Als [verdachte 2] daar heen zou komen, zouden ze alles kunnen bespreken. Op diezelfde dag sprak [verdachte 2] met ECZPTY over de benodigdheden voor het maken van 150st, voor zaterdag, zodat [verdachte 2] maandag zijn tp op pad kon sturen. [verdachte 2] moest € 800 per liter (a-olie) betalen. Door ECZPTY werd aangegeven dat hij in totaal 70 liter nodig had. Ze spraken voor een aanbetaling af op een parkeerplaats. Nog diezelfde avond stuurde ECZPTY dat ‘het’ zaterdag klaar zou zijn.
Conclusie
Uit voornoemde chatberichten leidt de rechtbank af dat [verdachte 2] en [verdachte 3] samen het transport van 150 kilo ‘snelle’ naar Spanje organiseerden. Met ‘snelle’ wordt ook wel amfetamine bedoeld, behoudens contra-indicaties. Uit de context van de berichten over de processen die te maken hebben met de productie van synthetische drugs en de daarin gebruikte terminologie zoals vacuüm trekken, opkloppen en appelsapolie, leidt de rechtbank af dat werd gesproken over amfetaminepasta. Immers, indien amfetamineolie wordt gekristalliseerd, ook wel opkloppen genoemd, houdt men een pasta-achtige substantie over.
Rollen van [verdachte 3] en [verdachte 2]
[verdachte 3] en [verdachte 2] waren van het begin tot het einde samen betrokken bij het transport. [verdachte 3] stelde voor om het transport te regelen en [verdachte 2] ging hier op in. Ze voerden uitvoerig overleg met elkaar over de te nemen stappen, zowel op het gebied van het transport als over de productie van de amfetaminepasta. Ze bespraken kosten, opbrengsten en percentages en de benodigde grondstoffen voor het maken van een hoeveelheid van 150 kilogram amfetaminepasta. Ook hadden ze uitvoerig contact over de productieprocessen voor het produceren van amfetaminepasta en hadden daarvoor allebei contact met [verdachte 1] . Uit de berichten bleek dat [verdachte 2] in contact stond met de producent van de amfetaminepasta en [verdachte 3] in contact stond met de transporteur en een opklopper. Ze hielden elkaar op de hoogte van de vorderingen op hun eigen gebied om tot een succesvol transport te komen. [verdachte 2] had bovendien contact met de ontvanger van het eindproduct en stuurde vragen van die ontvanger door naar [verdachte 3] . Het enkele feit dat beiden op 16 september 2020 zijn aangehouden, maakt dat niet tot een geslaagd transport is gekomen.
De onderlinge verhoudingen en communicatie tussen [verdachte 2] en [verdachte 3] geven blijk van gelijkwaardigheid. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat voor [verdachte 2] en [verdachte 3] sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en dus van medeplegen. De handelingen van [verdachte 2] en [verdachte 3] waren concreet en gericht op de uitvoer van 150 kilogram amfetaminepasta naar Spanje. Daarmee hebben zij samen voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet (lijst I) gepleegd.
Rollen van [verdachte 1] en [verdachte 5]
[verdachte 1] en [verdachte 5] werden door [verdachte 2] en [verdachte 3] benaderd voor informatie over het transport en productieproces van de amfetaminepasta. [verdachte 2] vroeg letterlijk aan [verdachte 1] wat hij van het transportvoorstel van [verdachte 3] vond. [verdachte 1] adviseerde [verdachte 2] over de kosten van het transport en over de productie van de amfetaminepasta en verwees hem hiervoor naar [verdachte 5] . [verdachte 3] en [verdachte 5] hadden uitvoerig contact over de te gebruiken olie, het opkloppen van die olie voor de productie van amfetaminepasta en door wie dit opkloppen moest gebeuren. Ook ten aanzien van [verdachte 1] is de rechtbank van oordeel dat sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet.
De rechtbank zal dan ook ten aanzien van [verdachte 1] , [verdachte 2] en [verdachte 3] de voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet met betrekking tot amfetaminepasta bewezen verklaren.
5.5.3.4.35 B1 4.8.1.1.1 Handel ‘critical hasj’
Ter terechtzitting heeft de rechtbank het zaaksdossier 4.8.1.1.1 besproken met [verdachte 1] . De officieren van justitie hebben ter zake van dit zaaksdossier geen standpunt ingenomen. Zoals hiervoor overwogen acht de rechtbank in beginsel zaaksdossiers die niet op de bijlage van de tenlastelegging staan genoemd als niet ten laste gelegd. Dit zaaksdossier staat niet genoemd op de bijlage bij de tenlastelegging van [verdachte 1] en de tekst van de tenlastelegging is op dit punt onvoldoende bepaald. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit zaaksdossier niet aan [verdachte 1] ten laste is gelegd en zal zich niet buigen over de vraag of op grond van dit zaaksdossier strafbare feiten bewezen kunnen worden verklaard.
5.5.3.4.36 B1 4.8.1.2.3 Colombialijn
[verdachte 1] en [verdachte 18] worden er in dit zaaksdossier van verdacht dat zij voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet hebben gepleegd met betrekking tot het opzetten van een lijn voor het transport van verdovende middelen (lijst I) vanuit Colombia.
Chatberichten
De verdenkingen zijn gebaseerd op SkyECC-gesprekken in de periode van 7 januari 2020 tot en met 22 december 2020. Deze gesprekken vonden plaats in twee verschillende groepschats en tussen personen onderling.
Op 7 januari 2020 werd de groepschat genaamd ‘809066:34’ door het SkyECC-account 809D66 gestart. In deze groepschat zaten onder andere [betrokkene 3] en ene [betrokkene 48] en [betrokkene 49] . Uit de inhoud van de berichten blijkt dat [betrokkene 48] en [betrokkene 49] in Nederland de contactpersonen waren van het groente- en [fruitbedrijf] . Twee andere personen uit de groepschat zouden alles regelen in Colombia. Hiervoor diende het [bedrijf 10] certificaten te regelen voor een bedrijf in Santa Marta. In de groepschat werden door [betrokkene 3] schermafbeeldingen gestuurd van gesprekken met [verdachte 18] , die op zijn beurt contact had met [betrokkene 38] . Er werd door [betrokkene 38] geprobeerd een e-mail aan te vragen en hij koppelde dit terug naar [verdachte 18] . Uit de gesprekken bleek verder dat er over en weer SkyECC-accounts werden geregeld. Zo regelde ‘de zoon van ouwe’ voor [betrokkene 48] en [betrokkene 49] de verlenging van hun SkyECC-account.
Op 1 juli 2020 werd een nieuwe groepschat aangemaakt waarin [betrokkene 3] uitlegde dat hij SKY niet meer vertrouwde en niet alle informatie via SKY zou bespreken, maar namen, nummers of data via een ander systeem zou versturen. [betrokkene 3] sprak apart van de groepschat met [verdachte 18] en [verdachte 1] over het gebruiken van een andere B.V. en een bedrijf in Santa Marta waar facturen voor betaald moesten worden. Vervolgens koppelde [betrokkene 3] dit terug via de groepschat en stuurde hij het antwoord uit de groepschat weer naar [verdachte 1] .
Op 16 september 2020 stuurde [verdachte 18] naar [betrokkene 38] dat de ouwe was opgepakt en dat bijna de helft van de groep was opgepakt. Er waren in totaal 17 mensen opgepakt, waaronder de zoon van ouwe. Op 18 september 2020 stuurde [betrokkene 3] in de groepschat dat men het waarschijnlijk wel had gehoord, namelijk dat hun contactpersoon was opgepakt en het voor nu ophield met de groep.
[betrokkene 3] wilde zelf nog wel contact houden omdat hij misschien nog andere mensen kon vinden die interesse hadden in ‘dit verhaal’. Hij had mensen gesproken die vroegen welk bedrijf al werkte en stelde in de groepschat voor om dat bedrijf ‘zwanger te maken’. Het voordeel van zwanger maken was dat ze niet met een nieuw bedrijf hoefden te mailen. Vanuit de groepschat werd gestuurd dat ‘zwanger maken’ niet tot de opties behoorde.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat tussen [verdachte 1] , [betrokkene 3] en [verdachte 18] een duidelijke samenwerking bestond omtrent het opzetten van een lijn voor het versturen van verdovende middelen vanuit Colombia met als deklading groente of fruit. Uit de berichten volgt immers dat certificaten geregeld moesten worden voor het transport, om dat transport zwanger te kunnen maken. [betrokkene 3] was de initiator van de op te zetten lijn en betrok [verdachte 1] en [verdachte 18] door hen nadere informatie op te vragen en hun bevindingen voor te leggen aan de leden van de groepschat. De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen onvoldoende concreet kan worden afgeleid dat de lijn betrekking zou hebben op verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet. Dit betekent dat [verdachte 1] en [verdachte 18] van dit zaaksdossier worden vrijgesproken.
5.5.3.4.37 B1 4.8.1.3.1 Handel wijnsteenzuur
Aan [verdachte 1] is ten laste gelegd dat hij samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de productie van methamfetamine. Dit is ook als voltooid delict ten laste gelegd.
Chatberichten SkyECC
In de periode van 8 september 2020 tot en met 10 september 2020 had [verdachte 1] gesprekken met SkyECC-gebruiker 8E6308.
Uit de chatberichten leidt de rechtbank het volgende af.
[verdachte 1] schreef aan deze gebruiker dat hij wijnsteenzuur had van zijn neef in Den Haag in zakken van 25 kilogram. [verdachte 1] zei dat hij 30 vroeg in aantallen en anders 40. Vervolgens werd afgesproken bij een adres in Breda. Tot een afspraak is het uiteindelijk niet gekomen omdat [verdachte 1] op 16 september 2020 werd aangehouden. Op 18 september 2020 stuurde 8E6308 naar een ander contactpersoon van hem: “maat een vraag die ouwe wilde wat grondstoffen voor me regelen in nederland meschien kan jij ze ook uit halen daar”.
NFI rapport 30 december 2022
Uit het NFI-rapport volgt dat er meerdere methoden zijn om methamfetamine te produceren. In de praktijk wordt bij de illegale productie van methamfetamine in Nederland doorgaans dezelfde chemicaliën en (globaal) dezelfde productieprocessen toegepast. Eén van deze chemicaliën is wijnsteenzuur.
Conclusie
Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [verdachte 1] wijnsteenzuur heeft geregeld. Hierbij werd concreet gesproken over aantallen, prijzen en werd een afspraak gemaakt voor de verkoop. Duidelijk volgt uit de berichten dat het ging om wijnsteenzuur als grondstof. Wijnsteenzuur is een grondstof voor de productie van methamfetamine en [verdachte 1] wordt in dit vonnis ook veroordeeld voor betrokkenheid bij de productie van methamfetamine. Daarbij komt dat de gesprekken via een PGP-telefoon werden gevoerd. Dit alles maakt dat het niet anders kan zijn dan dat [verdachte 1] hier wijnsteenzuur aan het verhandelen was ten behoeve van de productie van methamfetamine. Nu de eindbestemming van dit goed het maken van een lijst I middel is, is het voorhanden hebben of het regelen van wijnsteenzuur strafbaar op grond van 10a van de Opiumwet.
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] samen met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de productie van methamfetamine. De rechtbank spreekt [verdachte 1] vrij van dit zaakdossier ten aanzien van feit 1 nu hij geen voltooid delict heeft gepleegd.
5.5.3.5 Overige vrijspraken
De inhoud van een aantal zaaksdossiers heeft de rechtbank niet gebruikt als bewijsmiddel voor bewezenverklaring van enig strafbaar feit. Voor zover in (de bijlage van) de tenlastelegging van de verdachte opgenomen wordt hij van het betreffende onderdeel vrijgesproken:
- B1.1 Oxalis en restinformatie 26Dobricic;
- B1 4.3.1 Maart 2016 Restinformatie 26 Melogale
- B1 4.3.10 November 2016 Reisinformatie Colombia
- B1 4.4.2 Januari februari 2017 Restinformatie Lockyer;
- B1 4.4.5 April 2017 Restinformatie - telefoon [verdachte 14] ;
- B1 4.4.8 Augustus t/m oktober 2017 Deelonderzoek Oxalis en restinformatie 26Dobricic
- B1 4.4.15 Reisbewegingen Spanje [verdachte 1] 2017;
- B1 4.5.13 Juli t/m september 2018 OVC [betrokkene(n) 4] “The King”
- B1 4.5.16 Oktober 2018 Deelonderzoek Teunisbloem
- B1 4.5.21 Reisbewegingen Spanje [verdachte 1] 2018;
- B1 4.6.3 Februari 2019 OVC Dordrecht
- B1 4.6.4 Februari 2019 OVC [betrokkene(n) 4]
- B1 4.6.5 Februari 2019 Deelonderzoek Ardennen
- B1 4.6.8 Maart 2019 OVC Vlissingen
- B1 4.6.9 Maart 2019 OVC [bedrijf 13] + afspraak Rijnsburg
- B1 4.6.10 April 2019 Reisinformatie [verdachte 1] Turkije + ziekenhuisbezoek
- B1 4.6.11 April 2019 Restinfo 26Eufala, Munch, Kaperbrief en 26Rialto
- B1 4.6.14 Juni 2019 Deelonderzoek Elboers
- B1 4.6.17 Juli 2019 Observatie [bedrijf 12]
- B1 4.6.18 Juli 2019 OVC [betrokkene(n) 4] [verdachte 6]
- B1 4.6.20 Juli t/m oktober 2019 OVC [betrokkene(n) 4] [verdachte 1] , [betrokkene 41] en [betrokkene 50] , restinformatie onderzoek Niobium en restinformatie onderzoek Vladimir
- B1 4.6.27 December 2019 Reisinformatie [verdachte 1] en [verdachte 18]
- B1 4.7.4.1.2 Lijn Marokko - Rotterdam
- B1 4.7.4.2.1 Invoer in relatie tot [betrokkene 1]
- B1 4.7.4.2.13 Lijn deklading ananas en cassave
- B1 4.7.4.3.7 Handel 1000 blokken Grizzlywind voor “Ouwe”
- B1 4.7.4.4.5 Overige bijzonderheden onderlinge contacten
- B1 4.7.4.4.5.1 Aanvulling op AMB.3180
- B1 4.7.6 Reisbewegingen Spanje [verdachte 1] 2020
- B1 4.8.1.4.1 Samenwerking [verdachte 1] en [betrokkene 51]
- B1 4.8.1.4.2 Samenwerking [verdachte 1] en broers [betrokkenen 1]
- B1 4.9 Onderzoek verklaring [verdachte 1] over kopen van bedrijven
- B1 4.10 Bevindingen omtrent fruitbedrijven
- B1 7.2 Telefoongebruik [verdachte 1]
- B1 Tijdlijn zaaksdossier ''verdovende middelen''
5.5.4
B.3 Gewoontewitwassen (feit 4)
5.5.4.1 Juridische kaders witwassen, daderschap rechtspersoon en feitelijke leidinggeven
Witwassen
Er is sprake van witwassen wanneer van een voorwerp de werkelijke aard, herkomst of vindplaats wordt verhuld terwijl men weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit voorwerp van een misdrijf afkomstig is. Het moet gaan om een handeling die het verhullen van de criminele aard van het voorwerp tot doel heeft en die handeling moet ook geschikt zijn om de criminele aard te verhullen (de verhullingshandeling).
Er is eveneens sprake van witwassen wanneer iemand een voorwerp voorhanden heeft, gebruikt, omzet of overdraagt terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit voorwerp van misdrijf afkomstig is (de plaatsingshandeling).
Het voorwerp moet afkomstig zijn uit enig misdrijf. Het is niet vereist dat het voorwerp afkomstig is van een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Indien het misdrijf waaruit het voorwerp afkomstig zou zijn niet direct is aan te wijzen, is het aan het openbaar ministerie om feiten en omstandigheden aan te dragen die het vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp van misdrijf afkomstig is. Van de verdachte mag dan een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring worden verwacht dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien door de verdachte een dergelijke verklaring is gegeven, is het aan het openbaar ministerie om hier nader onderzoek naar te doen. De rechtbank beoordeelt vervolgens mede op basis van de resultaten van het onderzoek of, ondanks de verklaring van de verdachte, bewezen kan worden verklaard dat (het niet anders kan dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Daderschap van een rechtspersoon en feitelijke leidinggeven aan een rechtspersoon
Om een rechtspersoon te kunnen aanmerken als dader van een strafbaar feit moet het feit in redelijkheid aan haar kunnen worden toegerekend. Wanneer dat het geval is hangt af van de omstandigheden van het geval en de aard van de verboden gedraging. Beoordeeld dient te worden of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in het sfeer van de rechtspersoon. Daarvan kan onder meer sprake zijn als het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit dienstbetrekking, hetzij uit andere hoofde, werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon, de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon, de gedraging dienstig is geweest aan de rechtspersoon of als de rechtspersoon erover kon beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon werd aanvaard.
Voor de vaststelling dat sprake is van het feitelijke leidinggeven aan een strafbaar feit gepleegd door de rechtspersoon is opzet vereist op de verboden gedraging, al dan niet in voorwaardelijke vorm.
Om tot een bewezenverklaring van feitelijke leidinggeven te komen is de vaststelling dat iemand de bestuurder van de rechtspersoon is onvoldoende. Anderzijds is het niet vereist dat iemand de bestuurder van de rechtspersoon is. Ook iemand die geen dienstverband heeft met de rechtspersoon kan als feitelijke leidinggever van het door de rechtspersoon begane strafbare feit worden aangemerkt. Feitelijke leidinggeven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip valt. Van feitelijke leidinggeven kan voorts sprake zijn indien de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte, gevoerde beleid. Ook kan worden gedacht aan het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven. Ook een meer passieve rol kan tot het oordeel leiden dat een verboden gedraging daardoor zodanig is bevorderd dat van feitelijke leidinggeven kan worden gesproken.
5.5.4.2 B.3 Financieel Inleiding
Hierna worden eerst overwegingen gewijd aan de financiële situatie van [verdachte 1] en [verdachte 4] en aan de samenwerking tussen hen, [bedrijf 1] en [betrokkene 52] bij de handel in auto’s vanaf eind 2014. De rechtbank stelt vervolgens vast dat hoewel [verdachte 1] en [verdachte 4] in die tijd zelf op papier vrijwel niets bezaten het hen in 2016 is gelukt startkapitaal voor drie [betrokkenen 2] bijeen te brengen en 57 voertuigen over te nemen van [bedrijf 1] . De rechtbank trekt de conclusie dat sprake is geweest van witwassen.
Vervolgens wordt op grond van de bewijsmiddelen vastgesteld dat [verdachte 1] en [verdachte 4] tot aan hun aanhouding in 2020 hun gezamenlijke activiteiten in de autohandel hebben voortgezet én hun samenwerking hebben uitgebreid naar de handel in horloges, investeren in [bedrijven 1] en de aanschaf van onroerende zaken. Bij die activiteiten is veel geld rondgegaan en zijn vele vennootschappen opgericht, terwijl het heeft ontbroken aan een inzichtelijke administratie. De rechtbank concludeert uiteindelijk dat het overgrote deel van de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen is witgewassen.
Niet kan worden vastgesteld dat die voorwerpen afkomstig zijn uit een direct aan te wijzen misdrijf. De rechtbank zet steeds per bewezenverklaard voorwerp uiteen waarom het niet anders kan dan dat dit voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, gelet op alle feiten en omstandigheden, waaronder ook feiten en omstandigheden die zijn gebleken bij nader onderzoek naar verklaringen van de verschillende verdachten.
5.5.4.2.1 Financiële situatie van [verdachte 1]
heeft over de jaren 2012 tot en met 2018 geen inkomen opgegeven bij de belastingdienst. Zijn enige bij de belastingdienst bekende vermogen is een oninbare vordering op [bedrijf 11] in het jaar 2015. Over de periode 2006 tot en met 2018 is geen bankrekening bekend van [verdachte 1] . Vanaf 2019 heeft wel een bankrekening op zijn naam gestaan, waarop hij vanaf februari salaris heeft ontvangen van [verdachte 30] (hierna te noemen: [verdachte 30] ), te weten een jaarsalaris van € 19.884,-- netto (€ 24.800,-- bruto) over het jaar 2019 en van € 14.368,-- netto (€ 17.920,-- bruto) over het jaar 2020. Over de jaren 2012 tot en met 2018 zijn derhalve geen inkomsten of vermogen van [verdachte 1] bekend en over de jaren 2019 en 2020 is slechts een bescheiden salaris van [verdachte 30] bekend. Dat salaris is gebruikt voor betalingen aan [verdachte 23] , de vrouw van [verdachte 1] met wie hij weliswaar nog is gehuwd maar van wie hij sinds 2013 gescheiden leeft.
[verdachte 1] is in zijn leven meerdere malen veroordeeld voor drugsfeiten. Zo heeft het gerechtshof Den Haag hem op 31 mei 2002 voor drugsfeiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren en een geldboete van € 1.000.000,-- en is aan hem uiteindelijk op 15 december 2016 de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 787.906,-- aan wederrechtelijk verkregen voordeel in dezelfde zaak. In het vonnis van heden veroordeelt de rechtbank [verdachte 1] opnieuw voor drugsfeiten gepleegd in de periode van 2017 tot aan zijn aanhouding in september 2020.
De omstandigheid dat met drugsdelicten doorgaans inkomsten worden gegenereerd en het feit [verdachte 1] in de jaren 2012 tot en 2020 op papier slechts zeer bescheiden inkomsten heeft gehad, leiden tot een vermoeden dat voorwerpen waarover [verdachte 1] de beschikking heeft gehad van misdrijf afkomstig zijn.
Verklaring [verdachte 1] over zijn inkomsten
[verdachte 1] heeft ontkend dat hij in drugs heeft gehandeld en daaruit inkomsten heeft gehad. Wel heeft hij verklaard dat hij de beschikking heeft gekregen over een startkapitaal ter grootte van ongeveer € 1.300.000,--. Dat waren 800 ‘ruggen’ van [betrokkene 53] en 500 ‘ruggen’ van [betrokkene 54] . Ook heeft hij verklaard dat hij inkomsten heeft gehad uit het optreden als bemiddelaar in het criminele milieu, uit het opkopen en/of opwaarderen van bedrijven en uit de verhuur van auto’s en woningen in Spanje. De rechtbank oordeelt dat [verdachte 1] hiermee geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor zijn inkomsten en vermogen en overweegt daartoe het volgende.
Startkapitaal van [verdachte 1] : 800 ‘ruggen’ spullen van [betrokkene 53] en 500 ‘ruggen’ spullen van [betrokkene 54]
[verdachte 1] heeft herhaaldelijk als verdachte en in verschillende varianten verklaard dat hij voor een bedrag van € 800.000,-- van [betrokkene 53] en voor een bedrag van € 500.000,-- van [betrokkene 54] aan geld en goederen heeft ontvangen en dat hij daarmee heeft geruild en gewerkt en zo dit vermogen heeft laten groeien. Dit geld zou hij hebben gebruikt als startkapitaal dat heeft gediend tot zijn latere vermogen. In een afgeluisterd gesprek van 28 maart 2019 heeft [verdachte 1] dit ook gezegd en in zoverre ondersteunt dit gesprek zijn verklaringen. Desalniettemin gaat de rechtbank aan deze verklaringen voorbij en overweegt als volgt.
De door [verdachte 1] afgelegde verklaringen wijken allereerst steeds op punten van elkaar af. Bovendien zijn de verklaringen niet concreet, omdat daaruit niet blijkt wanneer en waar hij welke goederen en geldbedragen heeft ontvangen. Vaststaat dat hij in elk geval zelf niets hierover heeft opgegeven aan de belastingdienst. Ook heeft [verdachte 1] niet concreet verklaard hoe hij erin is geslaagd dat vermogen te laten toenemen, laat staan hoeveel het is toegenomen.
Voor zover het openbaar ministerie onderzoek heeft kunnen doen naar [verdachte 1] verklaring, is die niet verifieerbaar gebleken. Het is wel mogelijk dat [betrokkene 53] de beschikking heeft gehad over antiek, maar niet duidelijk is geworden of, en zo ja, wanneer en waar hij dat aan [verdachte 1] ter beschikking zou hebben gesteld. Ook [betrokkene 53] heeft hier niets over op papier gezet. [betrokkene 54] heeft als getuige weliswaar bevestigd dat [verdachte 1] een schuld aan hem had opgebouwd in 5-10 jaar, maar heeft verder op zijn beurt evenmin concreet en verifieerbaar verklaard over de hoogte van die schuld, dan wel enige administratie hierover bijgehouden.
[verdachte 1] verklaring is ook niet op andere wijze aannemelijk geworden. Op geen enkele wijze is aannemelijk geworden dat [betrokkene 53] en [betrokkene 54] geld en spullen aan [verdachte 1] ter beschikking hebben gesteld ter waarde van € 800.000,-- en € 500.000,--. Immers, hier is helemaal niets over vastgelegd en uit niets blijkt dat daarbij mondeling of schriftelijk terugbetalingsafspraken zijn gemaakt. Dit zou je wel verwachten gelet op de hoogte van de gestelde bedragen. Evenmin is op enige wijze aannemelijk geworden dat dit vermogen substantieel is gegroeid door – onder andere – ruilhandel.
Inkomsten van [verdachte 1]
heeft verklaard dat hij inkomsten heeft gehad uit optreden als bemiddelaar in – onder meer – drugsgerelateerde conflicten, zo heeft hij een scheidsrechtersrol gehad in de internationale drugshandel. Ook heeft hij inkomen genoten uit het opkopen en/of opwaarderen van bedrijven en uit de verhuur van auto’s en woningen in Spanje. Hij heeft volgens eigen zeggen ook onroerende zaken van [verdachte 15] gekregen in ruil voor werkzaamheden.
De verklaringen van [verdachte 1] over deze inkomsten zijn niet concreet geworden. Hij heeft namelijk niet verklaard
wanneerhij
waarmee welkegeldbedragen heeft verdiend en door wie die bedragen aan hem zijn betaald. De administratie die [verdachte 1] zegt te hebben bijgehouden in zwarte boekjes die in een doos in een garage bij zijn woning in Spanje lagen, is daar niet aangetroffen. Onder die omstandigheden mocht van [verdachte 1] worden verwacht dat hij zijn inkomsten en uitgaven zo veel mogelijk zou reconstrueren of op andere wijze inzichtelijk maken. Hij heeft dat echter nagelaten. Zijn verklaringen zijn daardoor zo weinig concreet gebleven dat die niet konden worden geverifieerd. Zoals reeds eerder overwogen is de rechtbank van oordeel dat voor de bemiddelaarsrol in het internationale (drugs)milieu ook geen aanwijzingen zijn te vinden in het dossier. Daarbij komt dat zo daar in enkele gevallen al sprake van is geweest dat het zeer aannemelijk is dat inkomsten uit bemiddeling in conflicten in het criminele (drugs)milieu middellijk of onmiddellijk uit misdrijf afkomstig zijn.
wanneerhij
waarmee welkegeldbedragen heeft verdiend en door wie die bedragen aan hem zijn betaald. De administratie die [verdachte 1] zegt te hebben bijgehouden in zwarte boekjes die in een doos in een garage bij zijn woning in Spanje lagen, is daar niet aangetroffen. Onder die omstandigheden mocht van [verdachte 1] worden verwacht dat hij zijn inkomsten en uitgaven zo veel mogelijk zou reconstrueren of op andere wijze inzichtelijk maken. Hij heeft dat echter nagelaten. Zijn verklaringen zijn daardoor zo weinig concreet gebleven dat die niet konden worden geverifieerd. Zoals reeds eerder overwogen is de rechtbank van oordeel dat voor de bemiddelaarsrol in het internationale (drugs)milieu ook geen aanwijzingen zijn te vinden in het dossier. Daarbij komt dat zo daar in enkele gevallen al sprake van is geweest dat het zeer aannemelijk is dat inkomsten uit bemiddeling in conflicten in het criminele (drugs)milieu middellijk of onmiddellijk uit misdrijf afkomstig zijn.
Conclusie ten aanzien van de verklaring van [verdachte 1]
is er derhalve niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat hij op legale wijze niet bij de belastingdienst bekende inkomsten heeft verworven, die voldoende waren om zijn luxe levensstijl te bekostigen en ook nog de uitgaven te doen die in dit vonnis aan de orde zullen komen. Zijn verklaringen hebben het vermoeden niet ontkracht dat hij de beschikking heeft gehad over van misdrijf afkomstige voorwerpen.
5.5.4.2.2 [verdachte 1] als autohandelaar
De rechtbank stelt vast dat [verdachte 1] al vele jaren actief is in de autohandel, maar ook dat hij niet op eigen naam handelt. Zo heeft [verdachte 1] tijdens een gesprek van 19 maart 2019 tegen [verdachte 20] gezegd dat hij zijn hele leven autobedrijven heeft gehad, maar nooit belasting heeft betaald.
“Ik ben 63 jaar, ik heb er nog nooit wat betaald. Ook op m'n bedrijf niet, hè? Dus ik heb m’n hele leven autobedrijven gehad. Ook op de autobedrijven nooit gewoon wat betaald, hè. (…) Maar kijk, ik had een autobedrijf, ik nam een B.V., en ik draaide twee jaar, en dan deed ik m’n B.V. weg. En dan veranderde ik één lettertje in de B.V., in de nieuwe B.V., en ik startte weer opnieuw. (..) En niemand die door had dat dat ene lettertje daar hoort (…) Daar keek niemand naar. (…) Dus iedereen dacht altijd gewoon: het is hetzelfde.”
“Ik ben 63 jaar, ik heb er nog nooit wat betaald. Ook op m'n bedrijf niet, hè? Dus ik heb m’n hele leven autobedrijven gehad. Ook op de autobedrijven nooit gewoon wat betaald, hè. (…) Maar kijk, ik had een autobedrijf, ik nam een B.V., en ik draaide twee jaar, en dan deed ik m’n B.V. weg. En dan veranderde ik één lettertje in de B.V., in de nieuwe B.V., en ik startte weer opnieuw. (..) En niemand die door had dat dat ene lettertje daar hoort (…) Daar keek niemand naar. (…) Dus iedereen dacht altijd gewoon: het is hetzelfde.”
In het arrest van het gerechtshof Den Haag van 15 december 2016 is vastgesteld dat [verdachte 1] medio 1998 met [naam 1] in diens garagebedrijf gaan samenwerken. Ook [verdachte 1] zelf heeft gezegd dat hij vroeger een zaak had met [naam 1] , op Zevenhuizen. Daar kwamen de hele dag mensen ruilen, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat.
Verder stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] vanaf 2014 betrokken is geraakt bij de autohandel [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ). De vennootschap [bedrijf 1] is op 10 juli 2014 opgericht door [betrokkene 52] (hierna ook: [betrokkene 52] ), een (achter)neef van [verdachte 1] . Daarbij is [betrokkene 52] zelf bestuurder en enig aandeelhouder geworden. [betrokkene 52] heeft in [bedrijf 1] een autohandel ondergebracht, waarin ook zijn twee zoons [betrokkene 55] en [betrokkene 56] werkten en die aanvankelijk was gevestigd in Zwanenburg en eind 2015 is verhuisd naar Uithoorn.
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij, nadat hij in 2014 was gestopt met zijn eigen autobedrijf in Wateringen, wel eens een auto heeft verkocht met of neergezet bij [betrokkene 52] . [verdachte 1] heeft ervoor gezorgd dat [verdachte 4] vanaf november 2014 aan het werk kon bij [bedrijf 1] .
In een telefoongesprek van 16 juni 2017 heeft [verdachte 1] gezegd dat hij sinds een paar jaar weer in de auto’s zit. Hij zit in Uithoorn. Hij heeft een nette vent die alles doet en die echt goed is. Eerst deed hij samen met een neefje, maar die kinderen liepen onder de tattoos, korte broeken en trainingspakken. [verdachte 1] heeft verklaard dat hij met ‘een nette vent’ [verdachte 4] bedoelde. Met ‘een neefje’ en ‘die kinderen’ moet [verdachte 1] [betrokkene 52] en zijn beide zonen hebben bedoeld. Dat is ook op te maken uit een gesprek van 13 maart 2019 waarin [verdachte 4] tegen [verdachte 20] heeft gezegd dat ze in eerste instantie in Zwanenburg zijn begonnen en dat [verdachte 1] toen eigenlijk samen was met [betrokkene 52] .
[verdachte 1] heeft daarnaast ook voordelen gehad uit [bedrijf 1] . Vanaf november 2014 heeft [verdachte 1] de beschikking gehad over een Mercedes-Benz van [bedrijf 1] . Uit de administratie van [bedrijf 1] blijkt niet dat hij hiervoor een vergoeding heeft betaald.
Op 2 mei 2016 is een Land Rover Evoque met [kenteken 2] overgeschreven van [bedrijf 1] naar [betrokkene 57] , de oudste dochter van [verdachte 1] . Uit de administratie van [bedrijf 1] blijkt niet dat daarvoor is betaald.
[verdachte 21] , de jongste dochter van [verdachte 1] , heeft op naam van [bedrijf 1] in Duitsland een keuken gekocht voor een bedrag van € 17.100. Deze keuken is in de woning van [verdachte 21] geplaatst en volledig contant betaald. In de administratie van [bedrijf 1] is niets aangetroffen dat verband houdt met deze aankoop.
Conclusie
Op grond van voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] vele jaren in de autohandel heeft gezeten, hij geen belasting wilde betalen en geen bedrijven op zijn naam had staan. [verdachte 1] heeft eerder met [naam 1] samengewerkt. Vanaf 2014 heeft hij via [bedrijf 1] en/of [betrokkene 52] en vervolgens via [verdachte 4] in auto’s gehandeld. Ook stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] voordelen heeft genoten uit [bedrijf 1] .
5.5.4.2.3 Achtergrond, financiële situatie en rol van [verdachte 4]
is bevriend geweest met [betrokkene 58] . In 2010 heeft [betrokkene 58] beloofd dat hij en zijn gezin bij zijn overlijden alles zouden krijgen wat hij had. In 2013 kwam naar buiten dat [betrokkene 58] mogelijk panden had geërfd van [naam 2] . In oktober 2014 is de relatie tussen [verdachte 4] en [betrokkene 58] heel erg bekoeld, zo heeft [verdachte 4] op 23 oktober 2019 gezegd tegen hypotheekbemiddelaar Lohuis. Op 24 juni 2019 is [betrokkene 58] overleden. In zijn testament heeft hij [betrokkene 59] en [betrokkene 60] , de zonen van [verdachte 4] en [betrokkene 61] , tot zijn erfgenamen benoemd. Zij hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.
[verdachte 4] heeft jarenlang met handel in zijn levensonderhoud voorzien, voornamelijk met handel in (duurdere) horloges en auto’s. Op 14 december 2010 zijn [verdachte 4] en zijn eenmanszaak failliet verklaard. Op 4 november 2014 is zijn vennootschap [bedrijf 14] , waarin een horlogehandel was ondergebracht, eveneens failliet verklaard.
Op 24 september 2014, dus enkele weken voor haar faillissement, heeft [bedrijf 14] . een Porsche Panamera verkocht aan [betrokkene 52] voor € 70.000,--. In plaats van dat bedrag heeft [bedrijf 14] een bedrag van € 35.000,-- en een BMW ontvangen van [betrokkene 52] . Die BMW is op naam gesteld van [bedrijf 15]
[bedrijf 1]
In november 2014 is [verdachte 4] verkoper geworden bij [bedrijf 1] . Hij deed daar ook licht administratief werk. [verdachte 4] heeft daarover op 10 februari 2016 als getuige in een ander opsporingsonderzoek verklaard dat [verdachte 1] hoorde van de financiële problemen van [verdachte 4] en tegen hem zei dat zijn neef [betrokkene 52] een autobedrijf was begonnen en dat hij, [verdachte 4] , daar eventueel kon gaan werken. [verdachte 4] had geen contract en geen vast salaris, maar heeft wel voorschotten ontvangen van ongeveer € 15.000,-- over grofweg één jaar.
Er is geen loonheffing betaald over voorschotten op zijn salaris van ongeveer € 15.000,--. Bij de belastingdienst is bekend dat [verdachte 4] in het jaar 2015 € 2.376,-- en in het jaar 2016 € 1.561,-- aan loon heeft ontvangen van [bedrijf 1] . Volgens de administratie van [bedrijf 1] heeft [verdachte 4] in maart € 2.500,-- en april 2015 € 2.500,-- als voorschot op salaris ontvangen van [bedrijf 1] . Er zijn geen (andere) loonbetalingen aan [verdachte 4] aangetroffen in de administratie. In de administratie is geen arbeidsovereenkomst aangetroffen.
Uit verklaringen van boekhouder [betrokkene 62] is op te maken dat [verdachte 4] bij de oprichting en start al werkzaam was bij [bedrijf 1] , dat [verdachte 4] de administratie van [bedrijf 1] bijhield en dat [betrokkene 52] [bedrijf 1] niet had kunnen runnen zonder [verdachte 4] , omdat [betrokkene 52] niet goed kan lezen en schrijven en [verdachte 4] al het kantoorwerk regelde.
In het kader van dat andere opsporingsonderzoek is op 3 november 2015 het bedrijfspand van [bedrijf 1] aan de [locatie 37] in Zwanenburg doorzocht. Daarna is [bedrijf 1] verhuisd naar een bedrijfspand aan de [locatie 38] in Uithoorn. Dat huurcontract ging in per 15 november 2015 voor een bedrag van € 27.225 per 6 maanden. Van 1 februari 2016 tot en met 18 april 2016 was [betrokkene 52] gedetineerd en heeft [verdachte 4] met [betrokkene 55] en [betrokkene 56] de in- en verkoop van [bedrijf 1] gedaan.
[betrokkenen 2]
Op 6 april 2016 heeft [verdachte 4] de [betrokkene 63] en de vennootschappen [betrokkene(n) 4] (holdingsactiviteiten, hierna te noemen: [betrokkene(n) 4] ), [verdachte 27] (handel in personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s, hierna te noemen: [verdachte 27] ) en [verdachte 28] (onder andere de handel in uurwerken, hierna noemen: [verdachte 28] ) opgericht. Hij werd bestuurder van de stichting en indirect bestuurder van de drie [betrokkenen 2] . Bij de oprichting van deze vennootschappen heeft [verdachte 4] een contant bedrag van € 10.000,-- geleend aan [betrokkene 63] . Ook heeft zijn zoon [betrokkene 59] , toen 14 jaar oud, een contant bedrag van € 5.000,-- geleend aan [betrokkene 63] . Deze bedragen zijn aangewend voor de volstorting van de aandelen [betrokkene(n) 4] , [verdachte 27] en [verdachte 28] . Het verzamelinkomen van [verdachte 4] en zijn echtgenote en fiscaal partner [betrokkene 61] samen was in het jaar 2016 een bedrag van € 16.594,--.
Overname [bedrijf 1]
Vervolgens hebben [bedrijf 1] en [verdachte 27] volgens [verdachte 4] gedurende ongeveer een half jaar naast elkaar in hetzelfde bedrijfspand aan [locatie 38] een autohandel gedreven. [verdachte 4] trok de handel naar zich toe. Op 3 november 2016 hebben [verdachte 4] en [betrokkene 52] ervoor gekozen dat [verdachte 4] in Uithoorn zelfstandig verder ging. [verdachte 27] heeft het grootste deel van de voorraad van [bedrijf 1] overgenomen, zo heeft [verdachte 4] verklaard.
Blijkens een schriftelijke overeenkomst van 3 november 2016 is afgesproken dat [verdachte 27] “
de bedrijfsvoering, de exploitatie van een garagebedrijf, in de ruimste zin des woords, zelfstandig zal voortzetten” en [bedrijf 1] “
zich volledig terugtrekt”. In de overnameovereenkomst staat voorts onder meer, zakelijk weergegeven,
de bedrijfsvoering, de exploitatie van een garagebedrijf, in de ruimste zin des woords, zelfstandig zal voortzetten” en [bedrijf 1] “
zich volledig terugtrekt”. In de overnameovereenkomst staat voorts onder meer, zakelijk weergegeven,
- dat de aanwezige voorraad van [bedrijf 1] door [verdachte 27] tegen de door [bedrijf 1] betaalde inkoopprijzen zal worden overgenomen,
- dat voor de over te nemen voorraden een betalingstermijn is overeengekomen van twee jaar ingaande op de datum van ondertekening en eindigend op 3 november 2018,
- dat over het openstaande saldo geen rente verschuldigd is,
- dat [verdachte 27] ervoor zal zorgen dat uit de opbrengst van de over te nemen voorraad de openstaande nota's die er zijn op het moment van ondertekening worden voldaan en dat er eventuele betaalafspraken met crediteuren worden gemaakt en
- dat door [verdachte 27] aan [bedrijf 1] “
De aanwezige voorraad, de daarvoor betaalde inkoopprijzen en de openstaande nota’s zijn daarbij niet nader gespecificeerd.
[verdachte 1] is betrokken geweest bij de overname van de bedrijfsvoorraad van [bedrijf 1] .
Conclusie
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 4] via de invloed van [verdachte 1] een rol heeft gekregen bij [bedrijf 1] en vanaf de tweede helft van 2014 onder andere administratieve werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 1] . Hij heeft daarvoor nauwelijks inkomen ontvangen, terwijl de financiële positie van het gezin [verdachte 4] niet rooskleurig was. De rechtbank stelt verder vast dat zijn rol groter is geworden tijdens de detentie van [betrokkene 52] begin 2016 en dat [verdachte 4] de activiteiten van [bedrijf 1] heeft voortgezet tijdens en na de detentie van [betrokkene 52] totdat [bedrijf 1] op 3 november 2016 op papier haar activiteiten heeft gestaakt. [verdachte 27] heeft bij die gelegenheid bepaalde activa en passiva van [bedrijf 1] overgenomen. [verdachte 1] was aanwezig bij gesprekken over de overname van de bedrijfsvoorraad.
5.5.4.2.4 Samenwerking tussen [verdachte 1] en [verdachte 4]
[verdachte 1] en [verdachte 4] hebben elkaar leren kennen in 2014. Ze zijn steeds meer gaan samenwerken en hebben een nauwe band opgebouwd. Uit afgeluisterde telefoongesprekken vanaf maart 2017 tot en met mei 2020 en gesprekken die van 11 februari 2019 tot en met 28 oktober 2019 zijn opgenomen in het bedrijfspand aan [locatie 38] te Uithoorn blijkt dat [verdachte 1] zich actief heeft bemoeid met de dagelijkse gang van zaken bij zowel de autohandel als de horlogehandel van [verdachte 4] of diens bedrijven.
[verdachte 1] heeft als verdachte onder andere verklaard:
“Alles wat ik in Nederland zakelijk deed, deed ik via [verdachte 4] . (…) Alles, ook alles wat ik in Nederland...en daar kreeg ik, wat ik daarmee verdiende dat ging naar [verdachte 4] en ik kreeg alleen m'n loon. (…) Ik kreeg gewoon salaris en aan het eind van de rit als er genoeg verdiend was dan zou ik een winstuitkering een keer krijgen en dat is het. (…) Maar alles, alles wat ik in Nederland deed ging via [betrokkene(n) 4] , auto's, horloges, het onroerend goed wat ik ruilde alles ging via [betrokkene(n) 4] .”
“Alles wat ik in Nederland zakelijk deed, deed ik via [verdachte 4] . (…) Alles, ook alles wat ik in Nederland...en daar kreeg ik, wat ik daarmee verdiende dat ging naar [verdachte 4] en ik kreeg alleen m'n loon. (…) Ik kreeg gewoon salaris en aan het eind van de rit als er genoeg verdiend was dan zou ik een winstuitkering een keer krijgen en dat is het. (…) Maar alles, alles wat ik in Nederland deed ging via [betrokkene(n) 4] , auto's, horloges, het onroerend goed wat ik ruilde alles ging via [betrokkene(n) 4] .”
Volgens [verdachte 1] was er niet echt een samenwerking tussen hem en [verdachte 4] , maar was er sprake van gebruik maken van elkaars mogelijkheden. Er stond niets van op papier. Het was zo afgesproken van “
ik ken auto's via (….) jou laten lopen, ik heb niks, (…) ik heb geen bedrijf, ik ken geen bankrekening en (…) we zien wel hoe het met verdienen gaat. Geef mij maar een loon en die keren dat ik in Nederland ben, gaat ik proberen wat te ruilen (…) en aan het eind van de rit, als er genoeg verdiend is, geef mij maar een meer-aandeel, van we gaan kijken hoe we dat gaan doen.”Het bedrijf was van [verdachte 4] . [verdachte 1] zette wel eens een autootje bij hem neer of kocht een autootje of verkocht een autootje van hem en langzaam is er wat meer in horloges bijgekomen.
ik ken auto's via (….) jou laten lopen, ik heb niks, (…) ik heb geen bedrijf, ik ken geen bankrekening en (…) we zien wel hoe het met verdienen gaat. Geef mij maar een loon en die keren dat ik in Nederland ben, gaat ik proberen wat te ruilen (…) en aan het eind van de rit, als er genoeg verdiend is, geef mij maar een meer-aandeel, van we gaan kijken hoe we dat gaan doen.”Het bedrijf was van [verdachte 4] . [verdachte 1] zette wel eens een autootje bij hem neer of kocht een autootje of verkocht een autootje van hem en langzaam is er wat meer in horloges bijgekomen.
[verdachte 4] heeft als verdachte onder andere verklaard: “
[verdachte 1] is er eigenlijk altijd wel een beetje bij betrokken geweest. Die heeft mij natuurlijk aangebracht bij [bedrijf 1] . (..) [verdachte 1] en ik hadden vanaf het eerste moment een klik met elkaar en we hebben altijd contact blijven houden. [verdachte 1] kent veel mensen, [verdachte 1] kan goed, maar dat weet je, het is een koopman en een ruilman, daar is hij goed in. En daar is hij beter in als dat ik dat ben, dus daar hadden we een goede toevoeging bij elkaar (…)
[verdachte 1] is er eigenlijk altijd wel een beetje bij betrokken geweest. Die heeft mij natuurlijk aangebracht bij [bedrijf 1] . (..) [verdachte 1] en ik hadden vanaf het eerste moment een klik met elkaar en we hebben altijd contact blijven houden. [verdachte 1] kent veel mensen, [verdachte 1] kan goed, maar dat weet je, het is een koopman en een ruilman, daar is hij goed in. En daar is hij beter in als dat ik dat ben, dus daar hadden we een goede toevoeging bij elkaar (…)
Eind 2016, 2017, dus op het moment van de overname van [bedrijf 1] , heb ik mijn toekomst ideeën met [verdachte 1] uiteraard besproken. (…) Dus ik durf wel te zeggen en ik denk dat hij die indruk ook wel heeft, dat we samen onderweg waren om een bedrijf op te bouwen. (…) En nogmaals ook wetende dat er misschien een moment komt dat we weer van elkaar afscheid gaan nemen. En dan zie ik dat voor me dat je met elkaar een lijst maakt, denk ik zo oké dit zijn de bezittingen, dit zijn de schulden die nog betaald moeten worden. Dit is erover gebleven. Nou we weten allebei... Ik denk dat we een redelijk goed geheugen hebben. Dit is een beetje jouw inbreng geweest. (…)
V: En hebben jullie die afspraken ook gemaakt zo, op papier?
A: Nee want tot zover... Tot dat moment is het natuurlijk nooit gekomen”.
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat er een intensieve samenwerking was tussen [verdachte 1] en [verdachte 4] . Deze was niet vastgelegd op papier, maar zij hadden overeenstemming over het feit dat zij aan het ‘einde van de rit’ tot een afrekening zouden komen naar gelang hun inbreng.
5.5.4.3 B3.1 Witwassen [bedrijf 1]
De rechtbank stelt vast dat [bedrijf 1] als bedrijf een bedenkelijke staat van dienst had. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[bedrijf 1] is haar bedrijfsactiviteiten op 23 juli 2014 gestart met de aankoop van een Porsche Panamera voor een bedrag van € 50.000,--. Niet duidelijk is geworden hoe [bedrijf 1] dat voertuig heeft betaald.
Het overgrote deel van de handel van [bedrijf 1] is contant afgewikkeld. Er zijn aanzienlijke contante geldbedragen opgenomen en gestort op de bankrekening van [bedrijf 1] . Een deugdelijk kasboek is niet aangetroffen en een groot aantal in- en verkoopfacturen ontbreekt. Daardoor zijn de (contante) geldstromen niet te herleiden. Uit de wel aanwezige kasstukken blijkt een kastekort van ruim € 328.000,--.
Van 40 van de 286 voertuigen die op naam van [bedrijf 1] hebben gestaan is een volledig in- en verkoop traject aangetroffen. Van 246 voertuigen kon geen volledig in- en verkooptraject worden gereconstrueerd.
De cijfers die zijn opgenomen in de gedeponeerde jaarrekening van [bedrijf 1] over het oprichtingsjaar 2014 komen niet overeen met de administratie. De cijfers die zijn opgenomen in de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2015 van [bedrijf 1] komen evenmin overeen met de administratie. De jaarrekening over het jaar 2014 is te laat gedeponeerd. Over de jaren daarna zijn geen jaarrekeningen opgesteld en gedeponeerd.
[bedrijf 1] heeft voor een bedrag van € 15.190,52 (167 mutaties) aan boetes betaald aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau. Het grote aantal boetes duidt op het verhuren of uitlenen van voertuigen. In de administratie zijn geen huuropbrengsten aangetroffen.
Rol van [betrokkene 52]
, de oprichter, bestuurder en later vereffenaar van [bedrijf 1] , heeft op 15 oktober 2020 als getuige verklaard dat [verdachte 1] een volle neef is van zijn moeder, een achterneef en ook dat hij, [betrokkene 52] , bij [bedrijf 1] hulp heeft gehad van zijn zonen [betrokkene 55] en [betrokkene 56] en van [verdachte 4] .
De rechtbank heeft al vastgesteld dat [verdachte 4] vanaf de tweede helft van 2014 onder andere administratieve werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 1] . [betrokkene 52] heeft bevestigd dat [verdachte 4] hem hielp omdat hij niet kan lezen en schrijven en ook dat [verdachte 4] , met de boekhouder, de administratie van [bedrijf 1] deed.
[betrokkene 52] wist niet van de oprichting van [verdachte 27] en ook niet of [verdachte 27] en [bedrijf 1] in Uithoorn samen op één locatie hebben gezeten. Toen [betrokkene 52] aangaf dat hij wilde stoppen, wilde [verdachte 4] doorgaan. [betrokkene 52] heeft toen met [verdachte 4] afgesproken dat [verdachte 4] het huurcontract overnam, dat hij de kosten betaalde en dat [verdachte 4] de B.V. [bedrijf 1] goed afhandelde. [verdachte 4] zou het allemaal regelen: hij heeft alles verkocht, heeft de consignatie auto’s teruggegeven aan de eigenaren en heeft gezorgd dat er geen belastingschuld en geen gedoe op de B.V. was.
Over de handelsvoorraad van [bedrijf 1] heeft [betrokkene 52] verklaard dat hij niet precies weet wat er allemaal nog op voorraad stond toen hij met [bedrijf 1] stopte. Volgens hem stonden er ook sloopauto’s en was het allemaal ouwe meuk uit Zwanenburg. Later heeft hij verklaard dat er nog voor 10 tot 20.000 euro aan handelswaar stond. Die is door niemand overgenomen, óók niet door [verdachte 4] , maar is verkocht of teruggegaan naar [betrokkene 52] . [betrokkene 52] had ook auto’s in consignatie. Die zijn teruggegaan naar de eigenaren. [betrokkene 52] heeft zijn centjes allemaal netjes gehad. Het gaat dan om de auto’s die er nog stonden en ongeveer 20.000 euro waard waren. Dat geld heeft hij cash van [verdachte 4] gekregen. Weer later heeft [betrokkene 52] verklaard dat hij twee auto’s heeft gehad en dat dit zijn waarde was, 20 of zo.
Volgens [betrokkene 52] zijn de afspraken met [verdachte 4] mondeling gemaakt. Hij weet niet of hij een overeenkomst heeft getekend. [betrokkene 52] heeft niet met [verdachte 4] afgesproken dat [verdachte 4] € 5.000,-- per maand in rekening mocht brengen voor het afwikkelen van de overname, aldus [betrokkene 52] .
Conclusie
[bedrijf 1] heeft niet voldaan aan haar administratieve verplichtingen. Er was geen sprake van een administratie waaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend, zoals artikel 10 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voorschrijft. De rol van [betrokkene 52] bij zijn eigen autobedrijf en vennootschap is niet de rol die men in het normale handelsverkeer van een bestuurder en enig aandeelhouder kan verwachten. De rol van [verdachte 1] en [verdachte 4] daarentegen was juist weer groter dan op grond van hun formele positie zou kunnen worden verwacht. Dit zijn feiten en omstandigheden die een witwasvermoeden kunnen rechtvaardigen.
5.5.4.3.1 Zestien en/of 46 en/of vier door [verdachte 27] van [bedrijf 1] overgenomen voertuigen
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , beiden in persoon en als feitelijke leidinggevende, en aan [verdachte 27] is tenlastegelegde het witwassen van 16 (tot 3 november 2016) en/of 46 (vanaf 3 november 2016) en/of 4 (vanaf 3 november 2016) (afkomstig) van [bedrijf 1] .
Aantallen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte 27] in de periode van 6 april 2016 tot 3 november 2016 vijftien voertuigen heeft overgenomen van [bedrijf 1] . Het voertuig met [kenteken 3] waarvan [verdachte 4] de overname heeft ontkend, is blijkens een door [verdachte 4] verstrekte factuur door [verdachte 27] verkocht aan een derde. Daarmee staat vast dat ook dit voertuig eerder is overgenomen van [bedrijf 1] en dat [verdachte 27] vóór 3 november 2016 alle zestien ten laste gelegde voertuigen heeft overgenomen van [bedrijf 1] . Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank voorts vast dat [verdachte 27] 41 voertuigen heeft overgenomen van [bedrijf 1] op of na 3 november 2016. In totaal heeft [verdachte 27] daarmee 57 voertuigen van [bedrijf 1] overgenomen. De vraag is of daarbij sprake is geweest van witwassen.
Administratie van [bedrijf 1] met betrekking tot deze voertuigen
Van acht voertuigen van de vóór 3 november 2016 overgenomen voertuigen is geen inkoopfactuur en/of betaling aangetroffen in de administratie van [bedrijf 1] . Deze acht voertuigen vertegenwoordigen een waarde van € 69.950,--. Van het voertuig met [kenteken 3] is evenmin een inkoopfactuur en/of betaling aangetroffen in de administratie van [bedrijf 1] . Dit voertuig vertegenwoordigt een waarde van € 17.750,--. Niet duidelijk is geworden hoe [bedrijf 1] deze (8 + 1 =) 9 voertuigen heeft betaald.
Tijdens het politieonderzoek zijn slechts bij dertien van de in de tenlastelegging genoemde 46 voertuigen overgenomen op of na 3 november 2016 inkoopdocumenten en/of betalingen aangetroffen in de administratie en bankgegevens van [bedrijf 1] .
Bij zijn schriftelijke verklaring van 23 februari 2023 heeft [verdachte 4] facturen van twintig voertuigen gevoegd van [bedrijf 1] aan [verdachte 27] over de periode van 3 november 2016 tot en met 31 december 2016. Bij nader politieonderzoek is van twaalf van deze twintig voertuigen geen inkoopfactuur en/of een contante of girale betaling aangetroffen in de administratie van [bedrijf 1] . Deze twaalf voertuigen vertegenwoordigen een waarde van € 92.500,--.
Bij zijn schriftelijke verklaring van 23 februari 2023 heeft [verdachte 4] facturen van tien voertuigen gevoegd van [bedrijf 1] aan [verdachte 27] over de periode vanaf 1 januari 2017. Bij nader politieonderzoek is van negen van deze tien voertuigen geen inkoopfactuur en/of een contante of girale betaling aangetroffen in de administratie van [bedrijf 1] . Deze negen voertuigen vertegenwoordigen een waarde van € 129.000,--.
Derhalve is ook na nader onderzoek naar 30 volgens [verdachte 4] door [verdachte 27] van [bedrijf 1] overgenomen voertuigen niet duidelijk geworden hoe [bedrijf 1] 21 van deze 30 voertuigen heeft betaald.
De rechtbank concludeert dat door het ontbreken van een deugdelijke administratie bij [bedrijf 1] de herkomst niet is te herleiden van een aanzienlijk deel, namelijk ongeveer 2/3e deel van de door [verdachte 27] overgenomen voertuigen.
Van misdrijf afkomstig
- [verdachte 1] heeft samen met [betrokkene 52] via [bedrijf 1] in auto’s gehandeld en heeft ook andere voordelen gehad uit [bedrijf 1] .
- [verdachte 4] is via [verdachte 1] bij [bedrijf 1] terecht gekomen en heeft daar vanaf de tweede helft van 2014 tot aan de overname van de voorraad door [verdachte 27] op 3 november 2016 werkzaamheden verricht zonder een schriftelijke arbeidsovereenkomst af te sluiten met [bedrijf 1] . Hij heeft voor zijn werkzaamheden slechts een zeer gering inkomen ontvangen. Mede gelet op de penibele financiële situatie van het gezin van [verdachte 4] , is dat onzakelijk te noemen.
- [bedrijf 1] heeft geen deugdelijke administratie gevoerd. Haar rechten en verplichtingen zijn niet op te maken uit haar administratie. Een groot aantal in- en verkoopfacturen ontbreekt. Bij [bedrijf 1] ging veel contant geld om en ook dat is niet deugdelijk geadministreerd. Van 246 van de 286 voertuigen die op naam van [bedrijf 1] hebben gestaan kon geen volledig in- en verkooptraject worden gereconstrueerd. De herkomst van een aanzienlijk deel van de door [verdachte 27] overgenomen voertuigen is niet te herleiden uit de administratie van [bedrijf 1] . Bij twee op de drie door [verdachte 27] van [bedrijf 1] overgenomen voertuigen is niet duidelijk geworden hoe [bedrijf 1] die voertuigen heeft betaald.
- De verantwoordelijkheid voor het voeren van een deugdelijke administratie ligt bij de bestuurder van een rechtspersoon. [betrokkene 52] heeft zijn verantwoordelijkheid als bestuurder van [bedrijf 1] niet genomen. [verdachte 4] , die aanvankelijk (licht) administratief werk voor [bedrijf 1] heeft gedaan en anders dan [betrokkene 52] wél goed kan lezen en schrijven, heeft ook niet zorggedragen voor een deugdelijke administratie. Tijdens de detentie van [betrokkene 52] heeft [verdachte 4] de activiteiten van [bedrijf 1] voortgezet. In die periode heeft hij de administratie van [bedrijf 1] niet op orde gebracht. Ook in de maanden na [betrokkene 52] ’ vrijlating is noch door [betrokkene 52] , noch door [verdachte 4] zorggedragen voor een deugdelijke administratie bij [bedrijf 1] .
- Na haar oprichting hebben [verdachte 27] en [bedrijf 1] volgens [verdachte 4] gedurende ongeveer een half jaar naast elkaar in hetzelfde bedrijfspand aan [locatie 38] een autohandel gedreven. [verdachte 27] had in die periode geen eigen handelsvoorraad en heeft zestien voertuigen van [bedrijf 1] overgenomen. Blijkbaar heeft [verdachte 4] namens [verdachte 27] voertuigen van [bedrijf 1] verkocht. Welk zakelijk belang of voordeel [bedrijf 1] bij deze constructie had, blijkt uit niets.
- [betrokkene 52] heeft na zijn vrijlating niet of nauwelijks meer bemoeienis heeft gehad met (de handel door) [bedrijf 1] .
- In de schriftelijke overeenkomst van 3 november 2016 zijn de door [verdachte 27] overgenomen voorraad, de te betalen prijs (te weten: de inkoopprijzen van [bedrijf 1] ) en de door [verdachte 27] voor [bedrijf 1] te betalen schulden niet gespecificeerd in de overnameovereenkomst. Omdat de administratie van [bedrijf 1] niet op orde was, konden de voorraad, inkoopprijzen en schulden daaruit evenmin worden opgemaakt. De inhoud van essentiële afspraken in de overeenkomst zijn daardoor onbepaalbaar. Dat is een aanwijzing voor verhullen en dus witwassen.
- Het gegeven dat voor de over te nemen voorraden een betalingstermijn is overeengekomen van twee jaar en dat over het openstaande saldo geen rente verschuldigd is, is voor [bedrijf 1] onzakelijk.
- De door [verdachte 27] aan [bedrijf 1] maandelijks in rekening gebrachte management fee van € 5.000,-- exclusief btw ‘voor de afwikkeling’ is ongunstig voor [bedrijf 1] , alleen al omdat [verdachte 4] [bedrijf 1] helemaal niet heeft afgewikkeld en ook verder niet duidelijk is geworden wat hij maandelijks in ruil voor deze fee heeft gedaan. Er is dus geen tegenprestatie geleverd, maar slechts een verrekenpost gecreëerd.
- De overeenkomst van 3 november 2016 bevat deels vage en deels onzakelijke afspraken. Dat kan duiden op witwassen. Uiteindelijk zijn er zoveel verrekenposten opgevoerd dat [verdachte 27] niets of nauwelijks iets aan [bedrijf 1] heeft hoeven te betalen. De eindafrekening is nog altijd niet opgesteld. Ook dat is onzakelijk en is een aanwijzing voor witwassen.
- [betrokkene 52] was een zwakke bestuurder. Hij had [bedrijf 1] niet kunnen runnen zonder [verdachte 4] . Hij kon niet lezen en schrijven. Hij wist niet dat een besloten vennootschap wordt opgericht bij notariële akte. Hij heeft niet gezorgd voor een deugdelijke administratie. Tijdens en na zijn detentie heeft hij zich niet of nauwelijks meer bemoeid gehad met (de handel door) [bedrijf 1] , terwijl hij nog altijd bestuurder was van de B.V.. De afwikkeling van de B.V. [bedrijf 1] heeft hij overgelaten aan [verdachte 4] .
- Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte 1] [betrokkene 52] heeft gebruikt als stroman, zoals hij dat eerder heeft gedaan met [naam 1] . De werkzaamheden van [verdachte 4] voor [bedrijf 1] hebben eraan bijgedragen dat [verdachte 1] kon (blijven) handelen op naam van [bedrijf 1] . De rechtbank leidt uit alle feiten en omstandigheden af dat [verdachte 4] stroman [betrokkene 52] en de B.V. [bedrijf 1] overeind heeft gehouden op instigatie van [verdachte 1] en dat hun samenwerking dus is begonnen in de [bedrijf 1] -periode.
- [betrokkene 52] heeft hij naar eigen zeggen nog zo’n € 20.000,-- ontvangen (in contant geld of in de vorm van twee voertuigen) toen hij stopte met [bedrijf 1] . De opbrengst van de voorraad van [bedrijf 1] kwam echter [bedrijf 1] toe, niet haar bestuurder, en de 57 voertuigen die [verdachte 27] van [bedrijf 1] heeft overgenomen waren vele malen meer waard dan € 20.000,--. De rechtbank leidt hieruit af dat auto’s van [verdachte 1] deel uitmaakten van de voorraad van [bedrijf 1] . De voor [bedrijf 1] onzakelijke overeenkomst van 3 november 2016 was dus slechts een constructie om voertuigen van [verdachte 1] over te hevelen van [bedrijf 1] naar [verdachte 27] . Overigens ziet de rechtbank hierin, anders dan het Openbaar Ministerie, geen wederrechtelijke toe-eigening door [verdachte 27] . De 57 voertuigen zijn niet afkomstig uit eigen misdrijf.
- [verdachte 1] is meermalen veroordeeld voor drugsdelicten en had geen legaal inkomen of vermogen in de jaren 2012 tot en met 2018. Niet duidelijk is geworden hoe hij deze voertuigen en de autohandel in [bedrijf 1] heeft gefinancierd.
Conclusie
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden dat de 57 (16 + 41) voertuigen die [verdachte 27] van [bedrijf 1] heeft overgenomen (indirect) van misdrijf afkomstig zijn. [verdachte 1] en [verdachte 4] hebben bestreden dat deze feiten en omstandigheden dat vermoeden rechtvaardigen, maar hebben het vermoeden van witwassen niet ontzenuwd. De rechtbank oordeelt dat het, alles bij elkaar, niet anders kan dan dat de voertuigen die door [verdachte 27] van [bedrijf 1] zijn overgenomen middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. [verdachte 1] en [verdachte 4] wisten dat.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank voorts bewezen dat [verdachte 1] en [verdachte 4] nauw en bewust hebben samengewerkt bij het overdragen aan en voorhanden hebben van deze 57 voertuigen door [verdachte 27] . Er is sprake van het medeplegen van plaatsingshandelingen en daarmee van witwassen in vereniging.
Het ontvangen en voorhanden hebben van deze 57 voertuigen door [verdachte 27] zijn gedragingen die zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon. De bedrijfsactiviteiten van [verdachte 27] betreffen immers handel in personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s. Het aankopen en voorhanden hebben van voertuigen past daarmee in haar normale bedrijfsvoering. De plaatsingshandelingen kunnen dan ook in redelijkheid aan haar worden toegerekend. Ook voor [verdachte 27] is sprake van het medeplegen van plaatsingshandelingen en daarmee van witwassen in vereniging. [verdachte 1] en [verdachte 4] hebben in nauwe en bewuste samenwerking feitelijke leidinggegeven aan deze gedragingen door [verdachte 27] . Zij hadden daarbij opzet op het witwassen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte 1] en [verdachte 4] , beiden in persoon en als feitelijke leidinggevende, en [verdachte 27] in vereniging 57 voertuigen hebben witgewassen.
5.5.4.3.2 Het startkapitaal van [betrokkene(n) 4] , [verdachte 27] en [verdachte 28]
Aan [verdachte 1] als feitelijke leidinggevende, aan [verdachte 4] in persoon en als feitelijke leidinggevende, en aan [verdachte 27] en aan [verdachte 28] is tenlastegelegde het witwassen van € 10.000,-- (afkomstig van [verdachte 4] ) en/of € 5.000,-- (afkomstig van [betrokkene 59] )
Witwasvermoeden
[verdachte 4] heeft in april 2016 bij de oprichting van [betrokkene(n) 4] , [verdachte 27] en [verdachte 28] een contant geldbedrag van € 10.000,-- aan [betrokkene 63] geleend. Ook heeft zijn zoon [betrokkene 59] , toen 14 jaar oud, een contant geldbedrag van € 5.000,-- aan [betrokkene 63] geleend. [betrokkene 63] heeft deze bedragen gebruikt om de aandelen van [betrokkene(n) 4] , [verdachte 27] en [verdachte 28] vol te storten.
[verdachte 4] en zijn eenmanszaak zijn in 2010 failliet verklaard en in 2014 is zijn vennootschap [bedrijf 14] failliet verklaard. Het verzamelinkomen van [verdachte 4] en zijn echtgenote en fiscaal partner [betrokkene 61] tezamen over het jaar 2016 was nauwelijks voldoende om in het levensonderhoud te voorzien. Het gezin had evenmin vermogen.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is het vermoeden gerechtvaardigd dat het contante bedrag van € 10.000,-- en het contante bedrag van € 5.000,-- (middellijk) uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Verklaring [verdachte 4]
Ruim twee jaar na zijn aanhouding en kort voor de aanvang van de inhoudelijke behandeling van zijn zaak heeft [verdachte 4] stukje bij beetje verklaard dat hij in 1995 voor 1.500 gulden een Rolex Submariner heeft gekocht van [betrokkene 64] , die hij in 2016 voor € 10.000,- heeft verkocht aan de inmiddels overleden [betrokkene 65] . [betrokkene 65] heeft [verdachte 4] contant betaald. [betrokkene 59] heeft in 2015 voor € 5.000,- een bootje verkocht dat [betrokkene 58] hem eerder had geschonken. [betrokkene 59] had dat geld op zijn kamer liggen, aldus [verdachte 4] .
Nader onderzoek
Het openbaar ministerie heeft nader onderzoek verricht naar deze verklaringen. [betrokkene 64] is als getuige gehoord, eerst door de politie en daarna ten overstaan van de rechter-commissaris. [betrokkene 64] heeft de transactie met een Rolex Submariner in 1995 niet bevestigd. Verder is duidelijk geworden dat [verdachte 4] op 27 juni 2016 als getuige is gehoord in een onderzoek naar het overlijden van [betrokkene 65] op 23 juni 2016. Hij heeft daarbij verklaard dat hij in de periode van 2010 tot 2014 een keer een paar Rolexen en een Breitling aan [betrokkene 65] heeft verkocht en een paar keer een horloge van hem terug heeft gekocht. [verdachte 4] heeft in dat verhoor niet verklaard over de verkoop van een Rolex aan [betrokkene 65] in het half jaar vóór diens overlijden. Bovendien is uit onderzoek naar de financiële middelen van [betrokkene 65] niet gebleken dat hij in 2016 kon beschikken over een contant bedrag van € 10.000,--.
[naam 3] , de eigenaar van een jachthaven in Vinkeveen, is eerst door de politie en daarna, op verzoek van de verdediging, ten overstaan van de rechter-commissaris als getuige gehoord over het bootje dat [betrokkene 58] aan [betrokkene 59] heeft gegeven. Deze getuige heeft niet bevestigd dat [betrokkene 59] dat bootje heeft verkocht, maar heeft wel verklaard dat [betrokkene 59] na het overlijden van [betrokkene 58] navraag heeft gedaan naar een andere, grotere boot.
Conclusie
De op het laatste moment in gedeeltes afgelegde verklaringen van [verdachte 4] over de herkomst van beide bedragen zijn niet aannemelijk geworden en het vermoeden dat het contante bedrag van € 10.000,-- en het contante bedrag van € 5.000,-- (middellijk) uit enig misdrijf afkomstig zijn is niet ontzenuwd. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat beide bedragen (middellijk) van misdrijf afkomstig zijn. [verdachte 4] wist dat.
[verdachte 4] heeft het contante bedrag van € 10.000,-- en het contante bedrag van € 5.000,-- voorhanden gehad, overgedragen en ervan gebruik gemaakt, omdat hij de aandelen van [betrokkene(n) 4] , [verdachte 27] en [verdachte 28] ermee heeft volgestort, althans deze drie vennootschappen van een startkapitaal heeft voorzien. Hij heeft daarmee in persoon, samen met de rechtspersonen, witgewassen.
Het volstorten van de aandelen is een gedraging die is verricht in de sfeer van [verdachte 27] en [verdachte 28] , omdat zij daarmee ieder over een bedrag van € 5.000,-- konden beschikken. Het ieder voorhanden hebben van een contant bedrag van € 5.000,-- kan dan ook in redelijkheid aan [verdachte 27] en [verdachte 28] worden toegerekend.
Ook voor [verdachte 27] en [verdachte 28] is sprake van het medeplegen van plaatsingshandelingen en daarmee van witwassen in vereniging. [verdachte 4] heeft feitelijke leidinggegeven aan deze gedragingen. Hij had daarbij opzet op het witwassen.
Uit het dossier blijkt niet dat [verdachte 1] wist dat de aandelen van deze drie [betrokkenen 2] zijn volgestort. Omdat het volstorten van aandelen geen wettelijke verplichting is, hoefde hij ook als feitelijke leidinggever van de vennootschappen niet te vermoeden dat [verdachte 4] de aandelen had volgestort. Er is geen bewijs voor witwassen van de beide bedragen door [verdachte 1] en hij wordt vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen
- dat [verdachte 4] in persoon in vereniging een contant geldbedrag van € 10.000,-- (afkomstig van hemzelf) en een contant geldbedrag van € 5.000,-- (afkomstig van [betrokkene 59] ) heeft witgewassen,
- dat [verdachte 4] als feitelijke leidinggevende in vereniging een contant geldbedrag van € 10.000,-- (afkomstig van hemzelf en/of [betrokkene 59] ) heeft witgewassen,
- dat [verdachte 27] in vereniging een contant bedrag van € 5.000,-- (afkomstig van [verdachte 4] en/of [betrokkene 59] ) heeft witgewassen,
- dat [verdachte 28] in vereniging een contant bedrag van € 5.000,-- (afkomstig van [verdachte 4] en/of [betrokkene 59] ) heeft witgewassen,
en spreekt hem op dit onderdeel van de tenlasteleggingen vrij voor het overige.
5.5.4.4 Inleiding verdere beoordeling
Met het oog op de verdere beoordeling volgt hierna een chronologische weergave van de gebeurtenissen na 3 november 2016, eerst van de oprichting van andere vennootschappen door [verdachte 4] en vervolgens van activiteiten die [verdachte 1] en [verdachte 4] in die vennootschappen hebben ontplooid in de autohandel, de horlogehandel en bij de investering in [bedrijven 1] en onroerende zaken. Daarbij worden ook delen van de gesprekken aangehaald die in het bedrijfspand aan [locatie 38] te Uithoorn zijn opgenomen van 11 februari 2019 tot en met 28 oktober 2019.
Vervolgens wordt overwogen dat de kwaliteit van de administratie van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] te wensen overliet en dat dit kan duiden op witwassen. Uiteen wordt gezet dat [verdachte 1] en [verdachte 4] hun samenwerking hebben geïntensiveerd, terwijl [verdachte 1] wist en [verdachte 4] moest weten dat [verdachte 1] niet beschikte over legaal inkomen of vermogen. De rechtbank zal uiteindelijk concluderen dat zij daarbij witwashandelingen hebben gepleegd en dat, voor zover de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] legale bedrijfsactiviteiten hebben gehad, die niet zijn te onderscheiden van de witwasactiviteiten.
Meer vennootschappen
In de jaren na 2016 heeft [verdachte 4] diverse vennootschappen opgericht, waaronder ook een Duitse en een Spaanse. Volgens [verdachte 4] is in iedere vennootschap een eigen bedrijfsactiviteit ondergebracht.
Op 10 juli 2017 zijn opgericht de [betrokkene 66] en de vennootschappen [betrokkene 67] (houdster- en financieringsactiviteiten, hierna ook te noemen: [betrokkene 67] ) en [verdachte 30] (hierna ook te noemen: [verdachte 30] ). De specifieke bedrijfsactiviteit van [verdachte 30] betrof de operational lease van personenauto's en lichte bedrijfsauto's.
Op 9 november 2017 zijn opgericht de vennootschappen [verdachte 31] (hierna ook te noemen: [verdachte 31] ), gericht op het aanbieden van auto's op basis van participatie, gezamenlijk bezit, en [verdachte 29] (hierna ook te noemen: [verdachte 29] ), gericht op het handelen en beheren van onroerend goed.
Op 7 juni 2018 is opgericht de vennootschap naar Duits recht, [verdachte 32] . De specifieke bedrijfsactiviteit betrof
handel und Vermietung von Fahrzeugen.
handel und Vermietung von Fahrzeugen.
Op 15 april 2019 is de vennootschap [betrokkene 68] opgericht, waarvan de naam op 3 juli 2019 is gewijzigd in [verdachte 33] (hierna ook te noemen: [verdachte 33] ). De specifieke bedrijfsactiviteit betrof de operational lease van personenauto's en lichte bedrijfsauto's.
Op 21 juni 2019 zijn opgericht de vennootschappen [betrokkene 69] (financiële holding, hierna ook te noemen: [betrokkene 69] ) en een zestal dochtervennootschappen. [betrokkene 69] is dochtervennootschap van [verdachte 31] . De specifieke bedrijfsactiviteit betrof de exploitatie en het beheer van [bedrijven 1] .
Van al deze vennootschappen zijn [betrokkene 63] en [betrokkene 66] al dan niet indirect enig aandeelhouder. [verdachte 4] is bestuurder van beide stichtingen en (indirect) bestuurder van al deze vennootschappen. In dit vonnis worden de rechtspersonen [betrokkene(n) 4] , [verdachte 27] , [verdachte 28] , [verdachte 29] , [betrokkene 67] , [verdachte 30] , [verdachte 31] , [verdachte 32] , [verdachte 33] , [betrokkene 69] en haar 6 dochtervennootschappen tezamen aangeduid ook wel aangeduid als: de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] .
Op 7 augustus 2019 is opgericht een vennootschap naar Spaans recht [verdachte 34] , waarvan [verdachte 4] de enig aandeelhouder en vertegenwoordiger is (hierna ook: [verdachte 34] ) . De specifieke bedrijfsactiviteit betrof de verhuur van auto’s.
Activiteiten in het jaar 2017
[verdachte 30] heeft vóór 16 oktober 2017 vijftien voertuigen van [verdachte 27] verkregen. Van de totale inkoopprijs van € 418.000,-- is [verdachte 30] een bedrag van € 363.600,-- schuldig gebleven aan [verdachte 27] .
Activiteiten in het jaar 2018
Op 5 januari 2018 is aan [verdachte 29] verkocht en op 17 april 2018 aan haar geleverd een bedrijfsunit met parkeerplaatsen aan de [locatie 7] te Lijnden.
Op 19 januari 2018 is aan [verdachte 29] geleverd een stuk grasland gelegen aan de [locatie 3] te Bosschenhoofd, gemeente Hoeven.
Op 14 februari 2018 is aan [verdachte 29] geleverd een berging/stalling met ondergrond, erf en verder aan- en toebehoren, gelegen aan de [locatie 1] te Randwijk.
In de periode van mei tot en met juli 2018 heeft [betrokkene 70] (hierna ook te noemen: [betrokkene 70] , een vennootschap waarvan [verdachte 20] en [verdachte 16] via [betrokkene 72] bestuurder waren, vijf [bedrijven 1] inclusief één beautycentrum gekocht.
[verdachte 1] heeft een contant bedrag van in totaal minimaal € 500.000,-- in gedeeltes aan [verdachte 20] gegeven om [verdachte 20] en [verdachte 16] in de gelegenheid te stellen te investeren in [bedrijven 1] . Uit een gesprek van [verdachte 4] , [betrokkene 61] en [betrokkene 73] op 19 februari 2019 is op te maken dat [verdachte 1] in de [bedrijven 1] heeft geïnvesteerd in de zomer van 2018.
Volgens een schriftelijke overeenkomst gedateerd 1 augustus 2018 heeft [verdachte 32] in de periode van 25 april 2018 tot en met 1 augustus 2018 een bedrag van € 75.000,-- geleend aan [verdachte 16]
‘voor de aanschaf van een zestal [bedrijven 1] ’. Een klein jaar later hebben [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] besproken hoe de betaling van dit bedrag van € 75.000,-- kan worden verantwoord. Daarbij heeft [verdachte 4] medegedeeld dat hij geld zou inbrengen via ‘die Duitse B.V.’ In Nederland had hij een heel Wwft-gebeuren gehad en kon hij het bedrag van € 75.000,-- niet meer in de kas doen.
‘voor de aanschaf van een zestal [bedrijven 1] ’. Een klein jaar later hebben [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] besproken hoe de betaling van dit bedrag van € 75.000,-- kan worden verantwoord. Daarbij heeft [verdachte 4] medegedeeld dat hij geld zou inbrengen via ‘die Duitse B.V.’ In Nederland had hij een heel Wwft-gebeuren gehad en kon hij het bedrag van € 75.000,-- niet meer in de kas doen.
Tijdens een gesprek in het [bedrijf 12] in Nootdorp op 7 oktober 2018 met [verdachte 14] , [betrokkene 74] en [betrokkene 75] heeft [verdachte 1] gezegd dat zijn onroerend goed in [betrokkene 76] (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 76] hierna ook te noemen: [betrokkene 76] )
‘op [betrokkene(n) 4] ., [locatie 38] , Uithoorn’moest. Verderop in dat gesprek heeft [verdachte 1] gezegd dat een vriend van hem een autobedrijf had, dat die vriend daar een onroerend goed B.V. bij had en dat die het onroerend goed van [betrokkene 76] kon kopen. In de B.V. stond nog een beetje onbelast onroerend goed. En die vriend of [verdachte 1] kon de volgende dag op papier een paar dure auto’s laten verkopen en dat geld op zijn rekening storten en gewoonweg overmaken naar die B.V. Als hij, [verdachte 1] , het geld maar terug kreeg. Anders was hij dat ook weer kwijt.
‘op [betrokkene(n) 4] ., [locatie 38] , Uithoorn’moest. Verderop in dat gesprek heeft [verdachte 1] gezegd dat een vriend van hem een autobedrijf had, dat die vriend daar een onroerend goed B.V. bij had en dat die het onroerend goed van [betrokkene 76] kon kopen. In de B.V. stond nog een beetje onbelast onroerend goed. En die vriend of [verdachte 1] kon de volgende dag op papier een paar dure auto’s laten verkopen en dat geld op zijn rekening storten en gewoonweg overmaken naar die B.V. Als hij, [verdachte 1] , het geld maar terug kreeg. Anders was hij dat ook weer kwijt.
Op 10 oktober 2018 heeft [betrokkene 63] van [betrokkene 76] gekocht
- een appartementsrecht aan de [locatie 4] te Vlaardingen,
- een perceel grond met daarop een vaste woonwagen aan de [locatie 6] te Den Bosch en
- een perceel bosgrond aan de [locatie 5] te Dongen.
Op 24 oktober 2018 zijn deze drie koopovereenkomst ingeschreven in het kadaster.
Op 26 november 2018 heeft [verdachte 29] het perceel grond met de woonwagen aan de [locatie 6] te Den Bosch verkocht aan [verdachte 13] .
Op 5 december 2018 is het perceel grond met de woonwagen aan de [locatie 6] te Den Bosch aan [verdachte 29] geleverd.
Activiteiten in het jaar 2019
Op 10 januari 2019 is een Range Rover Evoque [kenteken 4] overgeschreven van [verdachte 27] op naam van Theresa Schneider, oudste dochter van [verdachte 1] . Niet is gebleken dat voor dit voertuig is betaald.
Op 28 januari 2019 heeft [verdachte 29] het perceel grond met de woonwagen aan de [locatie 6] te Den Bosch geleverd aan [verdachte 13] .
Eveneens op 28 januari 2019 is aan [verdachte 29] geleverd het appartementsrecht aan de [locatie 4] te Vlaardingen en het perceel bosgrond aan de [locatie 5] te Dongen.
Uit gesprekken van 11 februari 2019 tot en met 28 oktober 2019 opgenomen in het bedrijfspand aan [locatie 38] te Uithoorn maakt de rechtbank op dat relaties van [verdachte 1] auto’s hebben gehuurd dan wel geleased bij een van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] . Deze relaties kwamen hun verplichtingen niet of onvoldoende na. Zij regelden bij [verdachte 1] dat ze [verdachte 4] niet of later mochten betalen. [verdachte 4] wist niet of er dubbele afspraken waren. [verdachte 4] kwam daardoor boekhoudkundig in de problemen en moest boekhoudkundig goochelen en [verdachte 1] wist dat.
Vanaf februari 2019 heeft [verdachte 1] salaris ontvangen van [verdachte 30] . [betrokkene 77] , medewerker van het boekhoudkantoor van [betrokkene 78] , heeft als getuige verklaard dat [verdachte 1] voor [verdachte 30] werkte. Zij had wel aan [verdachte 4] gevraagd wat daar precies de bedoeling van was, maar daar nooit echt antwoord op heeft gekregen behalve dan dat hij iets met auto's in Spanje zou doen. [verdachte 1] reisde ook regelmatig naar Spanje. Hij zou [verdachte 4] ondersteunen.
Volgens een schriftelijke intentieverklaring, gedateerd 18 maart 2019 en ondertekend door [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] , onderzochten [betrokkene 70] en [verdachte 31] de mogelijkheden tot een samenwerkingsovereenkomst of een overname en zou [verdachte 31] omstreeks 25 maart en omstreeks 28 maart (naar de rechtbank begrijpt: 2019) twee betalingen van ieder € 10.000,-- doen aan [betrokkene 70] . Tijdens een gesprek van 4 juni 2019 heeft [verdachte 4] aan [verdachte 20] en [verdachte 16] gevraagd om deze intentieverklaring te tekenen.
Op 13 maart 2019 zei [verdachte 20] dat [verdachte 1] met hem had afgesproken dat [verdachte 1] dochter op de loonlijst zou komen:
“ik zou z'n dochter op de loonlijst zetten en hij wilde eventueel zelf wel elke maand even wat geld geven, zodat we haar kon betalen, zodat (…) ze gewoon netto geld had”. Ook [verdachte 21] , [verdachte 1] jongste dochter, had aanvankelijk van haar vader begrepen dat zij op de loonlijst zou komen en dat ze daar niets speciaals voor zou hoeven doen. Pas later bleek dat er wel wat van haar werd verwacht.
“ik zou z'n dochter op de loonlijst zetten en hij wilde eventueel zelf wel elke maand even wat geld geven, zodat we haar kon betalen, zodat (…) ze gewoon netto geld had”. Ook [verdachte 21] , [verdachte 1] jongste dochter, had aanvankelijk van haar vader begrepen dat zij op de loonlijst zou komen en dat ze daar niets speciaals voor zou hoeven doen. Pas later bleek dat er wel wat van haar werd verwacht.
Op 20 maart 2019 hebben [verdachte 4] en [verdachte 1] met elkaar over zaken gesproken. In dat gesprek heeft [verdachte 4] gezegd dat hij constant boekhoudkundig moest schuiven:
“Maar het is natuurlijk, constant alleen al boekhoudkundig moet schuiven en moet doen, tja, dat is neem ik aan natuurlijk geen geheim.”Over de [bedrijven 1] heeft [verdachte 1] gezegd: “
Ik denk dat voordat ik daar echt geld in gaat, uh, dat ik dat lijntje doorknip (…) als daar nog drie ton bij moet totaal, die brengen wel een keer acht ton op, dus dan is die acht ton ingedekt (…) maar je moet wel die lijntjes doorknippen, want dan staat er vier ton schuld alleen op die winkels (…) Nou ik denk dat (…) we vijf procent rente in dingen moeten brengen. (…) Over acht ton is veertig rooien per jaar, dat is de man twintig rooien en dan moet je het zelfde geld uit de zonnebank krijgen als dat hun eruit krijgen. (…) Als je dan ook nog is ieder twee rooien in de maand eruit krijgt heb je bijna vier rooien in de maand gewoon wit op je rekeningetje van hun vandaan”.
“Maar het is natuurlijk, constant alleen al boekhoudkundig moet schuiven en moet doen, tja, dat is neem ik aan natuurlijk geen geheim.”Over de [bedrijven 1] heeft [verdachte 1] gezegd: “
Ik denk dat voordat ik daar echt geld in gaat, uh, dat ik dat lijntje doorknip (…) als daar nog drie ton bij moet totaal, die brengen wel een keer acht ton op, dus dan is die acht ton ingedekt (…) maar je moet wel die lijntjes doorknippen, want dan staat er vier ton schuld alleen op die winkels (…) Nou ik denk dat (…) we vijf procent rente in dingen moeten brengen. (…) Over acht ton is veertig rooien per jaar, dat is de man twintig rooien en dan moet je het zelfde geld uit de zonnebank krijgen als dat hun eruit krijgen. (…) Als je dan ook nog is ieder twee rooien in de maand eruit krijgt heb je bijna vier rooien in de maand gewoon wit op je rekeningetje van hun vandaan”.
In een gesprek op 13 april 2019 heeft [verdachte 4] gezegd dat hij niet wil niet stoppen met [verdachte 1] . De relatie werd eigenlijk elke maand beter. Daar kwam bij dat het best wel complex was,
“met bezittingen die erin zitten”, met onroerend goed. Je “
bent wel effe onderweg om het te ontrafelen” als je echt zou willen stoppen met elkaar.
“met bezittingen die erin zitten”, met onroerend goed. Je “
bent wel effe onderweg om het te ontrafelen” als je echt zou willen stoppen met elkaar.
Op 23 mei 2019 heeft [verdachte 29] het perceel bosgrond aan de [locatie 5] te Dongen verkocht en op 18 juni 2019 geleverd aan [betrokkene 83] voor € 70.000,--.
Op 3 juni 2019 zijn aan [verdachte 29] geleverd tien appartementsrechten die recht geven op het gebruik van bedrijfs-/opslagruimtes aan de [locatie's 1] te Roosendaal en [locatie's 2] te Roosendaal.
Tijdens een gesprek van 5 juni 2019 heeft [verdachte 1] tegen [verdachte 4] heeft gezegd:
“kijk en ik wil niks meer (…) op andere namen, [verdachte 4] . Ik wil niks meer (…) met vreemden te maken hebben. (…) Mijn familie vertrouw ik. Dan zijn er nog misschien drie of vier mensen die ik vertrouw met geld en voor de rest met niemand (…) en verder die ik vertrouw ben jij”.
“kijk en ik wil niks meer (…) op andere namen, [verdachte 4] . Ik wil niks meer (…) met vreemden te maken hebben. (…) Mijn familie vertrouw ik. Dan zijn er nog misschien drie of vier mensen die ik vertrouw met geld en voor de rest met niemand (…) en verder die ik vertrouw ben jij”.
Op 18 juni 2019 heeft [verdachte 29] het perceel bosgrond aan de [locatie 5] te Dongen geleverd aan [betrokkene 83] .
Volgens een door [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] ondertekende koopovereenkomst gedateerd 14 juni 2019 heeft [verdachte 31] voor een bedrag van € 545.000,- van [betrokkene 70] de activa van zes [bedrijven 1] gekocht. Die activa zijn volgens [verdachte 4] direct na de aankoop ingebracht in zes dochtervennootschappen van [betrokkene 69] , allen opgericht op 21 juni 2019. [betrokkene 69] is op haar beurt dochtervennootschap van [verdachte 31] . In een gesprek op 12 juli 2019 met [betrokkene 73] heeft [verdachte 4] gezegd dat hij nieuwe B.V.’s heeft opgericht en de overname van de [bedrijven 1] onderhands heeft geregeld via een activa-passiva-transactie.
Op 1 juli 2019 heeft [verdachte 27] een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de vennootschap naar buitenlands recht [bedrijf 3] (hierna ook: [bedrijf 3] ), op 2 november 2012 opgericht en met als enig bestuurder de door de Spaanse autoriteiten als katvanger aangemerkte Georgeta Misca. Feitelijke bestuurder was haar ex-man [betrokkene 125] . Blijkens die overeenkomst stelde [verdachte 27] auto’s ter beschikking aan [bedrijf 3] . [bedrijf 3] zette die auto’s in voor de verhuur. De opbrengst van de verhuur werd gedeeld en de auto’s bleven eigendom van [verdachte 27] blijven totdat “
het volledige bedrag is voldaan”.
het volledige bedrag is voldaan”.
Er zijn twaalf facturen aangetroffen van [verdachte 27] aan [bedrijf 3] , gedateerd 2 juli 2018, 14 januari 2019, 20 maart 2019 en 25 maart 2019 die betrekking hebben op de verkoop van twaalf auto’s. Van die twaalf voertuigen zijn elf voertuigen te naam gesteld van [bedrijf 3] .
In een gesprek van 3 juli 2019 heeft een onbekend gebleven persoon met de naam [betrokkene 79] , volgens [verdachte 4] was dat [betrokkene 79] , tegen [verdachte 4] gezegd dat hij nooit bang hoefde te zijn dat het omviel, omdat hij natuurlijk [verdachte 1] achter zich had. Daarop heeft [verdachte 4] geantwoord dat [betrokkene 79] dat anders moest zien: “
Ik moet mezelf natuurlijk bedruipen, want als hij volledig wegvalt. (…) Hij loopt altijd met één been in de gevangenis.” Vervolgens werd gesproken over de vraag of [verdachte 4] in dezelfde positie zat als vroeger met [betrokkene 58] en heeft [verdachte 4] gezegd dat [betrokkene 58] wel vermogend was, maar in spullen en niet in geld. Hij kwam elke maand geld tekort. Bij [verdachte 1] was dat andersom en hoeft [verdachte 4] niet te financieren.
Ik moet mezelf natuurlijk bedruipen, want als hij volledig wegvalt. (…) Hij loopt altijd met één been in de gevangenis.” Vervolgens werd gesproken over de vraag of [verdachte 4] in dezelfde positie zat als vroeger met [betrokkene 58] en heeft [verdachte 4] gezegd dat [betrokkene 58] wel vermogend was, maar in spullen en niet in geld. Hij kwam elke maand geld tekort. Bij [verdachte 1] was dat andersom en hoeft [verdachte 4] niet te financieren.
Tegen [betrokkene 61] heeft Kees later in het gesprek gezegd dat [verdachte 1] in [verdachte 4] iemand had die in de bovenwereld de zaak goed voor elkaar had. Volgens [betrokkene 61] vergat [verdachte 4] af en toe dat [verdachte 1] ook niet buiten hem kon en dat hij ook eens een keer ‘nee’ mocht zeggen. [betrokkene 79] heeft dat beaamd. Voor [verdachte 4] was [verdachte 1] een enorme steun in de rug, maar voor [verdachte 1] was [verdachte 4] de link naar de bovenwereld.
Op 5 juli 2019 heeft [verdachte 4] met [verdachte 5] gesproken over de verkoop van de [locatie 7] te Lijnden aan [verdachte 5] . In dat gesprek heeft [verdachte 4] onder andere tegen [verdachte 5] gezegd dat hij de laatste paar weken van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat bezig was met de [bedrijven 1] . Hij had niet bij de eerste gesprekken gezeten. Hij had er vanaf het begin af aan geen vertrouwen. Het was nu allemaal trammelant en hij moest dat in principe allemaal gaan recht breien. Het was verpand aan de bank. Hij moest met terugwerkende kracht allemaal contracten maken en dingen in elkaar gaan zetten om het “
een beetje geloofwaardig” te gaan doen. Het zag er nu allemaal redelijk goed uit en het ging ook allemaal de goeie kant op. Hij
(de rechtbank begrijpt: [verdachte 1] )vond dat wel ook wel weer top en hij was dan ook super goed te spreken is en (maar) ze hadden het natuurlijk een stuk fijner met die auto' s.
een beetje geloofwaardig” te gaan doen. Het zag er nu allemaal redelijk goed uit en het ging ook allemaal de goeie kant op. Hij
(de rechtbank begrijpt: [verdachte 1] )vond dat wel ook wel weer top en hij was dan ook super goed te spreken is en (maar) ze hadden het natuurlijk een stuk fijner met die auto' s.
In een gesprek van 14 juli 2019 heeft [verdachte 1] in aanwezigheid van [verdachte 4] tegen [verdachte 24] gezegd: “
Maar weet je wat het is, als je in Nederland komt en je bent twee weken in Nederland, klinkt raar, dan wil ik van mijn kinderen en kleinkinderen genieten. Dan wil ik het naar mijn zin hebben. Niet twee weken met een pistool in de rondte, overal ruzie gaan maken en ellende gaan maken voor je eigen geld of je eigen spullen. Weet je wat het is, we hebben [bedrijven 1] . Hij is nou twee weken of drie weken constant bezig ermee en iedere dag geld erin en dingen erin om het naar ons eigen toe te krijgen. Omdat je niks kan verantwoorden. Maar (…) in die paar jaar tijd dat we hier zitten kennen we inmiddels wel wat verantwoorden. (…) Nou, dat is niet langzamerhand gegaan, dat is gewoon snel gegaan. Dus nu, als we morgen (…) de uitverkoop houden en een zooitje dingen die ik niet kwijt ben, dingen wegzetten gewoon dan (…) hebben we (…) een witte pot”.
Maar weet je wat het is, als je in Nederland komt en je bent twee weken in Nederland, klinkt raar, dan wil ik van mijn kinderen en kleinkinderen genieten. Dan wil ik het naar mijn zin hebben. Niet twee weken met een pistool in de rondte, overal ruzie gaan maken en ellende gaan maken voor je eigen geld of je eigen spullen. Weet je wat het is, we hebben [bedrijven 1] . Hij is nou twee weken of drie weken constant bezig ermee en iedere dag geld erin en dingen erin om het naar ons eigen toe te krijgen. Omdat je niks kan verantwoorden. Maar (…) in die paar jaar tijd dat we hier zitten kennen we inmiddels wel wat verantwoorden. (…) Nou, dat is niet langzamerhand gegaan, dat is gewoon snel gegaan. Dus nu, als we morgen (…) de uitverkoop houden en een zooitje dingen die ik niet kwijt ben, dingen wegzetten gewoon dan (…) hebben we (…) een witte pot”.
[bedrijf 3] heeft per 1 augustus 2019 een showroom gehuurd op de [locatie 39] te Malaga.
Op 13 september 2019 heeft [verdachte 34] een appartement gekocht aan de [locatie 40] in Benalmádena. Dit appartement is in gebruik genomen door [verdachte 2] .
Op 16 september 2019 heeft [verdachte 29] een [bedrijf 16] aan de [locatie 8] te Alphen gekocht.
Op 18 september 2019 heeft [verdachte 29] een woning aan de [locatie 41] te Rhenen en een bedrijfshal met kantoor [locatie 42] te Rhenen gekocht.
Op 19 september 2019 heeft [bedrijf 3] een woning op het nieuwbouwcomplex [locatie 43] te Mijas verkregen. [verdachte 1] verbleef daarvoor, begin 2019, al in die woning.
Op 9 oktober 2019 heeft [verdachte 29] aan [verdachte 5] verkocht en op 11 oktober 2019 geleverd de bedrijfsunit met parkeerplaatsen aan de [locatie 7] te Lijnden.
Op 15 november 2019 was het bedrijfspand aan [locatie 38] te Uithoorn leeg en was een gedeelte van de voertuigen overgebracht naar de woning van [verdachte 4] , gelegen aan de [locatie 44] te Amstelhoek.
Op 3 december 2019 heeft [verdachte 29] aan [bedrijf 17] (hierna ook te noemen: [bedrijf 17] ) geleverd het appartementsrecht dat recht geeft op het gebruik van bedrijfs-/opslagruimte aan de [locatie 45] te Roosendaal.
Activiteiten in het jaar 2020
De samenwerking tussen [verdachte 27] en [bedrijf 3] is begin 2020 beëindigd vanwege problemen met de Spaanse Belastingdienst. De huurovereenkomst van de showroom op de [locatie 39] te Malaga is op 14 februari 2020 ontbonden omdat niet is voldaan aan de contractuele voorwaarde om de huurpenningen van het eerste jaar vooruit te betalen. De ruimte is uiteindelijk niet geopend voor het publiek.
Op 30 januari 2020 heeft [verdachte 27] een samenwerkingsovereenkomst gesloten met [bedrijf 18] , bestuurder [betrokkene 80] (hierna: [bedrijf 18] ). Blijkens die overeenkomst stelde [verdachte 27] auto’s beschikbaar. Het ging deels om auto’s die eerder door [verdachte 27] aan [bedrijf 3] ter beschikking waren gesteld. [bedrijf 18] heeft de facturen niet betaald. De kentekens van de oorspronkelijk van [verdachte 27] afkomstige auto’s zijn op naam van [bedrijf 3] blijven staan.
Op 6 januari 2020 is een Range Rover Evoque [kenteken 5] overgeschreven van [verdachte 27] op naam van [verdachte 21] , de jongste dochter van [verdachte 1] . Voor dit voertuig is niet van een betaling gebleken.
Op 12 maart 2020 heeft [verdachte 30] tien voertuigen en op 25 maart 2020 heeft [verdachte 30] één voertuig verkocht aan [verdachte 31] voor een bedrag van € 317.760,-- in verband met de opzegging van haar verzekering. Het verkoopbedrag staat nog open.
5.5.4.4.4 Kwaliteit van de administratie van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30]
De start van iedere nieuwe vennootschap is gefinancierd uit de al bestaande vennootschappen. Bij het volstorten van de aandelen en/of het suppleren van een startkapitaal is meestal geld rondgepompt.
Een duidelijke scheiding van bedrijfsactiviteiten per vennootschap was er op papier soms wel, maar in de praktijk niet. [verdachte 4] heeft uiteindelijk verklaard dat de rekening-courant verhoudingen en verrekeningen tussen de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] beter hadden moeten worden vastgelegd. Hij was er naar eigen zeggen nog niet aan toe gekomen de transacties tussen vennootschappen onderling vast te leggen. Hij heeft ook verklaard dat de AFAS-boekhouding van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] nog niet bij was met de verrekeningen tussen [betrokkene(n) 4] en [bedrijf 1] en dat als in AFAS de in- en verkoop niet juist zijn of op ‘nog onbetaald’ staan, het kan zijn dat onderlinge facturen zijn verrekend maar nog in het systeem voorkomen als openstaande rekening.
Geen van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] beschikte over een adequate administratie. Dat blijkt uit het onderzoek van de politie per tenlastegelegd voorwerp en uit de verklaringen van boekhouder [betrokkene 78] en zijn medewerker [betrokkene 77] .
[betrokkene 78] heeft verklaard dat de jaarrekeningen van de [betrokkene(n) 4] over het jaar 2017 achteraf bij verdere controle niet “
helemaal goed” bleken te zijn. De jaarrekeningen over het jaar 2018 konden niet worden opgemaakt omdat er geen aansluiting was met het voorgaande jaar. Er zaten gaten in de administratie en er moest constant worden gepuzzeld om uit te vinden wat er gebeurd was met inkopen, verkopen, ruilen, terugkopen en dat soort zaken.
helemaal goed” bleken te zijn. De jaarrekeningen over het jaar 2018 konden niet worden opgemaakt omdat er geen aansluiting was met het voorgaande jaar. Er zaten gaten in de administratie en er moest constant worden gepuzzeld om uit te vinden wat er gebeurd was met inkopen, verkopen, ruilen, terugkopen en dat soort zaken.
Uit de verklaring van [betrokkene 77] leidt de rechtbank af dat de jaarrekeningen alleen in het begin definitief zijn gemaakt, maar in de jaren daarna nooit definitief zijn geworden omdat er steeds boekstukken ontbraken, zoals inkoopfacturen, bonnen en een kasboek. Geprobeerd is de verkoopfacturen te ondervangen door [verdachte 4] te laten werken met een factureerprogramma, maar hij zette daar niet altijd alles consequent in. Bij de handel in auto's en horloges ging heel veel contant. Het boekhoudkantoor heeft daarom besloten geen btw-aangiftes meer te doen. Vanaf maart 2019 is [verdachte 4] gestopt met het bijhouden van een kasboek. Ook voor de horlogehandel ontbrak een kasboek. [betrokkene 77] kreeg geen overzicht over de geld- en goederenstroom. Verder was [verdachte 4] heel veel “
met geld aan het schuiven” tussen de bedrijven onderling: hij vulde “
het ene gat met het andere” en bouwde geen reserves op.
met geld aan het schuiven” tussen de bedrijven onderling: hij vulde “
het ene gat met het andere” en bouwde geen reserves op.
Uit al het verrichtte politieonderzoek – óók het onderzoek dat is verricht nadat [verdachte 4] in februari 2023 verklaring had afgelegd en aanvullende stukken had verstrekt – volgt dat de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] niet hebben voldaan aan hun administratieve verplichtingen. Er was geen sprake van administraties waaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend. Voor het grootste deel van de tenlastegelegde voertuigen en horloges geldt dat aan- en/of verkoopfacturen ontbraken, dat geen of tegenstrijdige boekingen zijn aangetroffen in administratiesysteem AFAS en/of de Access Database en dat betalingen niet zijn verwerkt in een kasboek (voor zover een kasboek is aangetroffen) en/of niet zijn aangetroffen op bankrekeningen.
Dat sprake is geweest van onwil aan de kant van de politie om beschikbare stukken (verder) te onderzoeken of om het te begrijpen, zoals [verdachte 4] ter terechtzitting heeft gesuggereerd, is op geen enkele wijze aannemelijk worden. Bovendien is het geen politietaak om de administratie van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] te reconstrueren. Het had op de weg van [verdachte 4] gelegen om de politie bij wijze van concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring alsnog van een kloppende administratie te voorzien.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat [verdachte 4] in de periode van 3 november 2016 tot en met 16 september 2020, toen het aantal vennootschappen en activiteiten was uitgebreid, als (indirect) bestuurder van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] heeft verzuimd om een deugdelijke inkoop-, verkoop- en kasadministratie te voeren en om tijdig jaarrekeningen te deponeren. Hij schoof veel met geld en goederen tussen de vennootschappen onderling, zonder de onderlinge rekening-courant verhoudingen en verrekeningen tussen de vennootschappen inzichtelijk vast te leggen. Ook de inbreng van en financiële verhouding met [verdachte 1] is niet vastgelegd. [verdachte 4] vulde het ‘ene gat met het andere’ en bouwde geen reserves op. Dat alles vormt een sterke aanwijzing dat sprake was van verhullen en dus van witwassen.
5.5.4.4.5 Verhullingshandelingen binnen de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30]
Daarnaast bevat het dossier bewijs voor expliciete verhullingshandelingen. In een gesprek van 8 februari 2019 heeft [verdachte 1] hulp gevraagd aan een NN-man: “
Ik heb op papier 20 ruggen voor me dochter nodig. (…) Als ik die aan je geef kan je die overmaken dan?”[betrokkene 73] had die ochtend al geholpen met 20 ruggen.
Ik heb op papier 20 ruggen voor me dochter nodig. (…) Als ik die aan je geef kan je die overmaken dan?”[betrokkene 73] had die ochtend al geholpen met 20 ruggen.
Op een computer, in beslag genomen in het pand Wiegerbruinlaan 81 te Uithoorn, zijn een tweetal geldleningsovereenkomsten aangetroffen. Volgens de ene overeenkomst van geldlening heeft [betrokkene 57] , dochter van [verdachte 1] , van [betrokkene 73] (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 81] ) een bedrag van € 20.000,-- geleend. Volgens de andere overeenkomst van geldlening heeft [betrokkene 57] van [betrokkene 83] een bedrag van € 20.000 geleend, waarbij [betrokkene 57] verklaarde het totale bedrag in contanten te hebben ontvangen middels uitbetalingen in de periode van 15 januari 2019 tot 1 april 2019. De looptijd was van 1 april 2019 tot en met 1 april 2024. Op een bankrekening van [betrokkene 57] is op 1 februari 2019 een bedrag van € 20.000,-- binnengekomen van een bankrekening ten name van [betrokkene 81] met omschrijving overeenkomst geldlening. Op 6 juli 2019 heeft een rentebetaling plaatsgevonden van € 100,-- door overboeking naar de rekening van [betrokkene 81] .
[verdachte 1] heeft hier een zogenoemde loan back-constructie toegepast. Dat is een klassieke witwasconstructie, waarbij het erop moet lijken dat via een lening legaal geld is verkregen van een andere partij, terwijl het in werkelijkheid gaat om eigen geld. [verdachte 1] is daarbij geholpen via de computer in het bedrijfspand van [verdachte 27] .
In een gesprek van 4 juni 2019 heeft [verdachte 4] aan [verdachte 20] voorts uitgelegd hoe een loan back-constructie werkt: “
ik geef jou 10.000 euro zwart omdat ik het op papier nodig heb (…) en ik vraag aan jou [verdachte 20] wil jij het morgen naar mij toe over maken, jij hebt geld zat op je rekening staan, wil jij het naar mij toe overmaken als zijnde een lening.”Het probleem van de constructie is dat vervolgens geen rente en geen aflossing wordt betaald.
“Ik vind dat het nog steeds mijn eigen geld is en jij vind dat in principe ook want je hebt het terug gekregen, alleen is het op papier is het een lening (…) waar je rente over moet betalen en ook moet aflossen. Negen van de tien keer doen mensen die geld ontvangen hebben, die betalen één keer de rente. Daarna laten ze niks meer van ze horen, denken ze rot maar op want is het mijn eigen geld.”
ik geef jou 10.000 euro zwart omdat ik het op papier nodig heb (…) en ik vraag aan jou [verdachte 20] wil jij het morgen naar mij toe over maken, jij hebt geld zat op je rekening staan, wil jij het naar mij toe overmaken als zijnde een lening.”Het probleem van de constructie is dat vervolgens geen rente en geen aflossing wordt betaald.
“Ik vind dat het nog steeds mijn eigen geld is en jij vind dat in principe ook want je hebt het terug gekregen, alleen is het op papier is het een lening (…) waar je rente over moet betalen en ook moet aflossen. Negen van de tien keer doen mensen die geld ontvangen hebben, die betalen één keer de rente. Daarna laten ze niks meer van ze horen, denken ze rot maar op want is het mijn eigen geld.”
In een gesprek van 4 juli 2019 heeft [verdachte 4] tegen [verdachte 20] gezegd dat ene [naam 4] “
exact die 101 heeft betaald”, waarop [verdachte 20] heeft geantwoord:
“Dat zou hij niet doen ik heb gezegd doe even iets meer dan krijg je dat terug.”Omdat [verdachte 4] het te doorzichtig vond dat het bedrag overeen kwam heeft hij de betaling van [naam 4]
“expres een keertje een rondje laten gaan. Ik heb wat horloges van gekocht en teruggestuurd noem maar wat op. Dat het niet opgespaard is en dan in een keer dingens. Ik heb een paar keer rond laten gaan.”.
exact die 101 heeft betaald”, waarop [verdachte 20] heeft geantwoord:
“Dat zou hij niet doen ik heb gezegd doe even iets meer dan krijg je dat terug.”Omdat [verdachte 4] het te doorzichtig vond dat het bedrag overeen kwam heeft hij de betaling van [naam 4]
“expres een keertje een rondje laten gaan. Ik heb wat horloges van gekocht en teruggestuurd noem maar wat op. Dat het niet opgespaard is en dan in een keer dingens. Ik heb een paar keer rond laten gaan.”.
In een gesprek van 22 oktober 2019 met [verdachte 4] heeft [betrokkene 82] , de verhuurder van de [locatie 44] te Amstelhoek, gezegd: “
Effe kijken wat zal ik doen, [verdachte 4] . Als ik nou € 2.000 heb moet ik zorgen dat die btw in die twee ruggen zit?”waarop [verdachte 4] heeft geantwoord: ‘
Nee, dan doe je jezelf te kort, je moet gewoon ex. btw doen. Je krijgt die btw toch terug (…) Je geeft dat bedrag ex btw. Je maakt een nota. Dus als je een nota maakt van euh € 2.000 of € 1.900 of 1.850 of 1.400, maakt niet uit wat je doet, euh, dan tel je gewoon de btw erbij op. Dus als het 2.000 is dan is het iets van 2.380 enne, je geeft 2.000 euro en ik maak 2.380 over”.[betrokkene 82] : “
Oke”(…) [verdachte 4] : “
Doe nog maar effe een keertje als je wilt (…) doe je er ééntje op naam van [verdachte 28] ”.[betrokkene 82] : “
Euh, ik zal het effe opschrijven, euh, ik kan ook, euh, ik kan het ook zo laten?”[verdachte 4] : “‘
Ja, je kan het hier meteen doen, dan kan ik het ook meteen regelen, hetzelfde, alles hetzelfde alleen niet op [verdachte 27] , maar, euh, dus ééntje op Exclusief en één, niet precies hetzelfde, maar bijvoorbeeld voor 600 euro, op Exclusief met werkzaamheden, horloges ophalen en brengen en die andere gewoon van euh, euh, euh (…) werkzaamheden”[betrokkene 82] : “
Oke, ik doe eerst [betrokkene(n) 4] zelf, euh, welke datum zal ik doen?”[verdachte 4] : “
Ik zou hem gewoon op vandaag zetten”. Vervolgens is van een bankrekening van [verdachte 27] een bedrag van € 1.400,-- en van een bankrekening van [verdachte 28] een bedrag van € 600,-- overgeschreven naar een bankrekening van [betrokkene 49] , het bedrijf van [betrokkene 82] .
Effe kijken wat zal ik doen, [verdachte 4] . Als ik nou € 2.000 heb moet ik zorgen dat die btw in die twee ruggen zit?”waarop [verdachte 4] heeft geantwoord: ‘
Nee, dan doe je jezelf te kort, je moet gewoon ex. btw doen. Je krijgt die btw toch terug (…) Je geeft dat bedrag ex btw. Je maakt een nota. Dus als je een nota maakt van euh € 2.000 of € 1.900 of 1.850 of 1.400, maakt niet uit wat je doet, euh, dan tel je gewoon de btw erbij op. Dus als het 2.000 is dan is het iets van 2.380 enne, je geeft 2.000 euro en ik maak 2.380 over”.[betrokkene 82] : “
Oke”(…) [verdachte 4] : “
Doe nog maar effe een keertje als je wilt (…) doe je er ééntje op naam van [verdachte 28] ”.[betrokkene 82] : “
Euh, ik zal het effe opschrijven, euh, ik kan ook, euh, ik kan het ook zo laten?”[verdachte 4] : “‘
Ja, je kan het hier meteen doen, dan kan ik het ook meteen regelen, hetzelfde, alles hetzelfde alleen niet op [verdachte 27] , maar, euh, dus ééntje op Exclusief en één, niet precies hetzelfde, maar bijvoorbeeld voor 600 euro, op Exclusief met werkzaamheden, horloges ophalen en brengen en die andere gewoon van euh, euh, euh (…) werkzaamheden”[betrokkene 82] : “
Oke, ik doe eerst [betrokkene(n) 4] zelf, euh, welke datum zal ik doen?”[verdachte 4] : “
Ik zou hem gewoon op vandaag zetten”. Vervolgens is van een bankrekening van [verdachte 27] een bedrag van € 1.400,-- en van een bankrekening van [verdachte 28] een bedrag van € 600,-- overgeschreven naar een bankrekening van [betrokkene 49] , het bedrijf van [betrokkene 82] .
5.5.4.4.6 (Ook) legale bedrijfsactiviteiten?
Het startkapitaal van [betrokkene(n) 4] , [verdachte 27] en [verdachte 28] en de 57 door [verdachte 27] van [bedrijf 1] overgenomen voertuigen zijn, zo heeft de rechtbank vastgesteld, middellijk uit enig misdrijf afkomstig. Met deze van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen is [verdachte 27] haar bedrijf gestart. Alle bedrijfsactiviteiten die daarna hebben plaatsgevonden zijn terug te voeren op van misdrijf afkomstige voorwerpen en zijn dan ook plaatsingshandelingen, te weten het omzetten van die van misdrijf afkomstige voorwerpen. Datzelfde geldt voor de vennootschappen die zijn opgericht na de eerste drie [betrokkene 2] en de bedrijfsactiviteiten die daarmee zijn ontplooid. De start van iedere nieuwe vennootschap is immers gefinancierd uit al bestaande vennootschappen.
Terecht heeft de verdediging betoogd dat deze redenering niet eeuwig stand houdt. Er komt een moment waarop bedrijfsactiviteiten zich losmaken van de valse start van een onderneming en legaal kunnen worden. Voor de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] heeft dat moment zich evenwel niet voorgedaan, omdat zich - zoals hiervoor uiteen is gezet - in de periode van 3 november 2016 tot en met 16 september 2020 feiten en omstandigheden zijn blijven voordoen die het oordeel rechtvaardigen dat bij de bedrijfsactiviteiten voorwerpen zijn gebruikt die van misdrijf afkomstig zijn.
Voor zover daarnaast ook sprake was van het voorhanden hebben, overdragen, omzetten en/of gebruikmaken van legale, in de zin van niet van misdrijf afkomstige voorwerpen, is die handel niet te onderscheiden van de handel in voorwerpen die wél van misdrijf afkomstig zijn. Als gevolg van de gebrekkige administratie van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] is geen onderverdeling te maken in (handel in) wel of niet van misdrijf afkomstige voorwerpen. Dat de administratie voor sommige voorwerpen wel deugt en dat de herkomst van andere voorwerpen is achterhaald aan de hand van de verklaring van [verdachte 4] en de door hem aangeleverde stukken, doet hier niet aan af. Dit betreft slechts een klein deel van de voorwerpen. Voor zover de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] legale bedrijfsactiviteiten hebben gehad, zijn die niet te onderscheiden van de witwasactiviteiten.
5.5.4.4.7 Wetenschap van [verdachte 4]
wist dat [verdachte 1] niet beschikte over legaal inkomen of vermogen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
[verdachte 4] wist dat [verdachte 1] in het verleden voor drugsdelicten was veroordeeld, een ontnemingsvordering had lopen en niets op zijn naam kon hebben. Al bij het begin van de samenwerking heeft [verdachte 1] tegen [verdachte 4] gezegd dat hij niets had, geen bedrijf en geen bankrekening. [verdachte 1] kon ook geen auto’s en panden op zijn naam hebben en geen duur ‘klokkie’ om zijn pols dragen. [betrokkene 73] heeft op 14 maart 2019 tegen [betrokkene 61] gezegd dat het voor [verdachte 1] “
allemaal geld(is)
wat ie niet ken verantwoorden”.[betrokkene 61] :
“En dat probeer ik nou al denk ik twee jaar lang tegen [verdachte 4] , komt niet binnen. Het komt gewoon, leg wat weg. Zorg wat voor jezelf, zorg dat je wat achter de hand houdt, zorg als er wat gebeurt. Ook als jij vast komt te zitten. Of er gebeurt wat, zorg dat ik verder kan.”.
allemaal geld(is)
wat ie niet ken verantwoorden”.[betrokkene 61] :
“En dat probeer ik nou al denk ik twee jaar lang tegen [verdachte 4] , komt niet binnen. Het komt gewoon, leg wat weg. Zorg wat voor jezelf, zorg dat je wat achter de hand houdt, zorg als er wat gebeurt. Ook als jij vast komt te zitten. Of er gebeurt wat, zorg dat ik verder kan.”.
Boekhouder [betrokkene 78] heeft voorts op 25 september 2019 tegen [verdachte 4] in verband met de aanschaf van onroerend goed het volgende gezegd:
“ [betrokkene 78]
: Maar zit mijn grote vriend er ook achter, dan dit, of is het alleen jij, dit?
: Maar zit mijn grote vriend er ook achter, dan dit, of is het alleen jij, dit?
Is de grote roerganger op de achtergrond, doet die weer mee…
[verdachte 4]
: Ja
: Ja
[betrokkene 78]
: Of ben alleen jij, dit? Met zijn tweeën, hè?
: Of ben alleen jij, dit? Met zijn tweeën, hè?
[verdachte 4]
: Ja
: Ja
[betrokkene 78]
: Wel voorzichtig zijn (ntv) hij kan niet netjes financieren (ntv)
: Wel voorzichtig zijn (ntv) hij kan niet netjes financieren (ntv)
[verdachte 4]
: Nul
: Nul
[betrokkene 78]
: Hm?
: Hm?
[verdachte 4]
: Nul
: Nul
[betrokkene 78]
: Ja”.
: Ja”.
Met ‘de grote roerganger’ kan niemand anders zijn bedoeld dan [verdachte 1] . Uit het dossier volgt immers dat daar helemaal niemand anders voor in aanmerking komt. De rechtbank maakt uit het gesprek op dat [betrokkene 78] tot twee maal toe wilde weten of [verdachte 1] meefinancierde en dat hij [verdachte 4] maande voorzichtig te zijn omdat [verdachte 1] niet netjes kon financieren.
[verdachte 4] wist dus dat [verdachte 1] zijn inkomen en/of vermogen niet kon verantwoorden en dat buiten het zicht van justitie en de belastingdienst wilde houden. Daarbij komt dat in de zomer van 2018 [verdachte 4] in plastic tassen tonnen contant geld kreeg van [verdachte 1] met het verzoek die te overhandigen aan [verdachte 20] .
Omdat [verdachte 4] in de loop van de tijd steeds meer hand- en spandiensten is gaan verrichten voor [verdachte 1] , zoals het boeken van hotelovernachtingen en vluchten en het regelen van een woning in Landsmeer, wist hij dat [verdachte 1] er ook zonder bankrekening een luxe levensstijl op na hield. Deze moest op een of andere manier worden gefinancierd. [verdachte 4] wist ook dat [verdachte 1] een uitgebreide kennissenkring had, dat veel van die kennissen een auto wilden huren of leasen van één van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] , waaronder ook auto’s met een stash ruimte, maar niet goed van betalen waren. Zij werden vaak langs de kant van de weg gezet en bezorgden [verdachte 4] boekhoudkundige hoofdbrekens. Naast (stash)auto’s en ook gepantserde auto’s regelde [verdachte 4] bovendien voor [verdachte 1] en een aantal van zijn kennissen PGP-telefoons. Ook uit dit alles moet hem duidelijk zijn geweest dat de handel en wandel van [verdachte 1] en van sommige van zijn kennissen verborgen moest blijven.
Op grond van voorgaande feiten en omstandigheden kan het niet anders dan dat [verdachte 4] wist dat het inkomen en vermogen van [verdachte 1] van misdrijf afkomstig was. Desondanks heeft hij [verdachte 1] geholpen en met hem samengewerkt:
- door het optuigen van de bedrijfsstructuur waarin voorwerpen van [verdachte 1] konden worden ondergebracht, zodat ze niet op zijn naam hoefden te staan,
- door [verdachte 1] en zijn kennissen te laten rijden in auto’s die op naam stonden van een van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] ,
- door van [verdachte 1] afkomstige voertuigen op naam te zetten van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] ,
- door [verdachte 1] op de loonlijst te zetten,
- door onroerende zaken op naam van [verdachte 29] en [verdachte 34] te zetten,
- door activa van [bedrijven 1] over te nemen en
- door steeds maar weer te proberen alle niet te verantwoorden activiteiten een plek te geven in de boekhouding.
De financiële verwevenheid – met het onroerend goed erbij – tussen [verdachte 1] , [verdachte 4] en de rechtspersonen was bovendien zeer groot. Zo groot dat zij met het ontrafelen daarvan wel even bezig zouden zijn geweest. [verdachte 4] was [verdachte 1] link naar de bovenwereld.
De rechtbank wil wel aannemen dat [verdachte 4] heeft willen voldoen aan zijn administratieve verplichtingen als bestuurder van een groot aantal vennootschappen en dat hij de intentie had om zorg te dragen voor een sluitende boekhouding. Een op het oog onberispelijke administratie is immers een goede verhulling. Dat hij de intentie heeft gehad om
de werkelijke gang van zakenbinnen de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] inzichtelijk administratief vast te leggen is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Dan had immers ook de financiële verhouding met [verdachte 1] moeten worden vastgelegd.
de werkelijke gang van zakenbinnen de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] inzichtelijk administratief vast te leggen is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Dan had immers ook de financiële verhouding met [verdachte 1] moeten worden vastgelegd.
Alles bij elkaar heeft [verdachte 4] welbewust gefaciliteerd dat vermogen en/of inkomen van [verdachte 1] uit handen van justitie bleef en hebben zij daar beiden baat bij gehad, omdat zij toewerkten naar stabiel, legaal inkomen voor alle twee en hun naasten. De rechtbank gaat dus niet mee in het verhaal van [verdachte 4] dat hij heeft aangenomen dat [verdachte 1] zijn leven had gebeterd en de intentie had schoon schip te maken en dat hij, [verdachte 4] , daar op zijn manier aan heeft bijgedragen.
5.5.4.4.8 Feitelijke leidinggeven door [verdachte 1]
lijkt geen onderscheid te maken tussen de verschillende [betrokkene(n) 4] - en [verdachte 30] . Uit zijn verklaringen en de afgeluisterde gesprekken volgt dat de vennootschappen en [verdachte 4] voor hem één en dezelfde zijn. Hij heeft ook bij herhaling verklaard niet te weten hoe [verdachte 4] zaken administratief heeft afgehandeld. Hij was bereid [verdachte 4] geld te geven als hij tekort kwam, maar boekhoudkundige problemen en boekhoudkundig goochelen liet hij aan hem over. [verdachte 4] en [verdachte 1] zaten ook niet altijd op één lijn. [verdachte 4] kon zijn problemen niet altijd met [verdachte 1] bespreken. [verdachte 1] wilde geen belasting betalen. Dat ging niet volgens [verdachte 4] , maar dat was een moeilijk onderwerp voor [verdachte 1] .
Maar dat [verdachte 1] zich verre heeft gehouden van deze praktische details staat niet in de weg aan het bewezen verklaren van zijn feitelijke leidinggeven. [verdachte 1] bemoeide zich immers wel degelijk met het beleid binnen de [betrokkene(n) 4] - en [verdachte 30] bijvoorbeeld als zijn salaris niet op tijd werd betaald. In een telefoongesprek vroeg [verdachte 1] zich voorts af waarom er zoveel B.V.’s waren als het zoveel werk was. Het waren ook allemaal kosten. Volgens [verdachte 1] zat [verdachte 4] al weken bij de boekhouder
“om de dingen recht te trekken”maar ondertussen wachtten [verdachte 23] en [verdachte 21] – [verdachte 1] vrouw en jongste dochter – op hun geld. In dat gesprek heeft [verdachte 4] toegezegd:
“Nou dat moet, we gaan er binnenkort eens even rustig naar kijken om dat een beetje terug te brengen”. Dit getuigt van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [verdachte 1] en [verdachte 4] bij het leidinggeven aan de [betrokkene(n) 4] - en [verdachte 30] .
“om de dingen recht te trekken”maar ondertussen wachtten [verdachte 23] en [verdachte 21] – [verdachte 1] vrouw en jongste dochter – op hun geld. In dat gesprek heeft [verdachte 4] toegezegd:
“Nou dat moet, we gaan er binnenkort eens even rustig naar kijken om dat een beetje terug te brengen”. Dit getuigt van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [verdachte 1] en [verdachte 4] bij het leidinggeven aan de [betrokkene(n) 4] - en [verdachte 30] .
Er zijn ook legio andere voorbeelden waaruit blijkt dat [verdachte 1] zich actief heeft bemoeid met de bedrijfsvoering van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] en dat hij wist dat iedere vennootschap een zelfstandige rechtspersoonlijkheid had. Zo zijn er de gesprekken over het doorknippen van lijntjes bij het overnemen van de [bedrijven 1] en het regelen van een baan en inkomen daaruit voor zijn jongste dochter [verdachte 21] . Er waren allemaal mensen die bij [verdachte 1] regelden dat zij later of niet hoefden te betalen, zo heeft [verdachte 4] op 8 mei 2019 tegen [betrokkene 79] gezegd. “
Dan zitten ze in Spanje, d’r arm om hem heen slaan en vriend. ‘Ja, [verdachte 4] had gevraagd of ik de huur wilde betalen maar mag ik dan effetjes?’ (...) ‘Ja, dat is goed, joh. Maakt niet uit, joh. Dat is goed, joh’, weet je wel”.
Dan zitten ze in Spanje, d’r arm om hem heen slaan en vriend. ‘Ja, [verdachte 4] had gevraagd of ik de huur wilde betalen maar mag ik dan effetjes?’ (...) ‘Ja, dat is goed, joh. Maakt niet uit, joh. Dat is goed, joh’, weet je wel”.
Verder heeft [verdachte 1] heeft zich een feitelijke leidinggever bij één van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] getoond:
- tijdens telefoongesprekken vanaf maart 2017 tot en met mei 2020 en gesprekken die van 11 februari 2019 tot en met 28 oktober 2019 zijn opgenomen in het bedrijfspand aan [locatie 38] te Uithoorn. Daaruit blijkt dat [verdachte 1] zich actief heeft bemoeid met de dagelijkse gang van zaken bij zowel de autohandel als de horlogehandel van [verdachte 4] of diens bedrijven;
- bij een ruildeal met [betrokkene 83] begin 2018 waarbij [verdachte 29] de [locatie 1] te Randwijk heeft gekocht;
- tijdens het gesprek in Nootdorp op 7 oktober 2018 waarbij hij buiten aanwezigheid van [verdachte 4] heeft beslist dat zijn onroerend goed in [betrokkene 76]
‘op [betrokkene(n) 4] B.V., Wiegerbruinlaan 81, Uithoorn’moest;
‘op [betrokkene(n) 4] B.V., Wiegerbruinlaan 81, Uithoorn’moest;
- bij een ruildeal met [betrokkene 83] in augustus 2019 waarbij [verdachte 29] de [locatie 8] te Alphen heeft gekocht;
- bij een ruildeal met [betrokkene 5] in september 2019, waarbij [verdachte 29] de [locatie's 3] in Rhenen heeft gekocht kocht. [verdachte 1] wilde dat huis en de loods ernaast hebben voor zijn kleinzoon, [betrokkene 84] ;
- bij de ruildeal in het jaar 2020 op de Mecc in Maastricht met [autmobielbedrijf] , waarbij hij onder andere een Porsche 911 met [kenteken 6] die begin 2020 nog op naam stond van [bedrijf 1] heeft ingeruild tegen een Bentley Mulsanne met Duits [kenteken 46] ter waarde van € 300.000,--;
- bij het regelen dat [verdachte 32] in juni 2020 een door [betrokkene 85] te gebruiken BWM met [kenteken 8] op haar naam zette;
- bij een ruildeal op 10 juni 2020, waarbij [verdachte 1] een Mustang, een Chevrolet, een Challenger, 2 Renegade en een BMW 740 heeft geruild tegen een speedboot Formula 353 FT die oorspronkelijk 4,5 ton heeft gekost en dat pas na de deal heeft medegedeeld aan [verdachte 4] . Op 16 juni 2020 is de boot op naam van [verdachte 27] gekomen. Op 3 juli 2020 is de boot op transport gegaan en op 6 juli 2020 is de boot afgeleverd bij de woning van [verdachte 1] in Spanje. Boekhoudkundig is de transactie niet volledig afgewikkeld en
- door in Spanje te beschikken over voertuigen die [verdachte 27] op papier had verkocht aan [bedrijf 3] , zoals een Ferrari F12, een Bentley Bentayga, een Maserati Quattroporte en een Lancia.
[verdachte 1] heeft in nauwe en bewuste samenwerking met [verdachte 4] de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] gebruikt als witwasvehikel, op weg naar
‘wit’op zijn
‘rekeningetje’. Het doel van de samenwerking met [verdachte 4] was ervoor te zorgen dat er een verantwoording komt voor ‘
eigen geld’en
‘eigen spullen’,want
“dan (…) hebben we (…) een witte pot”. De rechtbank beschouwt daarom niet alleen [verdachte 4] , maar ook [verdachte 1] als feitelijke leidinggever van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] .
‘wit’op zijn
‘rekeningetje’. Het doel van de samenwerking met [verdachte 4] was ervoor te zorgen dat er een verantwoording komt voor ‘
eigen geld’en
‘eigen spullen’,want
“dan (…) hebben we (…) een witte pot”. De rechtbank beschouwt daarom niet alleen [verdachte 4] , maar ook [verdachte 1] als feitelijke leidinggever van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] .
5.5.4.4.9 Daderschap rechtspersonen
Bij de verdachte rechtspersonen beoordeelt de rechtbank steeds of de verweten gedraging heeft plaatsgevonden de sfeer van de rechtspersoon. Voor zover [verdachte 27] heeft gehandeld in voertuigen, [verdachte 28] heeft gehandeld in horloges, [verdachte 30] , [verdachte 32] en [verdachte 33] voertuigen hebben geleased of verhuurd en [verdachte 29] onroerende zaken heeft gekocht of verkocht, is naar het oordeel van de rechtbank steeds sprake van een gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon en daarmee van daderschap. Het gaat dan immers om activiteiten die passen bij de doelomschrijving van de rechtspersoon. Nu [verdachte 1] en [verdachte 4] de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] van meet af aan en stelselmatig hebben gebruikt als witwasvehikel, zijn ook witwasgedragingen te beschouwen als onderdeel van de normale bedrijfsvoering van deze rechtspersonen.
5.5.4.5 B3.2 Witwassen [verdachte 27] en Exclusief en B3.4 Witwassen [verdachte 32]
5.5.4.5.1 Witwassen voertuigen, twee boten, 24 horloges en twee geldbedragen
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af en doet de volgende vaststellingen.
Voorhanden hebben voer- en/of vaartuigen
Aan verschillende verdachten is ten laste gelegd dat zij één of meer van de volgende voer- en/of voertuigen voorhanden hebben gehad:
- een Bentley GTC met [kenteken 9] ,
- een Aston Martin DB9 met [kenteken 10] ,
- een Mercedes AMG E 63 S met [kenteken 11] ,
- een Audi RS6 met [kenteken 12] ,
- een BMW 540i met het Duitse [kenteken 13] ,
- een Mercedes-Benz Maybach met huidig Nederlandse [kenteken 14] ,
- een Porsche Panamera [kenteken 15] ,
- een Mercedes AMG met [kenteken 16] , in beslaggenomen onder [verdachte 33] ,
- 15 voertuigen uit de bedrijfsvoorraad van [verdachte 32] waaraan geen inkoopfactuur ten grondslag ligt,
- 11 voertuigen die [verdachte 31] in of omstreeks de periode van 12-03-2020 tot en met 25-03-2020 van [verdachte 30] heeft gekocht,
- 7 voertuigen in beslag genomen onder [verdachte 32] , waaronder een Bentley Mulsanne met Duits [kenteken 46] ,
- 8 voertuigen in beslag genomen onder [verdachte 31] en
- 2 vaartuigen en/of 62 voertuigen inbeslaggenomen onder [verdachte 27] , deels op kenteken van [bedrijf 3] .
De hierna cursief afgedrukte voertuigen komen vaker voor op de tenlasteleggingen.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte 27] de volgende voertuigen voorhanden heeft gehad:
- een Bentley GTC met [kenteken 9] en Nederlands [kenteken 17] ,
- een Aston Martin DB9 met [kenteken 10] ,
- een Mercedes AMG E 63 S met [kenteken 11] en
- een Audi RS6 met [kenteken 12] en Nederlands [kenteken 18]
en dat [verdachte 31] diezelfde Aston Martin DB9 met [kenteken 10] voorhanden heeft gehad.
Uit het dossier blijkt dat [verdachte 31]
-
een Porsche Panamera met [kenteken 15]
een Porsche Panamera met [kenteken 15]
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank stelt voorts vast dat [verdachte 32] de volgende voertuigen voorhanden heeft gehad:
- een BMW 540i met het Duitse [kenteken 13] en
- een Mercedes-Benz Maybach met huidig Nederlandse [kenteken 14] .
Bij het woonhuis van [verdachte 4] is onder [verdachte 33] inbeslaggenomen
- een Mercedes AMG met [kenteken 16] .
Dit voertuig staat op naam van [verdachte 33] . Daarmee staat vast dat [verdachte 33] dit voertuig voorhanden heeft gehad.
De rechtbank stelt verder vast dat [verdachte 32] de volgende vijftien voertuigen, in de tenlastelegging ook wel aangeduid als ‘15 voertuigen uit de bedrijfsvoorraad van [verdachte 32] waaraan geen inkoopfactuur ten grondslag ligt’, voorhanden heeft gehad:
- een Audi RS6 met [kenteken 19] ,
- een Bentley Continental GT met [kenteken 20] en Nederlands [kenteken 21] ,
- een Bentley Cabriolet met [kenteken 22] ,
- een oranje BMW M3 met [kenteken 23] en Nederlandse [kenteken 24] ,
- een Chevrolet Powerglide met [kenteken 25] ,
- een Chevrolet Bel Air zonder kenteken (Nefkens),
- een Jaguar XJ met [kenteken 26] en Nederlands [kenteken 27] ,
- een Lamborghini Urus met [kenteken 28] ,
- een Mercedes E-klasse met [kenteken 29] ,
- een (van [betrokkene 1] afkomstige) Mercedes S Brabus met [kenteken 30] ,
- een Mercedes met [kenteken 31] ,
- een Mercedes S Cabrio met [kenteken 32] ,
- een Mercedes bus met [kenteken 33] ,
- een Rolls Royce Wraith met [kenteken 34] en
- een Volkswagen Tiguan met [kenteken 35] .
De rechtbank stelt ook vast dat [verdachte 31] elf voertuigen van [verdachte 30] heeft gekocht, te weten:
- een Mercedes 500 SL met [kenteken 36],
- een Audi A7 met [kenteken 37] ,
- een Bombardier Trike met [kenteken 38] ,
- een Audi A6 L met [kenteken 39] ,
- een Harley Davidson Trike met [kenteken 40],
- een Porsche Panamera met [kenteken 15] ,
- een Volkswagen Golf met [kenteken 41] ,
- een Mercedes Citan met [kenteken 42] ,
- een Landrover Evoque met [kenteken 43] en
- een BMW 740 met [kenteken 44] op 12 maart 2020 en
- een Ferrari met [kenteken 45] op 25 maart 2020.
Daarmee hebben zowel [verdachte 30] en als [verdachte 31] deze elf voertuigen voorhanden gehad.
Onder [verdachte 32] zijn de volgende zeven voertuigen in beslaggenomen:
- een Jaguar XJ met Duits [kenteken 26] ,
- een (van [betrokkene 1] afkomstige) Mercedes Brabus met Duits [kenteken 30] ,
- een Mercedes V-klasse met Duits [kenteken 33] ,
- een Lamborghini Urus met Duits [kenteken 28] ,
- een Mercedes GLE met Duits [kenteken 31] ,
- een Bentley Mulsanne Speed met Duits [kenteken 46] en
- een BMW M140i met Duits [kenteken 47] .
[verdachte 32] had deze zeven voertuigen dus (nog steeds) voorhanden op de dag van inbeslagname.
Onder [verdachte 31] zijn voorts de volgende acht voertuigen in beslaggenomen:
- een BMW X Reihe station met [kenteken 48] ,
- een Audi A6 met [kenteken 39] ,
- een vrachtauto DAF AE45CE met [kenteken 49] ,
- een Landrover Range Rover Sport met [kenteken 50] ,
- een Volkswagen Golf met [kenteken 41] ,
- een Audi A7 met [kenteken 37] ,
- een Motorfiets Piaggio met [kenteken 51] en
- een Ferrari F430 zonder kenteken.
[verdachte 31] heeft deze acht voertuigen dus voorhanden gehad.
Onder [verdachte 27] zijn twee vaartuigen en 60 voertuigen inbeslaggenomen, deels op kenteken van [bedrijf 3] (B3, pdf p. 49 e.v.). Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de samenwerking met [bedrijf 3] en [betrokkene 86] in 2019 en met [bedrijf 18] en [betrokkene 80] in 2020, staat daarmee vast dat [verdachte 27] deze vaartuigen en voertuigen voorhanden heeft gehad. De tenlastelegging gaat uit van 62 voertuigen, maar dat berust op een onjuiste telling.
Voorkoming dubbeltelling voertuigen
De rechtbank zal om dubbele veroordeling te voorkomen de tenlasteleggingen verbeterd lezen op de wijze zoals hierna wordt overwogen.
De tenlastegelegde Porsche Panamera met [kenteken 15] maakt deel uit van een partij van elf voertuigen die in de tenlastelegging wordt aangeduid als ‘11 voertuigen die [verdachte 31] (…) van [verdachte 30] heeft gekocht’. Dit voertuig wordt als los voertuig uit de tenlasteleggingen weggelaten.
Vijf van de zeven onder [verdachte 32] in beslaggenomen voertuigen maken óók deel uit van de partij van vijftien voertuigen die in de tenlastelegging wordt aangeduid als ‘15 voertuigen uit de bedrijfsvoorraad van [verdachte 32] waaraan geen inkoopfactuur ten grondslag ligt’. Om dubbele veroordeling te voorkomen wordt voor de te bewezen verklaren aantallen uitgegaan van zeven onder [verdachte 32] inbeslaggenomen voertuigen en voorts nog tien andere voertuigen ‘uit haar bedrijfsvoorraad’. Deze voertuigen worden uit de tenlasteleggingen weggelaten.
De onder [verdachte 31] in beslaggenomen gepantserde Audi A 6 met [kenteken 39] is door [verdachte 27] overgenomen van [bedrijf 1] . Ook de onder [verdachte 31] in beslaggenomen DAF vrachtauto met [kenteken 49] is afkomstig van [bedrijf 1] . Beide voertuigen maken deel uit van de bewezen verklaring van het witwassen van 57 voertuigen afkomstig van [bedrijf 1] . Deze voertuigen worden uit de tenlasteleggingen weggelaten.
Voor de voertuigen die [verdachte 31] van [verdachte 30] heeft gekocht geldt het volgende. Voornoemde gepantserde Audi A6 met [kenteken 39] wordt ook hier uit de tenlasteleggingen weggelaten. De Audi A7 met [kenteken 37] en de Volkswagen Golf met [kenteken 41] zijn onder [verdachte 31] in beslaggenomen. Met de Ferrari F430 met [kenteken 45] is de Addenshoeve te Rhenen betaald. De Mercedes SL500 7-ZSJ-48 is van [bedrijf 1] overgenomen en inbeslaggenomen onder [verdachte 27] . Ook de Harley Davidson Trike met [kenteken 40] is inbeslaggenomen onder [verdachte 27] . Voor de bewezen te verklaren aantallen wordt uitgegaan van zes onder [verdachte 31] inbeslaggenomen voertuigen en voorts nog vijf van [verdachte 30] gekochte voertuigen.
Onder de 60 voertuigen die in beslag zijn genomen onder [verdachte 27] bevinden zich een Mercedes SL500 7-ZSJ-48, een Chevrolet El Camino met [kenteken 52] en een Lincoln Continental Cabriolet met onbekend kenteken die zijn overgenomen van [bedrijf 1] en deel uitmaken van de bewezen verklaring van het witwassen van 57 voertuigen afkomstig van [bedrijf 1] . Ook deze voertuigen worden uit de tenlasteleggingen weggelaten. Voor de bewezen te verklaren aantallen wordt uitgegaan van (60 – 3 =) 57 voertuigen beslag zijn genomen onder [verdachte 27] .
Voorhanden hebben 24 horloges inbeslaggenomen onder [verdachte 28]
Onder [verdachte 28] zijn 24 horloges inbeslaggenomen, deels op het woonadres van [verdachte 4] en deels bij de juwelierszaak van [betrokkene 87] in Maastricht. [betrokkene 87] heeft over de horloges die bij hem in beslag zijn genomen verklaard dat het ging om consignatie-goederen van [verdachte 28] . Daarmee staat vast dat [verdachte 28] 24 horloges voorhanden heeft gehad.
Voorhanden hebben contant geldbedrag van in totaal € 38.700,-- ontvangen door [verdachte 28]
In het kasboek van [verdachte 28] zijn een vijftal contante ontvangsten geregistreerd van in totaal een bedrag van € 38.700,--. De rechtbank stelt vast dat [verdachte 28] een bedrag van € 38.700,-- voorhanden heeft gehad.
Voorhanden hebben contante stortingen voor een totaalbedrag van € 54.000,-- op een rekening ten name van [verdachte 32]
In 2018 is op een Duitse bankrekening van [verdachte 32] voor een totaalbedrag van € 54.000,-- aan contante stortingen verricht. De rechtbank stelt vast dat [verdachte 32] een bedrag van € 54.000,-- voorhanden heeft gehad.
Verdere overwegingen
Zoals hiervoor is overwogen zijn het startkapitaal en de bedrijfsactiviteiten van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] terug te voeren op de valse start van de eerste drie [betrokkene(n) 4] . Daarna zijn het aantal vennootschappen en de activiteiten uitgebreid. Er is niet voldaan aan administratieve verplichtingen en [verdachte 4] heeft welbewust gefaciliteerd dat vermogen en/of inkomen van [verdachte 1] werd verhuld. Zoals eerder vastgesteld is geen onderscheid te maken tussen handel in voorwerpen die wél en die mogelijk niet van misdrijf afkomstig zijn. De [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] zijn een witwasvehikel en in nauwe en bewuste samenwerking door hun feitelijke leidinggevers [verdachte 1] en [verdachte 4] gebruikt om de werkelijke herkomst te verhullen. Op grond van deze feiten en omstandigheden is het vermoeden gerechtvaardigd dat de hiervoor genoemde voertuigen, vaartuigen, horloges en geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. Voor een aantal specifieke voorwerpen wordt daarbij nog het volgende overwogen.
Voertuigen
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij aan [verdachte 4] en de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] te beschikking heeft gesteld:
- de Bentley Cabriolet met Duits [kenteken 22] ,
- de Mercedes E-klasse met Duits [kenteken 53] ,
- de Mercedes S Cabrio met Duits [kenteken 54] ,
- de onder [verdachte 32] inbeslaggenomen Mercedes Bus met Duits [kenteken 55] en
- de Rolls Royce Wraith met Duits [kenteken 56] .
Volgens [verdachte 1] zijn deze voertuigen aan hem ter beschikking gesteld voor de verhuur door diverse personen van wie hij de naam niet heeft willen geven en zijn deze voertuigen teruggegaan naar eigenaren. Het zijn volgens [verdachte 1] allemaal voertuigen die door [verdachte 4] op zijn naam zijn gezet met de bedoeling ze te verhuren in Nederland en Duitsland. [verdachte 1] weet niet op welk bedrijf [verdachte 4] deze auto’s heeft gezet.
Deze verklaring is niet verifieerbaar, alleen al omdat [verdachte 1] niet heeft willen zeggen wie hem deze voertuigen ter beschikking hebben gesteld. Niet duidelijk is geworden waarom deze personen [verdachte 1] in de gelegenheid hebben gesteld hun auto te (laten) verhuren, dus om geld te verdienen aan de verhuur van hun auto. Daarbij komt dat de gang van zaken niet blijkt uit de administratie van de [betrokkene(n) 4] en [verdachte 30] . Het vermoeden dat de voertuigen van misdrijf afkomstig zijn, wordt hiermee niet ontkracht.
[verdachte 1] heeft verder verklaard dat hij de onder [verdachte 32] inbeslaggenomen
- Lamborghini Urus met [kenteken 28]
heeft gehuurd van een Turkse man en dat het zijn, [verdachte 1] , bedoeling was de auto vervolgens in Spanje te verhuren. Ook [verdachte 4] heeft verklaard dat dit voertuig niet van [verdachte 32] was.
Ook deze verklaringen zijn niet verifieerbaar, omdat [verdachte 1] niet duidelijk heeft gemaakt wie deze Turkse man is. Verder is [verdachte 1] verklaring dat hij dit voertuig ter beschikking heeft gekregen bij wijze van een deelbetaling voor een Rolex Daytona horloge met een verkoopprijs van € 80.000,- niet verifieerbaar. Bovendien valt niet na te gaan hoe [verdachte 1] aan het geldbedrag van € 22.000,- kwam waarmee hij zegt dat horloge te hebben ingekocht. Het vermoeden dat dit voertuig van misdrijf afkomstig is, wordt hiermee dan ook niet ontkracht.
De onder [verdachte 32] inbeslaggenomen
- Mercedes S Brabus D-BB7302
was zowel volgens [verdachte 4] als volgens [verdachte 1] van [verdachte 1] . Volgens [verdachte 1] heeft hij de Brabus gekregen van [betrokkene 1] . De rechtbank heeft vastgesteld dat hij en [verdachte 1] zich samen hebben schuldig gemaakt aan de invoer van 4.600 kilo cocaïne. Volgens [verdachte 1] heeft hij de Brabus ontvangen voor een bemiddeling over 30 kilo cocaïne en € 750.000,--. Wat daar verder ook van zij, helder is dat [verdachte 1] wist dat [betrokkene 1] een drugshandelaar was. Bovendien stond deze Brabus niet op naam van [verdachte 1] maar op naam van [verdachte 32] . Het vermoeden dat dit voertuig van misdrijf afkomstig is, wordt hiermee dan ook niet ontkracht.
[verdachte 4] en [verdachte 1] hebben voorts verklaard dat zij
- de witte Mercedes met Duits [kenteken 31] , die onder [verdachte 32] in beslag is genomen en
- de Jaguar XJ met [kenteken 57] , die onder [verdachte 27] in beslag is genomen
met elkaar hebben geruild. [verdachte 1] kreeg de Jaguar van [verdachte 4] , [verdachte 4] kreeg de Mercedes van [verdachte 1] . [verdachte 1] heeft verklaard dat hij niet weet hoe dit verder administratief is verwerkt, maar dat de ruildeal rond was. [verdachte 1] kwam aan de Mercedes, zo heeft hij verklaard, na een verrekening in Spanje met [betrokkene 86] van [bedrijf 3] , die zijn, [verdachte 1] , Bentley Bentayga had verhuurd, maar [verdachte 1] aandeel in de huuropbrengst niet aan hem had afgedragen.
Deze verklaringen zijn niet verifieerbaar. [betrokkene 86] is overleden. Niet duidelijk is gemaakt hoe [verdachte 1] de Bentley Bentayga heeft bekostigd. Verder blijkt de ruil tussen [verdachte 4] en [verdachte 1] niet uit de te naamstelling van deze voertuigen. De Jaguar XJ met [kenteken 57] staat namelijk op naam van [verdachte 27] . Het vermoeden dat de voertuigen van misdrijf afkomstig zijn, wordt hiermee niet ontkracht.
Volgens [verdachte 4] is
- de Mercedes met [kenteken 16]
van € 52.500,-- op 28 april 2020 bij [bedrijf 19] geruild tegen een Bentley van € 55.000,--.
Nader onderzoek heeft uitgewezen dat aanzien van dit voertuig geen inkoopfactuur is aangetroffen. Er is geen boeking van de inkoop in AFAS gevonden en er is geen betaling voor dit voertuig in de bankrekeningen terug te zien of in enig kasboek. Het voertuig komt evenmin voor in de Access Database. Op de door [verdachte 4] aangeleverde factuur d.d. 28 april 2020 staat vermeld dat de Mercedes is geruild tegen een Bentley met [kenteken 58]
. Deze boeking/ruiltransactie is niet aangetroffen in de AFAS administratie.
In AFAS staat wel de verkoop van de Bentley [kenteken 58] geboekt. Dit betreft een verkoop aan [bedrijf 19] op 29-02-2020 voor € 55.000,--. Echter is dit bedrag nog openstaand. Dit bedrag moet dus volgens de boeking in AFAS nog betaald worden aan [bedrijf 19] en is niet verrekend met een ander voertuig. Het vermoeden dat het voertuig van misdrijf afkomstig is, wordt hiermee dan ook niet ontkracht.
Horloges
Over [verdachte 28] , een handel in exclusieve horloges, wordt nog overwogen dat het overgrote deel van de handel in het jaar 2017 contant is afgewikkeld en dat veel ruilhandel plaatsvond. Verder is opgevallen dat in die rechtspersoon sprake is geweest van een explosieve groei, terwijl die inkoopkosten in 2019 en 2020 juist zijn afgenomen. Dat maakt de brutomarge opmerkelijk hoog. Een sterke omzetstijging in korte tijd kan duiden op witwassen.
Op 15 februari 2019 hebben twee mannen tegen elkaar gezegd dat [verdachte 4] op het moment leefde op de klokken. [betrokkene 61] had van [verdachte 4] begrepen dat de autohandel niet goed liep en dat hij zijn klokken aan het verkopen was om de rekeningen van de zaak mee te betalen. Ook [verdachte 4] heeft op 20 maart 2019 tegen [verdachte 1] gezegd dat vanaf half november veel tekort auto's verkocht worden: “
Wat we natuurlijk eigenlijk met de klokken de afgelopen vier, vijf maanden verdiend hebben, (…) een rooitje of vijftig, zestig (….) kan ik een beetje de kosten van bij houden.”. Uit deze gesprekken volgt derhalve dat [verdachte 4] de autohandel met horlogehandel financierde. De horlogehandel was daarmee onlosmakelijk verbonden met de andere activiteiten in de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] . Dat draagt bij aan het vermoeden dat de horloges van misdrijf afkomstig zijn.
Wat we natuurlijk eigenlijk met de klokken de afgelopen vier, vijf maanden verdiend hebben, (…) een rooitje of vijftig, zestig (….) kan ik een beetje de kosten van bij houden.”. Uit deze gesprekken volgt derhalve dat [verdachte 4] de autohandel met horlogehandel financierde. De horlogehandel was daarmee onlosmakelijk verbonden met de andere activiteiten in de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] . Dat draagt bij aan het vermoeden dat de horloges van misdrijf afkomstig zijn.
Geldbedragen
In de administratie zijn geen verkoopfacturen aangetroffen die horen bij de vijf contante betalingen, opgenomen in het kasboek van [verdachte 28] van in totaal een bedrag van € 38.700,--. Bij zijn schriftelijke verklaring van 23 februari 2023 heeft [verdachte 4] inkoopfacturen gevoegd. Zijn nadere gegevens maken echter niet duidelijk
hoede verkoop is verlopen. Daardoor is de herkomst van de contante ontvangsten nog altijd niet te verifiëren.
hoede verkoop is verlopen. Daardoor is de herkomst van de contante ontvangsten nog altijd niet te verifiëren.
De herkomst van het in 2018 op een Duitse bankrekening van [verdachte 32] gestorte contante bedrag van in totaal € 54.000,-- is de politie niet direct duidelijk geworden. In zijn schriftelijke verklaring van 23 februari 2023 heeft [verdachte 4] verklaard dat dit contant geld afkomstig was uit de normale bedrijfsvoering van [verdachte 32] , onder andere uit de huurcontracten voor verhuurde auto's. Ook [verdachte 1] heeft in zijn schriftelijke verklaring van 6 april 2023 geschreven dat dit huurinkomsten kunnen zijn geweest van auto’s die werden verhuurd. Hij heeft het geld in ieder geval niet gestort. Het is dus niet van hem afkomstig. Hij heeft wel contant geld ontvangen voor de verhuur van auto’s en vervolgens aan [verdachte 4] gegeven. Hij weet niet wat [verdachte 4] daar vervolgens precies mee heeft gedaan.
De verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 4] op dit punt zijn niet concreet dan wel verifieerbaar. De politie heeft nog wel nader onderzoek gedaan en daaruit volgt dat maximaal een bedrag van € 14.250,-- aan huuropbrengsten verklaarbaar zou kunnen zijn. Als gevolg van de gebrekkige administratie van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] is echter geen onderverdeling te maken in wel of niet van misdrijf afkomstige contante bedragen. Het vermoeden dat het totaal aan contante stortingen van € 54.000,-- van misdrijf afkomstig is wordt derhalve niet ontkracht.
Conclusie
[verdachte 1] en [verdachte 4] hebben alles bij elkaar onvoldoende concrete, verifieerbare verklaringen tegenover het vermoeden gesteld dat de hiervoor genoemde voertuigen, vaartuigen, horloges en geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. Het vermoeden van witwassen is niet ontzenuwd. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat deze voorwerpen en geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het voorhanden hebben ervan is een plaatsingshandeling.
Bewezenverklaring
Daarmee acht de rechtbank bewezen
- dat [verdachte 27] een Bentley GTC met [kenteken 9] , een Mercedes AMG E 63 S met [kenteken 11] , een Audi RS6 met [kenteken 12] en 2 vaartuigen en 57 voertuigen (onder haar inbeslaggenomen, deels op kenteken van [bedrijf 3] ),
- dat zowel [verdachte 27] als [verdachte 31] een Aston Martin DB9 met [kenteken 10] ,
- dat [verdachte 32] een BMW 540i met het Duitse [kenteken 13] , een Mercedes-Benz Maybach met huidig Nederlandse [kenteken 14] , 7 voertuigen (onder haar inbeslaggenomen), waaronder een Bentley Mulsanne met Duits [kenteken 46] , 10 voertuigen uit haar bedrijfsvoorraad waaraan geen inkoopfactuur ten grondslag ligt en contante stortingen voor een totaalbedrag van € 54.000,- op een rekening ten name van [verdachte 32] ,
- dat [verdachte 31] 6 voertuigen (onder haar inbeslaggenomen) en 5 voertuigen die zij op 12-03-2020 van [verdachte 30] heeft gekocht en
- dat [verdachte 28] 24 horloges (onder haar inbeslaggenomen) en een contant geldbedrag van in totaal € 38.700 (door haar ontvangen)
hebben witgewassen. Het voorhanden hebben van de betreffende voertuigen, vaartuigen, horloges en geldbedragen past in de normale bedrijfsvoering van deze rechtspersonen. De rechtspersonen zijn dan ook als dader aan te merken.
De rechtbank verklaart verder bewezen dat [verdachte 4] en [verdachte 1] , beiden in persoon en als feitelijke leidinggever, in vereniging met elkaar en de respectievelijke rechtspersonen deze voertuigen, vaartuigen, horloges en geldbedragen hebben witgewassen.
5.5.4.6 B3.3 Witwassen [verdachte 29]
5.5.4.6.1 B3.3.1 Pakket Roosendaal
5.5.4.6.1.1 Valsheid in geschrifte
Aan [verdachte 4] , [verdachte 15] en [verdachte 29] is ten laste gelegd dat zij in vereniging valsheid in geschrifte hebben gepleegd ten aanzien van een maatschapsovereenkomst en/of twee facturen.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen het volgende af.
Maatschapsovereenkomst
Op 18 maart 2021 is op [locatie 46] te Meern, waar op dat moment [verdachte 29] was gevestigd, een maatschapsovereenkomst aangetroffen tussen [betrokkene 88] . (vertegenwoordigd door [betrokkene 89] ), [betrokkene 90] (vertegenwoordigd door [betrokkene 91] ) en [verdachte 29] (vertegenwoordigd door [verdachte 4] ).
De maatschapsovereenkomst is door alle maten ondertekend en gedateerd op 17 april 2019. In de maatschapsovereenkomst is verder onder andere het volgende opgenomen:
1) [betrokkene 88] en [betrokkene 90] zijn elk voor 50% aandeelhouder en zelfstandig bevoegd bestuurder van [betrokkene 92] (hierna te noemen [betrokkene 92] ). [betrokkene 92] heeft onderstaande registergoederen aangedragen als ontwikkelingsobject met het voornemen om dit object te ontwikkelen, in belegging te houden, dan wel door te verkopen na verwerving:
Registergoederen met erf en ondergrond, plaatselijk bekend [locatie 47] te Voorburg (hierna het Pand).
[verdachte 29] is verantwoordelijk voor de financiering van de aankoop en de storting van de daarbij behorende waarborgsom.
2) [betrokkene 92] heeft het Pand op 29 maart 2019 op koopbevestiging verkregen en zijn dus juridisch eigenaar geworden van het Pand ten behoeve van (her)ontwikkeling in de Maatschap. [verdachte 29] is na ondertekening door [betrokkene 88] en [betrokkene 90] als bestuurders van [betrokkene 92] van voornoemde koopbevestiging op 17 april 20 l9 economisch eigenaar geworden van het Pand, waardoor [betrokkene 88] , [betrokkene 90] en [verdachte 29] elk aanspraak maken op een winstdeel in onderhavig project (…)
Artikel 4: Inbreng en taakverdeling
1) [betrokkene 92] heeft onderstaande registergoederen aangedragen als ontwikkelingsobject met het voornemen dit in gezamenlijk te ontwikkelen, in belegging te houden, dan wel door te verkopen na verwerving; (…)
3) [betrokkene 92] heeft [verdachte 29] in deze betrokken om de financiering van het geheel inclusief de storting van de daar bijbehorende waarborgsom te arrangeren; (…)
6) [verdachte 29] houdt zich bezig met de financiële en administratieve ondersteuning van [betrokkene 92] .
ABCD-transactie
[betrokkene 93] was sinds 27 maart 2008 eigenaar van het pand [locatie 47] te Voorburg en heeft het pand op 14 mei 2019 geleverd aan [betrokkene 92] voor een koopprijs van € 740.000,-. [betrokkene 92] heeft het pand op 14 mei 2019 geleverd aan [bedrijf 17] (hierna ook te noemen: [bedrijf 17] ) voor een koopprijs van € 1.000.000,--. [bedrijf 17] heeft het pand eveneens op 14 mei 2019 geleverd aan [betrokkene 94] voor een koopprijs van € 1.150.000,--. Hiermee is sprake van een zogenoemde ABCD-transactie, waarbij vastgoed in korte tijd een aantal keren van eigenaar wisselt en iedere verkoper een aanzienlijke winst behaalt.
Gesprek van [verdachte 4] en [verdachte 15]
Een gesprek van 22 mei 2019 tussen [verdachte 4]
( [verdachte 4] )en [verdachte 15]
( [verdachte 15] )luidt als volgt:
( [verdachte 4] )en [verdachte 15]
( [verdachte 15] )luidt als volgt:
[verdachte 15] : maar een paar dingen, ken het effe tussendoor?
[verdachte 4] : ja, ja.
[verdachte 15] : Dit is de koopakte van Roosendaal, die heb ik op 1 juni gezet, gaan we 1 juni afnemen. Uh want die..
[verdachte 4] : 1 juni is volgende week.
[verdachte 15] : is volgende week.
[verdachte 4] : moet er nog geld voor geregeld worden?
[verdachte 15] : moet nog rooien (fon) maar die ga ik je zo meteen op je rekening storten.
[verdachte 4] : oke.
[verdachte 15] : want ik heb zeg maar, ik heb een zaak gedaan, komt een kwart miljoen van binnen. Bij de ene win...
[verdachte 4] : nee, maar dat maakt niet uit maar het geld hoef ik niet te regelen?
[verdachte 15] : nee, honderd ruggen die kommen vandaag binnen, maar dan moet jij even twee facturen tikken, alleen dat laat ik je zo wel effe zien..
(…)
[verdachte 15] : en ik heb natuurlijk drie van die loodsen al verkocht dus de eerste kon ik uitleveren op 5 juni. Ik heb die vent al gesproken van die hypotheek, als ik die ken verkopen voor 130, 140 dan komt het volledige bedrag terug. Dan hebben wij aan het eind van het jaar zijn wij schoon schip en hebben we vier van die dingen staan. Ja?
[verdachte 4] : oke, perfect.
[verdachte 15] : ja? oké, als je hier even wilt tekenen neem ik het, breng ik het weg, Ik ga van het weekend even naar die ouwe toe.
(…)
[verdachte 15] : nee maar wat ik zeg, we moeten, omdat je natuurlijk moest betalen en er kwam 100 knaken binnen dan doe ik 150 (. . .) van [betrokkene 95] , zijn rekening. En 100 ruggen naar de [betrokkene(n) 4] en dan staat daar ook gelijk geld (ntv) betalen.
[verdachte 4] : ja, precies
[verdachte 15] : Dus de jongens, kijk ik heb hier twee winstdeelovereenkomsten uh van die zaak die ik gedaan heb. Ik heb aangemerkt dat jij natuurlijk voor de financieringen zou zorgen zoals we besproken hebben. Nou dat is, dat heeft achteraf niet plaatsgevonden (...) Daar heb je dan wel voor, je ton voor, snap je wat ik bedoel?
(deurbel)
[verdachte 15] : maar dat moet je, uh kan jij twee facturen tikken?
[verdachte 4] : ja.
[verdachte 15] : dus moet je deze twee tekenen. En dan moetje een factuur voor 50 ruggen maken voor uh deze (onv) en 50 ruggen voor [betrokkene 90] . Dan maak ik in alles 50 ruggen aan je over. Nu heb ik met hun een afspraak in [motel] zo meteen als jij die facturen nou zou kunnen tikken als je daar tijd voor hebt, dan maakt die ze ook gelijk over dadelijk, staat het vanmiddag op de rekening.
[verdachte 4] : (ntv)
[verdachte 15] : hè hè, dan gaat het ineens heel snel.
(maken grapjes, (ntv))
[verdachte 4] : dan moet die ex btw of nie, die facturen?
[verdachte 15] : nee, dat is winstaandeel. Daarom staan, hebben we deze overeenkomst.
[verdachte 4] : ik zou denken dat het wel met btw is.
[verdachte 15] : Nee, deze niet kijk het is een deelnemersovereenkomst
[verdachte 4] : ja
[verdachte 15] : dus dan heb je deelgenomen aan de zaak dat is, dan hoefje geen btw te rekenen. Deze zijn getoetst, dit hebben we toen laten maken door deze mensen maar daar ben ik bij betrokken geweest, hebben we laten toetsen door een rechter, en een uh, door een topnotaris. Dus nee, dat zit heel goed in elkaar. Nee weet je het is natuurlijk zonde, want als iemand inderdaad zegt, het is inclusief btw, dat gaat om aanzienlijke bedragen. Kan ik ook alle twee meenemen dadelijk, deze één, en deze mag jij houden. Legitimatie, alles zit er achter van die mensen. KvK stukken, zie je?
Twee facturen
In de administratie van [verdachte 29] zijn twee facturen van 22 mei 2019 aangetroffen. In de ene factuur heeft [verdachte 29] aan [betrokkene 90] een bedrag van € 50.000,-- in rekening gebracht met de omschrijving ‘winstdeling conform maatschapsovereenkomst’. In de andere factuur heeft [verdachte 29] aan [betrokkene 88] een bedrag van € 50.000,-- in rekening gebracht met de omschrijving ‘winstdeling conform maatschapsovereenkomst’. Beide facturen zijn betaald.
Valselijk opgemaakt
Aan [verdachte 4] , [verdachte 15] en [verdachte 29] wordt verweten dat de maatschapsovereenkomst valselijk is opgemaakt op grond van vier onderdelen. Dit betreft een foutief opgenomen datum ter ondertekening van de overeenkomst, de financieringsverantwoordelijkheid van [verdachte 29] , de economische eigendomsoverdracht van het pand [locatie 47] te Voorburg en de rol van [verdachte 29] als financiële en administratieve ondersteuner ten behoeve van [betrokkene 92] . De rechtbank bespreekt die onderdelen eerst afzonderlijk.
Antidateren overeenkomst
In de maatschapsovereenkomst is opgenomen dat die door alle maten is ondertekend op 17 april 2019. [verdachte 4] heeft bij de rechter-commissaris erkend dat hij de maatschapsovereenkomst op 22 mei 2019, de dag van het gesprek met [verdachte 15] , heeft ondertekend en dat de datum van 17 april 2019 dus niet klopt. De rechtbank stelt daarmee vast dat sprake is van antidatering van de overeenkomst. [verdachte 4] heeft de maatschapsovereenkomst pas ondertekend ná de ABCD-transactie van 14 mei 2019.
Financieringsverantwoordelijkheid van [verdachte 29]
Uit het dossier is niet gebleken dat een waarborgsom is betaald voor de overdracht van het registergoed [locatie 47] . Noch uit de nota van afrekening van de notaris noch uit de bankrekeningen van [verdachte 29] is gebleken van enige betaling van een waarborgsom. Uit de verklaringen van vertegenwoordigers van de twee andere partijen bij de maatschapsovereenkomst, [betrokkene 91] en [betrokkene 89] , volgt dat [verdachte 29] geen waarborgsom heeft betaald. Ook [betrokkene 96] (de eigenaar van [betrokkene 93] , verkoper van het pand [locatie 47] te Voorburg aan [betrokkene 92] ), weet niets van enige aanbetaling voor de overdracht van het registergoed.
[verdachte 4] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet weet wie de waarborgsom heeft betaald.
De rechtbank stelt op grond van voorgaande vast dat [verdachte 29] niets heeft gedaan om de financiering van het geheel inclusief de storting van de daar bijbehorende waarborgsom te arrangeren.
Economische eigendomsoverdracht
Uit de getuigenverklaring van [betrokkene 91] leidt de rechtbank af dat [betrokkene 92] de juridische eigenaar was en dat [betrokkene 88] en [betrokkene 90] economisch eigenaren waren van het pand [locatie 47] te Voorburg.
De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat [verdachte 29] op 17 april 2019 geen economisch eigenaar is geweest van het pand.
[verdachte 29] financiële en administratieve ondersteuner van [betrokkene 92]
[betrokkene 91] en [betrokkene 89] waren via [betrokkene 88] en [betrokkene 90] elk voor 50% aandeelhouder en zelfstandig bevoegd bestuurder van [betrokkene 92] . Beiden hebben als getuige bij de politie verklaard dat [verdachte 29] op geen enkele manier bij [betrokkene 92] betrokken is geweest als financiële of administratieve ondersteuner. Volgens [betrokkene 91] hadden zij zelf een eigen accountant die dit voor hen verzorgde. De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat [verdachte 29] nimmer op financieel of administratief gebied ondersteuning heeft verleend aan [betrokkene 92] .
Conclusie
Op grond van al voorgaande is de rechtbank van oordeel dat alle vier de onderdelen van de maatschapsovereenkomst in strijd met de waarheid zijn opgenomen in het schriftelijk stuk. [verdachte 4] heeft de maatschapsovereenkomst op 22 mei 2019 ondertekend op instigatie van [verdachte 15] . Dit betekent dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat [verdachte 4] en [verdachte 15] tezamen en in vereniging de maatschapsovereenkomst op voornoemde onderdelen valselijk hebben opgemaakt.
Bestemd tot bewijs
De volgende vraag is of de maatschapsovereenkomst een geschrift is dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen en zo ja, of dit is opgemaakt met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. Dat de maatschapsovereenkomst een geschrift is, behoeft geen nadere motivering. Ten aanzien van de vraag of dit geschrift was bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, overweegt de rechtbank als volgt.
De maatschapsovereenkomst is opgemaakt in het kader van de ABCD-transactie van 14 mei 2019 waarbij het pand [locatie 47] is verhandeld. Uit het gesprek van 22 mei 2019 van [verdachte 15] en [verdachte 4] en de getuigenverklaringen van [betrokkene 91] en [betrokkene 89] blijkt dat [verdachte 29] in werkelijkheid niets voor deze ABCD-transactie heeft hoeven doen, maar dat de overeenkomst moest dienen als grondslag voor twee facturen van elk € 50.000,- van [verdachte 29] aan [betrokkene 88] en [betrokkene 90] . Gelet hierop was de overeenkomst dus nodig om tot bewijs van enig feit te dienen.
Facturen
Het feit dat een maatschapsovereenkomst valselijk moest worden opgemaakt om als grondslag te dienen voor twee facturen maakt ook dat deze beide facturen vals zijn. [verdachte 4] heeft deze twee facturen opgesteld op initiatief van [verdachte 15] , die immers had gezegd:
‘Kan jij twee facturen tikken?’
‘Kan jij twee facturen tikken?’
Conclusie
De rechtbank verklaart dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 4] en [verdachte 15] in vereniging valsheid in geschrifte hebben gepleegd, door de maatschapsovereenkomst en twee facturen van elke € 50.000,- valselijk op te maken.
De maatschapsovereenkomst is aangetroffen in de administratie van [verdachte 29] . Daarmee had [verdachte 4] dit stuk voorhanden. De facturen zijn verzonden aan en betaald door [betrokkene 88] en [betrokkene 90] . Daarmee heeft [verdachte 4] van deze facturen gebruik gemaakt. Ook deze onderdelen van de tenlastelegging van [verdachte 4] worden bewezen verklaard.
Ook [verdachte 29] heeft in vereniging valsheid in geschrifte gepleegd door de maatschapsovereenkomst en twee facturen van elke € 50.000,- valselijk op te maken. De valsheden zijn dienstig geweest aan [verdachte 29] . Zij hebben de rechtspersoon namelijk een bedrag van € 100.000,- opgeleverd. Daarmee is sprake van daderschap.
5.5.4.6.1.2 [locatie's 1] te Roosendaal en [locatie's 2] te Roosendaal
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, en [verdachte 29] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van onroerende zaken aan de [locatie's 1] te Roosendaal en [locatie's 2] te Roosendaal.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 3 juni 2019 heeft [betrokkene 97] aan [verdachte 29] tien appartementsrechten geleverd die recht geven op het gebruik van bedrijfs-/opslagruimtes aan de [locatie's 1] te Roosendaal en [locatie's 2] te Roosendaal (hierna te noemen: het pakket Roosendaal) en daarop een hypotheekrecht gekregen. De koopprijs is € 850.000,--.
[betrokkene 97] heeft afstand gedaan van het recht op ontvangst van een gedeelte van de koopsom van € 780.000,- en heeft een geldlening van € 750.000,-- verstrekt (en niet het in de leveringsakte genoemde bedrag van € 780.000,--) waarvoor een rente van 6% per jaar is verschuldigd, te voldoen in maandelijkse termijnen vanaf 1 juli 2019.
Op 3 december 2019 heeft [verdachte 29] aan [bedrijf 17] het appartementsrecht geleverd dat recht geeft op het gebruik van bedrijfs-/opslagruimte aan de [locatie 45] te Roosendaal. Ook een aantal andere bedrijfsruimtes uit het pakket Roosendaal is door verkocht. Uit de verkoopopbrengst blijkt dat [betrokkene 97] via de notaris is betaald. Hij heeft een bedrag van € 750.000,-- ontvangen.
In een gesprek van 21 maart 2019 hebben [verdachte 1] en [verdachte 15] gezegd:
[verdachte 15]
: Ben je nog naar [betrokkene 95] geweest?
: Ben je nog naar [betrokkene 95] geweest?
[verdachte 1] : Nee, ik ga vandaag naar hem toe..
(…)
[verdachte 15]
: Dat [naam 5] wanneer dat kan. Ik heb een koopakte laten maken.
: Dat [naam 5] wanneer dat kan. Ik heb een koopakte laten maken.
[verdachte 1]
: Volgende week
: Volgende week
[verdachte 15]
: Ik heb aan een huurder heb ik er in principe 1 verkocht en ik heb een lege verkocht, dan zijn er lekker 2 weg.
: Ik heb aan een huurder heb ik er in principe 1 verkocht en ik heb een lege verkocht, dan zijn er lekker 2 weg.
[verdachte 1]
: Nee, volgende week.
: Nee, volgende week.
[verdachte 15]
: Dat is goed.
: Dat is goed.
[verdachte 1]
: Maak het dinge even klaar voor het eind van de week, en dan is het geregeld.
: Maak het dinge even klaar voor het eind van de week, en dan is het geregeld.
[verdachte 15]
: Oké.
: Oké.
[verdachte 1]
: Eh, hoe heet dat eh... nee..
: Eh, hoe heet dat eh... nee..
[verdachte 15]
: Ik heb .... bijna ...een kwart miljoen te pakken he in 2,5 maand tijd. Dat is toch serieus geld of niet...
: Ik heb .... bijna ...een kwart miljoen te pakken he in 2,5 maand tijd. Dat is toch serieus geld of niet...
[verdachte 1]
: Maar als je er mee bezig ben, het is gewoon ....
: Maar als je er mee bezig ben, het is gewoon ....
[verdachte 15]
: En het tikt lekker door met 60, 70 ruggen in de week.
: En het tikt lekker door met 60, 70 ruggen in de week.
In een gesprek van 15 april 2019 heeft [verdachte 1] tegen een onbekend gebleven man gezegd:
[verdachte 1]
: Ik kocht eh tien loodsen in Roosendaal, 320 m2 groots, stuk
: Ik kocht eh tien loodsen in Roosendaal, 320 m2 groots, stuk
NNM: Voor 220? 320?
[verdachte 1]
: 320 per stuk. Daar gaf ik 1 miljoen 50 voor, twee ton zwart en 850 op papier. Daar heb ik er drie van verkocht. 1 40 stuk aan die huurders die er in zitten
: 320 per stuk. Daar gaf ik 1 miljoen 50 voor, twee ton zwart en 850 op papier. Daar heb ik er drie van verkocht. 1 40 stuk aan die huurders die er in zitten
NNM: ‘t Gaat de goede kant op.
[verdachte 1]
: Het gaat nou ehh
: Het gaat nou ehh
NNM: En je hebt er tien? Tien?
[verdachte 1]
: Tien.
: Tien.
In een gesprek van 9 mei 2019 hebben [verdachte 4] en [verdachte 15] onder meer gezegd:
[verdachte 4]
: Ja
: Ja
[verdachte 15]
: Ja toch.. dat gaan we ook doen met dat ding. Dus [betrokkene 98] moet effe die afspraak maken hoe we de verdeling doen. Wel een leuk ding. Maar dan nog een ding, eh en die loodsen staan op [betrokkene(n) 4] . Die ben ik aan het verkopen. Ik heb er nu drie verkocht van de tien. Het transport hebben we naar achteren geschoven. Omdat zeg maar. We willen op de dag zeg maar dat ik aankoop wil ik zeg maar dat ik vier vijf of zes verkocht hebben.
: Ja toch.. dat gaan we ook doen met dat ding. Dus [betrokkene 98] moet effe die afspraak maken hoe we de verdeling doen. Wel een leuk ding. Maar dan nog een ding, eh en die loodsen staan op [betrokkene(n) 4] . Die ben ik aan het verkopen. Ik heb er nu drie verkocht van de tien. Het transport hebben we naar achteren geschoven. Omdat zeg maar. We willen op de dag zeg maar dat ik aankoop wil ik zeg maar dat ik vier vijf of zes verkocht hebben.
[verdachte 4]
: Ja
: Ja
[verdachte 15]
: Er blijven er vier over. En die staan voor praktisch niks op papier. Dat is natuurlijk het mooiste ja toch
: Er blijven er vier over. En die staan voor praktisch niks op papier. Dat is natuurlijk het mooiste ja toch
[verdachte 4]
: Ja.
: Ja.
[verdachte 15]
: Dan hebben we en de overdrachtsbelasting gelijk terug dezelfde dag, en we hebben bijna geen liquiditeit nodig zeg maar, misschien maar een ton te trekken nog om die dingen naar binnen te halen weetje wel.
: Dan hebben we en de overdrachtsbelasting gelijk terug dezelfde dag, en we hebben bijna geen liquiditeit nodig zeg maar, misschien maar een ton te trekken nog om die dingen naar binnen te halen weetje wel.
[verdachte 4]
: ja. (…).
: ja. (…).
Op 22 mei 2019 heeft het hiervoor al weergegeven gesprek tussen [verdachte 4] en [verdachte 15] plaatsgevonden, waarin ‘
100 ruggen naar (…) [betrokkene(n) 4] ’worden geregeld met behulp van twee winstdeelovereenkomsten en twee facturen voor ieder
‘50 ruggen’.
100 ruggen naar (…) [betrokkene(n) 4] ’worden geregeld met behulp van twee winstdeelovereenkomsten en twee facturen voor ieder
‘50 ruggen’.
Op 14 juni 2019 is een gesprek gevoerd door [verdachte 4] en [betrokkene 73] .
[verdachte 4]
: Die [verdachte 15] heeft in principe een schuld bij [verdachte 1] staan. Die [verdachte 15] .
: Die [verdachte 15] heeft in principe een schuld bij [verdachte 1] staan. Die [verdachte 15] .
[betrokkene 73]
: Ja.
: Ja.
[verdachte 4]
: Die was in principe nagenoeg naar de klote maar het schijnt wel een kunstenaar te zijn met als hij weer op de goede weg is. Dat hij dan geld kan verdienen. Moesten we vorige week maandag moesten we die halletjes in Roosendaal overnemen. Daar moest 132.000 euro naar toe. Er was in principe 100.000 euro geregeld. Die 32 nog niet. Maar dat geld komt op elk moment dus in komende week maanden komt het geld ruimschoots terug met winst (ntv) Ik ben dan zo stom om dingen niet gescheiden te houden. Dat ik tegen [verdachte 1] zeg dat ik het wel voor je wil regelen maar in de normale bedrijfsvoering komen we eigenlijk al elke week geld te kort. Want ik ken (ntv) Het is niet zo dat er 300.000 euro op de rekening staat en we niets doen. Nou dat we zeggen het staat lekker bij ons dan op de rekening.
: Die was in principe nagenoeg naar de klote maar het schijnt wel een kunstenaar te zijn met als hij weer op de goede weg is. Dat hij dan geld kan verdienen. Moesten we vorige week maandag moesten we die halletjes in Roosendaal overnemen. Daar moest 132.000 euro naar toe. Er was in principe 100.000 euro geregeld. Die 32 nog niet. Maar dat geld komt op elk moment dus in komende week maanden komt het geld ruimschoots terug met winst (ntv) Ik ben dan zo stom om dingen niet gescheiden te houden. Dat ik tegen [verdachte 1] zeg dat ik het wel voor je wil regelen maar in de normale bedrijfsvoering komen we eigenlijk al elke week geld te kort. Want ik ken (ntv) Het is niet zo dat er 300.000 euro op de rekening staat en we niets doen. Nou dat we zeggen het staat lekker bij ons dan op de rekening.
[betrokkene 73]
: Nou. Ik begon me al af te vragen waar haalt [verdachte 4] dan het geld vandaan.
: Nou. Ik begon me al af te vragen waar haalt [verdachte 4] dan het geld vandaan.
[verdachte 4]
: Nee maar begrijp je wat ik bedoel.
: Nee maar begrijp je wat ik bedoel.
[betrokkene 73]
: Jaa. Ja
: Jaa. Ja
[verdachte 4]
: het is natuurlijk constant.
: het is natuurlijk constant.
In Encrochat-berichten van 3 april 2020 vanaf 21:18 uur heeft outdoorfeline@encrochat.com ( [verdachte 1] ) aan stylishgin ( [verdachte 4] ) bericht:
We moeten ook even met rhenen kijken het is zo tijd en hypotheek word een probleem (….) Anders gaan we roosendaal verkopen hebben dat geld wit nodig (…) En ik vind dat niks te laat zijn met dingen ook al kunnen we er niks aan doen ik vind dat met die bentley ook echt kut vooral omdat die reizeger er van weet (…) Ze praten er over op dat kamp me jongste zus maakte al op merking jan hebben we zaak gedaan is nu april (…) We gaan ook niks meer op deze manier kopen (…) Daarom wil ik het ook met rhenen nu gaan regelen dat wr op tijd zijn
We moeten ook even met rhenen kijken het is zo tijd en hypotheek word een probleem (….) Anders gaan we roosendaal verkopen hebben dat geld wit nodig (…) En ik vind dat niks te laat zijn met dingen ook al kunnen we er niks aan doen ik vind dat met die bentley ook echt kut vooral omdat die reizeger er van weet (…) Ze praten er over op dat kamp me jongste zus maakte al op merking jan hebben we zaak gedaan is nu april (…) We gaan ook niks meer op deze manier kopen (…) Daarom wil ik het ook met rhenen nu gaan regelen dat wr op tijd zijn
Verklaring [verdachte 1] en [verdachte 4]
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij een gedeelte van de winst zou krijgen van ‘Pakket Roosendaal’, omdat sprake was van een samenwerkingsverband.
‘Verder weet ik er weinig van af. Ik heb [verdachte 4] in contact gebracht met [verdachte 15] en [verdachte 14] . Wat ze toen precies deden, weet ik niet, maar ik zou een deel van de winst krijgen omdat ik ze met elkaar in contact heb gebracht.’Waarom [verdachte 15] hem op 21 maart 2019 vroeg naar Roosendaal, kon [verdachte 1] niet uitleggen. In het gesprek van 15 april 2019 had [verdachte 1] alleen de prijs opgeschroefd om het pand zo te verkopen voor de mensen die hij met elkaar in contact had gebracht en die samenwerkten.
‘Verder weet ik er weinig van af. Ik heb [verdachte 4] in contact gebracht met [verdachte 15] en [verdachte 14] . Wat ze toen precies deden, weet ik niet, maar ik zou een deel van de winst krijgen omdat ik ze met elkaar in contact heb gebracht.’Waarom [verdachte 15] hem op 21 maart 2019 vroeg naar Roosendaal, kon [verdachte 1] niet uitleggen. In het gesprek van 15 april 2019 had [verdachte 1] alleen de prijs opgeschroefd om het pand zo te verkopen voor de mensen die hij met elkaar in contact had gebracht en die samenwerkten.
[verdachte 4] heeft verklaard dat hij geld liet rondgaan in alle bedrijven, omdat geld soms eerder beschikbaar was. Hij kon dat geld dan eerst gebruiken bij een andere transactie. Daarbij vond hij het dan vaak overzichtelijker als de transacties binnen de B.V.’s via [betrokkene(n) 4] . verliepen en niet direct tussen de twee B.V.’s. Verder heeft [verdachte 4] verklaard dat hij zich kan voorstellen dat [verdachte 15] op 21 maart 2019 naar [verdachte 1] stapte, omdat zij elkaar al erg lang kennen, en voorts:
“De rode draad van de samenwerking tussen [verdachte 1] en mij is dat hij deel uitmaakte van deze afspraken en dan keken we achteraf wat de verdeling zou zijn op basis van inzet, inbreng en dergelijke”.[verdachte 4] heeft ook nog verklaard dat er ondanks de liquiditeitsproblemen binnen [betrokkene(n) 4] wel diverse mogelijkheden waren om het bedrag van € 740.000,-- bij elkaar te krijgen. Er was niet in de hele [betrokkene(n) 4] groep sprake van liquiditeitsproblemen.
“We hadden genoeg voorraad en we hadden een aantal panden waar geen hypotheek op zat”.
“De rode draad van de samenwerking tussen [verdachte 1] en mij is dat hij deel uitmaakte van deze afspraken en dan keken we achteraf wat de verdeling zou zijn op basis van inzet, inbreng en dergelijke”.[verdachte 4] heeft ook nog verklaard dat er ondanks de liquiditeitsproblemen binnen [betrokkene(n) 4] wel diverse mogelijkheden waren om het bedrag van € 740.000,-- bij elkaar te krijgen. Er was niet in de hele [betrokkene(n) 4] groep sprake van liquiditeitsproblemen.
“We hadden genoeg voorraad en we hadden een aantal panden waar geen hypotheek op zat”.
Van misdrijf afkomstig
[verdachte 1] heeft op 15 april 2019 gezegd dat hij voor de tien loodsen in Roosendaal, één miljoen 50 heeft betaald, waarvan twee ton zwart en 850 op papier. De loodsen zijn niet op zijn naam gekomen, maar op die van [verdachte 29] voor – op papier – een koopsom van € 850.000,-.
Zoals hiervoor vastgesteld hebben [verdachte 4] en [verdachte 15] met behulp van een valse maatschapsovereenkomst en twee valse facturen een grondslag gecreëerd voor de betaling van € 100.000,- aan [verdachte 29] . Daarmee was € 100.000,- geregeld voor de halletjes in Roosendaal, maar er moest óók nog een bedrag van € 32.000,- komen. Dat geld heeft [verdachte 4] geregeld, hoewel ‘ze’ in de in de normale bedrijfsvoering al elke week geld te kortkwamen.
Op 3 april 2020, dus een klein jaar later, heeft [verdachte 1] tegen [verdachte 4] gezegd dat Roosendaal kan worden verkocht om wit geld te regelen voor een volgende vastgoedtransactie, de transactie Rhenen.
Uit dit alles blijkt dat [verdachte 1] en [verdachte 4] beiden zeggenschap hadden over pakket Roosendaal en dat zij samen hebben verhuld dat [verdachte 1] (mede) rechthebbende was op dat pakket. Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden, alsmede de omstandigheid dat geld van zowel [verdachte 1] als van [verdachte 29] wordt vermoeden van misdrijf afkomstig te zijn, is óók het vermoeden gerechtvaardigd dat het pakket Roosendaal van misdrijf afkomstig is.
De verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 4] hebben dat vermoeden niet ontzenuwd.
Daderschap [verdachte 29] en feitelijke leidinggeven
De koop van het pakket Roosendaal heeft plaatsgevonden binnen de sfeer van [verdachte 29] . Het is gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon, óók voor zover daarbij is witgewassen. Daarmee is sprake van daderschap.
Uit het voorgaande blijkt verder dat zowel [verdachte 1] als [verdachte 4] samen leiding hebben gegeven aan [verdachte 29] voor zover het gaat om de koop en eventuele verkoop van het pakket Roosendaal. Zij worden ook wat deze vastgoedtransactie beiden aangemerkt als feitelijke leidinggever van [verdachte 29] .
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat [verdachte 1] , [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, en [verdachte 29] in vereniging het pakket Roosendaal hebben witgewassen.
5.5.4.6.2 B3.3.2 [locatie 3]
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggevende, en [verdachte 29] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van de onroerende zaak aan de [locatie 3] te Bosschenhoofd, gemeente Hoeven.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 19 januari 2018 is aan [verdachte 29] geleverd een stuk grasland gelegen aan de [locatie 3] te Bosschenhoofd, gemeente Hoeven voor een bedrag van € 10.000,-- . Dat geld is afkomstig van een bankrekening van [verdachte 29] , die het op haar beurt van [verdachte 27] heeft ontvangen.
In een gesprek van 19 maart 2019 heeft [verdachte 1] gezegd: ‘
Ik heb nog een stuk grond in Hoeven dat eh, die dinge’,waarop een anoniem gebleven man heeft geantwoord ‘
ja, je hebt overal wel stukkies’en ‘
Kunnen we niet wat ruilen? Of scheelt je dat ook niet?’
Ik heb nog een stuk grond in Hoeven dat eh, die dinge’,waarop een anoniem gebleven man heeft geantwoord ‘
ja, je hebt overal wel stukkies’en ‘
Kunnen we niet wat ruilen? Of scheelt je dat ook niet?’
In een gesprek van 10 mei 2019 is gezegd:
[verdachte 1]
: konden jullie dat stuk grond niet vinden?
: konden jullie dat stuk grond niet vinden?
[betrokkene 73]
: ..(ntv) leggen, maar hij zegt, het is [locatie 3] , ik zeg dan heb je een goed stuk grond, ik zeg, o, dat is het [locatie 3] . Ik zeg hé? [locatie 3] ?
: ..(ntv) leggen, maar hij zegt, het is [locatie 3] , ik zeg dan heb je een goed stuk grond, ik zeg, o, dat is het [locatie 3] . Ik zeg hé? [locatie 3] ?
[verdachte 4]
: Dat staat bij de notaris
: Dat staat bij de notaris
[betrokkene 73]
: Da's [locatie 3] eigendom, stuk van [locatie 3]
: Da's [locatie 3] eigendom, stuk van [locatie 3]
[verdachte 4]
: 100%, ik heb het opgezocht in die akte, [locatie 3]
: 100%, ik heb het opgezocht in die akte, [locatie 3]
[betrokkene 73]
: heb je die akte hier klaarleggen?
: heb je die akte hier klaarleggen?
[verdachte 1]
: (ntv) hij is zelf op die grond wezen kijken,.
: (ntv) hij is zelf op die grond wezen kijken,.
Nnman: echt?
[betrokkene 73]
: laatste huis, 108, is een plantenkweker en dan..(ntv).volgt van [verdachte 1] .. [locatie 3] eigendom
: laatste huis, 108, is een plantenkweker en dan..(ntv).volgt van [verdachte 1] .. [locatie 3] eigendom
[verdachte 1]
: Dat zou mooi zijn als we dat gedaan hebben, moet kenne toch.
: Dat zou mooi zijn als we dat gedaan hebben, moet kenne toch.
NNman: een stuk van [locatie 3]
NNman: was mooi als je [locatie 3] gekocht had in plaats van delen van [locatie 3] .
NNman: Da's wel makkelijk he? (lacht) Dat zou mooi zijn.
(…)
[verdachte 1]
: (…) Ik heb dit al, uh, ik denk 10, 15, ik denk langer als 10 jaar
: (…) Ik heb dit al, uh, ik denk 10, 15, ik denk langer als 10 jaar
[betrokkene 73]
: langer, langer, denk ik
: langer, langer, denk ik
[verdachte 1]
: ..langer, van [naam 6] toen van [naam 7] . (…) Maar ik ben daar ehh vijftien jaar geleden een keer wezen kijken
: ..langer, van [naam 6] toen van [naam 7] . (…) Maar ik ben daar ehh vijftien jaar geleden een keer wezen kijken
NNman: is wel mooi..(ntv).. Hij zal morgen wel naar mij toe komen, ik rij er wel even naar toe, hij zegt leg de papieren klaar moet ik meebrengen.
(…)
[verdachte 4]
: [locatie 3] in Hoeven (fan.)
: [locatie 3] in Hoeven (fan.)
[betrokkene 73]
: .. [locatie 3] .. (ntv).dat stuk.
: .. [locatie 3] .. (ntv).dat stuk.
[verdachte 4]
: Ja. Perceel heidegrond, met als kadastrale omschrijving terrein grasveld, plaatselijk bekend [locatie 3] Bossenhoofd, kadastraal bekend gemeente Hoeven.
: Ja. Perceel heidegrond, met als kadastrale omschrijving terrein grasveld, plaatselijk bekend [locatie 3] Bossenhoofd, kadastraal bekend gemeente Hoeven.
Verklaringen [verdachte 1] en [verdachte 4]
heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het stukje grond via de vennootschap heeft gekocht als pensioenvoorziening. Als het tot een afrekening zou komen tussen hem en [verdachte 1] zou dit stukje grond onderdeel van de verrekening zijn.
[verdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op de hoogte was van het stukje grond en [verdachte 4] daarop had gewezen. Hij heeft ontkend dat het al 10, 15 jaar zijn grond is.
Van misdrijf afkomstig
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het stuk grond aan de [locatie 3] al langere tijd in het bezit was van [verdachte 1] . De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van [verdachte 4] en [verdachte 1] dat het perceel was bedoeld voor [verdachte 29] , mede omdat hun afspraken over verrekening onduidelijk zijn gebleven en niet aannemelijk zijn geworden. Bovendien wordt dit weersproken door de inhoud van de aangehaalde gesprekken. Het kan niet anders dan dat het onderbrengen van het perceel in de vennootschap het samen onderbrengen van het bezit van [verdachte 1] in de vennootschapsconstructie is geweest, om het zodoende de schijn van een legaal bezit te verschaffen. Daaruit volgt dat [verdachte 29] , [verdachte 4] en [verdachte 1] hebben verhuld dat [verdachte 1] rechthebbende is op dit stuk grond.
[verdachte 29] heeft op papier de koopsom betaald. Zoals eerder is overwogen is het vermoeden gerechtvaardigd dat geld van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] van misdrijf afkomstig is. Dat vermoeden is, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen het vermogen van [verdachte 1] , ook gerechtvaardigd voor zover de koopsom ten laste is gekomen van [verdachte 1] . De verdachten hebben geen verklaring gegeven die dit vermoeden ontzenuwt.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat stuk grond aan de [locatie 3] onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Daderschap [verdachte 29] en feitelijke leidinggeven
De koop van de [locatie 3] heeft plaatsgevonden binnen de sfeer van [verdachte 29] . Het is een gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. Daarmee is sprake van daderschap.
Zowel [verdachte 1] als [verdachte 4] zijn betrokken geweest bij de koop van de [locatie 3] te Bosschenhoofd, gemeente Hoeven en daarmee opgetreden als feitelijke leidinggever van de [verdachte 29] .
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] , [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, en [verdachte 29] in vereniging het stuk grond aan de [locatie 3] te Bosschenhoofd hebben witgewassen.
5.5.4.6.3 B3.3.3 [locatie 4] , B3.3.4 [locatie 5] Dongen, B3.3.5 [locatie 6] te Den Bosch en B5.15 Amigo S bestand
Aan [verdachte 1] , [verdachte 4] en [verdachte 15] , alle drie in persoon en als feitelijke leidinggever, aan [verdachte 14] en aan [verdachte 29] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van onroerende zaken aan de [locatie 4] te Vlaardingen, de [locatie 5] te Dongen en de [locatie 6] te Den Bosch.
Daarbij zou [verdachte 14] in vereniging een contante betaling aan [betrokkene 106] -i B.V. van € 35.000,-- hebben witgewassen en zou [verdachte 15] als feitelijke leidinggever in vereniging vier contante betalingen van € 7.500,-- aan [betrokkene 100] (in totaal € 30.000,--) hebben witgewassen.
Aan [verdachte 1] , [verdachte 4] en [verdachte 14] in persoon en [verdachte 15] in persoon en als feitelijke leidinggevende wordt verder verweten dat zij in vereniging geldbedragen hebben witgewassen zoals vermeld in een Excel-document met de bestandsnaam “20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx”
Bij [verdachte 4] gaat het om een bedrag van € 280.684,--, althans geldbedragen, zoals vermeld in de tabbladen “Joker projecten”, “Joker Failliet reken form (2)” van een Excel-document met de bestandsnaam “20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx”.
Bij [verdachte 1] en [verdachte 14] gaat het om geldbedragen, zoals genoemd in een document met de bestandsnaam “20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx”, waaronder (in totaal) een bedrag van € 817.500,-- althans van € 696.500,--.
Bij [verdachte 15] gaat het om één of meer (contante) geldbedrag(en), (onder meer) zoals genoemd in (het/de tabblad(en) “Amigo S” en/of “Joker Failliet reken form (2)” en/of “Joker Failliet” van) het document met bestandsnaam “20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx” (waaronder het/de geldbedrag(en) € 51.500,‐ en/of € 50.000,‐ en € 25.000,‐, en/of € 178.334,‐ (totaal “van zet”), althans enig geldbedrag).
5.5.4.6.3.1 Geldigheid dagvaarding [verdachte 15]
De verdediging heeft betoogd dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard nu op onderdelen onvoldoende duidelijk is waar de verdenking op berust.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding onvoldoende duidelijk is voor zover het betreft de aan [verdachte 15] tenlastegelegde bedragen van € 25.000,-- en € 50.000,-- aangezien die bedragen meermalen terugkomen in zijn dossier. Aldus is het niet duidelijk op welke specifieke bedragen van die omvang de tenlastelegging ziet. In zoverre zal de rechtbank de dagvaarding van [verdachte 15] nietig verklaren.
5.5.4.6.3.2 Omvang van de tenlastelegging van [verdachte 1] , [verdachte 14] en [verdachte 15] met betrekking tot het Excel-bestand ‘vanamigostraat’
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat [verdachte 1] en [verdachte 14] niet alleen worden veroordeeld voor het witwassen van het in de tenlastelegging genoemde bedrag van € 817.500,--, maar daarnaast ook nog voor het witwassen van een bedrag van € 213.334,-- genoemd in tabblad ‘Joker Failliet reken form’. Laatstgenoemd bedrag is niet opgenomen in de tenlastelegging, terwijl andere bedragen dat wel zijn. Gelet ook op de omvang van het Excel-bestand ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’ en het grote aantal bedragen dat daarin wordt genoemd, beschouwt de rechtbank dit bedrag als niet ten laste gelegd. De rechtbank zal zich daarom niet buigen over de vraag of [verdachte 1] en [verdachte 14] dit bedrag van € 213.334,-- hebben witgewassen.
Voorafgaande aan de terechtzitting heeft de officier van justitie per mail laten weten dat voor [verdachte 15] naast de expliciet ten laste gelegde bedragen ook nog van belang zijn een bedrag van € 150.000,-- , een bedrag van € 5.000,-- en een bedrag van € 35.000,--. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat [verdachte 15] – onder andere – wordt veroordeeld voor het witwassen van de twee laatstgenoemde bedragen, dus voor het bedrag van € 5.000,-- en het bedrag van € 35.000,--. Mede gelet op de omvang van het Excel-bestand ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’ en het grote aantal bedragen dat daarin wordt genoemd, beschouwt de rechtbank deze bedragen als niet ten laste gelegd. Daarom zal de rechtbank geen oordeel geven over de vraag of [verdachte 15] bedragen van € 150.000,-- en/of € 5.000,-- en/of € 35.000,‐ heeft witgewassen.
5.5.4.6.3.3 Vrijspraak van [verdachte 4] met betrekking tot het Excel-bestand ‘vanamigostraat’
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie geconcludeerd dat [verdachte 4] dient te worden vrijgesproken van het witwassen van een bedrag van € 280.684,--, zoals vermeld in een Excel-document met de bestandsnaam “20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx”. De rechtbank volgt dat standpunt en spreekt [verdachte 4] hiervan vrij.
5.5.4.6.3.4 [locatie 4] , [locatie 5] Dongen en [locatie 6] te Den Bosch
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 29 juli 2004 is de [betrokkene 101] opgericht. Op
30 november 2015 is de statutaire naam van de besloten vennootschap gewijzigd van [betrokkene 101] . (hierna: [betrokkene 101] ) in [betrokkene 76] . Van 21 juli 2015 tot 21 december 2015 was [betrokkene 102] bestuurder van [betrokkene 76] , toen nog genaamd [betrokkene 101] . [verdachte 15] is sinds 30 november 2015 enig aandeelhouder en sinds 21 december 2015 bestuurder van [betrokkene 76]
Op 29 september 2015 heeft [betrokkene 76] een appartementsrecht aan de [locatie 4] te Vlaardingen gekocht van [betrokkene 103] tegen betaling van een koopprijs van € 150.000,--.
Op 24 september 2015 heeft [betrokkene 76] gekocht en op 5 maart 2016 is aan haar geleverd een perceel bosgrond aan de [locatie 5] te Dongen voor een koopprijs van € 50.000,--.
Op 26 september 2016 heeft Raquel Balfego aan [betrokkene 76] geleverd een perceel grond met daarop een woonwagen aan de [locatie 6] te Den Bosch voor een koopprijs van € 150.000,-- .
In augustus 2018 is de executoriale verkoop van het appartementsrecht aan de [locatie 4] te Vlaardingen in gang gezet. Op 16 augustus 2018, de dag waarop de veiling is aangemeld, heeft [verdachte 15] een sms gestuurd naar [verdachte 1] met de tekst: ‘
me welgemeende excuus zie je van de week [verdachte 15] ’. Uit een telefoongesprek van 21 augustus 2018 tussen [verdachte 1] en [verdachte 14] volgt dat [verdachte 1] wil dat [verdachte 15] de veiling
‘heel vlug gaat regelen’. Op 26 september 2018 heeft [verdachte 15] zichzelf gemeld bij het politiebureau om een vrijheidsstraf van 19 dagen uit te zitten. Op 27 september 2018 heeft [betrokkene 74] gebeld naar [betrokkene 104] . In dat gesprek heeft [betrokkene 104] gezegd dat [verdachte 15] zich heeft gemeld omdat hij zich zorgen maakt over de openbare verkoop van Vlaardingen. [betrokkene 74] wil alles weten over het beslag op de panden van [betrokkene 76] en heeft gezegd dat zij de belangen van iemand anders behartigt.
me welgemeende excuus zie je van de week [verdachte 15] ’. Uit een telefoongesprek van 21 augustus 2018 tussen [verdachte 1] en [verdachte 14] volgt dat [verdachte 1] wil dat [verdachte 15] de veiling
‘heel vlug gaat regelen’. Op 26 september 2018 heeft [verdachte 15] zichzelf gemeld bij het politiebureau om een vrijheidsstraf van 19 dagen uit te zitten. Op 27 september 2018 heeft [betrokkene 74] gebeld naar [betrokkene 104] . In dat gesprek heeft [betrokkene 104] gezegd dat [verdachte 15] zich heeft gemeld omdat hij zich zorgen maakt over de openbare verkoop van Vlaardingen. [betrokkene 74] wil alles weten over het beslag op de panden van [betrokkene 76] en heeft gezegd dat zij de belangen van iemand anders behartigt.
Op 7 oktober 2018 hebben [verdachte 1] , [verdachte 14] , [betrokkene 74] en [betrokkene 75] elkaar gesproken in het [bedrijf 12] in Nootdorp over het onroerend goed en de schuldeisers van [betrokkene 76] . Tijdens dat gesprek is onder meer het volgende gezegd:
[verdachte 1] :
Vlaardingen heb ik gekocht vier jaar geleden. (…) ik heb er een paar ton in verbouwd. (…) daar heb ik voor twee ton in verbouwd. (…) dat andere huis, dat in Den Bosch (…) dat was een van de hoogste van Satudarah. Die heb die wagen gekocht. (….) [betrokkene 76] is helemaal niet van hem, die was van mij.. (…) ik heb van hem gekocht. (…) Vlaardingen zat in [betrokkene 76] . Toen heb ik gezegd het is makkelijker om van mij de hele BV over te gaan.
Vlaardingen heb ik gekocht vier jaar geleden. (…) ik heb er een paar ton in verbouwd. (…) daar heb ik voor twee ton in verbouwd. (…) dat andere huis, dat in Den Bosch (…) dat was een van de hoogste van Satudarah. Die heb die wagen gekocht. (….) [betrokkene 76] is helemaal niet van hem, die was van mij.. (…) ik heb van hem gekocht. (…) Vlaardingen zat in [betrokkene 76] . Toen heb ik gezegd het is makkelijker om van mij de hele BV over te gaan.
(…)
[betrokkene 104] :
Met die mafketel [betrokkene 102] (…)
Met die mafketel [betrokkene 102] (…)
[verdachte 1] :
(…) dus [betrokkene 76] was eigenlijk van mij. Toen [betrokkene 76] van mij was, toen kocht ik van [verdachte 15] een stuk grond in uh ..Dongen. (…) Toen kocht ik die, toen kocht ik mijn wagen in Den Bosch (…) Rotterdam Den Haag, die BV dat moet gewoon naar een BV van mij. En dat was ik met hem aan het regelen ..
(…) dus [betrokkene 76] was eigenlijk van mij. Toen [betrokkene 76] van mij was, toen kocht ik van [verdachte 15] een stuk grond in uh ..Dongen. (…) Toen kocht ik die, toen kocht ik mijn wagen in Den Bosch (…) Rotterdam Den Haag, die BV dat moet gewoon naar een BV van mij. En dat was ik met hem aan het regelen ..
Vervolgens is besproken de onroerende zaken ‘uit [betrokkene 76] ’ te halen.
[verdachte 1] :
Luister als we, uh voorlopig koopcontract gaan maken.
Luister als we, uh voorlopig koopcontract gaan maken.
[betrokkene 74] :
Maar hij moet tekenen ..
Maar hij moet tekenen ..
[verdachte 1] :
Hij zit in in in Alphen
Hij zit in in in Alphen
[betrokkene 74] :
(…) Als die drie koopaktes ingeschreven zijn en we lossen de huidige problemen op( [verdachte 14] praat er door heen, zegt iets over problemen tackelen. [betrokkene 74] vervolgt)
en dan is het in ieder geval effe rustig.
(…) Als die drie koopaktes ingeschreven zijn en we lossen de huidige problemen op( [verdachte 14] praat er door heen, zegt iets over problemen tackelen. [betrokkene 74] vervolgt)
en dan is het in ieder geval effe rustig.
(…)
[verdachte 1] :
Dat ik die drie dingen er af krijg. Dat ik Vlaardingen vrij krijg, dat ik Den Bosch vrij krijg (…) Vlaardingen krijg en dat stuk grond.
Dat ik die drie dingen er af krijg. Dat ik Vlaardingen vrij krijg, dat ik Den Bosch vrij krijg (…) Vlaardingen krijg en dat stuk grond.
(…)
[verdachte 14]
: Jij moet even de koopakte maken maar dan heb je stukken nodig. Want je moet weten (…) adressen en dingen (…)
: Jij moet even de koopakte maken maar dan heb je stukken nodig. Want je moet weten (…) adressen en dingen (…)
[verdachte 1] :
Als jij de koopakte maakt kennen wij toch die naam invullen?
Als jij de koopakte maakt kennen wij toch die naam invullen?
[betrokkene 74] :
Ja
Ja
[verdachte 14] :
Ja.
Ja.
(…)
[verdachte 1] :
Dan, dan moet het op [betrokkene(n) 4] [locatie 38] Uithoorn. (…)
Dan, dan moet het op [betrokkene(n) 4] [locatie 38] Uithoorn. (…)
We halen overal beslag af, dan gaan we draaien. Dan op gegeven ogenblik komt het geld op een rekening te staan. Want we draaien, als we dat niet, als we dat op een andere manier doen, dan komen er problemen. (…) Het geld wat ik betaal dan, dat gaat naar een BV toe, [betrokkene 76] (…) Kijk, dat moet gelijk van [betrokkene 76] in een keer een bankrekening afgehaald worden. Want dat is mijn geld, dat moet weer terug. (…)
Nee maar kijk, ik heb gewoon ik ik ik eh(opm: [verdachte 1] stottert)
een, een vriend van mij heeft een autobedrijf, die heeft daar een onroerend goed BV bij, daar staat nog een beetje onroerend goed in wat onbelast is dingetje, die heeft het al…
een, een vriend van mij heeft een autobedrijf, die heeft daar een onroerend goed BV bij, daar staat nog een beetje onroerend goed in wat onbelast is dingetje, die heeft het al…
[betrokkene 74] :
Noem maar effe een naam, kijk..
Noem maar effe een naam, kijk..
[verdachte 1] :
en die ken .. en die ken het ook kopen. En die ken zelfs, weet je wat het is, die ken ik morgen op papier een paar dure auto’s laten verkopen .. en en en(opm: [verdachte 1] stottert)
, dat geld op zijn rekening storten en gewoonweg overmaken naar die BV. Maar alleen het moet naar een ....(woord niet te verstaan)
… daar, als ik het maar terug krijg, anders ben ik dat ook weer kwijt.
en die ken .. en die ken het ook kopen. En die ken zelfs, weet je wat het is, die ken ik morgen op papier een paar dure auto’s laten verkopen .. en en en(opm: [verdachte 1] stottert)
, dat geld op zijn rekening storten en gewoonweg overmaken naar die BV. Maar alleen het moet naar een ....(woord niet te verstaan)
… daar, als ik het maar terug krijg, anders ben ik dat ook weer kwijt.
Op 10 oktober 2018 heeft [betrokkene 74] [verdachte 15] bezocht in de penitentiaire [inrichting 2] . Tijdens dat bezoek heeft [verdachte 15] de koopovereenkomsten ondertekend van
- de [locatie 6] te ’s-Hertogenbosch ( [betrokkene 76] aan [betrokkene 63] voor € 150.000,--),
- de [locatie 4] te Vlaardingen ( [betrokkene 76] aan [betrokkene 63] voor € 150.000,--) en
- de [locatie 5] te Dongen ( [betrokkene 76] aan [betrokkene 63] voor € 50.000,-- .
Blijkens die overeenkomsten heeft [betrokkene 63] op 10 oktober 2018 van [betrokkene 76] gekocht
- het appartementsrecht aan de [locatie 4] te Vlaardingen ,
- het perceel grond met daarop een woonwagen aan de [locatie 6] te Den Bosch en
- het perceel bosgrond aan de [locatie 5] te Dongen.
Op 24 oktober 2018 zijn deze drie koopovereenkomst ingeschreven in het kadaster.
Op 5 december 2018 heeft [betrokkene 76] het perceel grond met de woonwagen aan de [locatie 6] te Den Bosch geleverd, niet aan [betrokkene 76] , maar aan [verdachte 29] voor een koopprijs van € 150.000,--. Daarvoor, op 26 november 2018, had [verdachte 29] het perceel grond met de woonwagen aan de [locatie 6] te Den Bosch al verkocht aan [verdachte 13] .
[verdachte 4] en [verdachte 14] hebben op 14 november 2018 en 19 december 2018 telefonisch contact gehad over het transport van deze onroerende zaken in Vlaardingen, Dongen en Den Bosch. Zo heeft [verdachte 14] aan [verdachte 4] gevraagd of deze de concepten van de [notaris] had ontvangen waarop [verdachte 4] heeft geantwoord dat ze binnen waren. Op 19 december 2018 heeft [verdachte 14] tegen [verdachte 4] gezegd dat [verdachte 4] meteen moest reageren als het totaalbedrag van de panden meer dan drie ton was. [verdachte 14] heeft tegen [verdachte 4] gezegd om welke panden het ging:
“dus het is Vlaardingen, Dongen en de Sleutelbloem.”Ook zijn er op 28 december 2018 mails doorgestuurd tussen [verdachte 14] , [verdachte 4] en [betrokkene 74] over deze onroerende zaken. Verder zijn die dag sms-berichten uitgewisseld tussen [betrokkene 74] en [verdachte 14] over deze onroerende zaken. In januari 2019 heeft [verdachte 14] contact met anderen gehad over het transport van deze drie onroerende zaken.
“dus het is Vlaardingen, Dongen en de Sleutelbloem.”Ook zijn er op 28 december 2018 mails doorgestuurd tussen [verdachte 14] , [verdachte 4] en [betrokkene 74] over deze onroerende zaken. Verder zijn die dag sms-berichten uitgewisseld tussen [betrokkene 74] en [verdachte 14] over deze onroerende zaken. In januari 2019 heeft [verdachte 14] contact met anderen gehad over het transport van deze drie onroerende zaken.
Op 28 januari 2019 heeft [verdachte 29] het perceel grond met de woonwagen aan de [locatie 6] te Den Bosch geleverd aan [verdachte 13] voor een koopprijs van € 155.000,--.
Eveneens op 28 januari 2019 is aan [verdachte 29] geleverd het appartementsrecht aan de [locatie 4] te Vlaardingen en het perceel bosgrond aan de [locatie 5] te Dongen voor een totale koopprijs van € 150.000,--, waarvan een gedeelte van € 120.000,-- is toegekend aan de [locatie 4] te Vlaardingen en een gedeelte van € 30.000,-- is toegekend aan de [locatie 5] te Dongen.
Op 23 mei 2019 heeft [verdachte 29] verkocht en op 18 juni 2019 geleverd aan [betrokkene 83] voor € 70.000,-- het perceel bosgrond aan de [locatie 5] te Dongen .
Deze feitelijke gang van zaken staat naar het oordeel van de rechtbank vast. De vraag is of hierbij sprake is geweest van witwassen.
Van misdrijf afkomstig
Op grond van de mededelingen van [verdachte 1] op 7 oktober 2018 in Nootdorp en de vastgestelde feitelijke gang van zaken in samenhang beschouwd met zijn eigen verklaringen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [verdachte 1] de feitelijk rechthebbende was op het appartement in Vlaardingen, de woonwagen in Den Bosch en het stuk grond in Dongen. Omdat [verdachte 1] geen (nauwelijks) legale inkomsten en geen legaal vermogen had is het vermoeden gerechtvaardigd dat dit appartement, deze woonwagen en dit stuk grond van misdrijf afkomstig zijn. Van [verdachte 1] mag een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring worden verwacht dat deze voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Verklaringen [verdachte 1]
Ten overstaan van de politie heeft [verdachte 1] – zakelijk weergegeven – verklaard dat [verdachte 15] ‘Vlaardingen’ en een stukje grond bij Tilburg in de buurt heeft gekocht op [betrokkene 76] . Die twee dingen zouden de winst zijn voor [verdachte 1] en stonden op naam van de B.V. van [verdachte 15] , omdat [verdachte 1] een potje wilde hebben. Hij wilde in één keer vijf, zes, zeven ton onroerend goed in een B.V.-tje hebben, omdat dat makkelijk was. [verdachte 1] heeft verder verklaard dat hij de woonwagen aan [locatie 6] heeft gekocht van een overleden vriend en dat hij aan [verdachte 15] heeft gevraagd een hypotheek te regelen voor die woonwagen.
Ter terechtzitting van 11 mei 2023 heeft [verdachte 1] aanvullend en op onderdelen anders verklaard, namelijk dat de panden niet op zijn naam stonden, maar op naam van [verdachte 15] , omdat hij zelf geen hypotheek kon krijgen en geen bankrekening kon openen. [locatie 6] heeft [verdachte 1] niet gekocht, maar heeft [verdachte 15] gekocht op verzoek van [verdachte 1] , die er wel gebruik van maakte en erin woonde. De huur zou tussen [verdachte 1] en [verdachte 15] worden verrekend. Als de woonwagen doorverkocht zou worden dan hadden [verdachte 1] en [verdachte 15] ieder recht op een gedeelte van de winst. Het appartement in Vlaardingen en het stuk grond in Dongen heeft [verdachte 1] gekregen van [verdachte 15] nadat hij hem had geholpen met verschillende aankopen. [verdachte 1] hoefde daar geen geld voor, maar wilde daar wel een stukje onroerend goed voor. Op enig moment zou dat onroerend goed naar hem toekomen, aldus [verdachte 1] .
[verdachte 1] verklaring dat hij het appartement en het stuk grond van [verdachte 15] heeft gekregen in ruil voor ‘dingen’ die hij voor hem had ‘opgelost en gedaan’ is vaag, niet bevestigd en bovendien onwaarschijnlijk. Ook [verdachte 1] verklaring dat [verdachte 15] financiering had geregeld voor de woonwagen die hij, [verdachte 1] , had gekocht is niet bevestigd en niet waarschijnlijk. Datzelfde geldt voor [verdachte 1] enigszins gewijzigde verklaring ter terechtzitting dat niet hij zelf, maar [verdachte 15] de woonwagen heeft gekocht en dat later huur zou worden verrekend en dat eventuele winst bij verkoop zou worden gedeeld. De verklaringen van [verdachte 1] ontzenuwen het witwasvermoeden dan ook niet.
Conclusie
Er is geen andere conclusie mogelijk dan de conclusie dat [verdachte 1] [betrokkene 76] heeft gebruikt om te verhullen dat hij de werkelijk rechthebbende was op het appartement in Vlaardingen, de woonwagen in Den Bosch en het stuk grond in Dongen.
[verdachte 15]
, de bestuurder van [betrokkene 76] , was in deze een stroman van [verdachte 1] met wiens medewerking [verdachte 1] [betrokkene 76] heeft gebruikt om te verhullen dat de onroerende zaken die op papier door [betrokkene 76] waren gekocht in werkelijkheid van hem waren. Dat [verdachte 15] wist dat de onroerende zaken van [verdachte 1] waren kan immers worden afgeleid uit het sms-bericht van 16 augustus 2018 waarin [verdachte 15] zijn excuus maakt aan [verdachte 1] , maar ook uit de omstandigheid dat hij zichzelf heeft gemeld bij het politiebureau om een vrijheidsstraf uit te zitten omdat hij zich zorgen maakte over de openbare verkoop van Vlaardingen en de omstandigheid dat hij op 10 oktober 2018 in de penitentiaire inrichting de koopovereenkomsten heeft getekend waarbij [betrokkene 76] de [locatie 6] te ’s-Hertogenbosch, de [locatie 4] te Vlaardingen en de [locatie 5] te Dongen heeft verkocht aan [betrokkene 63] .
[verdachte 15] heeft aldus opzettelijk in nauwe en bewuste samenwerking met [verdachte 1] van misdrijf afkomstige voorwerpen verhuld en dus witgewassen. De gedraging heeft plaatsgevonden in de sfeer van [betrokkene 76] want de gedraging past in de normale bedrijfsvoering, welke rechtspersoon immers het bezit van onroerend goed tot normale bedrijfsactiviteit had en [verdachte 15] heeft daaraan feitelijke leiding gegeven. De opzet van [verdachte 15] als enig bestuurder en aandeelhouder van [betrokkene 76] kan aan [betrokkene 76] worden toegerekend.
[verdachte 29] en [verdachte 4]
Uit het voorgaande vloeit voort dat [verdachte 29] door het kopen van de [locatie 6] te ’s-Hertogenbosch, de [locatie 4] en de [locatie 5] te Dongen de rol heeft overgenomen van [betrokkene 76] en dat [verdachte 4] , de bestuurder van [verdachte 29] , de rol heeft overgenomen van [verdachte 15] .
Ten aanzien van het aandeel en de wetenschap van [verdachte 4] overweegt de rechtbank als volgt. Ter terechtzitting van 11 mei 2023 heeft [verdachte 4] verklaard dat hij dacht dat [verdachte 1] recht had op de panden wegens het aanbrengen van transacties. [verdachte 4] heeft ze met zijn onroerend goed B.V. overgenomen, in de wetenschap dat er een connectie was met [verdachte 1] . Zijn betrokkenheid is terug te leiden tot en gebaseerd op de samenwerking met [verdachte 1] . Hieruit trekt de rechtbank de conclusie dat [verdachte 4] wist dat de [locatie 6] , de [locatie 4] en de [locatie 5] van [verdachte 1] waren, te meer nu de hele [betrokkene 76] deal niet de belangen van [verdachte 29] , maar die van [verdachte 1] als rechthebbende diende.
Immers, [verdachte 4] , althans [verdachte 29] , heeft een schuld van [betrokkene 76] aan [betrokkene 105] (hierna te noemen: [betrokkene 105] ) – het aannemingsbedrijf van [verdachte 14] – overgenomen en daarop afbetaald.
‘Tussen [verdachte 15] en [verdachte 14] stond nog een nota open en die nam ik ook over. [betrokkene(n) 4] nam namelijk het pand in Vlaardingen over en dat was na de verbouwing een mooi pand’,aldus [verdachte 4] ter terechtzitting van 11 mei 2023. Dat [verdachte 29] een schuld heeft overgenomen blijkt hierna ook uit andere bewijsmiddelen. De nieuwe eigenaar van een pand is echter niet zonder meer verplicht een dergelijke schuld op zich te nemen en het appartement kostte [verdachte 29] op deze manier aanzienlijk meer dan de koopprijs.
‘Tussen [verdachte 15] en [verdachte 14] stond nog een nota open en die nam ik ook over. [betrokkene(n) 4] nam namelijk het pand in Vlaardingen over en dat was na de verbouwing een mooi pand’,aldus [verdachte 4] ter terechtzitting van 11 mei 2023. Dat [verdachte 29] een schuld heeft overgenomen blijkt hierna ook uit andere bewijsmiddelen. De nieuwe eigenaar van een pand is echter niet zonder meer verplicht een dergelijke schuld op zich te nemen en het appartement kostte [verdachte 29] op deze manier aanzienlijk meer dan de koopprijs.
De aankoop van de woonwagen en de verkoop ervan aan [verdachte 13] is evenmin zakelijk te noemen. [verdachte 13] is degene die door [verdachte 1] tijdens het gesprek van 7 oktober 2018 in Nootdorp wordt aangeduid als ‘
een van de hoogste van Satudarah’. ‘Die heb die wagen gekocht’, heeft [verdachte 1] in dat gesprek gezegd. Niet duidelijk is geworden waarom de woonwagen niet rechtstreeks door [betrokkene 76] aan [verdachte 13] is geleverd. Ook boekhouder [betrokkene 78] heeft willen weten waarom [verdachte 4] er tussen moet zitten. Hij vond het niet handig dat [locatie 6] Den Bosch nog op de balans stond op 31 december. Omdat hij er € 5000,-- aan kon verdienen, heeft [verdachte 4] hem uitgelegd. [betrokkene 78] vond dat te weinig winst om zo'n actie te doen . Daarbij komt dat [verdachte 13] aan de transactie een schuld van ongeveer € 50.000,-- aan [verdachte 29] heeft overgehouden. Dat de vennootschap dit bedrag niet bij [verdachte 13] heeft geïncasseerd en evenmin hypothecaire zekerheid heeft bedongen, is onzakelijk te noemen.
een van de hoogste van Satudarah’. ‘Die heb die wagen gekocht’, heeft [verdachte 1] in dat gesprek gezegd. Niet duidelijk is geworden waarom de woonwagen niet rechtstreeks door [betrokkene 76] aan [verdachte 13] is geleverd. Ook boekhouder [betrokkene 78] heeft willen weten waarom [verdachte 4] er tussen moet zitten. Hij vond het niet handig dat [locatie 6] Den Bosch nog op de balans stond op 31 december. Omdat hij er € 5000,-- aan kon verdienen, heeft [verdachte 4] hem uitgelegd. [betrokkene 78] vond dat te weinig winst om zo'n actie te doen . Daarbij komt dat [verdachte 13] aan de transactie een schuld van ongeveer € 50.000,-- aan [verdachte 29] heeft overgehouden. Dat de vennootschap dit bedrag niet bij [verdachte 13] heeft geïncasseerd en evenmin hypothecaire zekerheid heeft bedongen, is onzakelijk te noemen.
[betrokkene(n) 4] Vastgoed heeft [locatie 5] gekocht voor een bedrag van € 30.000,-- en verkocht aan Drost voor een bedrag van € 70.000,--. Ook dat is een transactie die opvalt, juist vanwege de relatief grote winst die [verdachte 29] ermee lijkt te hebben gemaakt.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte 1] en [verdachte 4] in vereniging hebben verhuld dat [verdachte 1] de rechthebbende was op de onroerende zaken aan de [locatie 4] te Vlaardingen, de [locatie 5] te Dongen en de [locatie 6] te Den Bosch door die op naam te zetten van [verdachte 29] .
Ook [verdachte 29] zelf heeft deze verhullingshandeling gepleegd. De gedraging heeft namelijk plaatsgevonden in de sfeer van [verdachte 29] , want de gedraging – het aanschaffen van onroerende zaken – past in haar normale bedrijfsvoering. [verdachte 1] en [verdachte 4] hebben daaraan leiding gegeven. Zij hebben daarmee niet alleen in persoon maar ook als feitelijke leidinggever gehandeld.
De opzet van [verdachte 4] als enig bestuurder en aandeelhouder van de [verdachte 29] kan aan de rechtspersoon worden toegerekend.
[verdachte 14]
Uit de hiervoor beschreven contacten van november 2018 tot en met januari 2019 volgt dat [verdachte 14] zich actief heeft bemoeid met het transport van de onroerende zaken in Vlaardingen, Dongen en Den Bosch. [verdachte 14] heeft verklaard dat hij zelf de grootste schuldeiser was van [verdachte 15] . [verdachte 14] zou alleen zijn opgekomen voor zijn eigen financiële belangen en heeft daarvoor wel samengewerkt met [verdachte 1] en [betrokkene 74] . Ter terechtzitting van 11 mei 2023 heeft [verdachte 14] verklaard dat [verdachte 1] , [betrokkene 74] en hij alle drie individueel een vordering hadden op [verdachte 15] , maar dat ieder werkte voor zijn eigen centjes.
Het uitsluitend of voornamelijk behartigen van de eigen belangen staat echter niet aan het medeplegen van witwashandelingen in de weg. Voorts maakt de verklaring van [verdachte 14] niet duidelijk waarom hij en [verdachte 4] op 14 november 2018 en 19 december 2018 telefonisch contact hebben gehad over het transport van de panden Vlaardingen, Dongen en [locatie 6] en waarom [verdachte 14] daarover mails en sms-berichten heeft ontvangen en verzonden op 28 december 2018. Ook nog in januari 2019 heeft [verdachte 14] contact met anderen gehad over dit transport. Deze contacten hadden niet rechtstreeks met de eigen financiële belangen van [verdachte 14] te maken. Mede gelet op de hierna te bespreken betaling aan schuldeiser [betrokkene 106] is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking om de onroerende zaken van [verdachte 1] veilig te stellen en – opnieuw – te verhullen dat [verdachte 1] rechthebbende was. Dat [verdachte 14] ook wetenschap had dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren wordt hierna overwogen.
Betaling schuldeisers
Uit de eerder genoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat [verdachte 1] , [betrokkene 74] , [verdachte 14] en [betrokkene 107] / [betrokkene 104] hadden besproken dat het beslag van de onroerende zaken ‘af moest’ en dat daarom de schuldeisers moesten worden betaald.
Contant geldbedrag van € 35.000,-- aan [betrokkene 106]
(hierna te noemen: [betrokkene 106] ) is een vastgoedontwikkelaar die op 24 april 2018 conservatoir beslag heeft gelegd onder [betrokkene 76] in verband met een vordering van € 135.232,50. Op 7 oktober 2018 in Nootdorp is besproken dat een regeling moet worden getroffen met [betrokkene 106] .
[betrokkene 74]
: Dat is (ovst) nee nee, dat is van [betrokkene 106] (ovst) hij gooit het door de war. Of te minste, kijk wij noemen [betrokkene 106] de architect... (…)
: Dat is (ovst) nee nee, dat is van [betrokkene 106] (ovst) hij gooit het door de war. Of te minste, kijk wij noemen [betrokkene 106] de architect... (…)
[verdachte 1]
: Maar die man van de maquette wil toch ook bij hem thuis geen 50 man van de motorclub binnen hebben ? (…) Dan dan luister, als [betrokkene 106] daar beslag op heeft gelegen en hun weten dat, dan lopen hun met vijftig of met honderd man het kantoor binnen en dan slaan ze het hele kantoor aan (ovst) (…)
: Maar die man van de maquette wil toch ook bij hem thuis geen 50 man van de motorclub binnen hebben ? (…) Dan dan luister, als [betrokkene 106] daar beslag op heeft gelegen en hun weten dat, dan lopen hun met vijftig of met honderd man het kantoor binnen en dan slaan ze het hele kantoor aan (ovst) (…)
[betrokkene 104]
: Er is beslaglegging.
: Er is beslaglegging.
(…)
[verdachte 1]
: Luister, (ovst) we halen die panden eruit. (…) In het uiterste geval kost dat twee ton.
: Luister, (ovst) we halen die panden eruit. (…) In het uiterste geval kost dat twee ton.
[betrokkene 74]
: ja.
: ja.
[verdachte 1]
: Dat is heel erg. en die twee ton komt bij [verdachte 15] op het lijstje
: Dat is heel erg. en die twee ton komt bij [verdachte 15] op het lijstje
(…)
[betrokkene 74]
: [verdachte 1] , een (ovst) twee ton (ovst) , [betrokkene 106] , toegekend, de RBG -..22.000
: [verdachte 1] , een (ovst) twee ton (ovst) , [betrokkene 106] , toegekend, de RBG -..22.000
[verdachte 1]
: (ovst) Beetje dealen
: (ovst) Beetje dealen
[betrokkene 74]
: Precies, ja, ja
: Precies, ja, ja
[verdachte 14]
: Weet je waar je voor moet zorgen? Kijk die BV die (ovst) ga je nooit meer redden (…)
: Weet je waar je voor moet zorgen? Kijk die BV die (ovst) ga je nooit meer redden (…)
[verdachte 1]
: Nee, maar ik wil die BV niet hebben, het gaat mij om die panden. (…)
: Nee, maar ik wil die BV niet hebben, het gaat mij om die panden. (…)
(door elkaar)
[verdachte 14]
: (ovst) die panden eruit trekken.
: (ovst) die panden eruit trekken.
[betrokkene 108] , directeur en tevens eigenaar van [betrokkene 106] , heeft als getuige verklaard dat er voor de schuld van [betrokkene 76] een schikking is getroffen van € 53.000,-- na de zomer van 2018. Hij had daarover contact met [verdachte 15] , [betrokkene 104] , [betrokkene 74] en [verdachte 14] . Met [verdachte 14] werden de concrete afspraken gemaakt. Voor de schikking van € 53.000,-- is € 35.000,-- contant betaald en is € 18.000,-- overgeboekt. Het contant betaalde bedrag van € 35.000,-- werd op 26 oktober 2018 door [verdachte 14] overhandigd in briefjes van € 50,--. Die zaten in een plastic zak, aldus [betrokkene 108] .
Op 24 oktober 2018 had [betrokkene 108] eerst met [betrokkene 74] en daarna met [verdachte 14] contact:
[betrokkene 108]
: Ehm, even de vraag van maken jullie alles bancair over?
: Ehm, even de vraag van maken jullie alles bancair over?
[verdachte 14]
: Neu, niet alles denk ik.
: Neu, niet alles denk ik.
[betrokkene 108]
: Hoeveel niet, dan houden we daar rekening mee?
: Hoeveel niet, dan houden we daar rekening mee?
[verdachte 14]
: Ehm, ik denk 35 niet
: Ehm, ik denk 35 niet
[betrokkene 108]
: 35 niet?
: 35 niet?
[verdachte 14]
: Ja ja
: Ja ja
[betrokkene 108]
: Ehm, dan moeten we even kijken hoe we dat doen, want wij kunnen dat niet zomaar op de bank zetten, want dan moeten wij
: Ehm, dan moeten we even kijken hoe we dat doen, want wij kunnen dat niet zomaar op de bank zetten, want dan moeten wij
[verdachte 14]
: Ik heb vorige week we hebben vorige week een afspraak gemaakt met de heren die er zaten dat was geen probleem.
: Ik heb vorige week we hebben vorige week een afspraak gemaakt met de heren die er zaten dat was geen probleem.
[betrokkene 108]
: Hm, ja, voor de, eh, kijk, als wij op de bank zetten, eh, WFF, dan moeten wij vragen waar het vandaan komt
: Hm, ja, voor de, eh, kijk, als wij op de bank zetten, eh, WFF, dan moeten wij vragen waar het vandaan komt
[verdachte 14]
: Ja, maar ik zou hem niet in één keer storten
: Ja, maar ik zou hem niet in één keer storten
[betrokkene 108]
: Nee, nee, maar dat
: Nee, nee, maar dat
[verdachte 14]
: Ik zou hem niet in één keer storten. Ik zou hem in drie maanden storten. Dan ben je, heb je geen enkel probleem.
: Ik zou hem niet in één keer storten. Ik zou hem in drie maanden storten. Dan ben je, heb je geen enkel probleem.
[betrokkene 108]
: Ja ja, oke, ehm
: Ja ja, oke, ehm
[verdachte 14]
: Maar dat heb ik besproken en dat was geen probleem
: Maar dat heb ik besproken en dat was geen probleem
[betrokkene 108]
: Ja
: Ja
[verdachte 14]
: Ja?
: Ja?
[betrokkene 108]
: Gaan wij zorgen in ieder geval dat er een briefje komt.
: Gaan wij zorgen in ieder geval dat er een briefje komt.
[verdachte 14] heeft ontkend dat hij een plastic tas met contant geld heeft overhandigd aan [betrokkene 108] . Hij is alleen chauffeur geweest van iemand anders.
Echter, op 26 oktober 2018 heeft [verdachte 14] aan [betrokkene 108] ge-smst: ‘
Ik rij nu weg uit Den Haag ik ben iets vertraagd’en
‘Excuus daarvoor’.Daarop heeft [betrokkene 108] geantwoord: ‘
tot zo’. Daaruit blijkt dat [verdachte 14] en [betrokkene 108] een afspraak met elkaar hadden en dat [verdachte 14] dus niet alleen chauffeur was. Bovendien heeft [verdachte 14] ter terechtzitting van 6 juli 2023 verklaard:
“Ik ben daar bij [betrokkene 106] geweest toen [verdachte 15] betaald heeft. Ik heb met hem het geld nageteld en ik heb hem die overeenkomst zien ondertekenen”. Zijn betrokkenheid bij de transactie blijkt voorts uit het telefoongesprek van 24 oktober 2018, waarin hij [betrokkene 108] heeft geadviseerd hoe hij het contante geld het beste verder kon witwassen.
Ik rij nu weg uit Den Haag ik ben iets vertraagd’en
‘Excuus daarvoor’.Daarop heeft [betrokkene 108] geantwoord: ‘
tot zo’. Daaruit blijkt dat [verdachte 14] en [betrokkene 108] een afspraak met elkaar hadden en dat [verdachte 14] dus niet alleen chauffeur was. Bovendien heeft [verdachte 14] ter terechtzitting van 6 juli 2023 verklaard:
“Ik ben daar bij [betrokkene 106] geweest toen [verdachte 15] betaald heeft. Ik heb met hem het geld nageteld en ik heb hem die overeenkomst zien ondertekenen”. Zijn betrokkenheid bij de transactie blijkt voorts uit het telefoongesprek van 24 oktober 2018, waarin hij [betrokkene 108] heeft geadviseerd hoe hij het contante geld het beste verder kon witwassen.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat [verdachte 14] (een gedeelte van) een schuld aan [betrokkene 106] heeft betaald. Hij heeft in vereniging een contant geldbedrag van € 35.000,-- voorhanden gehad, overgedragen en daarvan gebruik gemaakt. Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden alsmede [verdachte 1] financiële achtergrond is het vermoeden gerechtvaardigd dat dit contante geldbedrag van misdrijf afkomstig is. Dat vermoeden is niet ontzenuwd. Hierna wordt nog overwogen dat [verdachte 14] wetenschap had dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig was.
Bedrag van € 178.334,‐- inclusief betalingen aan [betrokkene 100] van in totaal € 30.000,--
[betrokkene 100] was een schuldeiser van [betrokkene 76] . Volgens haar bestuurder, [betrokkene 109] , heeft hij bij wijze van aflossing van een deel van de schuld op vier data steeds een bedrag van € 7.500,-- contant ontvangen van [betrokkene 76] , in totaal € 30.000,--.
Conclusie
De rechtbank kan niet vaststellen dat [verdachte 15] hier enige bijdrage aan heeft geleverd. Immers, [betrokkene 109] heeft wel verklaard wel dat [verdachte 15] één van die vier bedragen heeft betaald, maar deze verbleef in die periode bij [instelling] en was daarmee niet in de gelegenheid om betalingen te doen aan [betrokkene 109] .
Inclusief deze betaling van € 30.000,-- aan [betrokkene 100] is voor een bedrag van € 178.334,-- aan schulden van [betrokkene 76] afbetaald. Dit gehele bedrag heeft [verdachte 15] volgens het openbaar ministerie witgewassen, naar de rechtbank begrijpt omdat de schulden van [betrokkene 76] door zijn toedoen zijn ontstaan en hij had moeten weten dat [verdachte 1] deze dan vervolgens zou moeten gaan betalen. Die redenering kan geen standhouden. Dit levert immers nog geen nauwe en bewuste samenwerking op tussen [verdachte 1] en [verdachte 15] . [verdachte 15] wordt dan ook vrijgesproken van het witwassen van het bedrag van € 178.334,--, inclusief het bedrag van € 30.000,--.
5.5.4.6.3.5 [verdachte 29] en het Amigo S bestand
Inleiding
Op een computer, in beslag genomen op de [locatie 48] te Voorburg, het vestigingsadres van [betrokkene 105] , is een Excel-bestand aangetroffen met de naam ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’. Het Excel-bestand is onderverdeeld in diverse tabbladen. Het eerste tabblad heeft de naam ‘Amigo S’.
‘Totaal 817500’
Op het tabblad Amigo S staat een tabel die eindigt met ‘Totaal 817500’. Het op de tenlastelegging van [verdachte 1] en [verdachte 14] genoemde bedrag van € 817.500,-- heeft betrekking op dit getal.
Op het tabblad Amigo S is onder ‘Totaal 817500’ een tweede tabel opgenomen, waarin regels staan met steeds een datum, een positief of negatief geldbedrag en een omschrijving. De vroegste datum is 31 januari 2016. De laatste datum is 13 januari 2020. De tweede tabel bevat 10 positieve en 132 negatieve geldbedragen. De positieve geldbedragen vormen bij elkaar opgeteld een totaalbedrag van € 478.500 en zijn omschreven met de woorden ‘cont list’, ‘cont lijst’, ‘cont lijt’ en ‘ende’. Ze corresponderen met 10 getallen opgenomen in de eerste tabel eindigend met ‘Totaal 817500’ en zijn daar omschreven met de woorden ‘afgeboekt op cont lijst’, ‘afgeboekt op contant’ en ‘ende / afgeboekt op contant’. De negatieve geldbedragen hebben omschrijvingen als ‘harley zwart’, ‘kolk pm 53’, ‘goten oosteinde’, ‘ [verdachte 23] lekkage’, ‘wilhelmina’, ‘joker (…)’, ‘makelaar’, ‘aanbetaling speelgoed kemp garage’. Die omschrijvingen zijn in verband te brengen met [verdachte 1] . De tweede tabel eindigt met twee regels met de woorden ‘saldo totaal - € 45.612,28 A te goed’ en daaronder ‘
negatief is [verdachte 14] te goed’.
negatief is [verdachte 14] te goed’.
Er zijn 29 negatieve geldbedragen voor in totaal een bedrag van € 6.101,69 aangetroffen als betaling vanaf bankrekeningen van [verdachte 14] , [betrokkene 105] , [bedrijf 17] en [betrokkene 110] (een stichting die wordt bestuurd door [verdachte 14] ). De overige 103 negatieve bedragen zijn niet aangetroffen op bankrekeningen. Ook de 10 positieve bedragen die optellen tot een totaalbedrag van € 478.500 zijn niet aangetroffen op bankrekeningen.
De tweede tabel van tabblad Amigo S bevat een regel die luidt: ‘21-11-2016 -87,12 belasting privé’. [betrokkene 111] heeft de belastingaangifte 2015 van [verdachte 1] opgesteld en op 18 november 2016 ingediend bij de belastingdienst. Eveneens op 18 november 2016 heeft [betrokkene 111] een factuur van € 87,12 verstuurd aan [betrokkene 105] . Dit bedrag is op 25 november 2016 vanaf een bankrekening op naam van [betrokkene 105] betaald. Dit is één van de 29 negatieve bedragen die is teruggevonden als betaling vanaf een aan [verdachte 14] gelieerde bankrekening.
[betrokkene 112] van [betrokkene 111] heeft, zakelijk weergegeven, als getuige verklaard dat [verdachte 1] via [verdachte 14] klant bij hem was geworden, dat hij de aangifte 2015 voor [verdachte 1] had opgesteld en dat werkzaamheden voor [verdachte 1] werden gefactureerd aan en betaald door [verdachte 14] . Ter terechtzitting van 11 april 2023 heeft [verdachte 1] verklaard dat [betrokkene 112] van [betrokkene 111] zijn belastingaangifte had gedaan, dat hij [betrokkene 112] had leren kennen via [verdachte 14] en dat hij geld had gegeven aan [verdachte 14] om [betrokkene 112] te betalen. Verder heeft hij verklaard dat [verdachte 14] voor hem betaalde en dat hij later [verdachte 14] betaalde.
De regel ‘21-11-2016 -87,12 belasting privé’ duidt dus aan dat [verdachte 14] een rekening van € 87,12 voor [verdachte 1] heeft betaald. Kennelijk heeft [verdachte 1] [verdachte 14] daarvoor geld heeft gegeven.
Tussenconclusie
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de tweede tabel op het tabblad Amigo S een registratie bevat van 10 contante bedragen van in totaal € 478.500,-- die [verdachte 1] aan [verdachte 14] heeft gegeven om uitgaven voor hem te doen. De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt dat het om contante bedragen gaat door de aanduiding van de verschillende bedragen als “cont” en “cont lijst” en deze niet zijn terug zijn te vinden op de bankrekeningen. Voorts leidt de rechtbank hieruit af dat de tabel een registratie bevat van 132 bedragen van in totaal € 524.112,28 aan uitgaven door [verdachte 14] voor [verdachte 1] , alles in de periode van 31 januari 2016 tot en met 13 januari 2020.
‘Afgeboekt op wilhelmi’
Op 7 oktober 2018 in Nootdorp heeft [verdachte 1] gezegd:
Vlaardingen heb ik gekocht vier jaar geleden. (…) ik heb er een paar ton in verbouwd. (…) daar heb ik voor twee ton in verbouwd.Kosten voor de verbouwing van het appartement aan de [locatie 4] in Vlaardingen komen voor in het Excel-bestand met de naam ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’ in de volgende vier regels van de eerste tabel van het tabblad Amigo S:
Vlaardingen heb ik gekocht vier jaar geleden. (…) ik heb er een paar ton in verbouwd. (…) daar heb ik voor twee ton in verbouwd.Kosten voor de verbouwing van het appartement aan de [locatie 4] in Vlaardingen komen voor in het Excel-bestand met de naam ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’ in de volgende vier regels van de eerste tabel van het tabblad Amigo S:
12-09-2017 24500 afgeboekt op wilhelmi
16-01-2018 20000 afgeboekt op wilhelmi
17-06-2018 10000 afgeboekt op wilhelmi
24-04-2019 25000 afgeboekt op wilhelmi.
In totaal is daarmee 79500 ‘afgeboekt op wilhelmi’. Het Excel-bestand met de naam ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’ heeft verder een zesde tabblad met de naam Wilhelmina. Dat tabblad begint met dezelfde getallen, maar dan genoteerd als bedragen, en daaraan toegevoegd een vijfde bedrag, aangeduid als ‘factuur’:
24.500,00
20.000,00
10.000,00
58.000,00 factuur
25.000,00.
Onder deze vijf bedragen staan regels met de tekst: ‘werklijst -160.865,80 14-02-2019’, ‘totaal -23.365,80’, ‘negatief is [verdachte 14] te goed’ en ‘afgeboekt in totaallijst 23365,8 14-02-2019’. De tweede tabel van het tabblad Amigo S bevat een regel die luidt:
14-02-2019 -€ 23.365,80 wilhelmina.
In een bij [betrokkene 105] inbeslaggenomen computer zijn werkstaten aangetroffen. Bovenaan deze werkstaten staat de kop ‘ [locatie 4] ’. Het bestand ‘werkstaten 2018’, is voor het laatst gewijzigd op 11 december 2018, dus vóór 14 februari 2019, en eindigt met een totaalbedrag van € 148.587,23. Het bestand ‘werkstaten 2019’, voor het laatst gewijzigd op 15 maart 2019, dus ná 14 februari 2019, gaat om dezelfde lijst met aanvullingen en eindigt met een totaalbedrag van € 164.699,57.
In verband met de regel ‘58.000,00 factuur’ is relevant dat in de administratie van [verdachte 29] is een factuur aangetroffen van [betrokkene 105] aan haar van 29 maart 2019 van € 58.000,01 (inclusief btw) met omschrijving ‘RENOVATIE OVEREENKOMST: [locatie 4] , Vlaardingen, Conform acte van sessie/ overeenkomst dd 1-11-2018, Zijnde schuld overname [verdachte 15] ’. Voorts is een stuk aangetroffen op briefpapier van [betrokkene 105] gedateerd 1 november 2018 en genaamd akte van cessie/overeenkomst waarin [betrokkene 105] en [verdachte 29] zijn overeengekomen dat [verdachte 29] ‘na aankoop van de [locatie 4] te Vlaardingen de schuld van [verdachte 15] aan [betrokkene 105] overneemt’ van € 58.000,--. In de periode van 20 november 2019 tot en met 19 april 2020 heeft [verdachte 29] vijf keer een bedrag van € 6.444,44 in totaal € 32.222,20 overgeboekt naar een bankrekening ten name van [betrokkene 105] , een aantal keer onder vermelding van het factuurnummer van de zojuist genoemde factuur.
De bedragen € 24.500,--, € 20.000,--, € 10.000,-- en € 25.000,-- zijn niet terug te vinden op een aan [verdachte 14] gelieerde bankrekening. Voor het bedrag van € 23.365,80 dat hij nog tegoed had heeft [verdachte 14] zich verhaald op het totaalbedrag van € 478.500,-- dat hij contant van [verdachte 1] heeft ontvangen.
Tussenconclusie
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat de post '58.000’ factuur door [verdachte 4] als schuld is overgenomen. Voorts volgt uit bovenstaande dat [verdachte 14] van [verdachte 1] een bedrag van (€ 24.500,-- plus € 20.000,-- plus € 10.000,-- plus € 25.000,-- is) € 79.500,-- in contanten heeft ontvangen voor werkzaamheden in het appartement aan de [locatie 4] in Vlaardingen.
Afgeboekt op PM 53
[verdachte 1] en [verdachte 23] hebben ingeschreven gestaan op [locatie 49] te Voorburg. Tot 31 december 2021 was [betrokkene 113] eigenaar van dit pand. In het arrest in de ontnemingszaak tegen [verdachte 1] heeft het gerechtshof Den Haag op 15 december 2016 genoegzaam aannemelijk geacht dat [verdachte 1] feitelijk eigenaar is van [betrokkene 113] . [verdachte 14] heeft ter terechtzitting van 11 mei 2023 erkend dat hij zich heeft voorgesteld als aannemer van [locatie 49] en dat hij daar is begonnen met verbouwen.
Ook de woning aan [locatie 49] te Voorburg komt voor in het Excel-bestand met de naam ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’. De volgende drie regels staan in eerste tabel van het tabblad Amigo S:
14-12-2017 10000 afgeboekt op PM 53
09-01-2018 5000 afgeboekt op PM 53
08-04-2018 30000 afgeboekt op PM 53.
Het Excel-bestand met de naam ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’ heeft verder een achtste tabblad met de naam [locatie 49] . Dat tabblad begint met dezelfde getallen:
10000
5000
30000.
Daaronder staat: ‘werklijst -51746,29 14-02-2019’, ‘totaal -6746,29’ en ‘negatief is [verdachte 14] te goed’. De tweede tabel van het tabblad met de naam Amigo S bevat een regel die luidt
14-02-2019 -€ 6.745,29 prinses m.
De bedragen € 10.000,--, € 5.000,-- en € 30.000,-- zijn niet terug te vinden op onderzochte bankrekeningen.
Tussenconclusie
[verdachte 14] heeft zich voor het bedrag van € 6.745,29 dat hij nog tegoed had verhaald op de contante betalingen van [verdachte 1] van in totaal € 478.500,--. De rechtbank concludeert dat [verdachte 14] van [verdachte 1] een bedrag van (€ 10.000,-- plus € 5.000,-- plus € 30.000,-- is) € 45.000,-- in contanten heeft ontvangen voor werkzaamheden de woning aan [locatie 49] te Voorburg.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat [verdachte 14] een bedrag van in totaal € 478.500,-- contant van [verdachte 1] heeft gekregen. Daarnaast heeft hij nog een bedrag van € 79.500,-- en een bedrag van € 45.000,-- contant van [verdachte 1] ontvangen als betaling voor werkzaamheden van [betrokkene 105] aan het appartement aan de [locatie 4] te Vlaardingen en de woning aan [locatie 49] te Voorburg.
Verklaringen [verdachte 1] en [verdachte 14]
Ter terechtzitting van 11 mei 2023 heeft [verdachte 1] erkend dat hij met [verdachte 14] een afspraak heeft gemaakt om [locatie 4] te verbouwen. [verdachte 14] heeft erkend dat hij daar heeft verbouwd in opdracht van [verdachte 1] . De rekeningen stuurde [verdachte 14] naar [verdachte 15] , althans [betrokkene 76] , de feitelijke eigenaar, zo heeft [verdachte 14] verklaard. Volgens [verdachte 1] heeft [betrokkene(n) 4] zijn, [verdachte 1] , schuld overgenomen. Volgens [verdachte 14] heeft [verdachte 4] alle kosten overgenomen toen het pand was getransporteerd.
Die verklaringen zijn echter niet te rijmen met de tabbladen Amigo S en Wilhelmina van het Excel-bestand met de naam ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’ en de werkstaten gewijzigd op 11 december 2018 en 15 maart 2019. Voor zover de verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 14] moeten worden opgevat als een alternatief scenario stuiten die af op de bewijsmiddelen.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte 1] en [verdachte 14] voorhanden hebben gehad, hebben overgedragen en de werkelijke herkomst hebben verhuld van contante geldbedragen van € 478.500,--, € 79.500,-- en € 45.000,--, in totaal een bedrag van € 603.000,--. Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden alsmede [verdachte 1] financiële achtergrond is het vermoeden gerechtvaardigd dat dit contante geldbedrag van € 603.000,- van misdrijf afkomstig is. Dat vermoeden is niet ontzenuwd.
De ten laste gelegde bedragen die op het tabblad Amigo S worden aangeduid met ‘afgeboekt op Hbeek’, ‘afgeboekt op maus’ en ‘afgeboekt op Joker aankoop/ lening/ projecten’ zijn volgens het openbaar ministerie ook witgewassen. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende informatie om bewezen te achten dat [verdachte 1] deze geldbedragen voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen aan [verdachte 14] . Het Excel-bestand ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’ biedt weliswaar aanknopingspunten, maar er is onvoldoende verband te leggen met andere informatie uit het dossier. In zoverre spreekt de rechtbank dan ook vrij.
5.5.4.6.3.6 [verdachte 15] € 51.500,--
Telefoongesprekken
In twee telefoongesprekken op 1 februari 2019 hebben [verdachte 1] en [betrokkene 74] besproken dat [verdachte 14] en [verdachte 15] met zijn tweeën aan de gang moeten en dat [verdachte 1] en [betrokkene 74] op de achtergrond gaan controleren. Er is onder meer gesproken over een back-up in de vorm van salaris voor [verdachte 15] . Zo is gezegd:
[verdachte 1] :
En weet je wat het is, als je iemand zo ken houden, en je moet hem controleren (…)
En weet je wat het is, als je iemand zo ken houden, en je moet hem controleren (…)
[betrokkene 74] :
(…) maar ik ga als ik met hem zit ook zeggen van euh, kijk als jij een back-up hebt in de zin van salaris, dan kan het niet anders dan dat je hem overal op in kopieert, weet je, dan kan het niet zijn, het ene wel en het andere niet, dan is het echt een samenwerking
(…) maar ik ga als ik met hem zit ook zeggen van euh, kijk als jij een back-up hebt in de zin van salaris, dan kan het niet anders dan dat je hem overal op in kopieert, weet je, dan kan het niet zijn, het ene wel en het andere niet, dan is het echt een samenwerking
[verdachte 1]
: Ja en je moet zijn mails scannen, je moet in kunnen loggen bij hem, dat je ziet wat
: Ja en je moet zijn mails scannen, je moet in kunnen loggen bij hem, dat je ziet wat
[betrokkene 74] :
Nou dat zei ik, ik ging tegen hem zeggen, want ik zit maar toch met [verdachte 14] steeds, [verdachte 14] heeft een relatie en die heeft heel veel onroerend goed, en die stoten soms dingen af en daar zie ik een hele grote rol van [verdachte 15].
Nou dat zei ik, ik ging tegen hem zeggen, want ik zit maar toch met [verdachte 14] steeds, [verdachte 14] heeft een relatie en die heeft heel veel onroerend goed, en die stoten soms dingen af en daar zie ik een hele grote rol van [verdachte 15].
[bedrijf 17]
Op 11 april 2019 heeft [verdachte 14] de besloten vennootschap [bedrijf 17] opgericht. Volgens [verdachte 14] ter terechtzitting van 11 mei 2023 was [bedrijf 17] een samenwerkingsverband waarbinnen [verdachte 15] werkte om zijn schulden aan [verdachte 1] , [betrokkene 74] en [verdachte 14] af te lossen. Binnen [bedrijf 17] zou [verdachte 14] de controle doen, [betrokkene 74] de contracten en [verdachte 1] zou met [betrokkene(n) 4] helpen met de financiering. Bij de rechter-commissaris heeft [verdachte 14] verklaard dat hij [bedrijf 17] heeft opgericht ‘om alle zaken zuiver te houden’ in de overeenkomst die [verdachte 15] , [betrokkene 74] , [verdachte 1] en hijzelf waren aangegaan. ‘
[betrokkene 74] liep in een faillissement, dus kon niets kopen, [verdachte 1] had niets op naam en wilde dat ook niet en met [verdachte 15] ging het niet goed. Ik had het vehikel en zette dus alles op mijn naam. En naar ieders inzet kreeg hij/zij zijn/haar deel weer terug. (…) Dus als [betrokkene 74] of [verdachte 15] een pand aanbrachten dan kreeg iedereen zijn deel zoals dat op papier was genoteerd. [verdachte 15] kon ons dan alle drie terugbetalen, het deel waarop iemand recht had’.
[betrokkene 74] liep in een faillissement, dus kon niets kopen, [verdachte 1] had niets op naam en wilde dat ook niet en met [verdachte 15] ging het niet goed. Ik had het vehikel en zette dus alles op mijn naam. En naar ieders inzet kreeg hij/zij zijn/haar deel weer terug. (…) Dus als [betrokkene 74] of [verdachte 15] een pand aanbrachten dan kreeg iedereen zijn deel zoals dat op papier was genoteerd. [verdachte 15] kon ons dan alle drie terugbetalen, het deel waarop iemand recht had’.
Berichten en gesprekken uit de periode mei 2019 tot en met augustus 2020 bevestigen de samenwerking. In een e-mail bericht van 23 februari 2020 aan [verdachte 14] , althans [bedrijf 17] , en [betrokkene 74] blijkt dat de samenwerking onder meer inhoudt dat [verdachte 15] ‘iedere zaak’ die hij doet eerst neerlegt bij [bedrijf 17] .
[bedrijf 17] was in de periode van mei 2019 tot en met maart 2020 betrokken bij zes vastgoedtransacties, waaronder de transactie met het pand [locatie 47] te Voorburg (naar aanleiding waarvan [verdachte 4] en [verdachte 15] valselijk een maatschapsovereenkomst en twee facturen hebben opgemaakt. Daarover elders in dit vonnis meer). Vijf van de zes transacties, waaronder de transactie met het pand [locatie 47] , zijn ABC-transacties. Dat wil zeggen: transacties waarbij aangekocht vastgoed vrijwel direct met aanzienlijke winst wordt doorverkocht aan een derde.
Op 12 juni 2020 hebben [betrokkene 74] en [verdachte 1] het faillissement van [verdachte 15] besproken. [verdachte 1] heeft daarbij gezegd dat als [verdachte 15] netjes was geweest zij hem niet naar de kloten hadden laten gaan. [betrokkene 74] heeft dat beaamd en gezegd dat zij ervoor zorgden dat hij een inkomen had en dat zij op zijn geld letten.
Salaris [verdachte 15] - tabblad Joker projecten van het Excel-bestand ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’
In de periode 14 juni 2019 tot en met 6 juni 2020 heeft [bedrijf 17] per bank een bedrag van in totaal € 124.321,66 aan [verdachte 15] betaald. Alle betalingen zijn met bijbehorende datum opgenomen in het Excel-bestand ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’, en wel in het derde deel met de kop ‘Joker rekening courant en salaris’ van een tweede tabblad genaamd ‘Joker projecten’. Daaruit – en ook uit andere bewijsmiddelen – blijkt dat met ‘Joker’ in het Excel-bestand ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’ [verdachte 15] wordt bedoeld. Maar ook blijkt uit het Excel-bestand dat [verdachte 15] naast betalingen per bank contante betalingen heeft ontvangen.
Het Excel-bestand ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’, tweede tabblad genaamd ‘Joker projecten’, derde deel met de kop ‘Joker rekening courant en salaris’ bevat onder andere regels waarin een datum, een getal en de omschrijving ‘salaris’ staan. Het gaat om een periode van 27 februari 2019 tot en met 8 juni 2018 en een periode van 7 september 2019 tot en met 24 oktober 2019 en om 17 getallen van wisselende grootte, bij elkaar opgeteld 28.500.
In de tweede tabel op het tabblad Amigo S zijn dezelfde 17 getallen terug te vinden, steeds met dezelfde data, met dien verstande dat er vóór de getallen steeds een minteken en een euroteken staat, zodat aangenomen kan worden dat het gaat om bedragen die zijn afgeboekt. De bedragen zijn in die tabel aangeduid met de woorden ‘joker feb’, ‘joker maart’, ‘joker april’, ‘joker mei’, ‘joker juni’, ‘joker september’ en ‘joker oktober’ en zijn niet aangetroffen op bankrekeningoverzichten.
Het Excel-bestand ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’, tabblad Amigo S, tweede tabel bevat ook vier regels met datum, bedrag en omschrijving ‘joker mei/peter’, ‘kosten [verdachte 4] auto’, ‘spelegoed pallets, joker en hulp’ en ‘joker klokkenman’. De vier bedragen opgeteld zijn samen een bedrag van € 23.000,--.
Conclusie
De tweede tabel bevat, zoals eerder is overwogen, 10 positieve en 132 negatieve geldbedragen. De 132 negatieve bedragen omvatten de 17 salarisbetalingen aan joker. Al eerder is de conclusie getrokken dat de 132 negatieve geldbedragen betalingen zijn door [verdachte 14] voor [verdachte 1] en dat de 10 positieve bedragen van in totaal € 478.500,-- contante betalingen zijn van [verdachte 1] aan [verdachte 14] om uitgaven te bekostigen. De rechtbank concludeert dan ook dat [verdachte 14] een van [verdachte 1] afkomstig contant bedrag van € 28.500,-- bij wijze van salaris aan [verdachte 15] heeft betaald.
Er is geen andere conclusie mogelijk dan dat dit bedrag uit enig misdrijf afkomstig is. [verdachte 15] was als bestuurder van [betrokkene 76] stroman van [verdachte 1] . [verdachte 15] is vervolgens voor [bedrijf 17] aan de slag gegaan om schulden aan (onder andere) [verdachte 1] af te lossen. Om hem daartoe in de gelegenheid te stellen ontving hij geldbedragen die door anderen salaris of inkomen werden genoemd. Een deel van dat zogenaamde salaris of inkomen ontving hij contant van [verdachte 14] . [verdachte 15] moet hebben geweten dat hij door deze contante bedragen aan te aannemen van misdrijf afkomstige voorwerpen heeft verworven en daarmee heeft witgewassen.
Vrijspraak
Ten aanzien van het bedrag van € 23.000,-- treft de rechtbank in het dossier onvoldoende informatie aan over de achtergrond van de vier bedragen waaruit dit bedrag is opgebouwd, waardoor niet kan worden vastgesteld dat deze bedragen aan [verdachte 15] zijn betaald. In zoverre volgt dan ook vrijspraak.
5.5.4.6.3.7 Wetenschap van [verdachte 14]
moet hebben geweten dat de onroerende zaken aan de [locatie 4] te Vlaardingen, de [locatie 5] te Dongen en de [locatie 6] te Den Bosch en de contante geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. [verdachte 14] wist dat [verdachte 1] panden bezat en grote contante geldbedragen voorhanden had. Hij wist ook dat die panden niet op naam van [verdachte 1] stonden en dat [verdachte 1] dat ook niet wilde. Na een periode van detentie van [verdachte 1] heeft [verdachte 14] namelijk stukken van [verdachte 1] gekregen en bij elkaar gevoegd voor het doen van belastingaangifte
‘en daar heeft nooit eigendom van vastgoed op gestaan. (…) [verdachte 1] had niets op naam en wilde dat ook niet’. Maar bij [bedrijf 17] zou [verdachte 1] wel
‘met [betrokkene(n) 4] helpen met de financiering’. [verdachte 14] moet uit de belastingstukken van [verdachte 1] hebben opgemaakt dat [verdachte 1] geen inkomsten opgaf aan de belastingen. [verdachte 14] moet zich hebben afgevraagd hoe [verdachte 1] dan toch over grote, contante geldbedragen kon beschikken en waarom [verdachte 1] betalingsverkeer aan hem, [verdachte 14] , had uitbesteed en in plaats van het zelf, via de bank te regelen. Het kan niet anders dan dat [verdachte 14] wist dat het vermogen van [verdachte 1] van misdrijf afkomstig was.
‘en daar heeft nooit eigendom van vastgoed op gestaan. (…) [verdachte 1] had niets op naam en wilde dat ook niet’. Maar bij [bedrijf 17] zou [verdachte 1] wel
‘met [betrokkene(n) 4] helpen met de financiering’. [verdachte 14] moet uit de belastingstukken van [verdachte 1] hebben opgemaakt dat [verdachte 1] geen inkomsten opgaf aan de belastingen. [verdachte 14] moet zich hebben afgevraagd hoe [verdachte 1] dan toch over grote, contante geldbedragen kon beschikken en waarom [verdachte 1] betalingsverkeer aan hem, [verdachte 14] , had uitbesteed en in plaats van het zelf, via de bank te regelen. Het kan niet anders dan dat [verdachte 14] wist dat het vermogen van [verdachte 1] van misdrijf afkomstig was.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen:
- dat [verdachte 1] , [verdachte 4] , en [verdachte 15] , alle drie in persoon en als feitelijke leidinggever, [verdachte 14] en [verdachte 29] in vereniging de onroerende zaken aan de [locatie 4] te Vlaardingen, de [locatie 5] te Dongen en de [locatie 6] te Den Bosch,
- dat [verdachte 14] in vereniging een contante betaling aan [betrokkene 106] -i B.V. van € 35.000,--,
- dat [verdachte 1] en [verdachte 14] geldbedragen, zoals genoemd in een document met de bestandsnaam “20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx”, tot een totaal een bedrag van € 603.000,-- en
- dat [verdachte 15] in persoon in vereniging met een ander een geldbedrag van € 28.500,‐-
hebben witgewassen.
5.5.4.6.4 B3.3.6 [locatie 7] te Lijnden
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, en aan [verdachte 29] en [verdachte 5] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van de onroerende zaak aan de [locatie 7] te Lijnden.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 5 januari 2018 heeft [betrokkene 114] aan [verdachte 29] verkocht en op 17 april 2018 aan haar geleverd een bedrijfsunit met parkeerplaatsen aan de [locatie 7] te Lijnden voor een bedrag van € 270.000,-- .
[verdachte 29] heeft het aankoopbedrag inclusief kosten minus een bedrag van € 50.000,-- in vijf delen overgeboekt naar de derdenrekening van de notaris.
Het eerste bedrag van € 30.000,-- is overgeboekt naar de derdenrekening van de notaris op 1 maart 2018. Dit bedrag is betaald uit de verkoop van een auto met [kenteken 59] door [verdachte 27] op 1 maart 2018 voor € 39.000,--. Vervolgens is een bedrag van € 30.000,-- overgemaakt van [verdachte 27] naar [betrokkene(n) 4] en van daar naar [verdachte 29] en van daar naar de notaris. De verkoopfactuur van de auto is niet aangetroffen in de boekhouding van de [betrokkene(n) 4] -vennootschappen.
Het tweede bedrag van € 58.434,37 is op 20 maart 2018 overgeboekt naar de derdenrekening van de notaris. Dit bedrag werd betaald uit een viertal contante stortingen van elk € 15.000,-- op 20 maart 2018, gestort op rekeningen van [betrokkene(n) 4] , [verdachte 29] , [verdachte 28] en [verdachte 27] . Vanuit die vennootschappen zijn bedragen overgemaakt naar [verdachte 27] en van daar naar [betrokkene(n) 4] en van daar naar [verdachte 29] en van daar uiteindelijk een bedrag van € 58.434,37 naar de notaris.
Het derde bedrag van € 60.000,-- is op 21 maart 2018 overgeboekt naar de derdenrekening van de notaris. Dit bedrag werd betaald uit een viertal contante stortingen van € 15.000,-- elk op 21 maart 2018, gestort op rekeningen van [betrokkene(n) 4] , [verdachte 29] , [verdachte 28] en [verdachte 27] . Alle bedragen zijn overgemaakt naar [verdachte 27] en van daar is een bedrag van € 59.000,-- overgemaakt naar [betrokkene(n) 4] en van daar een bedrag € 59.000,-- naar [verdachte 29] en van daar een bedrag € 60.000,-- naar notaris.
Het vierde bedrag van € 40.000,-- is op 11 april 2018 overgeboekt naar de derdenrekening van de notaris. Dit bedrag is van [verdachte 27] overgemaakt naar [betrokkene(n) 4] en van daar via [verdachte 29] naar de notaris.
Het vijfde bedrag van € 50.000,-- is op 16 april 2018 overgeboekt naar de derdenrekening
van de notaris. Het bedrag werd betaald uit een viertal contante stortingen van € 15.000,-- elk op 13 en 16 april 2018 op de rekeningen van [verdachte 28] en [verdachte 27] . Van [verdachte 28] is een bedrag van € 30.000,-- overgemaakt naar [betrokkene(n) 4] . Van [verdachte 27] is een bedrag van € 20.000,-- overgemaakt naar Wiegerman Beheer. Van [betrokkene(n) 4] is een bedrag van € 50.000,-- overgemaakt naar [verdachte 29] en van daar naar de notaris.
Onderaan de koopovereenkomst staat een handgeschreven tekst inhoudende dat op de koopprijs een bedrag van € 50.000,-- verschuldigd blijft. Dit bedrag dient de koper binnen tien jaar af te lossen met een minimale aflossing van € 5.000,-- per jaar.
Van de bankrekening van [verdachte 29] is op 6 maart 2018 een bedrag van € 1.000,-- en op 12 april 2018 een bedrag van € 1.000,-- overgeboekt naar een bankrekening ten name van [betrokkene 114] met als kenmerk ‘conform overeenkomst’. Volgens de boekhouding van de [betrokkene(n) 4] -vennootschappen staat nog een bedrag van € 48.000,-- open.
In een gesprek van 19 maart 2019 tussen [verdachte 1] en NN-mannen komt het volgende aan de orde:
NN1: (…) Maar jullie hebben toch ook daar een hal in Houten, of niet ...
[verdachte 1] : Ja
NN1: ... ergens? Ergens in Beverwijk of zo?
[verdachte 1] : Die is verkocht. Maar ik heb nog eentje in Lijnden, dat is aan het water bij eh, Badhoevedorp.
NN2: Oh ja Lijnden.
NN1: Ja, Leiden, want daar zit...
[verdachte 1] : Lijnden.
NN2: Lijnden. Lijnden.
NN3: Oh Lijnden, oh dat weet ik niet.
In een gesprek van 21 maart 2019 heeft [verdachte 1] gezegd: ‘
Weet je wie ook eh .... ik heb .. we hebben bij [betrokkene 115] en [betrokkene 114] heb ik natuurlijk .. had ik een beetje mee te verrekenen heb ik die loods toen genomen’.
Weet je wie ook eh .... ik heb .. we hebben bij [betrokkene 115] en [betrokkene 114] heb ik natuurlijk .. had ik een beetje mee te verrekenen heb ik die loods toen genomen’.
In een gesprek op 9 mei 2019 heeft [verdachte 4] tegen [verdachte 15] gezegd: ‘W
eet je wat het is, Kijk wat het is dat is dus het nadeel van tijd gaat snel. We hadden een halletje in Lijnden (fon) dat is een prachtig halletje.. (…) ja.. langs het water.. kijk dat staat nu al weer een jaar staat dat leeg en het nadeel is je krijgt ook vragen bij toevallig zit die boekhoudster zit hier zit hiernaast. Die vraagt ook al een paar keer aan me je hebt 275.000 euro daaraan betaald en eh…..’.
eet je wat het is, Kijk wat het is dat is dus het nadeel van tijd gaat snel. We hadden een halletje in Lijnden (fon) dat is een prachtig halletje.. (…) ja.. langs het water.. kijk dat staat nu al weer een jaar staat dat leeg en het nadeel is je krijgt ook vragen bij toevallig zit die boekhoudster zit hier zit hiernaast. Die vraagt ook al een paar keer aan me je hebt 275.000 euro daaraan betaald en eh…..’.
In een gesprek op 5 juli 2019 heeft [verdachte 4] tegen [verdachte 5] gezegd:
[verdachte 4]
: Het kost tweehonderdachtentachtigduizend tweehonderdachtenzestig euro.
: Het kost tweehonderdachtentachtigduizend tweehonderdachtenzestig euro.
[verdachte 5]
: Heftig
: Heftig
[verdachte 4]
: hmm?
: hmm?
[verdachte 5]
: Dat is heftig. Tweehonderdachtentachtig? Met eh…
: Dat is heftig. Tweehonderdachtentachtig? Met eh…
[verdachte 4]
: Ja, op papier dus hè
: Ja, op papier dus hè
[verdachte 5]
: Ja
: Ja
[verdachte 4]
: Omdat die vijftig eh die lening erbij gekomen is
: Omdat die vijftig eh die lening erbij gekomen is
[verdachte 5]
: Ja. Dus waar ga ik het voor kopen, op papier?
: Ja. Dus waar ga ik het voor kopen, op papier?
[verdachte 4]
: Als ik het goed begrepen heb van jou wil je een bedrag aanbetalen en de rest krijg je een voorlopige hypotheek. (Ntv) drie jaar of zoiets, weet je wel. Of zo veel eerder als later als partijen met elkaar overeenkomen en dan eh (ntv)
: Als ik het goed begrepen heb van jou wil je een bedrag aanbetalen en de rest krijg je een voorlopige hypotheek. (Ntv) drie jaar of zoiets, weet je wel. Of zo veel eerder als later als partijen met elkaar overeenkomen en dan eh (ntv)
(…)
[verdachte 4]
: en dat hele verhaal van die zonnestudio' s, dus qua timing komt het in principe wel goed uit. Dat je zou zeggen: ik verkoop het voor 250, en je krijgt in één keer 250 op je rekening gestort. Ja, daar kan ik iets anders mee doen.
: en dat hele verhaal van die zonnestudio' s, dus qua timing komt het in principe wel goed uit. Dat je zou zeggen: ik verkoop het voor 250, en je krijgt in één keer 250 op je rekening gestort. Ja, daar kan ik iets anders mee doen.
[verdachte 5]
: Ja, maar dan krijg je dat. Dan zorg ik dat je dat krijgt. Snap je? Dan hoef ik van jou helemaal niks. Dan doen we dat.
: Ja, maar dan krijg je dat. Dan zorg ik dat je dat krijgt. Snap je? Dan hoef ik van jou helemaal niks. Dan doen we dat.
[verdachte 4]
: Ja, dat lukt denk je?
: Ja, dat lukt denk je?
[verdachte 5]
: Ja, nee, dat lukt niet, denk je dat lukt!
: Ja, nee, dat lukt niet, denk je dat lukt!
[verdachte 4]
: Dan moet ik wel eventjes overleggen met onze vriend. Dat die eh...
: Dan moet ik wel eventjes overleggen met onze vriend. Dat die eh...
[verdachte 5]
: die zegt gewoon doen zoals het wil. En als je het niet wil geef je het maar terug.
: die zegt gewoon doen zoals het wil. En als je het niet wil geef je het maar terug.
[verdachte 4]
: ja, maar je weet hoe die is. Als je het vraag is het: kijk maar, doe maar.
: ja, maar je weet hoe die is. Als je het vraag is het: kijk maar, doe maar.
[verdachte 5]
: jij moet het niet vragen. Snap je? (…)
: jij moet het niet vragen. Snap je? (…)
[verdachte 4] :
ja, maar weet je wat ik zo moeilijk vind is kijk, wat wel eens zo moeilijk is met hem met communiceren is eh, kijk, je merkt aan hem bijvoorbeeld, dat vind ik he. Dan ga ik gewoon zeggen hoe ik dat voel. (…) kijk de laatste paar weken ben ik echt van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat bezig met die [bedrijven 1] , waar ik de eerste gesprekken niet bijgezeten heb.
ja, maar weet je wat ik zo moeilijk vind is kijk, wat wel eens zo moeilijk is met hem met communiceren is eh, kijk, je merkt aan hem bijvoorbeeld, dat vind ik he. Dan ga ik gewoon zeggen hoe ik dat voel. (…) kijk de laatste paar weken ben ik echt van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat bezig met die [bedrijven 1] , waar ik de eerste gesprekken niet bijgezeten heb.
In een gesprek van 25 september 2019 heeft [verdachte 4] tegen boekhouder [betrokkene 78] gezegd:
Ja, uh Lijnen (fon) die gaat tussen nu en twee, drie weken gaat die ook draaien, uh, die betaalden ze in eerste instantie honderdvijfentwintig (125), zestig (60) in een horloge, vijfenzestig (65) in geld en dan die tweehonderdvijfenzeventig (275), tweehonderdduizend (200.000) Euro, die gaat ie een hypotheek krijgen, daar gaat ‘ie ook gewoon rente elke maand over betalen.
Ja, uh Lijnen (fon) die gaat tussen nu en twee, drie weken gaat die ook draaien, uh, die betaalden ze in eerste instantie honderdvijfentwintig (125), zestig (60) in een horloge, vijfenzestig (65) in geld en dan die tweehonderdvijfenzeventig (275), tweehonderdduizend (200.000) Euro, die gaat ie een hypotheek krijgen, daar gaat ‘ie ook gewoon rente elke maand over betalen.
Op 9 oktober 2019 heeft [verdachte 29] aan [verdachte 5] verkocht en op 11 oktober 2019 geleverd de bedrijfsunit met parkeerplaatsen aan de [locatie 7] te Lijnden voor een bedrag van € 275.000,-. Bij het doorverkopen van de loods aan [verdachte 5] heeft [verdachte 29] de lening van € 50.000,-- van [betrokkene 114] niet afgelost.
In een door [verdachte 29] en [verdachte 5] ondertekende koopovereenkomst gedateerd 9 oktober 2019 inzake de verkoop van [locatie 15] te Lijnden staat onder meer volgende:
- Koopprijs € 275.000,--
- Er zal een waarborgsom worden betaald van 10 procent
- Partij B zal € 115.000,-- voldoen. Dit bedrag is opgebouwd als volgt: levering van een horloge Audemars Piguet Royal Oak Offshore Barichello ter waarde van € 65.000,-- en een overboeking van € 50.000,--. De rest wordt betaald middels een lening op basis van hypotheek.
In het boekhoudprogramma van de [betrokkene(n) 4] -vennootschappen is in verband met de verkoop van [locatie 7] te Lijnden geboekt een lening/hypotheek van € 275.000,-- met datum 1 september 2019, een betaling van de € 50.000,-- als aanbetaling bedrijfspand, datum 11 oktober 2019 en een verrekening van € 65.000,-- inzake Vorstenbosch-horloge Exclusief, datum 31 december 2019.
Op 31 oktober 2019 heeft [verdachte 5] een bedrag van € 19.048,33 overgeboekt naar een notariskantoor in verband met de aankoop van de [locatie 15] . Dit bedrag kon worden betaald omdat vooraf een bedrag van € 40.000,-- binnenkwam afkomstig van een bankrekening op naam van [betrokkene 117] met omschrijving ‘aankoop AP horloge’.
[verdachte 5] heeft [verdachte 29] in de periode van december 2019 tot en met september 2020 maandelijks rente en aflossing betaald over een bedrag van € 160.000,--.
Verklaringen [verdachte 1] , [verdachte 4] en [verdachte 5]
[verdachte 1] heeft verklaard dat het pand “
van [verdachte 4]” was, maar dat hij, [verdachte 1] , het kon verkopen als hij de kans had. Het gesprek van 21 maart 2019 gaat volgens [verdachte 1] over een ander pand.
van [verdachte 4]” was, maar dat hij, [verdachte 1] , het kon verkopen als hij de kans had. Het gesprek van 21 maart 2019 gaat volgens [verdachte 1] over een ander pand.
[verdachte 4] heeft verklaard dat hij het pand zelf had willen gaan gebruiken als “
wij” weggingen bij [locatie 38] . Hij heeft maar € 2.000,-- afbetaald op de lening van
wij” weggingen bij [locatie 38] . Hij heeft maar € 2.000,-- afbetaald op de lening van
[betrokkene 114] , omdat hij na 16 september 2020 niets meer met de bedrijven heeft gedaan.
[verdachte 5] heeft tegenover de politie gezwegen over de herkomst van een horloge, merk Audemars Piquet waarmee [locatie 15] zou zijn betaald. Ter terechtzitting heeft hij op de vraag welk horloge onderdeel uitmaakte van de koopovereenkomst verklaard dat dit een Montoya was en geen Barichello. Als dit wel zo in de koopovereenkomst staat, is dat fout. Hij had nog een tweede Audemars Piguet horloge. Dat was een dameshorloge van zijn vrouw. Dat had hij al een hele tijd, vóór 2010.
Verder heeft [verdachte 5] verklaard dat hij wist dat de loods van [betrokkene 114] was geweest en dat nog een bedrag van € 50.000,-- aan Schipper moest worden betaald. Op de vraag wat hij als koper daarmee te maken had, heeft hij geantwoord van mening te zijn dat je niet iets kan verkopen als het nog niet volledig is afbetaald en dat hij niet iets gaat kopen waar nog een schuld van een ander op zit.
Op de vraag wie in het gesprek van 5 juli 2019 met ‘onze vriend’ werd bedoeld heeft [verdachte 5] geen antwoord willen geven
Van misdrijf afkomstig
De rechtbank maakt uit het gesprek van 21 maart 2019 op dat [verdachte 1] rechthebbende was op de hal aan de [locatie 7] te Lijnden nadat hij iets had verrekend met [betrokkene 115] en [betrokkene 114] . Uit het gesprek van 5 juli 2019 blijkt dat [verdachte 4] en [verdachte 5] beiden wisten dat [verdachte 1] rechthebbende was op de hal. Bij het maken van afspraken over de aflossing door [verdachte 5] heeft [verdachte 4] namelijk gezegd dat hij dat wel eventjes moest overleggen met onze vriend. Deze vriend was, zo blijkt uit het verdere verloop van dit gesprek, [verdachte 1] .
Toch heeft niet [verdachte 1] de hal op zijn naam genomen, maar heeft [verdachte 29] de hal gekocht van [betrokkene 114] , de vader van [betrokkene 115] . Met zijn verklaring dat het pand “
van [verdachte 4] was”, maar dat hij het kon verkopen als hij de kans had heeft [verdachte 1] blijkbaar gedoeld op hun onderlinge samenwerking. Deze samenwerking was niet vastgelegd op papier en het is de rechtbank ook niet duidelijk geworden welke mondelinge afspraken er golden, behalve dan de afspraak dat zij aan het ‘einde van de rit’ tot een afrekening zouden komen naar gelang hun inbreng. De verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 4] zijn daarmee vaag en bovendien onaannemelijk, zeker in het licht van de aangehaalde gesprekken.
van [verdachte 4] was”, maar dat hij het kon verkopen als hij de kans had heeft [verdachte 1] blijkbaar gedoeld op hun onderlinge samenwerking. Deze samenwerking was niet vastgelegd op papier en het is de rechtbank ook niet duidelijk geworden welke mondelinge afspraken er golden, behalve dan de afspraak dat zij aan het ‘einde van de rit’ tot een afrekening zouden komen naar gelang hun inbreng. De verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 4] zijn daarmee vaag en bovendien onaannemelijk, zeker in het licht van de aangehaalde gesprekken.
Aan de aankoop van de hal ging een groot aantal contante stortingen op rekeningen van de [betrokkenen 2] vooraf en voorts transacties met auto’s die boekhoudkundig onvoldoende waren vastgelegd. Dat geld werd rondgepompt door de [betrokkenen 2] voordat het werd overgemaakt op de rekening van de notaris. Daarmee is niet duidelijk of dit bedrag werkelijk afkomstig was uit de bedrijfsvoering van de [betrokkenen 2] of ter beschikking was gesteld door [verdachte 1] . In beide gevallen is het vermoeden gerechtvaardigd dat de koopsom is betaald met geld dat van misdrijf afkomstig was. Bovendien heeft [verdachte 29] slechts een bedrag van € 2.000,-- afgelost op de schuld van oorspronkelijk € 50.000,-- aan (de erfgenamen van) [betrokkene 114] , hetgeen onzakelijk is aan de kant van [betrokkene 114] en duidt op witwassen.
Uiteindelijk heeft [verdachte 5] de hal gekocht van [verdachte 29] . Hij is daarbij een deel van de koopsom schuldig gebleven aan [verdachte 29] .
“Daar gaat ie ook gewoon rente elke maand over betalen”,heeft [verdachte 4] tegen boekhouder [betrokkene 78] gezegd alsof het iets bijzonders was, terwijl in het normale zakelijke verkeer gebruikelijk is dat rente wordt betaald over een schuld.
“Daar gaat ie ook gewoon rente elke maand over betalen”,heeft [verdachte 4] tegen boekhouder [betrokkene 78] gezegd alsof het iets bijzonders was, terwijl in het normale zakelijke verkeer gebruikelijk is dat rente wordt betaald over een schuld.
Verder blijkt uit het gesprek van [verdachte 4] en [verdachte 5] dat met [verdachte 5] een koopprijs ‘op papier’ werd afgesproken, die [verdachte 5] zelf nogal aan de hoge kant vond. Volgens [verdachte 4] kwam dat omdat die lening van die vijftig erbij is gekomen, daarmee doelend op de schuld van [verdachte 29] van dan nog € 48.000,-- aan de erven [betrokkene 114] . Bij een gebruikelijke zakelijke verhouding kan een verkoper haar schuld aan haar voorganger echter niet doorschuiven naar de koper. [verdachte 5] had met de schuld van [verdachte 29] aan [betrokkene 114] niets te maken. Ook dit alles is onzakelijk en duidt op witwassen.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is het vermoeden gerechtvaardigd dat de hal aan de [locatie 7] te Lijnden uit enig misdrijf afkomstig is. [verdachte 1] , [verdachte 4] en [verdachte 5] hebben geen verklaring gegeven die dat vermoeden ontzenuwt. Er is dan ook geen andere conclusie mogelijk is dan dat het ten laste gelegde voorwerp onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
[verdachte 29] , [verdachte 4] en [verdachte 1] hebben verhuld dat [verdachte 1] rechthebbende was op deze hal en [verdachte 5] wist dat. De samenwerking waarover [verdachte 1] en [verdachte 4] hebben verklaard is onderdeel van de verhullingshandelingen. Omdat [verdachte 1] en hij deel uitmaken van één criminele drugsorganisatie moest [verdachte 5] minst genomen hebben vermoed dat de hal van misdrijf afkomstig was.
Daderschap [verdachte 29] en feitelijke leidinggeven
De koop en verkoop van de hal aan de [locatie 7] te Lijnden heeft plaatsgevonden binnen de sfeer van [verdachte 29] . Het is gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. Daarmee is sprake van daderschap.
Uit het voorgaande blijkt dat zowel [verdachte 1] als [verdachte 4] betrokkenheid hebben bij de koop en verkoop van de hal aan de [locatie 7] te Lijnden. Zij worden ook wat deze vastgoedtransactie beiden aangemerkt als feitelijke leidinggever van de [verdachte 29] .
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] , [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, [verdachte 29] en [verdachte 5] in vereniging de loods aan de [locatie 7] te Lijnden hebben witgewassen.
5.5.4.6.5 B3.3.7 [locatie's 3] te Rhenen
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, en [verdachte 29] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van aanbetalingen voor de [locatie's 3] te Rhenen.
Feitelijke gang van zaken
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 18 september 2019 heeft [verdachte 29] een koopovereenkomst gesloten met [betrokkene 5] . Overeengekomen werd dat [betrokkene(n) 4] een bedrijfshal met een kantoor en een woning met een garage en schuur gelegen aan de [locatie's 3] te Rhenen (hierna ook: [locatie 41] ) zou overnemen. De overeengekomen kooprijs betrof € 1.200.000,--. De overeenkomst hield verder in dat de overdracht zou plaatsvinden uiterlijk 1 oktober 2020 tenzij partijen anders schriftelijk overeen zouden komen. De bedrijfshallen zouden verhuurd blijven en aan de huurders zou een huurverhoging van € 8.500,-- worden doorgevoerd. [betrokkene 5] behield de mogelijkheid de woning ter beschikking te houden tot 1 oktober 2021. De overeenkomst hield voorts in dat aanbetaling zou plaatsvinden door overboeking van € 100.000,-- en de levering van vier auto’s met een totale waarde van € 230.000,--. De resterende koopsom zou via de notaris worden voldaan. Het is [verdachte 4] niet gelukt de financiering van het resterende bedrag van rond te krijgen waardoor de levering van het pand nooit heeft plaatsgevonden. De koop is dan ook nooit voltooid.
[verdachte 29] heeft het bedrag van € 100.000,-- alsmede de levering van de tenlastegelegde auto’s voor een totale waarde van € 230.000,-- aan [betrokkene 5] wel voldaan.
[betrokkene 5] had het perceel in 2009 voor € 1.450.000,-- aangekocht.
[betrokkene 5] heeft over de verkoop van [locatie 41] verklaard dat hij in 2019 de [locatie's 3] te Rhenen heeft verkocht aan [verdachte 4] van autobedrijf [betrokkene(n) 4] . Hij wilde verkopen omdat hij de hele tijd “krap” zat. Hij heeft verklaard vier auto’s en een bedrag van € 100.000,-- (in kleinere bedragen) te hebben ontvangen als aanbetaling. De auto’s vertegenwoordigden een waarde van € 230.000,-- onderverdeeld in € 75.000,-- voor een Ferrari, € 75.000,-- voor een Porsche, € 30.000,-- voor een bus en € 50.000,-- voor een Mercedes SL. In een nadere verklaring heeft [betrokkene 5] verklaard dat hij niet wist dat de koopovereenkomst inzake de verkoop [locatie 41] voor € 1.200.000,-- in het kadaster was geregistreerd. Zijn broer [betrokkene 83] heeft verklaard dat [verdachte 1] aan hem had gezegd interesse te hebben in de [locatie 41] en dat hij zijn broer daarbij heeft betrokken. [verdachte 1] en [verdachte 4] hebben samen met [betrokkene 5] en zijn broer onderhandeld over de verkoop.
In een gesprek van 17 september 2019 heeft [verdachte 1] tegen [verdachte 15] gezegd wat de [locatie 41] per maand zou opleveren aan huurinkomsten en dat hij het voor zijn kleinzoon, [betrokkene 84] , wilde hebben. [verdachte 4] heeft in een gesprek van 23 oktober 2019 over de betaling van het pand gesproken en heeft daarbij gezegd dat hij met auto’s en een beetje geld wilde betalen en een hypotheek nodig had van € 870.000,--.
Uit onderzoek naar de bankrekeningen van de [betrokkenen 2] blijkt dat diverse overboekingen zijn gedaan naar [betrokkene 5] . In totaal is er in de periode van 14 oktober 2019 tot en met 18 december 2019 een bedrag € 100.000,-- in zes delen overgemaakt. Voorafgaand aan die overboekingen werd de rekening van [verdachte 29] gevoed met stortingen verricht door [verdachte 5] , [betrokkene(n) 4] , [verdachte 27] en [verdachte 28] .
Onder deze stortingen bevonden zich twee contante stortingen. Een daarvan betrof een contante storting van € 3.935,-- die is gestort op de rekening van [betrokkene 69] en die via [betrokkene(n) 4] naar [verdachte 29] is gedaan. De herkomst van deze storting kon niet uit de administratie worden afgeleid. De herkomst van de contante storting van € 15.000,-- afkomstig van [verdachte 28] op 17 december 2019 aan [verdachte 29] kon evenmin worden verklaard vanuit de administratie.
Een Ferrari F430, voorzien van het [kenteken 45] zou voor een bedrag van € 75.000,-- worden verrekend met de koopprijs. Een Porsche 911 Turbo, voorzien van het [kenteken 60] , zou voor en bedrag van € 50.000,-- worden verrekend met de koopprijs. Een Mercedes 500 SL, voorzien van het [kenteken 61] , zou een bedrag van € 50.000,-- worden verrekend met de koopprijs. Een Mercedes Bus, voorzien van het [kenteken 62] , zou een bedrag van € 30.000,-- worden verrekend met de koopprijs. Al deze auto’s stonden op naam van [verdachte 27] en zijn op 23 december 2019 overgegaan naar [betrokkene 5] .
Verklaringen [verdachte 1] en [verdachte 4]
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte 4] de onderhandelingen en besprekingen heeft gevoerd over de aankoop van de [locatie 41] . Het was geen deal die uitsluitend bedoeld was voor hem. [verdachte 1] heeft wel de Porsche 911 Turbo en Mercedes 500 SL ter beschikking gesteld aan [verdachte 27] maar die auto’s zouden niet afkomstig zijn uit enig misdrijf. Over de andere auto’s heeft [verdachte 1] verwezen naar de verklaring van [verdachte 4] .
[verdachte 4] heeft ontkend dat de aanbetaling bestaande uit het geldbedrag van € 100.000,-- en de vier auto’s ter waarde van € 230.000,-- van enig misdrijf afkomstig zijn. Die auto’s zouden afkomstig zijn uit diverse daaraan ten grondslag liggende ruiltransacties.
Van misdrijf afkomstig
De vraag die voorligt is of het bedrag van € 100.000,-- en de vier auto’s van misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat de [betrokkenen 2] zich kenmerkten door een gebrekkige administratie, dat veel verkoopfacturen ontbraken, dat geen of tegenstrijdige boekingen zijn aangetroffen in administratiesysteem AFAS en/of de Access Database, dat betalingen niet zijn verwerkt in het kasboek (voor zover al een kasboek is aangetroffen) en/of niet zijn aangetroffen op bankrekeningen. Ook ten aanzien van deze transactie is te zien dat [verdachte 4] schoof met geld en goederen tussen de bedrijven onderling, zonder de onderlinge rekening-courant verhoudingen en verrekeningen tussen vennootschappen inzichtelijk vast te leggen. De inbreng van auto’s van [verdachte 1] en financiële verhouding met hem is ook hier niet vastgelegd. Daarbij had [verdachte 1] , zoals eerder is vastgesteld, geen legale inkomsten of vermogen, waarvan [verdachte 4] op de hoogte was. Daarnaast geldt ook hier dat alle bedrijfsactiviteiten die hebben plaatsgevonden zijn terug te voeren op van misdrijf afkomstige voorwerpen van de start van de [betrokkene(n) 4] . Dat alles leidt tot een vermoeden dat het gaat om van misdrijf afkomstige voorwerpen.
De verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 4] leveren geen concrete verifieerbare verklaringen op die dat vermoeden kunnen ontzenuwen.
[verdachte 4] heeft welbewust gefaciliteerd dat vermogen en/of inkomen van [verdachte 1] uit handen van justitie bleef zodat zij konden toewerken naar stabiel, legaal inkomen voor alle twee en hun naasten. De Addenshoeve heeft [verdachte 1] via [verdachte 29] willen kopen voor zijn kleinzoon. [verdachte 4] heeft die aankoop gefaciliteerd en de transactie de schijn van een zakelijke transactie willen geven. [verdachte 1] , [verdachte 4] en [verdachte 29] hebben daarmee verhullingshandelingen gepleegd.
Daderschap [verdachte 29] en feitelijke leidinggeven
De betalingen voor de [locatie 41] hebben plaatsgevonden binnen de sfeer van [verdachte 29] . Het is een gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. Daarmee is sprake van daderschap.
Omdat ook [verdachte 1] bij koop van de [locatie 41] was betrokken en daarmee uiteindelijk zijn kleinzoon wilde begunstigen, worden hij en [verdachte 4] ook voor wat deze vastgoedtransactie aangemerkt als feitelijke leidinggever van de [verdachte 29] .
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte 4] en [verdachte 1] zowel als natuurlijk persoon en als feitelijke leidinggever hebben witgewassen. Voorts acht de rechtbank bewezen dat [verdachte 29] heeft witgewassen. Het betreft in dit geval:
-een geldbedrag van € 100.000,--
-een Ferrari met [kenteken 45]
-een Porsche met [kenteken 60] ,
-een Mercedes met [kenteken 61] en
-een Mercedes bus met [kenteken 62] .
5.5.4.6.6 B3.3.8 Panden [betrokkene 5]
5.5.4.6.6.1 [locatie 1] te Randwijk
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggevende, en aan [verdachte 29] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van de [locatie 1] te Randwijk.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 14 februari 2018 heeft [betrokkene 118] aan [verdachte 29] geleverd een berging/stalling met ondergrond, erf en verder aan- en toebehoren, gelegen aan de [locatie 1] te Randwijk. [betrokkene 83] had de [locatie 1] van [betrokkene 118] gekocht. [verdachte 29] heeft de rechtsverhouding als koper overgenomen van [betrokkene 83] .
In de akte van levering van 14 februari 2018 staat dat de koopsom reeds is voldaan tussen verkoper en [betrokkene 83] in het kader van een bestaande rekening-courant van [betrokkene 83] en verkoper en voorts dat de koop tussen [betrokkene 83] en koper [verdachte 29] is gesloten voor een koopprijs van € 125.000,-, die door koper reeds is voldaan aan [betrokkene 83] door betaling op een daartoe bestemde rekening.
Er zijn tien facturen aangetroffen, gedateerd 9 december 2017, van [verdachte 29] aan [betrokkene 119] , [locatie 50] Ochten. Op alle facturen staat: "betaling: verrekening met aankoop [locatie 1] te Randwijk". De facturen betreffen de verkoop van Chinese meubelen en een 9-tal voertuigen met een totaal bedrag van € 125.000,-, als volgt omschreven op de facturen:
- partij Chinese meubelen € 10.000,- (..)
- Amerikaanse Bullit auto € 15.000,- (..)
- Quad geel € 5.000,- (..)
- Quad rood € 5.000,- (..)
- Motor met zijspan € 15.000,- (..)
- Hotrod € 15.000,- (..)
- Motorcruiser Ocean 37 "Falcons Crest" € 25.000,- (..)
- Legermotor [kenteken 63] € 12.500,- (..)
- Audi A6 3.0 TDi Allroad [kenteken 64] € 7.500,- (..)
- Mercedes Benz 500 [kenteken 65] € 15.000,- (..)
[betrokkene 83] heeft als getuige over [locatie 1] te Randwijk verklaard dat het pand niet meer van hem was maar was verkocht aan [verdachte 29] / [verdachte 4] voor een bedrag van € 125.000,--. Het pand was ingeruild tegen voertuigen.
In een gesprek van 9 mei 2019 tussen [verdachte 15] en [verdachte 4] komt het volgende aan de orde.
[verdachte 15]
: Wat moet je voor dat Randwijk (fon) hebben? Wat wil je daarvoor hebben? (…) of wil je het niet verkopen. Willen jullie niks verkopen?
: Wat moet je voor dat Randwijk (fon) hebben? Wat wil je daarvoor hebben? (…) of wil je het niet verkopen. Willen jullie niks verkopen?
[verdachte 4]
: Jawel, jawel Randwijk kan wel verkocht worden.
: Jawel, jawel Randwijk kan wel verkocht worden.
[verdachte 15]
: Ik ben daar wezen kijken. (…) Waar denk je ongeveer over dat spulletje?
: Ik ben daar wezen kijken. (…) Waar denk je ongeveer over dat spulletje?
[verdachte 4]
: Ehm ik zou het er met [verdachte 1] over moeten hebben, maar ik denk dat we ergens in de buurt van de 2,5 ton willen hebben.
: Ehm ik zou het er met [verdachte 1] over moeten hebben, maar ik denk dat we ergens in de buurt van de 2,5 ton willen hebben.
[verdachte 15]
: Zo dan. Ja ntv?
: Zo dan. Ja ntv?
[verdachte 4]
: Vind je dat te veel?
: Vind je dat te veel?
[verdachte 15]
: Ja schrik me dood. (…)
: Ja schrik me dood. (…)
[verdachte 4]
: Is toch een leuk halletje of niet (…) de WOZ-aanslag ligt ook op dat niveau, de WOZ-aanslag ligt ook ongeveer op dat bedrag
: Is toch een leuk halletje of niet (…) de WOZ-aanslag ligt ook op dat niveau, de WOZ-aanslag ligt ook ongeveer op dat bedrag
[verdachte 15]
: Ja dat zal best kunnen, schrik er een beetje van. Zou je mogen wonen in die caravan? Hebben altijd mensen gewoond gewoon?
: Ja dat zal best kunnen, schrik er een beetje van. Zou je mogen wonen in die caravan? Hebben altijd mensen gewoond gewoon?
[verdachte 4]
: Weet ik niet.
: Weet ik niet.
[verdachte 15]
: Het is natuurlijk een auto terreintje of zo geweest, het is ook hard he
: Het is natuurlijk een auto terreintje of zo geweest, het is ook hard he
[verdachte 4]
: Ja
: Ja
[verdachte 15]
: Ja ja is natuurlijk van [verdachte 1] , ik denk als die dat eenmaal hebt dan wil die het eigenlijk niet ver.., maar je moet ook een beetje lucht gaan generen op een gegeven moment.
: Ja ja is natuurlijk van [verdachte 1] , ik denk als die dat eenmaal hebt dan wil die het eigenlijk niet ver.., maar je moet ook een beetje lucht gaan generen op een gegeven moment.
[verdachte 4]
: dat klopt.
: dat klopt.
Verklaringen [verdachte 1] en [verdachte 4]
[verdachte 1] en [verdachte 4] hebben verklaard dat de koop van [locatie 1] in Randwijk één van hun gezamenlijke projecten is geweest. [verdachte 1] heeft de ruil gemaakt en [verdachte 4] was daarbij betrokken en zorgde voor de afwikkeling. [verdachte 4] heeft ter terechtzitting en in zijn schriftelijke verklaring van ieder voorwerp betrokken bij deze ruil de herkomst aangegeven. Ook ten aanzien van dit stuk grond zou uiteindelijk een verdeling worden gemaakt tussen [verdachte 1] en [verdachte 4] .
[verdachte 4] heeft over het gesprek van 9 mei 2019 ter terechtzitting verklaard dat hij over een eventuele verkoop met [verdachte 1] zou overleggen, omdat hij betrokken was bij de verkrijging van het pand. [verdachte 1] had wat [verdachte 4] betreft ook de bevoegdheid het pand te verkopen zonder voorafgaande toestemming van [verdachte 4] . [verdachte 1] heeft verklaard dat hij in dat geval wel een deel van de winst zou hebben gekregen.
Van misdrijf afkomstig
Blijkens het gesprek van 9 mei 2019 is [verdachte 1] rechthebbende op de stalling aan de [locatie 1] te Randwijk. [verdachte 4] heeft in dat gesprek immers tegen [verdachte 15] gezegd dat hij met [verdachte 1] moet overleggen wat de stalling moet kosten en heeft [verdachte 15] geantwoord dat het natuurlijk van [verdachte 1] is. Toch staat de stalling op naam van [verdachte 29] . [verdachte 1] , [verdachte 4] en [verdachte 29] hebben daarmee verhuld dat [verdachte 1] rechthebbende is op deze stalling. De verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 4] over de samenwerking en [verdachte 1] rechten op een deel van de winst zijn vaag en onaannemelijk en de rechtbank gaat daaraan voorbij.
De vraag is wie de stalling uiteindelijk heeft gefinancierd. Voor zover [verdachte 29] de koopsom heeft betaald door aan [betrokkene 83] een partij Chinese meubelen en negen voertuigen te geven, geldt op grond van eerdere overwegingen in dit vonnis dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat voorwerpen van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] van misdrijf afkomstig zijn. Mocht de stalling (deels) zijn betaald met van [verdachte 1] afkomstige voorwerpen, dan geldt eveneens op grond van eerdere overwegingen in dit vonnis dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat voorwerpen van [verdachte 1] van misdrijf afkomstig zijn.
[verdachte 1] en [verdachte 4] hebben geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven dat de stalling niet van misdrijf afkomstig is. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat de stalling aan de [locatie 1] te Randwijk middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Daderschap [verdachte 29] en feitelijke leidinggeven
De koop van de [locatie 1] te Randwijk heeft plaatsgevonden binnen de sfeer van [verdachte 29] . Het is een gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon, óók voor zover daarbij is witgewassen. Daarmee is sprake van daderschap.
Omdat ook [verdachte 1] bij de koop van de [locatie 1] te Randwijk was betrokken en bij de verkoop zou zijn betrokken wordt hij, net als [verdachte 4] , ook voor wat deze vastgoedtransactie aangemerkt als feitelijke leidinggever van de [verdachte 29] .
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] , [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, en [verdachte 29] in vereniging de stalling aan [locatie 1] te Randwijk hebben witgewassen.
5.5.4.6.6.2 [locatie 8] te Alphen
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggevende, en aan [verdachte 29] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van een Ferrari met [kenteken 66] , een partij jojo’s en een bedrag van € 165.000,-- ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaak gelegen aan de [locatie 8] te Alphen.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 16 september 2019 heeft [verdachte 29] een voormalige champignonkwekerij aan de [locatie 8] te Alphen gekocht van [betrokkene 83] .
Uit de koopovereenkomst blijkt dat [verdachte 29] een aanbetaling heeft gedaan van € 40.000,-. Daarnaast is een Ferrari [kenteken 66] ter waarde van € 100.000,-- geleverd en werden jojo’s ter waarde van € 75.000,-- en een woning in Duitsland ter waarde van € 70.000,-- geleverd. Het restant van € 115.000,-- zou worden voldaan in geld of goederen.
Volgens [betrokkene 83] heeft hij het perceel verkocht aan [verdachte 4] en stond de overdracht gepland voor december 2019. De koopprijs was € 400.000,--, waarvan een deel is aanbetaald via de bank. Ook heeft hij (veel) jojo's ontvangen en een Ferrari California uit 2011. Verder zou hij nog een woning in Duitsland ontvangen. [verdachte 1] was bij de onderhandelingen betrokken, volgens [betrokkene 83] .
Van een bankrekening van [verdachte 29] is in de periode van 23 augustus 2019 tot en met 3 juni 2020 een bedrag van in totaal € 165.000,-- overgeboekt naar een bankrekening ten name van [betrokkene 83] .
Dit bedrag van € 165.000,- is afkomstig van bankrekeningen van [verdachte 27] en [verdachte 28] . Een deel van het bedrag van € 165.000,-- is te herleiden tot contante stortingen. Minimaal € 38.000,-- aan contante stortingen heeft te maken met de aankoop van [locatie 8] .
In een gesprek tussen [verdachte 4] en boekhouder [betrokkene 78] op 25 september 2019 zijn de panden Alphen en Beneden Leeuwen van [betrokkene 83] en het pand Rhenen ( [locatie 41] ) van zijn broer [betrokkene 5] aan de orde gekomen.
[verdachte 4]
: (…) Alphen, (…) Beneden Leeuwen en Rhenen
: (…) Alphen, (…) Beneden Leeuwen en Rhenen
[betrokkene 78]
: Hoe ga je 't allemaal financieren?
: Hoe ga je 't allemaal financieren?
[verdachte 4]
: Weet ik niet. (ntv) komt wel goed.
: Weet ik niet. (ntv) komt wel goed.
[betrokkene 78]
: (ntv) je moet het toch ergens vandaan te zien te trekken. Kijk, langs de achterkant komt het allemaal wel goed, dat geloof ik ook wel, maar langs de voorkant heb je last om het te vinden, neem ik aan, of niet?
: (ntv) je moet het toch ergens vandaan te zien te trekken. Kijk, langs de achterkant komt het allemaal wel goed, dat geloof ik ook wel, maar langs de voorkant heb je last om het te vinden, neem ik aan, of niet?
[verdachte 4]
: Ja, daar ga jij me bij helpen (...) nee, maar dan moeten we gewoon effetjes kijken, (ntv), die, uh, dinges, die uh, Alphen, uhm, die heb al een groot deel gehad natuurlijk, in de zin van spullen. Die hoeft niet zo heel veel geld meer te hebben. Beneden-Leeuwen, is hetzelfde verhaal. En Rhenen, da's wel een serieus bedrag, acht-zeventig (870) en..
: Ja, daar ga jij me bij helpen (...) nee, maar dan moeten we gewoon effetjes kijken, (ntv), die, uh, dinges, die uh, Alphen, uhm, die heb al een groot deel gehad natuurlijk, in de zin van spullen. Die hoeft niet zo heel veel geld meer te hebben. Beneden-Leeuwen, is hetzelfde verhaal. En Rhenen, da's wel een serieus bedrag, acht-zeventig (870) en..
[betrokkene 78]
: (ntv) auto's ingedaan?
: (ntv) auto's ingedaan?
[verdachte 4]
: Ja, voor uh, voor die, uh. die uh, vier-dertig (430), toch?
: Ja, voor uh, voor die, uh. die uh, vier-dertig (430), toch?
D: Maar zit mijn grote vriend er ook achter, dan dit, of is het alleen jij, dit? Is de grote roerganger op de achtergrond, doet die weer mee...
[verdachte 4]
: Ja
: Ja
[betrokkene 78]
: Of ben alleen jij, dit? Met zijn tweeën, he?
: Of ben alleen jij, dit? Met zijn tweeën, he?
[verdachte 4]
: Ja
: Ja
[betrokkene 78]
: Wel voorzichtig zijn (ntv) hij kan niet netjes financieren (ntv)
: Wel voorzichtig zijn (ntv) hij kan niet netjes financieren (ntv)
[verdachte 4]
: Nul
: Nul
[betrokkene 78]
: Hm?
: Hm?
[verdachte 4]
: Nul
: Nul
[betrokkene 78]
: Ja
: Ja
(…)
[verdachte 4]
: Alphen, dat kost uh, op papier vierhonderdduizend Euro, uh, dat kost in het echt, dus netto gewoon teruggerekend, ik denk tweezestig ergens die kant uit. Dus ik wilde het niet voor tweezestig omdat je daar namelijk straks, als je het gaat verkopen, heel veel winst op maakt, dus de auto hebben we nu gewoon, uh, echt op winst uitgeboekt omdat ze daar in Uithoorn niet zo heel veel meer gebeurd, is het prima dat daar nu een winst, je had het ook netto netto door kunnen berekenen, dan had het pand veel minder gekost maar dan moet je straks, omdat dat ook weer verkocht wordt, moet je daar ook weer afrekenen, dus denk ik middel het een klein beetje tussen het een (1) en het ander en dan geef je die vierhonderdduizend (ntv)
: Alphen, dat kost uh, op papier vierhonderdduizend Euro, uh, dat kost in het echt, dus netto gewoon teruggerekend, ik denk tweezestig ergens die kant uit. Dus ik wilde het niet voor tweezestig omdat je daar namelijk straks, als je het gaat verkopen, heel veel winst op maakt, dus de auto hebben we nu gewoon, uh, echt op winst uitgeboekt omdat ze daar in Uithoorn niet zo heel veel meer gebeurd, is het prima dat daar nu een winst, je had het ook netto netto door kunnen berekenen, dan had het pand veel minder gekost maar dan moet je straks, omdat dat ook weer verkocht wordt, moet je daar ook weer afrekenen, dus denk ik middel het een klein beetje tussen het een (1) en het ander en dan geef je die vierhonderdduizend (ntv)
[betrokkene 78]
: Wordt Alphen verkocht of ga je dat ook verkopen?
: Wordt Alphen verkocht of ga je dat ook verkopen?
[verdachte 4]
: Ja, wacht even, dan gaat Alphen, gaat ook een beetje weer, want anders krijg je straks met anderen gezeik, dat als je straks twee-vijf-en-zeventig heb en dan ga je een beetje verbouwen en dan levert het straks in een keer giga-winst op, dat ze zeggen ja weet je wat het is, het klopt daar niet, dus het moest een beetje reëel zijn.
: Ja, wacht even, dan gaat Alphen, gaat ook een beetje weer, want anders krijg je straks met anderen gezeik, dat als je straks twee-vijf-en-zeventig heb en dan ga je een beetje verbouwen en dan levert het straks in een keer giga-winst op, dat ze zeggen ja weet je wat het is, het klopt daar niet, dus het moest een beetje reëel zijn.
Van misdrijf afkomstig
Uit het voorgaande blijkt dat [betrokkene 83] een bedrag van € 165.000,--, een grote partij jojo's en een Ferrari heeft ontvangen van [verdachte 29] als aanbetaling voor [bedrijf 16] aan de [locatie 8] te Alphen. Op grond van overwegingen eerder in dit vonnis is het vermoeden gerechtvaardigd dat geld en voorwerpen afkomstig van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] van misdrijf afkomstig zijn. Dat geldt eens te meer voor het bedrag van minimaal € 38.000,-- aan contante stortingen.
Uit het gesprek tussen [verdachte 4] en boekhouder [betrokkene 78] op 25 september 2019 blijkt dat voor de [locatie 8] op papier een koopprijs van € 400.000,-- is afgesproken, maar dat de werkelijke koopprijs ongeveer € 260.000,-- bedroeg. [verdachte 4] wilde daar bij een latere verkoop geen te grote winst maken. Boekhoudkundig heeft [verdachte 4] een en ander willen rechtvaardigen door de auto – de rechtbank neemt aan de Ferrari – op winst uit te boeken in [verdachte 27] . Ook op grond van dit gesprek is het vermoeden gerechtvaardigd dat de betalingen ten aanzien van de vastgoedtransactie [locatie 8] te Alphen een vorm van witwassen zijn.
Verklaringen [verdachte 1] en [verdachte 4]
[verdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij [locatie 8] heeft geruild en dat [verdachte 4] die ruil afwikkelde. Op voorhand werd niet besproken wie welk aandeel zou krijgen. [verdachte 4] heeft deze verklaring van [verdachte 1] bevestigd. Hij, [verdachte 4] , zorgde voor de betaling en de winst die het zou opleveren zou verdeeld worden in de [betrokkene(n) 4] .
[verdachte 1] en [verdachte 4] hebben daarmee geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven dat het geldbedrag en de andere voorwerpen die zijn aangewend voor [locatie 8] niet van misdrijf afkomstig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde geldbedrag en de andere voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Daderschap [verdachte 29] en feitelijke leidinggeven
De koop van de hal aan de [locatie 8] te Alphen heeft plaatsgevonden binnen de sfeer van [verdachte 29] . Het is gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. Daarmee is sprake van daderschap.
Omdat ook [verdachte 1] bij de onderhandelingen aangaande de [locatie 8] te Alphen was betrokken wordt hij, net als [verdachte 4] , ook voor wat deze vastgoedtransactie aangemerkt als feitelijke leidinggever van [verdachte 29] en – voor zover geld, jojo’s en Ferrari daar vandaan komen – als feitelijke leidinggever van de andere [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] .
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] , [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, en [verdachte 29] in vereniging bedrag van € 165.000,--, een partij jojo's en een Ferrari hebben witgewassen.
5.5.4.7 B3.5 Witwassen [bedrijf 2]
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, aan [verdachte 20] en [verdachte 16] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van ongeveer € 595.000 en/of de activa in [bedrijven 1] .
Aan [verdachte 31] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van de activa in [bedrijven 1] .
Aan [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] is verder ten laste gelegd valsheid in geschrifte in vereniging met betrekking tot een intentieverklaring, een geldleen-overeenkomst en een koopovereenkomst.
Aan [verdachte 31] is ten laste gelegd valsheid in geschrifte in vereniging met betrekking tot die intentieverklaring en koopovereenkomst.
Aan [verdachte 32] is ten laste gelegd valsheid in geschrifte in vereniging met betrekking tot die geldleenovereenkomst.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[verdachte 20] en [verdachte 16] waren via [betrokkene 72] bestuurder van [betrokkene 70] (hierna: [betrokkene 70] ). [betrokkene 70] heeft op 1 en 3 mei 2018 in totaal € 60.000,-- via de bank betaald voor twee [bedrijven 2] van, indirect, [betrokkene 120] . [betrokkene 70] heeft in juni en juli 2018 € 340.000,-- via de bank betaald voor drie [bedrijven 3] inclusief een beautycentrum van, [betrokkene 121] .
[verdachte 20] en [verdachte 16] hebben op 24 en 26 april 2018 in verschillende kleinere bedragen voor een totaalbedrag van € 46.230,-- aan contanten gestort op hun persoonlijke bankrekeningen en eveneens in verschillende kleinere bedragen voor een totaalbedrag van € 17.560,-- aan contanten gestort op hun gezamenlijke zakelijke bankrekeningen. Dit geld is direct aangewend voor de aanschaf van de [bedrijven 2] .
[verdachte 20] en [verdachte 16] hebben in de maanden mei tot en met juli 2018 in verschillende kleinere bedragen voor een totaalbedrag van € 135.150,-- aan contanten gestort op hun persoonlijke en zakelijke bankrekeningen. Dit geld is direct en aangewend voor de aanschaf van de [bedrijven 3]
In een gesprek van [verdachte 4] , [betrokkene 61] , [betrokkene 73] op 19 februari 2019 is het volgende gezegd:
[verdachte 4]
: ‘Hij is 37, want die Bentley die was [kenteken 67] en RV, [verdachte 20] , en hij was op dat moment 37. (…)
: ‘Hij is 37, want die Bentley die was [kenteken 67] en RV, [verdachte 20] , en hij was op dat moment 37. (…)
[betrokkene 61]
: Ja want hij ging vol gas hoor van de zomer toen een periode. Dat jij op 'n gegeven moment ook zei: Nou dit is niet normaal. Zo makkelijk als ie erom vroeg. Ja en [verdachte 1] gaf dat, maar het was echt niet normaal! Het ging met, met vijftig, vijfenzeventig, honderd, honderdvijftig, het ging met bakken tegelijk.
: Ja want hij ging vol gas hoor van de zomer toen een periode. Dat jij op 'n gegeven moment ook zei: Nou dit is niet normaal. Zo makkelijk als ie erom vroeg. Ja en [verdachte 1] gaf dat, maar het was echt niet normaal! Het ging met, met vijftig, vijfenzeventig, honderd, honderdvijftig, het ging met bakken tegelijk.
[verdachte 4]
: Ja en het was nog niet gebracht of hij vroeg alweer het volgende. (…)
: Ja en het was nog niet gebracht of hij vroeg alweer het volgende. (…)
[betrokkene 61]
: Ja en gewoon tot 's nachts 12 uur eh 11 uur: "Heb je hem gesproken? Ken ik het ophalen?" Ik zeg tegen [verdachte 4] : dat klopt gewoon niet! (…)
: Ja en gewoon tot 's nachts 12 uur eh 11 uur: "Heb je hem gesproken? Ken ik het ophalen?" Ik zeg tegen [verdachte 4] : dat klopt gewoon niet! (…)
[verdachte 4]
: En hij was gewoon echt dat ie letterlijk zegt. Uh, ‘s middags, op zaterdagmiddag om uh 5 uur, uh, breng honderdvijftig naar me toe. En zondagochtend om 9 uur vroeg ie, zat ie al weer te bellen of die er maandag nog vijfenzeventig bij kon krijgen. (…)
: En hij was gewoon echt dat ie letterlijk zegt. Uh, ‘s middags, op zaterdagmiddag om uh 5 uur, uh, breng honderdvijftig naar me toe. En zondagochtend om 9 uur vroeg ie, zat ie al weer te bellen of die er maandag nog vijfenzeventig bij kon krijgen. (…)
[betrokkene 61]
: Dus ja, [verdachte 1] is daar ook een beetje, eh, ik vind het een dubbel verhaal. Die gaat wel héél Makkelijk, hè?(…) Ik bedoel een jongen van 37 die wekelijks zo makkelijk komt. (…)
: Dus ja, [verdachte 1] is daar ook een beetje, eh, ik vind het een dubbel verhaal. Die gaat wel héél Makkelijk, hè?(…) Ik bedoel een jongen van 37 die wekelijks zo makkelijk komt. (…)
[verdachte 4]
: Ja, het is heel simpel. Dat stopt ook niet. Als [verdachte 1] er vrijdag een goed gevoel bij heeft dan gooit ie weer nieuw geld in, geloof mij maar, 100%. (…)
: Ja, het is heel simpel. Dat stopt ook niet. Als [verdachte 1] er vrijdag een goed gevoel bij heeft dan gooit ie weer nieuw geld in, geloof mij maar, 100%. (…)
[verdachte 4]
: Nou ja, (…) de helft, als ik het goed begrepen heb, heb die zo betaald voor die overnames. En die andere helft op de bank. En die hebt gewoon ervoor gezorgd dat die op enige manier op zijn rekening terechtkwam.(…)
: Nou ja, (…) de helft, als ik het goed begrepen heb, heb die zo betaald voor die overnames. En die andere helft op de bank. En die hebt gewoon ervoor gezorgd dat die op enige manier op zijn rekening terechtkwam.(…)
[betrokkene 73]
: Ja, maar ja, maar van de andere kant, vind ik ook jullie niet vrijuit gaan. Want jij zegt het gaat over een half miljoen, en dat is in gedeeltes betaald. Dan vraag je je dan niet af waar is dit bedrag voor? Want het wordt wel gegeven en er wordt ook geen verantwoording voor afgelegd.
: Ja, maar ja, maar van de andere kant, vind ik ook jullie niet vrijuit gaan. Want jij zegt het gaat over een half miljoen, en dat is in gedeeltes betaald. Dan vraag je je dan niet af waar is dit bedrag voor? Want het wordt wel gegeven en er wordt ook geen verantwoording voor afgelegd.
[verdachte 4]
: Nou uh, in principe, uh, uh, weet jij eigenlijk beter waar het aan besteed is dan ik, want jij hebt er de eerste keer bij gezeten.
: Nou uh, in principe, uh, uh, weet jij eigenlijk beter waar het aan besteed is dan ik, want jij hebt er de eerste keer bij gezeten.
Kees: Hij wou een paar [bedrijven 1] overnemen.
[verdachte 4]
: Ja. Daar is dat voor gebruikt, maar hoe die deal precies geweest is. (…)
: Ja. Daar is dat voor gebruikt, maar hoe die deal precies geweest is. (…)
[betrokkene 61]
: Nee, maar [verdachte 4] , je hebt van de zomer al tegen [verdachte 1] gezegd van "Stop maar". Die had er nòg meer in gedouwd. (…) Kijk, en vergeet niet dat [verdachte 20] natuurlijk ook in de top van [verdachte 1] kwam, hè? [verdachte 1] staat nu ook effe vandaag alweer anders, is alweer veel meer geland, als een half jaar terug was het natuurlijk B.A. zelf. Toen was-ie helemaal The King. (…) Ja maar, maar van de zomer, [verdachte 4] , was die helemaal over de top. Alles kon’.
: Nee, maar [verdachte 4] , je hebt van de zomer al tegen [verdachte 1] gezegd van "Stop maar". Die had er nòg meer in gedouwd. (…) Kijk, en vergeet niet dat [verdachte 20] natuurlijk ook in de top van [verdachte 1] kwam, hè? [verdachte 1] staat nu ook effe vandaag alweer anders, is alweer veel meer geland, als een half jaar terug was het natuurlijk B.A. zelf. Toen was-ie helemaal The King. (…) Ja maar, maar van de zomer, [verdachte 4] , was die helemaal over de top. Alles kon’.
Blijkens een schriftelijke overeenkomst gedateerd 1 augustus 2018 heeft [verdachte 16] in de periode van 25 april 2018 tot en met 1 augustus 2018 van [verdachte 32] een geldbedrag ter hoogte van € 75.000,-- geleend “
voor de aanschaf van een zestal [bedrijven 1]. Volgens de overeenkomst heeft [verdachte 20] hiervoor aan [verdachte 16] toestemming verleend en is hij tevens akkoord gegaan met de voorwaarden. Het contract vermeldt in tweevoud te zijn opgemaakt op 1 augustus 2018 en is door [verdachte 4] , [verdachte 16] en [verdachte 20] ondertekend.
voor de aanschaf van een zestal [bedrijven 1]. Volgens de overeenkomst heeft [verdachte 20] hiervoor aan [verdachte 16] toestemming verleend en is hij tevens akkoord gegaan met de voorwaarden. Het contract vermeldt in tweevoud te zijn opgemaakt op 1 augustus 2018 en is door [verdachte 4] , [verdachte 16] en [verdachte 20] ondertekend.
Volgens [verdachte 4] is [verdachte 20] in mei, juni 2018 een keer bij hem geweest om te praten dat hij geld wilde lenen om de [bedrijven 1] over te nemen.
Tijdens een gesprek van 13 maart 2019 heeft [verdachte 20] in aanwezigheid van [verdachte 16] tegen [verdachte 4] gezegd:
“
Wat ik, wat ik vorig jaar een paar keer moeilijk heb gevonden, is dat we uhh, dat er geen goeie afspraken zijn gemaakt. En dat heb ik één of twee keer nog benoemd, tegen jou, of [verdachte 1] , ik weet niet zeker wie het was. En ik zou het fijn vinden om goeie afspraken te maken. Ik ben me wel degelijk, ben me er terdege van bewust dat ik een uh, uh, uh, een partner in m'n bedrijf heb zitten, een financieel partner. Uh en ben me er van bewust dat ik dat we, volgens mij goed werk hebben gedaan, om, om, om, om, om het geheel legaal op de bank te krijgen, om dingen te kopen. Ennn, we hebben een vrij strenge accountant, zelfs die heeft uh geen vragen. Ehmm (De deurbel gaat.) Ja, heeft geen vragen met cash storten (…) Dus, we hebben daar goeie dingen in gedaan. En ik wil heel graag goeie afspraken maken”.
Wat ik, wat ik vorig jaar een paar keer moeilijk heb gevonden, is dat we uhh, dat er geen goeie afspraken zijn gemaakt. En dat heb ik één of twee keer nog benoemd, tegen jou, of [verdachte 1] , ik weet niet zeker wie het was. En ik zou het fijn vinden om goeie afspraken te maken. Ik ben me wel degelijk, ben me er terdege van bewust dat ik een uh, uh, uh, een partner in m'n bedrijf heb zitten, een financieel partner. Uh en ben me er van bewust dat ik dat we, volgens mij goed werk hebben gedaan, om, om, om, om, om het geheel legaal op de bank te krijgen, om dingen te kopen. Ennn, we hebben een vrij strenge accountant, zelfs die heeft uh geen vragen. Ehmm (De deurbel gaat.) Ja, heeft geen vragen met cash storten (…) Dus, we hebben daar goeie dingen in gedaan. En ik wil heel graag goeie afspraken maken”.
Verder had [verdachte 1] volgens [verdachte 20] met hem afgesproken dat [verdachte 1] dochter op de loonlijst zou komen:
“ik zou z'n dochter op de loonlijst zetten en hij wilde eventueel zelf wel elke maand even wat geld geven, zodat we haar kon betalen, zodat (…) ze gewoon netto geld had”. Ook [verdachte 21] , [verdachte 1] jongste dochter, had aanvankelijk van haar vader begrepen dat zij op de loonlijst zou komen en dat ze daar niets speciaals voor zou hoeven doen.
“ik zou z'n dochter op de loonlijst zetten en hij wilde eventueel zelf wel elke maand even wat geld geven, zodat we haar kon betalen, zodat (…) ze gewoon netto geld had”. Ook [verdachte 21] , [verdachte 1] jongste dochter, had aanvankelijk van haar vader begrepen dat zij op de loonlijst zou komen en dat ze daar niets speciaals voor zou hoeven doen.
Volgens een schriftelijke intentieverklaring, gedateerd op 18 maart 2019 en ondertekend door [verdachte 4] (namens [verdachte 31] ) en [verdachte 16] en [verdachte 20] (namens [betrokkene 70] en [betrokkene 72] ) hadden partijen ten doel een samenwerkingsovereenkomst of de overname van een zevental [bedrijven 1] door [verdachte 31] . Daarvoor werd door [verdachte 31] op 25 en 28 maart 2019 tweemaal € 10.000,- overgemaakt naar [betrokkene 70] .
Naar de bankrekening van [betrokkene 70] is op 25 en 28 maart 2019 tweemaal € 10.000,- overgemaakt met als omschrijving ‘eerste betaling cf overeenkomst’ en ‘tweede betaling conform overeenkomst’.
Op 20 maart 2019 hebben [verdachte 4] en [verdachte 1] uitvoerig met elkaar over zaken gesproken. Over de [bedrijven 1] werd in dit gesprek gezegd:
“
Ik denk dat voordat ik daar echt geld in gaat, uh, dat ik dat lijntje doorknip. Kijk die zes [bedrijven 1] , als daar nog drie ton bij moet totaal, die brengen wel een keer acht ton op, dus dan is die acht ton ingedekt. Of acht en een halve ton, dat zou dan veertig ruggen zijn. (…) maar je moet wel die lijntjes doorknippen, want dan staat er vier ton schuld alleen op die winkels. (…) Nou ik denk (…) hij betaalt negen procent bij de investeringsmaatschappij, dat we vijf procent rente in dingen moeten brengen. We zijn compagnons in die zaken, we hebben betaald, en de zaak moet, de zaak moet vijf procent rente nog betalen. Over acht ton is veertig rooien per jaar, dat is de man twintig rooien en dan moet je het zelfde geld uit de [bedrijven 1] krijgen als dat hun eruit krijgen. (…) Als je dan ook nog is ieder twee rooien in de maand eruit krijgt heb je bijna vier rooien in de maand gewoon wit op je rekeningetje van hun vandaan. En je moet zo zien, de [bedrijven 1] die worden niet echt veel minder waard. Dan laat je als de zaak echt goed loopt ook een aflossinkie van doen, al is het maar een halve ton per jaar op de zes zaken, tien ruggen per zaak.
Ik denk dat voordat ik daar echt geld in gaat, uh, dat ik dat lijntje doorknip. Kijk die zes [bedrijven 1] , als daar nog drie ton bij moet totaal, die brengen wel een keer acht ton op, dus dan is die acht ton ingedekt. Of acht en een halve ton, dat zou dan veertig ruggen zijn. (…) maar je moet wel die lijntjes doorknippen, want dan staat er vier ton schuld alleen op die winkels. (…) Nou ik denk (…) hij betaalt negen procent bij de investeringsmaatschappij, dat we vijf procent rente in dingen moeten brengen. We zijn compagnons in die zaken, we hebben betaald, en de zaak moet, de zaak moet vijf procent rente nog betalen. Over acht ton is veertig rooien per jaar, dat is de man twintig rooien en dan moet je het zelfde geld uit de [bedrijven 1] krijgen als dat hun eruit krijgen. (…) Als je dan ook nog is ieder twee rooien in de maand eruit krijgt heb je bijna vier rooien in de maand gewoon wit op je rekeningetje van hun vandaan. En je moet zo zien, de [bedrijven 1] die worden niet echt veel minder waard. Dan laat je als de zaak echt goed loopt ook een aflossinkie van doen, al is het maar een halve ton per jaar op de zes zaken, tien ruggen per zaak.
[verdachte 4]
: Ja.
: Ja.
[verdachte 1]
: Die kant moet je een beetje op.
: Die kant moet je een beetje op.
[verdachte 4]
: Hé, maar wil je wel dat [verdachte 21] echt uhm, d'r actief ermee aan de gang gaat of niet?
: Hé, maar wil je wel dat [verdachte 21] echt uhm, d'r actief ermee aan de gang gaat of niet?
[verdachte 1]
: Ja, één of twee dagen in de week, meer hoeft ze niet te doen. Eén dag in de week is genoeg. Dan ziet [verdachte 21] genoeg.
: Ja, één of twee dagen in de week, meer hoeft ze niet te doen. Eén dag in de week is genoeg. Dan ziet [verdachte 21] genoeg.
[verdachte 4]
: Dan ziet [verdachte 21] genoeg.”
: Dan ziet [verdachte 21] genoeg.”
Op 5 mei 2019 heeft [verdachte 20] een e-mail gezonden aan [verdachte 4] inhoudende, onder meer:
“Beste [verdachte 4] ,
Graag stuur ik je hierbij in vertrouwen informatie toe van onze onderneming [betrokkene 70] . Ik
hoop van harte dat je ons wilt en kunt helpen (…) We zijn nu opzoek naar een oplossing waarbij we alle 9 vestígingen overeind blijven en weer winstgevend worden (…)”
en heeft [verdachte 4] per e-mail geantwoord:
“Goedenavond [verdachte 20] en [verdachte 16] ,
Mail ontvangen. Ik ga het doornemen en kom er snel op terug.
Gr. [verdachte 4] ”.
Op 4 juni 2019 heeft [verdachte 4] tegen [verdachte 16] en [verdachte 20] gezegd dat hij een huurcontract had gemaakt, maar:
“dat voor nu even het belangrijkste is, ik moet gewoon een intentieverklaring hebben, dat wij hier al over in gesprek waren.”Vervolgens hebben [verdachte 16] , [verdachte 20] en [verdachte 4] besproken wanneer zij elkaar voor het laatst hebben gezien. [verdachte 4] heeft vervolgens gezegd:
“17 maart stuur je ( [verdachte 20] ) mij een berichtje, morgenochtend, morgenmiddag om 13 uur effe de boel bespreken. Dus vandaar dat ik 18 maart hier op gezet heb.”Uit het verdere verloop van het gesprek bleek dat er gesteggel was over de inhoud van de overeenkomst en of de overeenkomst nog aangepast kon worden. Dit bleek niet mogelijk, aangezien [verdachte 4] de overeenkomst
“niet heeft opgeslagen, echt niet. Ik heb gisteravond op de computer van mijn zoon gemaakt en ik heb uitgeprint en voor de rest heb ik het niet opgeslagen. (..) ik heb ik het niet op deze computer gezet omdat je ziet wanneer die is opgeslagen is, en uh en ik wil gewoon dat risico niet lopen.”[verdachte 20] heeft in dit verband in aanwezigheid van [verdachte 16] tegen [verdachte 4] gezegd: “
nou ja, ik denk dit, ik zet ook weleens iets in het verleden in elkaar zal maar zeggen”.Voorts heeft [verdachte 4] gezegd:
“ik doe dit niet met een andere reden als twee redenen. Om te zorgen dat boekhoudkundig die 20.000 euro een bestemming hebben, want die boekhouder heeft daar een paar keer om gevraagd. En ik heb er wat haast mee gemaakt vanwege het feit dat ik morgen graag zo compleet mogelijk bij die schade kom want namelijk die verzekeringsexpert van de uh de verzekering van het pand maar de Vereniging van Eigenaren hebben een contra-expert inge... en die zijn er morgen allebei. De contra-expert staat natuurlijk aan onze kant, aan de andere kant die wil zo min mogelijk uit betalen. En ik kom morgen met een zo'n compleet mogelijk dossier van kijk dit is wat het is”.
“dat voor nu even het belangrijkste is, ik moet gewoon een intentieverklaring hebben, dat wij hier al over in gesprek waren.”Vervolgens hebben [verdachte 16] , [verdachte 20] en [verdachte 4] besproken wanneer zij elkaar voor het laatst hebben gezien. [verdachte 4] heeft vervolgens gezegd:
“17 maart stuur je ( [verdachte 20] ) mij een berichtje, morgenochtend, morgenmiddag om 13 uur effe de boel bespreken. Dus vandaar dat ik 18 maart hier op gezet heb.”Uit het verdere verloop van het gesprek bleek dat er gesteggel was over de inhoud van de overeenkomst en of de overeenkomst nog aangepast kon worden. Dit bleek niet mogelijk, aangezien [verdachte 4] de overeenkomst
“niet heeft opgeslagen, echt niet. Ik heb gisteravond op de computer van mijn zoon gemaakt en ik heb uitgeprint en voor de rest heb ik het niet opgeslagen. (..) ik heb ik het niet op deze computer gezet omdat je ziet wanneer die is opgeslagen is, en uh en ik wil gewoon dat risico niet lopen.”[verdachte 20] heeft in dit verband in aanwezigheid van [verdachte 16] tegen [verdachte 4] gezegd: “
nou ja, ik denk dit, ik zet ook weleens iets in het verleden in elkaar zal maar zeggen”.Voorts heeft [verdachte 4] gezegd:
“ik doe dit niet met een andere reden als twee redenen. Om te zorgen dat boekhoudkundig die 20.000 euro een bestemming hebben, want die boekhouder heeft daar een paar keer om gevraagd. En ik heb er wat haast mee gemaakt vanwege het feit dat ik morgen graag zo compleet mogelijk bij die schade kom want namelijk die verzekeringsexpert van de uh de verzekering van het pand maar de Vereniging van Eigenaren hebben een contra-expert inge... en die zijn er morgen allebei. De contra-expert staat natuurlijk aan onze kant, aan de andere kant die wil zo min mogelijk uit betalen. En ik kom morgen met een zo'n compleet mogelijk dossier van kijk dit is wat het is”.
Volgens een door [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] ondertekende koopovereenkomst tussen [betrokkene 70] en [verdachte 31] gedateerd 14 juni 2019 heeft [verdachte 31] van [betrokkene 70] de activa van zes [bedrijven 1] gekocht. De totale koopsom van de activa bedroeg € 545.000,--. De koopovereenkomst was ondertekend op 14 juni 2019. De levering zou op 16 juni 2019 plaatsvinden.
Op 21 juni 2019 zijn opgericht de vennootschappen [betrokkene 69] (financiële holding) en zes dochtervennootschappen. [betrokkene 69] is dochtervennootschap van [verdachte 31] . De specifieke bedrijfsactiviteit betrof de exploitatie en het beheer van [bedrijven 1] . In een gesprek op 12 juli 2019 met [betrokkene 73] heeft [verdachte 4] gezegd dat hij nieuwe B.V.’s heeft opgericht en de overname van de [bedrijven 1] onderhands heeft geregeld via een activa-passiva-transactie.
Op 4 juli 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verdachte 16] , [verdachte 20] en [verdachte 4] . Er is gesproken over het “nog maken van een overeenkomst voor € 75.000,-, voor de administratie”. [verdachte 4] heeft gezegd:
“Het gaat erom dat ik erin ga zetten dat .. voor dat bedrag, die € 75.000 een soort eerste kooprecht of ehh pand recht komt.” Kijk in principe, hier moet je ook even nadenken, € 75.000 is natuurlijk best wel veel in contant. Het is op zich wel prettig omdat het in kleinere bedragen geweest is. lk doe dat vanaf die Duits BV en waarom? Omdat ik daar nagenoeg geen huur(fon) gestort heb (stukje ovst) maar wel in Spanje. Dus ik kan natuurlijk zeggen dat ik dat geld heb (fon) contant gehad die dag en om iedere keer naar Duitsland te rijden om dat te doen is lastig geweest dus ik heb dat op die manier heb ik dat zo gedaan. Op de rekening courant boek ik dat dan weer terug van die Duitse BV weer teruggaat hier naar Nederland toe.. [betrokkene(n) 4] heeft een rekening courant verhouding met dingens (fon) [betrokkene(n) 4] kan dit met [verdachte 30] doen dus dat.. dat trekt mekaar dan allemaal wel weer recht maar ik kan hier in Nederland kan ik die € 75.000 niet terug krijgen want die kassa (fon) -ovst-ik heb vorig jaar die hele WWFT gebeuren gehad enzo allemaal.”
[verdachte 20] heeft een andere werkwijze voorgesteld:
“wat je kan doen, dat ik zeg dat ook ik geld geleend heb, hij heeft geld geleend – ntv- dat ik meeteken, het akkoord vindt.”
“wat je kan doen, dat ik zeg dat ook ik geld geleend heb, hij heeft geld geleend – ntv- dat ik meeteken, het akkoord vindt.”
Verder heeft [verdachte 4] gevraagd of hij de overeenkomst op een B.V. of op [verdachte 16] als privépersoon moest zetten. [verdachte 16] heeft geantwoord dat hij een deel privé en een deel via zijn bedrijf [betrokkene 122] had ingebracht. Ook heeft [verdachte 4] voorgesteld om geen exacte datum in de overeenkomst op te nemen, maar bijvoorbeeld “een periode van 25 april tot 1 augustus”. [verdachte 20] heeft vervolgens gezegd:
“Eens, maar dan klopt die toch? Ik teken mee dat ik akkoord ben dat het pandrecht bij jou legt.”
“Eens, maar dan klopt die toch? Ik teken mee dat ik akkoord ben dat het pandrecht bij jou legt.”
Op 5 juli 2019 heeft [verdachte 4] tegen [verdachte 5] gezegd:
[verdachte 4] : “
kijk de laatste paar weken ben ik echt van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat bezig met die [bedrijven 1] , waar ik de eerste gesprekken niet bijgezeten heb. Want die jongen is van de zomer ook nog eens een keertje geweest. (ntv) toen keek ie mij aan. (ntv) ik zou het niet doen. Want dat heb geen zin. Want ik heb er vanaf het begin af aan geen vertrouwen in gehad. En eh, nou dat het allemaal tramalant is moet ik dat in principe allemaal...
kijk de laatste paar weken ben ik echt van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat bezig met die [bedrijven 1] , waar ik de eerste gesprekken niet bijgezeten heb. Want die jongen is van de zomer ook nog eens een keertje geweest. (ntv) toen keek ie mij aan. (ntv) ik zou het niet doen. Want dat heb geen zin. Want ik heb er vanaf het begin af aan geen vertrouwen in gehad. En eh, nou dat het allemaal tramalant is moet ik dat in principe allemaal...
[verdachte 5]
: gaan oplossen.
: gaan oplossen.
[verdachte 4]
: gaan recht breien. Maar het is verpand aan de bank, het moet allemaal terugwerkende kracht contracten maken. (bel) en dingen in elkaar gaan zetten om het een beetje geloofwaardig allemaal te gaan doen. Nou, dat zit er nu allemaal redelijk goed uit. Dus dat gaat ook allemaal de goeie kant op. En je merkt aan hem dat ie dat wel ook wel weer top vindt weet je wel. Vanochtend was ie er effetjes, dan is ie ook super goed te spreken.”
: gaan recht breien. Maar het is verpand aan de bank, het moet allemaal terugwerkende kracht contracten maken. (bel) en dingen in elkaar gaan zetten om het een beetje geloofwaardig allemaal te gaan doen. Nou, dat zit er nu allemaal redelijk goed uit. Dus dat gaat ook allemaal de goeie kant op. En je merkt aan hem dat ie dat wel ook wel weer top vindt weet je wel. Vanochtend was ie er effetjes, dan is ie ook super goed te spreken.”
In een gesprek van 14 juli 2019 heeft [verdachte 1] in aanwezigheid van [verdachte 4] tegen [verdachte 24] gezegd:
“Maar weet je wat het is, als je in Nederland komt en je bent twee weken in Nederland, klinkt raar, dan wil ik van mijn kinderen en kleinkinderen genieten. Dan wil ik het naar mijn zin hebben. Niet twee weken met een pistool in de rondte, overal ruzie gaan maken en ellende gaan maken voor je eigen geld of je eigen spullen. Weet je wat het is, we hebben [bedrijven 1] . Hij is nou twee weken of drie weken constant bezig ermee en iedere dag geld erin en dingen erin om het naar ons eigen toe te krijgen. Omdat je niks kan verantwoorden. Maar (…) in die paar jaar tijd dat we hier zitten kennen we inmiddels wel wat verantwoorden. (…) Nou, dat is niet langzamerhand gegaan, dat is gewoon snel gegaan. Dus nu, als we morgen (…) de uitverkoop houden en een zooitje dingen die ik niet kwijt ben, dingen wegzetten gewoon dan (…) hebben we (…) een witte pot.”
Op 18 september 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verdachte 16] , [verdachte 20] en [verdachte 4] . Zij spraken over een koopcontract voor de overname van [bedrijven 1] . [verdachte 20] leverde alle documenten aan en [verdachte 4] besprak de inhoud van de overeenkomst.
[verdachte 20]
: (…) weet je zo'n curator wil natuurlijk alles weten (…) Ja dat wordt dan een discussie tussen mij en onze advocaat en de curator. (…) Alleen het enige wat ik niet wil is dat dat er straks gezeik uitkomt over hetgeen wat wij met ooit elkaar hebben afgesproken. Daar ben ik een beetje huiverig voor. (…) Mijn advocaat (…) zegt ook van ja, weet je dat, dat contract moet gewoon wel heel erg kloppen zegt ze. (…) Ja en dus dat verhaal moet goed zijn waardoor je gewoon tegen zo'n curator in alle eerlijkheid kan zeggen van joh (…) Zit dus geen bestuurlijke aansprakelijkheid, zitten geen
: (…) weet je zo'n curator wil natuurlijk alles weten (…) Ja dat wordt dan een discussie tussen mij en onze advocaat en de curator. (…) Alleen het enige wat ik niet wil is dat dat er straks gezeik uitkomt over hetgeen wat wij met ooit elkaar hebben afgesproken. Daar ben ik een beetje huiverig voor. (…) Mijn advocaat (…) zegt ook van ja, weet je dat, dat contract moet gewoon wel heel erg kloppen zegt ze. (…) Ja en dus dat verhaal moet goed zijn waardoor je gewoon tegen zo'n curator in alle eerlijkheid kan zeggen van joh (…) Zit dus geen bestuurlijke aansprakelijkheid, zitten geen
gekke dingen bij, wij nemen ons verlies en dat is twee ton, dus we benadelen de onderneming daar niet mee, hè..(…)
[verdachte 20]
: Dus dan heb je, dan neem jij hem over op de 16°. Want het eerste salaris ..(ntv).. zo overnemen. Oké, dus dan hebben we deze getekend op de 15°. Dat vinden we wel prima toch, op zaterdag? Of 14 juni dat is een vrijdag. Eens? Ik ga typen.(…)
: Dus dan heb je, dan neem jij hem over op de 16°. Want het eerste salaris ..(ntv).. zo overnemen. Oké, dus dan hebben we deze getekend op de 15°. Dat vinden we wel prima toch, op zaterdag? Of 14 juni dat is een vrijdag. Eens? Ik ga typen.(…)
[verdachte 4]
: Was het zonnetegoed nog hoger als tweehonderdvijftigduizend euro? (….) Ja, maar dan doe je toch gewoon voor het gemak gemangeerd (fonetisch; rechtbank neemt aan: gemaximeerd
) op driehonderdduizend euro?
: Was het zonnetegoed nog hoger als tweehonderdvijftigduizend euro? (….) Ja, maar dan doe je toch gewoon voor het gemak gemangeerd (fonetisch; rechtbank neemt aan: gemaximeerd
) op driehonderdduizend euro?
[verdachte 20]
: Dat is prima. Alleen je moet wel zien te voorkomen dat dan, ik zou twee tachtig doen. Anders zegt de curator doe mij nog effe zeventien ruggen.
: Dat is prima. Alleen je moet wel zien te voorkomen dat dan, ik zou twee tachtig doen. Anders zegt de curator doe mij nog effe zeventien ruggen.
[verdachte 4]
: Dan doe je twee vijvenzeventig.
: Dan doe je twee vijvenzeventig.
[verdachte 20]
: Ja, dan heb je te veel betaald.
: Ja, dan heb je te veel betaald.
[verdachte 4]
: Ja.
: Ja.
[verdachte 20]
: Dat is in je voordeel.(…)
: Dat is in je voordeel.(…)
[verdachte 20]
: Kom even terug. Uhm, wie is de koper ook alweer? Dat is [verdachte 31] , toch?(…) Is [verdachte 30] zijn twee woorden? (…) Heb je ook een tweede naam [verdachte 4] of niet? Is het gewoon [verdachte 4] ? [verdachte 4] ?
: Kom even terug. Uhm, wie is de koper ook alweer? Dat is [verdachte 31] , toch?(…) Is [verdachte 30] zijn twee woorden? (…) Heb je ook een tweede naam [verdachte 4] of niet? Is het gewoon [verdachte 4] ? [verdachte 4] ?
Op de vraag hoe hij [verdachte 20] en [verdachte 16] heeft leren kennen heeft [verdachte 4] geantwoord:
‘ [verdachte 20] vorig jaar. [verdachte 16] heb ik later leren kennen. (…) [verdachte 20] is hier een keer vorig jaar een keertje geweest. Het zal precies ruim een jaar terug Ik denk dat het, euh, mei, juni geweest is. Toen kwam hij in principe hier praten om, eh, dat ie geld wilde lenen om de [bedrijven 1] over te nemen’.
Hoogte bedrag
De eerste vraag is hoeveel (contant) geld [verdachte 1] , [verdachte 4] , [verdachte 31] en/of [verdachte 32] aan [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben gegeven.
Verklaring verdachten
Ter terechtzitting van 6 maart 2023 heeft [verdachte 1] verklaard dat hij contant geld had overhandigd om in de [bedrijven 1] te stoppen. Ter terechtzitting van 18 april 2023 heeft [verdachte 1] verder verklaard dat hij met drie andere mensen in totaal minimaal € 500.000,-- heeft geïnvesteerd in [bedrijven 1] . “
Die drie mensen gaven contant geld aan mij en ik gaf het in delen aan [verdachte 4] , [verdachte 20] of [verdachte 16] . Het overhandigen van het geld gebeurde op diverse plekken in Nederland. Ik weet niet hoe vaak deze ontmoetingen hebben plaatsgevonden. Ik weet niet meer precies welke afspraken we hadden over de wijze van terugbetalen”.[verdachte 1] heeft verder verklaard dat hij niets weet van een lening van [verdachte 31] en [verdachte 32] aan [verdachte 16] .
Die drie mensen gaven contant geld aan mij en ik gaf het in delen aan [verdachte 4] , [verdachte 20] of [verdachte 16] . Het overhandigen van het geld gebeurde op diverse plekken in Nederland. Ik weet niet hoe vaak deze ontmoetingen hebben plaatsgevonden. Ik weet niet meer precies welke afspraken we hadden over de wijze van terugbetalen”.[verdachte 1] heeft verder verklaard dat hij niets weet van een lening van [verdachte 31] en [verdachte 32] aan [verdachte 16] .
[verdachte 4] heeft verklaard dat hij niet weet hoeveel [verdachte 1] heeft geïnvesteerd in de [bedrijven 1] . Hij heeft verder verklaard dat hij één keer geld gebracht heeft bij [verdachte 20] en dat er een andere keer geld bij mij opgehaald en dat dit geld was klaargelegd door [verdachte 1] zelf. Hij had het gekregen in een tasje en doorgegeven aan [verdachte 20] . Hij heeft verder verklaard dat [verdachte 32] € 75.000,-- in contanten heeft uitgeleend voor de gehele onderneming en dat [verdachte 1] op enig moment wel wist dat [verdachte 32] investeerde in de [bedrijven 1] . [verdachte 4] heeft ook verklaard dat [verdachte 31] € 20.000,-- per bank heeft gegeven. [verdachte 16] was in de veronderstelling dat er € 445.000,-- was geïnvesteerd in de [bedrijven 1] .
[verdachte 20] heeft verklaard dat hij ervan uit gaat dat hij en [verdachte 16] allebei € 100.000,-- hebben geleend, dus samen € 200.000,--. [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben beiden verklaard het eerder niet was gelukt financiering te krijgen van een reguliere bank of investeerder voor de [bedrijven 1] .
Verdere feiten en omstandigheden
In een gesprek op 5 juli 2019 heeft [verdachte 1] over de [bedrijven 1] tegen [verdachte 4] gezegd:
‘ik geef niet zo maar 500 ruggen’.In een gesprek van [verdachte 4] , [betrokkene 61] , [betrokkene 73] op 19 februari 2019 komt aan de orde dat
‘een half miljoen’in gedeeltes is betaald aan [verdachte 20] . Die gesprekken bevestigen [verdachte 1] verklaring ter zitting dat hij minimaal € 500.000,-- heeft geïnvesteerd.
‘ik geef niet zo maar 500 ruggen’.In een gesprek van [verdachte 4] , [betrokkene 61] , [betrokkene 73] op 19 februari 2019 komt aan de orde dat
‘een half miljoen’in gedeeltes is betaald aan [verdachte 20] . Die gesprekken bevestigen [verdachte 1] verklaring ter zitting dat hij minimaal € 500.000,-- heeft geïnvesteerd.
Op papier is € 60.000,-- voor twee [bedrijven 2] en € 340.000,-- voor drie [bedrijven 3] betaald. De totale investering zou dan € 400.000,-- bedragen. In een gesprek van 22 mei 2019 opgenomen in het bedrijfspand van [verdachte 27] hebben [verdachte 20] en [verdachte 16] met [verdachte 4] echter besproken dat zij ‘bij [betrokkene 120] ’ 390 hebben betaald, waarvan 340 ‘voor in de boeken’. In een gesprek van 25 maart 2019 heeft [verdachte 1] gezegd dat hij Rijswijk en Wassenaar kocht voor 130 ruggen samen. [betrokkene 120] heeft in tranen verklaard
‘dat ze het nooit had moeten aannemen’. Uit het gesprek van 19 februari 2019 maakt de rechtbank op dat [verdachte 4] in de veronderstelling verkeerde dat de helft van de overnamesom contant werd betaald en de andere helft via de bank en dat [verdachte 20] ervoor heeft gezorgd dat contant geld op zijn rekening terechtkwam.
‘dat ze het nooit had moeten aannemen’. Uit het gesprek van 19 februari 2019 maakt de rechtbank op dat [verdachte 4] in de veronderstelling verkeerde dat de helft van de overnamesom contant werd betaald en de andere helft via de bank en dat [verdachte 20] ervoor heeft gezorgd dat contant geld op zijn rekening terechtkwam.
Uit een foto van aantekeningen op een notitieblaadje en uit een gevonden pdf file is op te maken dat de [bedrijven 2] een koopprijs hebben van € 125.000,-- en dat de [bedrijven 3] een koopprijs hebben van € 390.000,--. Ook uit een gesprek van [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] op 11 juni 2019 kan worden opgemaakt dat in april, mei, juni en juli 2018 contante betalingen zijn gedaan aan [betrokkene 121] . Uit dit alles wordt afgeleid dat zowel voor de [bedrijven 2] als voor de [bedrijven 3] naast de betalingen per bank ook contante betalingen zijn gedaan en dat de totale koopprijs € 515.000,-- bedraagt.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat [verdachte 1] en [verdachte 4] en/of [verdachte 31] en [verdachte 32] samen in totaal ongeveer € 500.000,-- aan [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben gegeven, waarvan € 20.000,-- per bank en de rest contant. De rechtbank gaat daarmee voorbij aan de verklaring van [verdachte 20] .
Van misdrijf afkomstig
De volgende vraag is of dit bedrag van ongeveer € 500.000,-- aan cashgeld van misdrijf afkomstig is.
Voor [verdachte 1] geldt dat hij geen legaal inkomen of vermogen had terwijl hij is veroordeeld wegens grootschalige drugshandel, waardoor het vermoeden bestaat dat een door hem beschikbaar gesteld bedrag van misdrijf afkomstig is. Al eerder is overwogen dat [verdachte 1] er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat hij op legale wijze inkomsten heeft verworven, die voldoende waren om in zijn luxe levensstijl en verdere uitgaven te bekostigen.
Ook over de herkomst van het geld dat [verdachte 1] aan [verdachte 20] en [verdachte 16] heeft gegeven heeft [verdachte 1] geen afdoende verklaring afgelegd. Voor het eerst ter terechtzitting van 6 maart 2023 heeft [verdachte 1] verklaard dat hij niet alleen heeft geïnvesteerd, maar dat drie anderen óók geldbedragen hebben gegeven. Die verklaring is niet verifieerbaar, omdat [verdachte 1] niet heeft willen zeggen wie die anderen zijn, en is ook niet op andere wijze aannemelijk geworden. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte 1] dan ook geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de contante gelden die hij heeft verstrekt.
Voor het totaalbedrag van € 95.000,-- (€ 75.000,-- + € 20.000,--) dat op papier door [verdachte 32] en [verdachte 31] ter beschikking was gesteld geldt dat dit volgens [verdachte 4] afkomstig is uit de bedrijfsvoering van de [betrokkene(n) 4] en [verdachte 30] . Het zou gaan om huurinkomsten vanuit Duitsland. De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat de boekhouding van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] niet inzichtelijk is, zodat ook in zoverre geen verklaring kan worden gevonden voor dat geldbedrag. Daar komt bij dat [verdachte 4] op 4 juli 2019 tegen [verdachte 20] en [verdachte 16] heeft gezegd dat hij het bedrag van € 75.000,-- inbracht via ‘die Duitse B.V.’, omdat hij het in Nederland niet meer in de kas kon doen na een Wwft-controle. Daaruit maakt de rechtbank op dat dit geld niet werkelijk afkomstig was uit [verdachte 32] . Niet duidelijk is geworden waar het wél vandaan is gekomen.
De bedragen ter beschikking gesteld door [verdachte 1] dan wel afkomstig uit de bedrijfsvoering van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] zijn middellijk uit enig misdrijf afkomstig, niet alleen het bedrag van € 75.000,-- dat contant ter beschikking is gesteld, maar ook het bedrag van € 20.000,-- dat via de bank is betaald. Alle bedrijfsactiviteiten van [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] zijn immers terug te voeren op van misdrijf afkomstige voorwerpen en de handel in legale, in de zin van niet van misdrijf afkomstige voorwerpen, is niet te onderscheiden van de handel in voorwerpen die wél van misdrijf afkomstig zijn.
Wetenschap en rol van [verdachte 4]
De rechtbank concludeert dat [verdachte 1] en [verdachte 20] weliswaar eerst gesprekken hebben gevoerd buiten aanwezigheid van [verdachte 4] , maar dat [verdachte 4] al vrij snel daarna in contact was gekomen met [verdachte 20] en [verdachte 16] . [verdachte 4] heeft in een afgeluisterd gesprek gezegd dat [verdachte 20] in mei, juni 2018 is komen praten, omdat hij geld wilde lenen om de [bedrijven 1] over te nemen. Volgens [betrokkene 61] heeft [verdachte 4] in de zomer (de rechtbank begrijpt: het jaar 2018) al tegen [verdachte 1] gezegd dat hij moest ophouden er nog meer geld in te stoppen. Zelf heeft [verdachte 4] op 5 juli 2019 tegen [verdachte 5] gezegd dat hij er vanaf het begin af aan geen vertrouwen in heeft gehad.
Op grond van de verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 4] , die elkaar op dat punt ondersteunen en ook worden ondersteund door andere bewijsmiddelen en dus in zoverre bruikbaar zijn voor bewijs, stelt de rechtbank vast dat [verdachte 4] in de zomer van 2018 op verzoek van [verdachte 1] (tonnen) contant geld in tasjes heeft overhandigd aan [verdachte 20] , blijkbaar zonder dat hij ‘er’ vertrouwen in had. Alleen al vanwege die gang van zaken – tonnen contant geld in tasjes – moest hij ervan uitgaan dat hij bezig was met het overdragen van geld dat van misdrijf afkomstig was, te meer nu [verdachte 4] wist, zoals de rechtbank al heeft overwogen, dat [verdachte 1] in het verleden voor drugsdelicten was veroordeeld, een ontnemingsvordering had lopen en niets op zijn naam kon hebben, dat [verdachte 1] zijn inkomen en/of vermogen niet kon verantwoorden en buiten het zicht van justitie en de belastingdienst wilde houden en dat [verdachte 1] er ook zonder bankrekening een luxe levensstijl op na hield.
Valse intentieverklaring
Op 4 juni 2019 heeft [verdachte 4] aan [verdachte 20] en [verdachte 16] gevraagd een intentieverklaring te tekenen gedateerd 18 maart 2019 waarbij [betrokkene 70] en [verdachte 31] afspreken ‘de mogelijkheden tot een samenwerkingsovereenkomst of een overname aan te gaan’ en [verdachte 31] in het kader daarvan omstreeks 25 maart en omstreeks 28 maart twee betalingen zal doen van € 10.000,00 elk aan [betrokkene 70] . Het schriftelijk stuk is daarmee geantidateerd, ‘in het verleden in elkaar gezet’, zoals [verdachte 20] dat heeft genoemd. Daarbij heeft [verdachte 4] de computer van zijn zoon gebruikt, omdat hij niet het risico wilde lopen dat iemand zou zien wanneer het document was opgeslagen. Dit betekent dat de intentieverklaring in strijd met de waarheid is opgesteld en daarmee vals is. Ook inhoudelijk is de intentieverklaring vals. [verdachte 31] en [betrokkene 70] waren eind maart 2019 het stadium reeds lang gepasseerd dat de mogelijkheden tot een samenwerking werden onderzocht.
[verdachte 4] , [verdachte 16] en [verdachte 20] hebben de intentieverklaring derhalve op onderdelen valselijk opgemaakt. De intentieverklaring is op 16 september 2020 aangetroffen op [locatie 46] in De Meern, waar op dat moment de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] - vennootschappen kantoor hielden. [verdachte 4] heeft de intentieverklaring dus voorhanden gehad.
Valse geldleenovereenkomst
Zoals hierboven is geconcludeerd was het bedrag van € 75.000,-- niet werkelijk afkomstig uit [verdachte 32] . [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben ‘voor de administratie’ na een overleg op 4 juli 2019 een lening van €75.000,-- vastgelegd in een schriftelijk stuk dat volgens de tekst ervan is overeengekomen en ondertekend op 1 augustus 2018. Hiermee is sprake van antidatering van de geldleenovereenkomst. [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben deze overeenkomst immers opgemaakt en ondertekend ná het lenen van het in de overeenkomst genoemde geldbedrag. De datum van de overeenkomst is daarom vals.
Dit betekent dat de geldleenovereenkomst in strijd met de waarheid is opgesteld. [verdachte 4] , [verdachte 16] en [verdachte 20] hebben de geldleenovereenkomst op onderdelen valselijk opgemaakt. Op 16 september 2020 is de geldleenovereenkomst tussen [verdachte 32] en [verdachte 16] aangetroffen op [locatie 46] in De Meern. Op 21 juli 2021 is op [locatie 51] in Düsseldorf – zijnde het adres van de boekhouder van [verdachte 32] – een kopie van deze overeenkomst aangetroffen. [verdachte 4] heeft de geldleenovereenkomst daarmee voorhanden gehad.
Valsheden instrumenteel aan witwassen
Met de valse intentieverklaring en de valse geldleningsovereenkomst is de werkelijke gang van zaken verhuld en daarmee is sprake van witwashandelingen. Dat blijkt ook uit de mededelingen van [verdachte 4] op 5 juli 2019 dat hij met terugwerkende kracht allemaal contracten moest maken en dingen in elkaar moest gaan zetten om de trammelant met de [bedrijven 1] een beetje geloofwaardig recht te breiden. [verdachte 4] heeft achteraf de grondslag gefingeerd voor betalingen aan [verdachte 20] en [verdachte 16] die al hadden plaatsgevonden. Daarmee heeft hij [verdachte 32] en [verdachte 31] ingezet als witwasvehikel voor een bedrag van € 75.000,-- en een bedrag van € 20.000,--.
Wetenschap en rol van [verdachte 20] en [verdachte 16]
Ook [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben geweten dat zij van misdrijf afkomstig geld aannamen en daarmee voorhanden hadden en gebruikten, omdat het ging om ongeveer € 500.000,-- contant geld in tasjes. Hun verklaring dat zulke grote bedragen in contanten in hun branche gebruikelijk zijn, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Een bedrag van € 500.000,-- in contanten duidt ongeacht de branche op witwassen. Daarbij komt dat niet meteen al in het begin is vastgelegd
dat[verdachte 20] en [verdachte 16] geld ontvingen,
hoeveelzij ontvingen,
van wiezij dat ontvingen en
welke voorwaardenaan de betaling waren verbonden. Er zijn geen afspraken gemaakt over terugbetaling en rente. Er zijn geen aandelen in de vennootschap verkocht. Wél heeft [verdachte 20] met [verdachte 1] afgesproken dat diens jongste dochter [verdachte 21] op de loonlijst zou komen en dat [verdachte 1] daarvoor eventueel zelf elke maand wat geld zou geven. De pas achteraf opgestelde, valse overeenkomsten hebben slechts betrekking op een bedrag van in totaal € 95.000,--. En dat allemaal terwijl het [verdachte 20] en [verdachte 16] niet was gelukt financiering te krijgen van een reguliere bank of investeerder. [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben dan ook op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op het witwassen van van misdrijf afkomstige geldbedragen door van een onbekende geldschieter zonder enige vorm van zekerheid en zonder enige mondelinge of schriftelijke afspraak tassen contant geld aan te nemen.
dat[verdachte 20] en [verdachte 16] geld ontvingen,
hoeveelzij ontvingen,
van wiezij dat ontvingen en
welke voorwaardenaan de betaling waren verbonden. Er zijn geen afspraken gemaakt over terugbetaling en rente. Er zijn geen aandelen in de vennootschap verkocht. Wél heeft [verdachte 20] met [verdachte 1] afgesproken dat diens jongste dochter [verdachte 21] op de loonlijst zou komen en dat [verdachte 1] daarvoor eventueel zelf elke maand wat geld zou geven. De pas achteraf opgestelde, valse overeenkomsten hebben slechts betrekking op een bedrag van in totaal € 95.000,--. En dat allemaal terwijl het [verdachte 20] en [verdachte 16] niet was gelukt financiering te krijgen van een reguliere bank of investeerder. [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben dan ook op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op het witwassen van van misdrijf afkomstige geldbedragen door van een onbekende geldschieter zonder enige vorm van zekerheid en zonder enige mondelinge of schriftelijke afspraak tassen contant geld aan te nemen.
Daar komt nog bij dat [verdachte 20] en [verdachte 16] in de periode van april tot en met juli 2018 toeren hebben moeten uithalen om ongeveer € 200.000,-- contant geld in kleine delen op door hen gecontroleerde bankrekeningen te krijgen en daarmee de twee verkopers van de [bedrijven 1] per bank te betalen, voor zover die per bank zijn betaald. Tijdens een gesprek van 13 maart 2019 heeft [verdachte 20] in aanwezigheid van [verdachte 16] tegen [verdachte 4] gezegd ‘
dat we, volgens mij goed werk hebben gedaan, om (…) het geheel legaal op de bank te krijgen’.Verder is opmerkelijk dat heeft [verdachte 20] in mei 2019 een e-mail heeft gezonden aan [verdachte 4] waarin hij doet alsof hij op zoek is naar een nieuwe financier voor de [bedrijven 1] , terwijl dan al gedurende een jaar tijd aanzienlijke bedragen via en/of door [verdachte 4] ter beschikking zijn gesteld.
dat we, volgens mij goed werk hebben gedaan, om (…) het geheel legaal op de bank te krijgen’.Verder is opmerkelijk dat heeft [verdachte 20] in mei 2019 een e-mail heeft gezonden aan [verdachte 4] waarin hij doet alsof hij op zoek is naar een nieuwe financier voor de [bedrijven 1] , terwijl dan al gedurende een jaar tijd aanzienlijke bedragen via en/of door [verdachte 4] ter beschikking zijn gesteld.
[verdachte 16] heeft zich verweerd met de stelling dat hij zich niet met de financiering heeft bemoeid en dat hij ook nooit zelf geld heeft aangenomen van [verdachte 4] of [verdachte 1] , maar contant geld kreeg van [verdachte 20] . Dat [verdachte 16] rechtstreeks van [verdachte 4] of [verdachte 1] contant geld heeft aangenomen kan niet worden vastgesteld, maar vast staat wel dat hij via [verdachte 20] contant geld heeft gekregen. Ook voor [verdachte 16] was toen duidelijk dat dit contante geld niet van een bonafide investeerder afkomstig kon zijn. Hij kan zich er niet achter verschuilen dat hij zich niet heeft bemoeid met de financiering, voor zover dat al juist mocht zijn.
Activa in [bedrijven 1] en een valse koopovereenkomst
Volgens een schriftelijke overeenkomst van 14 juni 2019 heeft [verdachte 31] activa gekocht van [betrokkene 70] . De schriftelijke overeenkomst kon echter niet op die datum zijn ondertekend, omdat nog over de tekst ervan wordt gesproken door [verdachte 4] en [verdachte 20] en de tekst door [verdachte 20] werd getypt op 18 september 2019. [verdachte 4] heeft erkend dat hij deze overeenkomst ‘heeft teruggebracht in de tijd’. De overeenkomst is vals in de zin van geantidateerd.
Ter zitting verklaard van 18 april 2023 heeft [verdachte 4] verklaard dat de [bedrijven 1] direct na oprichting van de B.V.’s zijn overgenomen
. ‘Op de eerste dag, direct na de oprichting van de nieuwe B.V.’s, hebben we de loonachterstanden van het personeel betaald en viel de feitelijke bedrijfsvoering onder onze B.V.’s.’Die B.V.’s, te weten [betrokkene 69] en zes dochtervennootschappen, zijn opgericht op 21 juni 2019. Op 12 juli 2019 heeft [verdachte 4] in een gesprek gezegd dat hij de overname onderhands heeft geregeld via een activa-passiva-transactie. Op 14 juli 2019 heeft [verdachte 1] gezegd: ‘
we hebben [bedrijven 1] . Hij is nou twee weken of drie weken constant bezig ermee en iedere dag geld erin en dingen erin om het naar ons eigen toe te krijgen’.Die uitspraak strookt met de datum van oprichting van de B.V’s. De rechtbank concludeert dat de [bedrijven 1] in de loop van de maand juni 2019 feitelijk in bezit zijn gekomen van [verdachte 31] .
. ‘Op de eerste dag, direct na de oprichting van de nieuwe B.V.’s, hebben we de loonachterstanden van het personeel betaald en viel de feitelijke bedrijfsvoering onder onze B.V.’s.’Die B.V.’s, te weten [betrokkene 69] en zes dochtervennootschappen, zijn opgericht op 21 juni 2019. Op 12 juli 2019 heeft [verdachte 4] in een gesprek gezegd dat hij de overname onderhands heeft geregeld via een activa-passiva-transactie. Op 14 juli 2019 heeft [verdachte 1] gezegd: ‘
we hebben [bedrijven 1] . Hij is nou twee weken of drie weken constant bezig ermee en iedere dag geld erin en dingen erin om het naar ons eigen toe te krijgen’.Die uitspraak strookt met de datum van oprichting van de B.V’s. De rechtbank concludeert dat de [bedrijven 1] in de loop van de maand juni 2019 feitelijk in bezit zijn gekomen van [verdachte 31] .
Over de voor de activa te betalen prijs bestond in juni 2019 echter nog geen overeenstemming. Pas op 18 september 2023 hebben [verdachte 20] en [verdachte 4] overleg gevoerd hoe de prijs zo kon worden opgebouwd dat er niet daadwerkelijk betaald hoefde te worden – de passiva van de [bedrijven 1] , waaronder de lening van € 75.000,-- aan [verdachte 16] , vormden samen de koopsom – maar de curator toch zou afzien van het inroepen van de actio pauliana of het aansprakelijk stellen van de bestuurders. Omdat in juni 2019 geen overeenstemming bestond over de prijs hebben [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] de schriftelijke activa-passiva-overeenkomst ook in dat opzicht valselijk opgemaakt.
Aangezien [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] deze overeenkomst hebben opgemaakt en ondertekend ná de overdracht en levering van de [bedrijven 1] is ook de koopovereenkomst in strijd met de waarheid is opgesteld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs dat [verdachte 4] , [verdachte 16] en [verdachte 20] de koopovereenkomst op onderdelen valselijk hebben opgemaakt. De koopovereenkomst tussen [betrokkene 70] . en [verdachte 31] is op 16 september 2020 aangetroffen op [locatie 46] in De Meern. [verdachte 4] heeft de koopovereenkomst derhalve voorhanden gehad. Ook deze valsheid heeft tot doel de werkelijke gang van zaken te verhullen.
[verdachte 1] , [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] wisten dat in de [bedrijven 1] een grote som van misdrijf afkomstig geld is gestoken. Daarmee wisten ze dat de activa ook van misdrijf afkomstig waren. Naar het oordeel van de rechtbank is de overname van de inventaris en voorraad van de [bedrijven 1] dan ook aan te merken als een witwashandeling, namelijk het verwerven respectievelijk overdragen.
De overname van de goodwill van de [bedrijven 1] beschouwt de rechtbank niet als witwassen, omdat goodwill geen zaak en geen vermogensrecht is en daarmee geen voorwerp in de zin van de witwasbepalingen.
Daderschap [verdachte 31] en [verdachte 32] en feitelijke leidinggeven
[verdachte 31] en [verdachte 32] hebben zich op verschillende manieren laten gebruiken als witwasvehikel. Daarmee is sprake van daderschap van beide rechtspersonen. Zowel [verdachte 1] als [verdachte 4] hebben leiding gegeven aan dit witwassen. Zij worden aangemerkt als feitelijke leidinggever van de vennootschappen, ook voor wat deze gedragingen betreft.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen:
- dat [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, aan [verdachte 20] en [verdachte 16] in vereniging ongeveer € 500.000,-- en de activa (inventaris en voorraad) in [bedrijven 1] hebben witgewassen;
- dat [verdachte 31] in vereniging de activa (inventaris en voorraad) in [bedrijven 1] heeft witgewassen;
- dat [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] in vereniging valsheid in geschrifte met betrekking tot een intentieverklaring, een geldleenovereenkomst en een koopovereenkomst hebben gepleegd;
- dat [verdachte 31] in vereniging valsheid in geschrifte heeft gepleegd met betrekking tot die intentieverklaring en koopovereenkomst en
- dat [verdachte 32] in vereniging valsheid in geschrifte met betrekking tot die geldleenovereenkomst heeft gepleegd.
5.5.4.8 B3.6 Witwassen [bedrijf 3]
Aan [verdachte 1] is ten laste gelegd het witwassen van de woning aan de [locatie 52] , Malaga, Spanje.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
[verdachte 1] was vanaf begin 2019 woonachtig in een woning gelegen op [locatie 52] , Spanje. Op 16 september 2020 heeft in deze woning een doorzoeking plaatsgevonden en is [verdachte 1] daar ook aangetroffen.
De woning is op 19 september 2019 gekocht door [bedrijf 3] voor een bedrag van € 495.000,-- van aannemer [betrokkene 123] . [bedrijf 3] stond formeel op naam van [betrokkene 124] , maar werd feitelijk bestuurd door [betrokkene 125] .
Op het pand rustte een hypotheek van € 320.000,--. Het restant van de koopsom
(€ 175.000,--) is voldaan door elf verschillende overboekingen vanaf de rekening van [bedrijf 3] . Eén van de rekeningen van [bedrijf 3] werd vooraf gevoed met contante stortingen van in totaal € 137.735,--. Uit een aangetroffen overzicht blijkt dat naast het bedrag van € 175.000,-- dat per bank is betaald ook nog een bedrag van € 242.500,-- contant aan de verkopende aannemer is betaald. De woning is getaxeerd op een bedrag van € 614.535,36.
(€ 175.000,--) is voldaan door elf verschillende overboekingen vanaf de rekening van [bedrijf 3] . Eén van de rekeningen van [bedrijf 3] werd vooraf gevoed met contante stortingen van in totaal € 137.735,--. Uit een aangetroffen overzicht blijkt dat naast het bedrag van € 175.000,-- dat per bank is betaald ook nog een bedrag van € 242.500,-- contant aan de verkopende aannemer is betaald. De woning is getaxeerd op een bedrag van € 614.535,36.
In de woning van [betrokkene 125] in Torrelmolinos Spanje is een huurcontract betreffende de woning aan de [locatie 52] aangetroffen. Daaruit bleek dat [bedrijf 3] het pand verhuurde aan [verdachte 1] . Het huurcontract besloeg een periode van 2 jaar, gerekend vanaf 1 januari 2019 waarbij, indien beide partijen dit wensten, het huurcontract telkens voor een jaar kon worden verlengd tot een maximum van 5 jaar.
[verdachte 1] heeft op 27 februari 2019 gesproken over de bouw op
‘zijn’stukken grond. Hij wilde appartementen bouwen voor ook zijn dochters en ex-vrouw. Op 11 juli 2019 heeft [verdachte 1] besproken dat zijn woning hem
‘zeven en een half’kostte maar dat hij er bij een eventuele verkoop één en een kwart voor kon krijgen. De aannemer had het op zijn naam gekocht en die zou eruit stappen nadat [verdachte 1] alles had betaald. Uit de gesprekken blijkt dat het gaat om de woning in Spanje aan de [locatie 52] .
‘zijn’stukken grond. Hij wilde appartementen bouwen voor ook zijn dochters en ex-vrouw. Op 11 juli 2019 heeft [verdachte 1] besproken dat zijn woning hem
‘zeven en een half’kostte maar dat hij er bij een eventuele verkoop één en een kwart voor kon krijgen. De aannemer had het op zijn naam gekocht en die zou eruit stappen nadat [verdachte 1] alles had betaald. Uit de gesprekken blijkt dat het gaat om de woning in Spanje aan de [locatie 52] .
Verklaring van [verdachte 1]
heeft ontkend dat hij de werkelijk eigenaar van de woning was. Hij heeft verklaard dat hij dit huis sinds anderhalf, twee jaar huurde. [verdachte 1] had [betrokkene 125] gevraagd of hij een huis te huur wist en toen vertelde [betrokkene 125] dat hij een huis te koop wist. [verdachte 1] en [betrokkene 125] zijn samen gaan kijken waarna [betrokkene 125] het huis had gekocht zodat [verdachte 1] het huis kon huren. [betrokkene 125] was [verdachte 1] nog minimaal één ton en ‘ [betrokkene(n) 4] ’ nog twee ton schuldig, omdat hij huurpenningen niet had afgedragen van auto’s die hij voor [verdachte 1] en ‘ [betrokkene(n) 4] ’ had verhuurd en ook omdat hij huurpenningen die [verdachte 1] Scheider had geïncasseerd en aan hem had gegeven om ze te verwerken in de boekhouding niet had afgedragen aan [verdachte 4] . Toch had [betrokkene 125] geen geld voor de aanbetaling en toen heeft [verdachte 1] de aanbetaling van € 50.000,-- contant aan hem betaald. Daarmee had hij voor twee jaar de huurpenningen betaald. De bedoeling was dat [verdachte 1] [bedrijf 3] van [betrokkene 125] zou kopen, wanneer het bedrijf, de auto’s en het huis goed liepen, zo heeft [verdachte 1] verklaard.
Conclusie rechtbank
De rechtbank concludeert uit de gesprekken van 27 februari 2019 en 11 juli 2019 dat [verdachte 1] de feitelijke eigenaar was van de woning. [verdachte 1] andersluidende verklaring dat hij pas later eigenaar zou worden bij de overname van [bedrijf 3] is niet aannemelijk geworden. [verdachte 1] was dus rechthebbende op de woning aan de [locatie 52] . Daaruit volgt dat de koop van de woning op naam van [bedrijf 3] een verhullingshandeling was en dat ook de huurovereenkomst is opgemaakt om [verdachte 1] eigendom te maskeren. Ook de contante stortingen op rekening van [bedrijf 3] en contante betalingen van € 242.500,-- aan de verkopende aannemer verhullen de werkelijke herkomst van geldbedragen. Gelet hierop kan het niet anders dan dat de betalingen voor de woning uiteindelijk voor rekening zijn gekomen van [verdachte 1] .
Hiervoor is reeds vastgesteld dat [verdachte 1] geen bekende, legale inkomsten heeft. Wel is hij betrokken bij de handel in verdovende middelen en daaruit wordt doorgaans crimineel inkomen gegenereerd. [verdachte 1] verklaring dat hij nog geld tegoed had van [betrokkene 86] – voor zover in dit verband relevant – is geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring, alleen al omdat het zou gaan om afspraken en inkomsten die kennelijk niet zijn vastgelegd.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is het vermoeden gerechtvaardigd dat de woning middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en ontbreekt een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring die dat vermoeden ontzenuwt. Dat leidt tot de conclusie dat sprake was van witwassen.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] de woning aan de [locatie 52] , Malaga, Spanje heeft witgewassen.
5.5.4.9 B3.7 Witwassen overig vastgoed Spanje
Aan [verdachte 2] is ten laste gelegd het witwassen van de appartementen aan de [locatie 53] en [locatie 54] te Benalmádena, Malaga, Spanje (feit 4).
Aan [verdachte 8] is ten laste gelegd het witwassen van het appartement aan de [locatie 53] te Benalmádena, Malaga, Spanje (feit 4).
Aan [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, en aan [verdachte 34] (hierna ook: [verdachte 34] ) is ten laste gelegd het witwassen van het appartement aan de [locatie 54] te Benalmádena, Malaga, Spanje (twee maal feit 1).
Aan [verdachte 34] , en aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , beide als feitelijke leidinggever, is ten laste gelegd het witwassen van een bedrag van € 106.000,-- (twee maal feit 1 en één maal feit 4).
Niet-ontvankelijkheidsverweer inzake [verdachte 8]
is in Spanje aangehouden en overgeleverd aan Nederland. Op grond van artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ wordt een overgeleverd persoon niet vervolgd, berecht of anderszins van zijn vrijheid beroofd wegens enig ander vóór de overlevering begaan feit dan dat de reden tot de overlevering is geweest, behoudens in de in het eerste en derde lid bedoelde gevallen.
De raadsman van [verdachte 8] heeft aangevoerd dat [verdachte 8] voor een drietal strafbare feiten is overgeleverd aan Nederland. Deze zijn in het dictum van de beschikking van de Spaanse onderzoeksrechter van 9 oktober 2020 omschreven, te weten deelname aan een criminele organisatie, witwassen van geld en misdrijven tegen de volksgezondheid. Dat betekent dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van het witwassen (feit 4) nu dit hier niet onder valt, aldus de raadsman
De rechtbank overweegt dat in het Europees aanhoudingsbevel dat aan de beschikking van de Spaanse rechter ten grondslag ligt artikel 420bis Sr uitdrukkelijk staat vermeld. In de beschikking staan de verdenkingen opgesomd waarvoor de overlevering van [verdachte 8] is verzocht. De beschikking vermeldt daaromtrent onder meer als onderdeel van die verdenkingen:
Medeplegen witwassen 24 mei 2018 tot en met heden in Nederland en/of Spanje
[verdachte 8] is op papier eigenaar van een appartement/penthouse, gelegen aan het volgende [adres 6] te Benalmádena (Málagal. Dit appartement is aangekocht voor een verkoopprijs die ver beneden de normaal te verwachten verkoopprijs ligt. De betalingen die zijn gedaan zijn vreemd. Ze zijn o.a. uitgesteld en zonder rente. De verdenking is ontstaan dat het appartement eigenlijk van [verdachte 2] is.
De Spaanse onderzoeksrechter heeft het verzoek tot overlevering integraal toegewezen en geen enkele overweging opgenomen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de toestemming niet is verleend voor alle verdenkingen. Dat in het dictum alleen de drie door de raadsman genoemde omschrijvingen staan genoemd is daarvoor onvoldoende. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
Volgens een notariële akte heeft [verdachte 8] in mei 2018 een appartement gekocht aan de [locatie 53] te Benalmádena, Malaga, Spanje (hierna ook: appartement A) voor een bedrag van € 400.000,--, waarbij een bedrag van € 88.000,-- direct is voldaan en een bedrag van € 300.000,-- vóór 22 juli 2019 moest worden voldaan. Volgens een andere notariële akte heeft [verdachte 34] in september 2019 een appartement gekocht aan de [locatie 54] te Benalmádena, Malaga, Spanje (hierna ook: appartement B) voor een bedrag van € 280.000,--, te betalen in veertien maandelijkse termijnen van € 20.000,-- elk, waarvan de eerste verviel op 13 oktober 2019 en de laatste op 13 november 2020. Beide appartementen grenzen aan elkaar en liggen op de bovenste verdieping van een gebouw met een balkon rondom.
In de periode van november 2019 tot en met juli 2020 heeft [betrokkene 67] een bedrag van (totaal) € 106.000,-- overgemaakt naar [verdachte 34] , waarvan een gedeelte van € 50.000,-- is gebruikt als betaling voor appartement B.
In een gesprek van 8 juli 2019 heeft [verdachte 1] gezegd dat zijn zoon een paar jaar terug een
“penthousje”had gekocht en dat hij nu zijn buren erbij heeft gekocht,
“dus hij heb nou een dak voor zijn eigen alleen”. Later in dit gesprek heeft [verdachte 1] tegen [verdachte 5] gezegd:
“ [verdachte 2] heeft z’n buurman gekocht. Dan laat ik dat van die buurman gelijk op dat….op die B.V. zetten. Het koop…..voorlopige koopcontract op die B.V. maken. Want hij kocht de buurman voor 6 ton en zijn eigen huis…z’n eigen huis kost iets van 7 ton. Nou kocht ie de buurman erbij voor 6 ton (…) Ik moet ‘m uuhh nog 260 ruggen geven … zwart. Dan hebt ie 23 zwart gehad en dan krijgt hij iets van 280 op papier en dan gaat die eruit. Dan maakt ie het koopcontract van die 280 en dan over….binnen 14 maanden moet ie 280 betalen. Maar [verdachte 2] gaat dan verhuizen…van de rechterkant naar de linkerkant. Dan hebt ‘ie net iets meer uitzicht en de appartementen zijn hetzelfde. (…) Dan heb die een penthouse van 1,3. (…) Het voordeel bij die van [verdachte 2] …die heb bij alle twee heb ‘ie nou drie ton zwart gegeven.”.
“penthousje”had gekocht en dat hij nu zijn buren erbij heeft gekocht,
“dus hij heb nou een dak voor zijn eigen alleen”. Later in dit gesprek heeft [verdachte 1] tegen [verdachte 5] gezegd:
“ [verdachte 2] heeft z’n buurman gekocht. Dan laat ik dat van die buurman gelijk op dat….op die B.V. zetten. Het koop…..voorlopige koopcontract op die B.V. maken. Want hij kocht de buurman voor 6 ton en zijn eigen huis…z’n eigen huis kost iets van 7 ton. Nou kocht ie de buurman erbij voor 6 ton (…) Ik moet ‘m uuhh nog 260 ruggen geven … zwart. Dan hebt ie 23 zwart gehad en dan krijgt hij iets van 280 op papier en dan gaat die eruit. Dan maakt ie het koopcontract van die 280 en dan over….binnen 14 maanden moet ie 280 betalen. Maar [verdachte 2] gaat dan verhuizen…van de rechterkant naar de linkerkant. Dan hebt ‘ie net iets meer uitzicht en de appartementen zijn hetzelfde. (…) Dan heb die een penthouse van 1,3. (…) Het voordeel bij die van [verdachte 2] …die heb bij alle twee heb ‘ie nou drie ton zwart gegeven.”.
[verdachte 2] heeft eerst appartement A en daarna ook appartement B in gebruik genomen.
Verklaringen
[verdachte 2] heeft ontkend dat beide appartementen van hem waren. Hij heeft verklaard dat hij appartement A van [verdachte 8] huurde. De huur heeft hij een aantal keer zelf betaald. Af en toe heeft hij het appartement onderverhuurd aan vrienden en kennissen. Zijn vader heeft een aantal keer de huur voor hem betaald. Later is hij tijdelijk in appartement B van [verdachte 4] getrokken, terwijl hij appartement A nog steeds huurde. Voor appartement B betaalde hij geen huur en had hij geen huurovereenkomst met [verdachte 4] of [verdachte 34] . In de toekomst had hij, [verdachte 2] , appartement B wel willen kopen, maar hij had zelf het geld niet.
[verdachte 8] heeft ook ontkend dat appartement A van [verdachte 2] was en heeft bevestigd dat [verdachte 2] dit appartement, samen met een ander, van hem huurde.
[verdachte 4] heeft ontkend dat appartement B van [verdachte 2] was, maar ging er wel vanuit dat die het op termijn zou kopen. [verdachte 4] heeft bevestigd dat [verdachte 2] het appartement gebruikte, dat er geen huurovereenkomst was en dat er ook geen huur werd betaald. Het bedrag van (totaal) € 106.000,-- overgemaakt naar [verdachte 34] was volgens [verdachte 4] afkomstig uit de bedrijfsvoering van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] .
Koopprijs en betalingsvoorwaarden beide appartementen
Appartement B heeft in 2019 te koop gestaan voor een vraagprijs van € 630.000,--. Een vergelijkbaar appartement, een penthouse aan de [locatie 54] , is in oktober 2018 verkocht voor een bedrag van € 650.000,--. De in de notariële aktes vastgelegde koopprijzen van € 400.000,-- voor appartement A en van € 280.000,-- voor appartement B liggen aanzienlijk lager.
Met de kopers van appartement A is afgesproken dat een gedeelte van € 300.000,- pas na ruim een jaar betaald hoefde te worden. Appartement B zou worden afbetaald in veertien maandelijkse termijnen van € 20.000,-- elk, waarvan de eerste termijn verviel op 13 oktober 2019 en de laatste op 13 november 2020. Zowel de prijs als de betalingsregeling voor beide appartementen is daarmee onzakelijk vanuit de verkopers gezien.
[locatie 53]
[betrokkene 126] en [betrokkene 127] , de verkopers van appartement A, hebben tussen 23 juli 2019 en 2 augustus 2019 zes maal een bedrag van € 50.000,--, in totaal dus € 300.000,--, ontvangen vanaf een bankrekening op naam van [betrokkene 128] . [betrokkene 128] is de wettige echtgenote van [verdachte 8] , van wie hij gescheiden leeft.
Bij de politie heeft [verdachte 8] verklaard dat het appartement aan de [locatie 53] één van drie appartementen is die hij heeft gekocht, dat [verdachte 1] hem heeft gezegd dat hij een huurder had voor het appartement en dat [verdachte 8] geld voor de aankoop heeft geleend van [betrokkene 128] . Er was een betalingstermijn van een jaar vastgesteld met de verkopers en toen hij op na dat jaar het geld niet had, heeft hij hulp gevraagd van [betrokkene 128] .
[betrokkene 128] heeft verklaard dat zij een bedrag van € 300.000,-- wilde investeren en dat [verdachte 8] had voorgesteld te investeren in een appartement in Spanje, zodat zij het kon verhuren en op die manier inkomsten kon hebben. [verdachte 8] was haar geen geld verschuldigd. Het appartement zou later op haar naam komen. Destijds kon dat niet omdat de verkopende partij haast zou hebben. Op verdere vragen kon zij geen antwoord geven.
Ter terechtzitting heeft [verdachte 8] anders verklaard dan bij de politie, namelijk dat het de bedoeling was dat het huis voor [betrokkene 128] was, maar dat het hem handiger leek om de woning op zijn naam te zetten omdat zij geen Spaans sprak. Het bedrag van € 88.000,-- had hij alleen voorgeschoten.
[verdachte 8] en [betrokkene 128] hebben daarmee op relevante onderdelen verschillend verklaard over de reden van de gang van zaken rondom deze betalingen. Daarbij komt nog het volgende.
Als de aankoop van appartement A was bedoeld als investering van [betrokkene 128] , dan is opmerkelijk dat het appartement op naam van [verdachte 8] is gezet en niet op naam van [betrokkene 128] . [verdachte 8] was niet bij de notaris aanwezig, dus ook [betrokkene 128] had het appartement kunnen kopen zonder zich in persoon bij de notaris te vervoegen. Ook is opmerkelijk dat [verdachte 8] [betrokkene 128] geen hypotheekrecht heeft gegeven op het appartementsrecht. Verder is opmerkelijk dat [verdachte 8] een bedrag van € 88.000,-- heeft voorgeschoten en ook dat in een aangetroffen geldleenovereenkomst geen maandelijkse aflossing, maar aflossing aan het einde van de looptijd van 30 jaar is vastgelegd. Bovendien heeft [betrokkene 128] als getuige in eerste instantie verklaard dat [verdachte 8] haar geen geld schuldig was en had zij op de meeste vragen over de aankoop van het appartement geen antwoord. Zij heeft geen rentebetaling ontvangen en geen huuropbrengst, dus geen rendement gehad op haar investering.
Daarbij komt dat uit de getuigenverklaring van verkoopster [betrokkene 127] kan worden opgemaakt dat eerst een vermoedelijk Nederlands stel interesse heeft getoond in haar appartement en dat daarna een man met de naam [verdachte 8] kwam kijken, die zei dat het stel dat de flat eerder had bekeken hem over de flat had verteld.
Uit een door [verdachte 8] verstrekte huurovereenkomst volgt dat appartement A is gehuurd door [betrokkene 129] . Van enige huurbetaling door hem is echter niet gebleken. [betrokkene 129] heeft als getuige verklaard dat hij het huurcontract nog nooit had gezien, dat de handtekening onder het huurcontract niet van hem is, dat hij [verdachte 8] nog nooit heeft gezien, dat hij zijn identiteitskaart is kwijt geraakt en dat hij geen idee heeft wie zijn persoonsgegevens heeft gebruikt.
Verder heeft [verdachte 8] verklaard dat hij een paar huurbetalingen van [verdachte 2] heeft ontvangen voor het appartement. Dat was niet op een vaste datum en het waren contante betalingen. Soms heeft hij de betalingen ontvangen via [verdachte 1] en soms via een vriend van hen. Hij heeft de huurinkomsten op zijn bankrekening gestort en niet aan [betrokkene 128] (door)betaald.
Contante betalingen en de onzakelijke verhouding tussen [verdachte 8] en zijn huurder zijn aanwijzingen voor witwassen.
[locatie 54]
[verdachte 34] , opgericht in Spanje in augustus 2019 om - volgens [verdachte 4] - horloges en auto’s te kunnen verkopen, heeft in september 2019 op verzoek van [verdachte 1]
een appartementgekocht.
een appartementgekocht.
Volgens [verdachte 4] ging het niet uitsluitend om een vriendendienst aan [verdachte 1] , maar had [verdachte 34] ook een zakelijk belang bij deze transactie. Het appartement was niet duur en er was een prettige betalingsregeling afgesproken met de verkopers. Als [verdachte 2] het niet had willen hebben, dan waren er nog wel andere mogelijkheden, aldus [verdachte 4] .
[verdachte 34] heeft echter slechts twee maal een bedrag van € 25.000,-- aan de verkopers betaald en is verder niet in staat gebleken de betalingsregeling na te komen. Dat deze transactie voor [verdachte 34] een zakelijke transactie was is dan ook onaannemelijk. Daarbij komt dat op het moment dat [verdachte 34] niet langer in staat bleek de betalingsregeling na te komen [verdachte 14] vanaf februari 2021 de contacten met betrekking tot de aankoop van dit penthouse heeft overgenomen en heeft geprobeerd de koop van appartement B over te nemen met [betrokkene 130]
Conclusie
[verdachte 1] heeft gezegd dat [verdachte 2] de appartementen A en B heeft gekocht. Zijn gedetailleerde uiteenzetting dat op papier een prijs van € 280.000,-- is overeengekomen voor appartement B, te betalen binnen veertien maanden, sluit exact aan op de tekst van de notariële akte van de verkoop van appartement B aan [verdachte 34] . [verdachte 2] heeft beide appartementen in gebruik genomen. Op grond hiervan en voorts vanwege de opmerkelijke, onzakelijke gang van zaken rond de aanschaf en verhuur van beide appartementen concludeert de rechtbank dat de appartementen aan de [locatie 53] en [locatie 54] te Benalmádena niet van [verdachte 8] en [verdachte 34] maar in werkelijkheid van [verdachte 2] waren. [verdachte 8] en [betrokkene 128] hebben niet werkelijk € 300.000,-- eigen geld geïnvesteerd. Er was sprake van een schijnconstructie met de bedoeling te verhullen wie in werkelijkheid de eigenaar was.
De betaling voor beide appartementen is uiteindelijk voor rekening gekomen van [verdachte 2] of van [verdachte 1] . Bovendien zou daarbij (zwart) méér worden betaald dan de prijs genoemd in de notariële aktes. Dit alles terwijl noch [verdachte 2] noch [verdachte 1] bekende, legale inkomsten hadden. Wel zijn zij betrokken bij drugsdelicten en daaruit wordt doorgaans crimineel inkomen gegenereerd. Dit levert het vermoeden op dat beide appartementen middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. Een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring die dat vermoeden ontzenuwt ontbreekt.
[verdachte 2] , [verdachte 8] , [verdachte 4] en [verdachte 34] hebben tezamen en in vereniging verhullingshandelingen gepleegd. Daarbij wordt de aankoop van het appartement aan de [locatie 54] aan [verdachte 34] toegerekend, omdat [verdachte 34] als eigenaar over dit appartement kon beschikken, terwijl [verdachte 4] daaraan feitelijke leiding heeft gegeven.
De rechtbank is al eerder in dit vonnis tot de conclusie gekomen dat geld uit de bedrijfsvoering van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] middellijk van misdrijf afkomstig is. Dat geldt dus ook voor het bedrag van in totaal € 106.000,-- dat voor zover dat door één van die vennootschappen aan [verdachte 34] ter beschikking is gesteld.
De overboeking aan en ontvangst door [verdachte 34] van dit bedrag past in de voor de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] gebruikelijke gang van zaken om geld over te hevelen naar de vennootschap waar het nodig was en heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon. Die gedraging kan daarom in redelijkheid aan [verdachte 34] worden toegerekend en [verdachte 4] heeft daaraan leidinggegeven.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 2] tezamen met anderen de appartementen aan de [locatie 53] en [locatie 54] te Benalmádena, Malaga, Spanje heeft witgewassen door verhullingshandelingen te plegen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 8] tezamen met anderen het appartement aan de [locatie 53] te Benalmádena, Malaga, Spanje heeft witgewassen door verhullingshandelingen te plegen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 34] tezamen met anderen het appartement aan de [locatie 54] te Benalmádena, Malaga, Spanje heeft witgewassen door verhullingshandelingen te plegen en een geldbedrag van € 106.000,-- heeft witgewassen door dat bedrag te verwerven, voorhanden te hebben, over te dragen, om te zetten en/of ervan gebruik te maken.
Verder acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 4] in persoon en als feitelijke leidinggever van [verdachte 34] samen met anderen het appartement aan de [locatie 54] te Benalmádena, Malaga, Spanje heeft witgewassen door verhullingshandelingen te plegen.
Tot slot acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 4] als feitelijke leidinggever van [verdachte 34] in vereniging datzelfde geldbedrag van € 106.000,-- heeft witgewassen door dat bedrag te verwerven, voorhanden te hebben, over te dragen, om te zetten en/of ervan gebruik te maken.
Op de tenlastelegging van [verdachte 1] staat bij rechtspersonen waaraan hij leiding zou hebben gegeven niet [verdachte 34] genoemd, en overigens ook niet [betrokkene 67] . Derhalve kan niet bewezen worden verklaard dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan handelen door één van beide vennootschappen en volgt voor hem vrijspraak voor dit onderdeel van de tenlastelegging.
5.5.4.10 Gewoonte
Gelet op de duur en intensiteit verklaart de rechtbank bewezen dat van witwassen een gewoonte is gemaakt.
5.5.5
B.2 Geweldsfeiten (feiten 6, 7 en 8)
5.5.5.1 B2.1 bedreiging mishandeling [betrokkene 6] en [betrokkene 7]
Aan [verdachte 1] , [verdachte 10] en [verdachte 24] is ten laste gelegd dat zij tezamen en in vereniging [betrokkene 6] (hierna ook: [betrokkene 6] ) en [betrokkene 7] (hierna ook: [betrokkene 7] ) op 11 juli 2019 in Uithoorn met voorbedachten rade zwaar (primair) dan wel eenvoudig (subsidiair) hebben mishandeld, dat zij hen hebben bedreigd en dat zij hen wederrechtelijk van hun vrijheid hebben beroofd. Aan [verdachte 4] is ten laste gelegd dat hij medeplichtig is geweest aan deze feiten.
Bewijsmiddelen
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
Op de ochtend van 11 juli 2019 voerden [verdachte 1] , [verdachte 4] en [verdachte 10] een gesprek in [verdachte 27] in Uithoorn. Daarbij zei [verdachte 1] : “als die gasten komen vanavond, dan loop ik even naar hiernaast. Dan is het maar beter als die boekhouder daar even niet is”. Op een vraag van [verdachte 4] antwoordde [verdachte 1] dat hij geen ruzie ging maken, maar: “geef hem er wel even één” en dat hij “gaat gillen als een speenvarken”. [verdachte 4] zei daarop dat hij zou zorgen dat de boekhouder op tijd weg was, omdat de boekhouder een heel goed beeld had van [verdachte 1] en dat hij dat graag zo wilde houden. [verdachte 10] vroeg daarop “ik ga toch mee, ouwe?”. [verdachte 1] zei nog: “ze verwachten ook niet dat er iets uit de klauwen loopt ofzo”. [verdachte 4] moest daarom lachen. Later die dag zei [verdachte 1] tegen [betrokkene 59] “Je moet gewoon als ze binnen zijn die deur dicht trekken en zorgen dat ze niet meer naar buiten kennen want dan ken ik effe mijn gang gaan”.
Die avond kwamen [betrokkene 6] en [betrokkene 7] langs bij [betrokkene(n) 4] in Uithoorn. Zij waren de eigenaren van [bedrijf 20] in Tilburg waar [verdachte 1] geld in had geïnvesteerd. Er was onenigheid ontstaan toen [betrokkene 6] en [betrokkene 7] tegen de afspraken in lachgas hadden afgenomen bij iemand anders dan [betrokkene 41] , een bekende van [verdachte 1] .
Uit de camerabeelden volgt dat diezelfde dag om 17.50 uur een persoon bij [betrokkene(n) 4] aankwam die de verbalisanten herkenden als [verdachte 24] . De zoon en ex-vrouw van [verdachte 24] herkenden op de stills [verdachte 24] . [verdachte 4] heeft verklaard dat [verdachte 24] op 11 juli 2019 in [betrokkene(n) 4] aanwezig was. Vrijwel gelijktijdig met hem kwamen ook [betrokkene 6] en [betrokkene 7] bij [betrokkene(n) 4] aan.
Op de geluidsopnamen van de opgenomen gesprekken in [betrokkene(n) 4] is te horen wat zich daar vervolgens heeft afgespeeld. Zo is te horen dat [verdachte 1] heel kwaad was. [verdachte 1] zei gelijk dat [betrokkene 6] en [betrokkene 7] moesten gaan zitten. Direct daarna is een klik te horen op de geluidsopname en zei [verdachte 1] “ik schiet jou door je kop heen, kankerlijer!”. Daarna zei [verdachte 1] nog: “ga weg, ga weg, of ik schiet hem toch voor zijn flikker” en “sla hem dood joh” en is volgens de verbalisanten het geluid van een klap te horen. [betrokkene 7] zei meerdere keren, met een hoge snikkende stem, dat hij niets gedaan had. Op de geluidsopname zijn vervolgens geluiden te horen die door de verbalisanten zijn herkend als de geluiden van een slede van een vuurwapen die naar achteren werd getrokken, het geluid van een schot dat werd gelost en het geluid van een wapen dat werd ontspannen, gevolgd door de woorden van [verdachte 1] : “Jullie gaan mij betalen of niet betalen dan schiet ik een van jullie kapot en mag je zelf kiezen wie”. [betrokkene 7] reageerde daarop: “nee nee nee nee nee”. Vervolgens nam de persoon die is herkend als [verdachte 24] het woord. Hij legde uit dat het probleem zat in het feit dat aan [betrokkene 6] en [betrokkene 7] was verteld dat zij geen gas van anderen mochten betrekken en dat dit toch was gedaan. [verdachte 1] zei nogmaals: “ik schiet je net zo makkelijk kapot waar je hele kankerfamilie bij is”. De man die was herkend als [verdachte 24] praatte vervolgens verder: “hij neemt het risico. Want hij zegt, bij mijn vriend haal je gewoon het gas. Dan heb je daarnaar te luisteren. Hij zegt dat toch niet voor niks”. Daarna is opnieuw het geluid te horen dat de verbalisanten herkennen als het naar achter halen van de slede van een vuurwapen.
In de periode na 11 juli 2019 werd nog meerdere keren gesproken over het voorval. De dag erna, op 12 juli 2019, zei [verdachte 4] tegen [betrokkene 73] dat [verdachte 1] klappen had gegeven aan een van de jongens.
Op 14 juli 2019 voerde [verdachte 1] een gesprek met [verdachte 4] en een onbekend gebleven man. In dit gesprek zei [verdachte 1] – refererend aan het voorval – dat zijn zwager het er niet mee eens was dat hij een pistool had getrokken en zei hij diezelfde dag tegen de persoon die herkend is als [verdachte 24] , “ja, ik geloof dat hij dat met die stompen op zijn muil niet zo heel erg vond geloof ik, maar dat ik een pistool op zijn kop heb gezet.”. Vervolgens zei [verdachte 1] : “dat scheelde echt weinig (..) ik denk, ik schiet hem kapot”. De persoon die herkend werd als [verdachte 24] reageerde daarop: “daarom ging ik even een stap achteruit”.
Ook op 15 oktober 2019 werd over het incident op 11 juli 2019 gesproken en zei [verdachte 4] dat [verdachte 1] een paar klappen had gegeven.
[verdachte 24] aanwezig?
De raadsvrouw van [verdachte 24] heeft aangevoerd dat hij op 11 juli 2019 helemaal niet bij [betrokkene(n) 4] is geweest. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Op 31 augustus 2019 vond een gesprek plaats in [betrokkene(n) 4] waarbij één van de aanwezige personen ‘ [naam 8] ’ werd genoemd. Door verbalisanten is de stem van deze persoon herkend als de stem van de persoon die op 11 juli 2019 en 14 juli 2019 ook bij [betrokkene(n) 4] aanwezig was. Er is onderzoek gedaan naar de uitspraken die deze persoon heeft gedaan op 31 augustus 2019 en daaruit volgde dat dit [verdachte 24] moest zijn. De rechtbank heeft geen redenen om aan de bevindingen van de verbalisanten te twijfelen. Dit geldt temeer nu de man op de stills van de camerabeelden van 11 juli 2019 bij [betrokkene(n) 4] als [verdachte 24] is herkend door zijn zoon en zijn ex-vrouw. Bovendien heeft [verdachte 4] verklaard dat [verdachte 24] op 11 juli 2019 bij [betrokkene(n) 4] aanwezig was. De rechtbank stelt dan ook vast dat de persoon die om 17.50 uur bij [betrokkene(n) 4] aankwam [verdachte 24] is.
(Poging tot zware) mishandeling met voorbedachten rade
Uit het gesprek dat [verdachte 1] , [verdachte 4] en [verdachte 10] voerden op de ochtend van 11 juli 2019 volgt dat [verdachte 1] op dat moment al van plan was om [betrokkene 7] die avond een klap te geven en dat ze zouden gaan gillen als een speenvarken. Hier waren [verdachte 4] en [verdachte 10] van op de hoogte.
[verdachte 4] heeft op verzoek van [verdachte 1] zelfs gezorgd dat de boekhouder op tijd weg was en heeft daarmee goedgekeurd dat [verdachte 1] zijn bedrijf gebruikte voor de afspraak met [betrokkene 6] en [betrokkene 7] .
Op de ochtend van 11 juli 2019 was dus al duidelijk dat het geen prettig gesprek zou gaan worden en dat [verdachte 1] dus het plan had om [betrokkene 7] te slaan. Terwijl [verdachte 10] dit wist vroeg hij tot twee keer toe of hij daarbij aanwezig mocht zijn.
[verdachte 1] heeft die avond [betrokkene 7] ook daadwerkelijk een klap gegeven. Dat leidt de rechtbank af uit het geluid van een klap dat is te horen op de geluidsopnamen. De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de duiding die door de verbalisanten is gegeven aan het geluid. Temeer nu in de gesprekken die de verdachten na het incident hebben gevoerd zeer concreet werd gerefereerd aan “stompen op zijn muil” en klappen die door [verdachte 1] waren gegeven.
Met de verdediging en de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat door het geven van (in ieder geval) één klap niet van een poging tot zware mishandeling kan worden gesproken zodat de verdachten daarvan zullen worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel [verdachte 1] op 11 juli 2019 tezamen en in vereniging met anderen [betrokkene 7] met voorbedachten rade heeft mishandeld door hem een klap te geven.
[verdachte 10] heeft zich, terwijl hij wist van het plan van [verdachte 1] , niet aan de mishandeling onttrokken. Hij heeft getalsmatig bijgedragen aan de mishandeling door daarbij aanwezig te zijn en hij heeft, ondanks zijn kennis vooraf, niet ingegrepen en niet geprobeerd om de mishandeling te stoppen. De rechtbank is van oordeel dat hij daarmee een substantiële bijdrage heeft geleverd zodat hij als medepleger van de mishandeling met voorbedachten rade kan worden aangemerkt.
[verdachte 24] was op het moment dat [betrokkene 6] en [betrokkene 7] aankwamen bij [betrokkene(n) 4] zelf ook net twee minuten binnen. Desondanks had hij geen context nodig toen [verdachte 1] direct heel kwaad werd. [verdachte 24] begon vervolgens zelf ook meteen aan [betrokkene 6] en [betrokkene 7] uit te leggen wat het probleem was. Hij was kennelijk wel op de hoogte dat een gesprek met de mannen zou gaan plaatsvinden. Dat hij ook op de hoogte was dat een mishandeling zou gaan plaatsvinden volgt niet uit het dossier, zodat van voorbedachten rade bij [verdachte 24] geen sprake was. Hij heeft echter wel een substantiële bijdrage geleverd aan de mishandeling, niet alleen door getalsmatig aanwezig te zijn en niet in te grijpen, maar ook doordat hij uitleg gaf waar [verdachte 1] zo kwaad over was en aldus echt heeft samengewerkt met [verdachte 1] . [verdachte 24] kan dan ook als medepleger van mishandeling worden aangemerkt.
[verdachte 4] heeft toegestaan dat de mishandeling plaatsvond in zijn bedrijf en heeft ervoor gezorgd dat er geen getuigen van de mishandeling waren door te zorgen dat de boekhouders op tijd weg waren. Ook hij heeft niet ingegrepen door ervoor te zorgen dat de mishandeling niet plaats kon vinden. Zodoende heeft het handelen door [verdachte 4] bijgedragen aan de mishandeling met voorbedachten rade en is hij medeplichtig geweest hieraan.
Bedreiging met een vuurwapen
Door [verdachte 1] zijn meerdere bedreigingen geuit richting [betrokkene 6] en [betrokkene 7] , niet alleen met woorden als “ik schiet je door je kop”, maar ook door een vuurwapen te tonen, door te halen en daarmee te schieten.
De verdachten hebben ontkend dat een wapen aanwezig was. Op de geluidsopnamen, die ter terechtzitting zijn beluisterd, zijn zoals overwogen geluiden te horen die verbalisanten hebben herkend als het naar achter trekken van de slede van een vuurwapen, het lossen van een schot en het ontspannen van een vuurwapen. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan deze herkenning van de verbalisanten te twijfelen. Temeer nu dit past bij de woordelijke bedreigingen die meerdere keren door [verdachte 1] zijn geuit en bij de gesprekken die in de periode na 11 juli 2019 hebben plaatsgevonden, waar meerdere keren zeer concreet werd gerefereerd aan een vuurwapen, zoals het gesprek waarin [verdachte 1] zei dat hij een vuurwapen op “zijn kop” had gezet.
Om te kunnen spreken van een bedreiging is voldoende dat de bedreiging in het algemeen geschikt is om de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg brengen. De beoordeling of sprake is van vrees bij de betrokkenen is daarmee geobjectiveerd. De rechtbank overweegt dat [betrokkene 6] en [betrokkene 7] ruim tien minuten lang in aanwezigheid van vier personen, als het ware in het hol van de leeuw, zijn geïntimideerd en bedreigd met
- onder meer - een vuurwapen. De stem van [betrokkene 7] is hoog en snikkend. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat [betrokkene 6] en [betrokkene 7] vrees is aangejaagd. Dat zij geen aangifte hebben gedaan en geen verklaring hebben willen afleggen bij de politie en de rechter-commissaris, doet daar niks aan af. Sterker nog, zelfs toen [betrokkene 6] werd gegijzeld door de rechter-commissaris heeft hij geen verklaring willen afleggen en dat zegt naar het oordeel van de rechtbank genoeg over hoe bang hij was voor [verdachte 1] . De rechtbank stelt dan ook vast dat sprake was van een bedreiging van [betrokkene 6] en [betrokkene 7] .
Rollen verdachten bij de bedreiging
De rechtbank stelt vast dat [verdachte 1] de woordelijke bedreigingen heeft geuit, daarbij een vuurwapen heeft getoond en afgevuurd en ook tegen het hoofd van [betrokkene 7] heeft gehouden.
[verdachte 24] was, zoals hiervoor overwogen, ten tijde van het incident pas net binnen bij [betrokkene(n) 4] en hij nam, na [verdachte 1] , direct het woord. Terwijl hij aan het woord was, sprak [verdachte 1] de ene na de andere bedreiging uit. [verdachte 24] praatte rustig verder en keek er niet van op dat dergelijke bedreigingen werden geuit. Naar het oordeel van de rechtbank schaarde de verdachte zich hiermee achter de bedreigingen die door [verdachte 1] werden geuit en heeft hij deze ondersteund. Hij kan zodoende als medepleger van de bedreiging met een vuurwapen worden aangemerkt.
[verdachte 10] was aanwezig in de ruimte waar de mishandeling plaatsvond en waar de bedreigingen werden geuit. Uit het dossier valt niet af te leiden dat [verdachte 10] op de hoogte was dat een vuurwapen zou worden gebruikt. Op de geluidsopnamen is te horen dat hij vrij snel tegen [verdachte 1] zei “geef dat ding aan, ouwe” en “ouwe, het is goed zo. Geef dat ding maar” waaruit de rechtbank afleidt dat hij heeft ingegrepen en heeft geprobeerd om de dreiging met het vuurwapen te stoppen. Dat hij een substantiële bijdrage aan de bedreiging met een vuurwapen volgt dan ook niet zodat hij van dit feit zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van [verdachte 4] overweegt de rechtbank dat hij weliswaar zijn pand ter beschikking heeft gesteld aan [verdachte 1] die nog een appeltje had te schillen met [betrokkene 6] en [betrokkene 7] , maar dat uit het dossier niet kan volgen dat [verdachte 4] op de hoogte was van het feit dat [verdachte 1] hen zou gaan bedreigen met een vuurwapen, zodat hij van medeplichtigheid aan dit feit zal worden vrijgesproken.
Wederrechtelijke vrijheidsberoving
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de deur van [betrokkene(n) 4] op dat moment op slot zat of dicht werd gehouden. Dat de verdachten daardoor [betrokkene 6] en [betrokkene 7] wederrechtelijk van hun vrijheid hebben beroofd volgt dan ook niet zodat de verdachten van dit feit zullen worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank spreekt [verdachte 1] , [verdachte 24] en [verdachte 10] vrij van medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade en medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De rechtbank spreekt [verdachte 4] vrij van medeplichtigheid aan poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade, van medeplichtigheid aan bedreiging en van medeplichtigheid aan wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] op 11 juli 2019 in Uithoorn samen met anderen en met voorbedachten rade [betrokkene 7] heeft mishandeld en dat hij samen met een ander [betrokkene 6] en [betrokkene 7] heeft bedreigd.
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 24] op 11 juli 2019 in Uithoorn samen met anderen [betrokkene 7] heeft mishandeld en dat hij samen met een ander [betrokkene 6] en [betrokkene 7] heeft bedreigd.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de mishandeling en de bedreiging voor [verdachte 1] en [verdachte 24] sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. De verschillende bewezenverklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen hangen (ook met betrekking tot het 'wilsbesluit') zo nauw met elkaar samen dat de verdachten daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 10] op 11 juli 2019 in Uithoorn samen met anderen en met voorbedachten rade [betrokkene 7] heeft mishandeld.
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 4] op 11 juli 2019 medeplichtig is geweest aan de mishandeling met voorbedachten rade van [betrokkene 7] .
5.5.6
Voorhanden hebben vuurwapens (feit 9)
Aan [verdachte 1] is onder feit 9 ten laste gelegd dat hij één of meerdere vuurwapen(s) en één of meerdere kogel(s) voorhanden heeft gehad.
Feiten en omstandigheden
Op 29 juni 2019 was [verdachte 1] bij [betrokkene(n) 4] te Uithoorn in gesprek met [verdachte 2] , [verdachte 5] en [verdachte 3] . In dit gesprek werd gesproken over een ‘een Luger’, ‘een 9mm’, ‘een gat voorin voor een demper’, ‘een extra houder’ en ‘kogeltjes’. Verder zei [verdachte 1] dat hij “Er een paar heeft. Ook nog zo’n platte Glock. Zo’n eentje heb ik ook nog. En ik heb ook nog zo’n Berry Colt, ook 9 millimeter.”
Uit onderzoek van de materiedeskundige wapens en munitie van de politie Den Haag bleek dat voornoemde termen passen bij vuurwapens en munitie zoals strafbaar gesteld in artikel 1, onder 3, gelet op artikel 2 lid 1 categorie III, sub 1 en artikel 2 lid 2 categorie III van de Wet Wapens en Munitie.
Op 11 juli 2019 was [verdachte 1] bij [betrokkene(n) 4] te Uithoorn in gesprek met [betrokkene 6] en [betrokkene 7] . Op de geluidsopname van dit gesprek zijn geluiden te horen die door de verbalisanten zijn herkend als de geluiden van een slede van een vuurwapen die naar achteren werd getrokken, het geluid van een schot dat werd gelost en het geluid van een wapen dat werd ontspannen.
Op 15 juli 2019 was [verdachte 1] bij [betrokkene(n) 4] te Uithoorn in gesprek met [verdachte 4] en [betrokkene 28] . In dit gesprek zei [verdachte 1] dat “deze klein en plat is, maar wel met grote kogels erin, dus dit is 9 millimeter, en een para. Kijk, rolletjes, zitten er maar 5 in. Hier 9 of 10” en “ik heb hem nou toevallig niet doorgeladen maar normaal gesproken istie ook altijd doorgeladen.”
Met betrekking tot 29 juni 2019
[verdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat het best kan dat hij een vuurwapen van het merk Luger in zijn handen heeft gehad. Dit gedeelte van de verklaring van [verdachte 1] vindt steun in andere bewijsmiddelen en zal de rechtbank gebruiken voor het bewijs.
Met betrekking tot 11 juli 2019
Zoals hiervoor reeds door de rechtbank overwogen onder ‘B2.1 – Geweld [betrokkene 6] en [betrokkene 7] ’ zijn Op de geluidsopnamen, die ter terechtzitting zijn beluisterd, zijn geluiden te horen die verbalisanten hebben herkend als het naar achter trekken van de slede van een vuurwapen, het lossen van een schot en het ontspannen van een vuurwapen. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan deze herkenning van de verbalisanten te twijfelen. Temeer nu dit past bij de woordelijke bedreigingen die meerdere keren door [verdachte 1] zijn geuit en bij de gesprekken die in de periode na 11 juli 2019 hebben plaatsgevonden, waar meerdere keren zeer concreet werd gerefereerd aan een vuurwapen, zoals het gesprek waarin [verdachte 1] zei dat hij een vuurwapen op “zijn kop” had gezet.
Met betrekking tot 15 juli 2019
[verdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op 15 juli 2019 een Glock met patronen in zijn bezit had. Dit gedeelte van de verklaring van [verdachte 1] vindt steun in andere bewijsmiddelen en zal de rechtbank gebruiken voor het bewijs.
Conclusie
De rechtbank acht op basis van het voornoemde wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] in de ten laste gelegde periode meerdere vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad.
5.5.7
B5.2 Edobet (feit 10)
Aan [verdachte 1] en [verdachte 2] is ten laste gelegd dat zij samen met anderen in de periode van 1 april 2019 tot en met 16 september 2020 in Nederland gelegenheid hebben geboden aan personen om online te gokken via www.edobet.com (hierna ook: Edobet) zonder dat daarvoor een vergunning in de zin van de Wet op de kansspelen was afgegeven.
5.5.7.1 Ontvankelijkheid openbaar ministerie inzake [verdachte 1]
Op grond van artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ wordt een overgeleverd persoon niet vervolgd, berecht of anderszins van zijn vrijheid beroofd wegens enig ander vóór de overlevering begaan feit dan dat welk de reden tot de overlevering is geweest, behoudens in de in het eerste en derde lid bedoelde gevallen. [verdachte 1] is middels een Europees Arrestatie Bevel (hierna: EAB) door Spanje overgeleverd aan Nederland. Dit EAB betrof
nietde verdenking van overtreding van de Wet op de kansspelen (Edobet).
nietde verdenking van overtreding van de Wet op de kansspelen (Edobet).
Het openbaar ministerie heeft aan Spanje op grond van artikel 27, eerste lid, sub g, en het vierde lid, van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ aanvullende toestemming aan de uitvoerende autoriteit (Spanje) gevraagd en een aanvullend EAB uit doen gaan.
Op 27 juni 2023 heeft het Nationaal Hooggerechtshof in Madrid geoordeeld op het bezwaar van [verdachte 1] tegen de uitbreiding van de overlevering met betrekking tot de overtreding van de Wet op de kansspelen. In het dictum heeft het Nationaal Hooggerechtshof in Madrid het volgende vermeld:
“Het HOF BESLUIT 1) Het door advocate van de Rechtbank, Mevr. Ana Capilla Montes namens [verdachte 1] ingestelde beroep tegen beschikking van 26 mei 2023 van het Juzgado de Centra de Instrucción nr. 3 (Centraal Gerecht van Instructie nr. 3) van het Audiencia Nacional (Nationaal Hooggerechtshof) gegrond wordt verklaard, in die zin dat de uitbreiding van de overlevering voor de vervolging van het strafbare feit van deelname aan verboden online gokken zonder vergunning wordt geweigerd, waarmee er een beperking wordt opgelegd aan de uitbreiding van de overlevering van de verdachte [verdachte 1] verzonden door de Rechtbank Den Haag bij vonnis van 30 januari 2023, dossiernummer: OVL-U-2023002696 en zaaknummer 09/767007-17 (…).
De aanvullende toestemming is door de uitvoerende autoriteit niet gegeven. Dat betekent dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moet worden verklaard met betrekking tot de verdenking betreffende Edobet, ten laste gelegd als feit 10 in de zaak tegen [verdachte 1] .
5.5.8
B.4 Criminele organisatie ex artikel 11b van de Opiumwet en 140 lid 3 Sr (feit 11)
[verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 6] , [verdachte 8] , [verdachte 4] , [verdachte 10] , [verdachte 3] , [verdachte 7] , [verdachte 11] , [verdachte 12] , [verdachte 9] , [verdachte 5] , [verdachte 18] en [verdachte 19] worden ervan verdacht te hebben deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van
- kort gezegd - drugsmisdrijven (artikel 11b van de Opiumwet).
[verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 7] , [verdachte 11] , [verdachte 12] , [verdachte 9] , [verdachte 5] en [verdachte 18] worden er verder van verdacht vanaf 1 januari 2020 te hebben deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven waarop een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld (artikel 140, lid 3, Sr).
Juridisch kader
Van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr en 11b van de Opiumwet is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke personen en/of rechtspersonen.
Van deelneming aan een dergelijke organisatie kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in die artikelen bedoelde oogmerk. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat de betrokkene heeft samengewerkt of bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de betrokkene op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden dan de betrokkene. Daarnaast is niet van belang of de betrokkene is vrijgesproken van betrokkenheid bij een misdrijf dat in het verband van de organisatie is begaan.
Voor deelneming in de zin van artikel 140 Sr en 11b van de Opiumwet is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Voor 140, lid 3, Sr geldt dat de betrokkene in zijn algemeenheid moet weten dat de organisatie het oogmerk heeft tot het plegen van misdrijven waarop een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld. De betrokkene hoeft geen wetenschap te hebben van concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr en 11b van de Opiumwet niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het oogmerk tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is.
Het oogmerk hoeft niet nader te zijn omschreven in de tenlastelegging, maar moet wel uit de bewijsvoering blijken. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de
organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
De rechtbank beoordeelt aan de hand van dit juridisch kader of de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Vrijspraak [verdachte 4]
wordt vrijgesproken van dit feit, nu niet bewezen kan worden dat hij enig aandeel had met betrekking tot de handel in verdovende middelen, noch dat hij daaraan een ondersteunende rol van voldoende omvang heeft vervuld.
Ten aanzien van alle overige verdachten oordeelt de rechtbank als volgt.
Organisatie
In dit vonnis is bewezen verklaard de geslaagde in- en uitvoer van verdovende middelen van lijst I en lijst II van de Opiumwet. Voorts is bewezen verklaard dat diverse voorbereidingshandelingen hebben plaatsgevonden met betrekking tot verdovende middelen van lijst I van de Opiumwet. Ook is vastgesteld dat voorbereidingshandelingen hebben plaatsgevonden voor in- en uitvoer van verdovende middelen waarvan niet kan worden bewezen dat die op lijst I van de Opiumwet staan. Deze handelingen werden verricht door verschillende verdachten in wisselende samenstellingen. Er was sprake van een netwerk waarbinnen verdachten elkaar blindelings konden vinden wanneer dat nodig was en waarbij ieder zijn eigen rol en expertise had. Uit de PGP-berichten komt een beeld naar voren van verdachten die nagenoeg dag en nacht contact met elkaar onderhielden. Er was dan ook sprake van een samenwerkingsverband. Dat dit samenwerkingsverband bestendig was, blijkt onder meer uit de duur daarvan van enkele maanden, tot zelfs jaren. Uit de Encrochat-berichten, die slechts een beperkt aantal maanden beslaan, wordt afgeleid dat de verdachten elkaar al goed kenden voordat deze berichten werden uitgewisseld en dat zij niet voor het eerst met elkaar spraken over verdovende middelen. Er was sprake van een goed geoliede machine. Binnen dit samenwerkingsverband bestond ook een zekere structuur. De rechtbank leidt dit af uit de planmatigheid van activiteiten en afstemming die hierover plaatsvond binnen het samenwerkingsverband en de omstandigheid dat volgens vaste patronen werd gewerkt. Door anderen werd ook verwezen naar het samenwerkingsverband als groep, zoals bijvoorbeeld in zaaksdossier Colombialijn. Er was ook sprake was van een gemeenschappelijk doel, te weten geld verdienen aan de handel in verdovende middelen. De rechtbank gaat hier nader op in bij de te bespreken rol van de verdachten binnen het samenwerkingsverband.
Dit alles leidt tot de conclusie dat sprake was van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr en 11b van de Opiumwet.
Oogmerk van de organisatie
De volgende vraag is of de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk had. Dat de organisatie het oogmerk had tot het plegen van misdrijven met betrekking tot de in- en uitvoer van verdovende middelen zoals genoemd op lijst I en II van de Opiumwet, blijkt onder meer uit de hiervoor bewezenverklaarde feiten. Het contact tussen de verdachten was met name gericht op de handel in en de productie van verdovende middelen van allerlei aard, zoals harddrugs, softdrugs, synthetische drugs, precursoren, grondstoffen en zelfs nepgrondstoffen. Die handel vond over de gehele wereld plaats, van Zuid-Amerika, Marokko, Spanje en China naar Europa en vervolgens naar Nederland en vanuit Nederland naar de rest van de wereld zoals Noorwegen, België, Spanje, Rusland, Ierland, Engeland, Duitsland, Paraguay en Australië. Ook de inhoud, veelheid en frequentie van PGP-berichten die verband hielden met verwezenlijking van dit doel maar niet direct tot een bewezenverklaring hebben geleid, dragen bij aan het oogmerk van de criminele organisatie.
Hieruit wordt geconcludeerd dat de organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in 11b van de Opiumwet.
Deelneming aan de criminele organisatie
De rechtbank is van oordeel dat aan de organisatie in elk geval hebben deelgenomen [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 6] , [verdachte 8] , [verdachte 10] , [verdachte 3] , [verdachte 7] , [verdachte 11] , [verdachte 12] , [verdachte 9] , [verdachte 5] , [verdachte 18] en [verdachte 19] .
In dit vonnis zijn vrijspraken gevolgd voor voorbereidingshandelingen in de zin van de Opiumwet omdat niet duidelijk was of deze handelingen betrekking hadden op verdovende middelen op lijst I. Steeds is wel vastgesteld dat het evident ging om de voorbereiding van de handel in verdovende middelen. Deze zaaksdossiers worden dan ook bij het bewijs voor de rollen van de verschillende verdachten bij de criminele organisatie betrokken.
[verdachte 1]
stond aan het hoofd van de organisatie. [verdachte 1] werd door verschillende personen, onafhankelijk van elkaar, aangeduid als baas of als patron. Uit bijvoorbeeld de zaaksdossiers Pollino en Spanje blijkt dat [verdachte 1] door anderen werd gezien als de baas van internationaal opererende drugsorganisatie en dat hij zichzelf ook zo presenteerde. Daarnaast blijkt uit zijn doen en laten dat hij de leider was. Zo nam [verdachte 1] alle belangrijke beslissingen binnen de organisatie. Hij stuurde mensen aan en zij vroegen aan hem wat ze moesten doen. [verdachte 1] hield de touwtjes in handen en zette de lijnen uit. Hij stond dag en nacht in contact met de overige leden van de organisatie. Hij werd door de anderen ook op de hoogte gehouden van de ontwikkelingen. Uit het zaaksdossier Hasj Marokko – België blijkt dat hij bepaalde wat er met de totale partij ingevoerde hasj moest gebeuren en dat hij hiervoor andere leden van de organisatie inschakelde. Ook besliste hij of een traject voortgezet zou worden of niet. Zoals uit zaaksdossier Lijn Shredders naar Australië blijkt, werd voortdurend overleg gepleegd met [verdachte 1] en besloot hij uiteindelijk dat het niet door ging, terwijl anderen hem probeerden over te halen om door te gaan. Ook uit de handelingen van de overige leden van de criminele organisatie blijkt dat [verdachte 1] de leider was. Nieuwe mogelijkheden voor de handel in verdovende middelen werden eerst aan [verdachte 1] voorgelegd, veelal gevolgd door de vraag of dit wat was ‘voor ons’. Prijzen voor de verkoop of inkoop van verdovende middelen werden ter goedkeuring aan hem voorgelegd. Zo onderhandelde [verdachte 10] met [verdachte 17] over de prijs van blokken cocaïne, maar besliste [verdachte 1] wat de uiteindelijke prijs werd. Daarnaast stond [verdachte 1] – voornamelijk via [verdachte 18] – in contact met [betrokkene 38] uit Zuid-Amerika en verstuurde hij als enige de nodige informatie van [betrokkene 38] door naar andere leden van de criminele organisatie.
[verdachte 1] had dus een leidende rol binnen de criminele organisatie.
[verdachte 2]
is méér dan de zoon van [verdachte 1] . Hij had zelfstandig een aandeel in de organisatie. Uit het zaakdossier Voorbereiding export amfetaminepasta blijkt bijvoorbeeld dat hij samen met [verdachte 3] verantwoordelijk was voor de voorbereiding van de uitvoer van 150 kilogram amfetaminepasta per veertien dagen naar Spanje. Voor het transport voerde [verdachte 2] uitgebreid overleg met [verdachte 3] en maakte hij gebruik van diens transport-expertise. Daarnaast controleerde hij bij [verdachte 1] of de voorgestelde transportkosten reëel waren. Voor de productie van de amfetaminepasta werd contact opgenomen met [verdachte 5] , die de beschikking had over grondstoffen en productieprocessen om hierin te voorzien. Ook uit het zaaksdossier Hasj Marokko – België blijkt dat [verdachte 2] contact onderhield met dezelfde leden van de organisatie. [verdachte 2] vroeg aan [verdachte 1] wat hij moest doen, [verdachte 1] gaf hem de opdracht de partij hasj aan te pakken en hiervoor medewerking te vragen aan [verdachte 5] en [verdachte 3] . Bovendien blijkt uit andere zaaksdossiers dat [verdachte 2] in staat was een lijntje ‘uit te zetten’ voor de verkoop van – onder meer – blokken cocaïne. Ook uit zaaksdossier Spanje blijkt dat hij actief betrokken was bij de organisatie door een wijze van transport van verdovende middelen aan te bieden, te weten middels een voertuig met een verborgen stashruimte.
[verdachte 2] had dus een uitvoerende en ondersteunende rol binnen de organisatie.
[verdachte 6]
De rol van [verdachte 6] in de organisatie was veelomvattend. Vanaf 2017 had hij contact met [verdachte 1] over de handel in grondstoffen van verdovende middelen. Uit het zaaksdossier Lijn Shredders naar Australië blijkt dat hij in 2020 in nauw contact stond met [verdachte 1] en dat hij met [verdachte 1] mede-investeerder was in de te verschepen verdovende middelen. Daarnaast werkte hij intensief samen met [verdachte 11] , [verdachte 9] , [verdachte 12] en [verdachte 19] bij de in- en uitvoer van verdovende middelen en grondstoffen voor de productie van synthetische drugs. Samen met [verdachte 11] voerde hij vanuit China alle mogelijke middelen in, zoals BMK, GBL, formamide en wijnsteenzuur in hoeveelheden van tienduizenden liters tegelijk. Tegelijkertijd verzonden [verdachte 11] en hij GBL, pillen en MDMA naar allerlei delen van de wereld, zoals Paraguay en Australië. [verdachte 6] had een levendige handel in verdovende middelen en maakte hierbij gebruik van andere leden van de organisatie en hun expertise. Met [verdachte 12] regelde hij papieren en documenten om op naam van B.V.’s (hard)drugs en/of grondstoffen te kunnen vervoeren en invoeren. Verder stuurde hij [verdachte 19] aan bij de verkoop van 2-CB en cocaïne. Ook voorzag hij [verdachte 5] van chemicaliën en grondstoffen voor de productie van synthetische drugs en ruilde hij met [verdachte 5] een autobus voor vijf kilogram methamfetamine.
Uit voorgaande blijkt dat [verdachte 6] was betrokken bij nagenoeg elke stap in de handel van verdovende middelen, namelijk zowel bij het inkopen, verkopen en omzetten en als bij het vervoeren. Daarmee had [verdachte 6] een essentiële rol binnen de organisatie als initiator van de handel in verdovende middelen. Daarnaast maakte hij gebruik van een vaste groep binnen die organisatie bestaande uit [verdachte 11] , [verdachte 9] , [verdachte 19] en [verdachte 12] , terwijl hij steeds in contact bleef met [verdachte 1] . In die vaste groep binnen de organisatie had [verdachte 6] een leidende rol.
[verdachte 8]
had sinds 2018 contact met andere leden van de organisatie. Hij was voornamelijk betrokken bij de invoer van verdovende middelen vanuit Noord-Afrika naar Europa. In 2020 was [verdachte 8] de initiator van de import van 11.000 kilo hasj vanuit Marokko naar België. Hij was als enige volledig op de hoogte van het uit te voeren transport en stuurde alle informatie door naar [verdachte 1] , die op zijn beurt andere leden van de organisatie inschakelde voor het aanpakken en verdere transport van de partij hasj. Uit het dossier blijkt dat [verdachte 3] aan [verdachte 1] een transportmogelijkheid aanbood vanuit de haven van Casablanca. [verdachte 1] zond deze informatie direct door naar [verdachte 8] om hem verder onderzoek te laten doen. [verdachte 8] was daarmee een belangrijke schakel voor de organisatie bij de handel in verdovende middelen tussen Noord-Afrika en Europa. Uit zaaksdossier Spanje blijkt verder dat [verdachte 8] [verdachte 1] en [verdachte 2] betrok bij een op te zetten transportlijn van cocaïne.
[verdachte 8] had dus een belangrijke ondersteunende en vooral uitvoerende rol binnen de criminele organisatie.
[verdachte 10]
was betrokken bij de handel in cocaïne en heroïne. Hij stond daarvoor in nauw contact met [verdachte 1] , [verdachte 17] en [verdachte 2] . Zo had [verdachte 17] 200 kilo cocaïne in Spanje liggen en benaderde hiervoor [verdachte 10] . Hij was betrokken bij de verkoop van die cocaïne en had hierover contact met [verdachte 1] . Hij vroeg onder andere wat de beste prijs was voor de cocaïne en wat ‘zij’ daar dan van over zouden houden. [verdachte 10] vormde ook de schakel in de handel tussen de gebruiker van het Encrochat-account Ebi-vught en [verdachte 1] , omdat [verdachte 10] en Ebi-vught in de Turkse taal konden communiceren. [verdachte 10] overlegde met [verdachte 1] over de verkoopprijs van blokken cocaïne en regelde dat Ebi-vught geldbedragen achter liet in de Spaanse woning van [verdachte 1] . Verder trad hij op als tussenpersoon in de grootschalige heroïnehandel van [verdachte 17] en [verdachte 1] . [verdachte 17] nam hierover contact op met [verdachte 10] . [verdachte 10] was ook betrokken bij de betaling van openstaande schulden.
[verdachte 10] had dus een ondersteunende en uitvoerende rol binnen de organisatie.
[verdachte 3]
had expertise op het gebied van transport en stashauto’s. Hij werd dan ook steevast benaderd door andere leden van de organisatie om transport te regelen voor drugs en grondstoffen voor drugs. Hij was daar altijd toe bereid en hij was dag en nacht bereikbaar. Zo vroeg [verdachte 5] aan [verdachte 1] of hij een transportmogelijkheid naar Ierland had voor harddrugs, waarop [verdachte 1] direct contact opnam met [verdachte 3] om te vragen of dit mogelijk was. [verdachte 1] koppelde de informatie weer terug aan [verdachte 5] . [verdachte 6] benaderde [verdachte 3] voor de transporten GBL en formamide. Voor het transport van formamide gebruikte [verdachte 3] zijn vaste transporteur. Ook benaderde [verdachte 3] zelf leden van de organisatie. Uit zaaksdossier Vliegtuigje Noorwegen blijkt dat hij [verdachte 1] benaderde met een nieuwe transportmogelijkheid voor het versturen van blokken drugs naar Noorwegen per vliegtuig. Daarnaast blijkt uit zaaksdossier Hasj Marokko-België dat hij door [verdachte 1] werd ingeschakeld voor het aanpakken van een partij hasj van 11.000 kilo. Uit het dossier blijkt dat [verdachte 3] met diverse personen contact had en lange gesprekken voerde over mogelijke transportmogelijkheden. De informatie die hij kreeg, stuurde hij door naar [verdachte 1] . Hij had onder meer contact met de gebruiker van het Encrochat-account firstsatin over fruitbedrijven en kadenummers en hij bracht [verdachte 1] op de hoogte van een transportmogelijkheid. [verdachte 3] liet [verdachte 1] ook weten wanneer hij een afspraak had met ‘sojaman’ of ‘fruitgigant’ en vroeg of hij daar nog wat mee wilde. [verdachte 1] hoefde alleen maar aan te geven vanuit welke landen hij wilde werken, dan zou [verdachte 3] het in gang zetten. Ook uit het zaaksdossier Lijn Limoenen blijkt dat [verdachte 3] nauw betrokken was bij het opzetten van de transportlijn voor verdovende middelen én dat hij namens [verdachte 1] optrad bij de afwikkeling van problemen.
[verdachte 3] had dus een essentiële rol binnen de organisatie als facilitator van transportmogelijkheden van allerlei verdovende middelen, grondstoffen en chemicaliën.
[verdachte 7]
was betrokken bij het opzetten van transportlijnen voor drugs vanuit Zuid-Amerika naar Europa. [verdachte 7] zocht voor [verdachte 1] bedrijven in Europa voor het ontvangen van verdovende middelen en zocht naar de te gebruiken deklading, zoals schroot of soja. Hierbij maakte hij gebruik van strepen en corrupte contacten. Hij stuurde van [verdachte 1] ontvangen informatie door en zei daarbij dat ‘dit systeem van verwerken in schroot vanuit Bolivia via Chili van eigen mensen van ons’ was. [verdachte 7] stuurde ook informatie naar [verdachte 1] met de vraag of hij niet een B.V. uit Zuid-Amerika kon checken die ze zouden kunnen gebruiken. [verdachte 1] stuurde de informatie via [verdachte 18] door naar [betrokkene 38] en koppelde informatie terug aan [verdachte 7] . [verdachte 7] zorgde dat ook [betrokkene 38] kon beschikken over een protonmailadres, door dit via [verdachte 18] aan hem te sturen. [verdachte 7] werkte ook met [verdachte 1] samen bij het versturen van 140 kilo cocaïne vanuit Nederland naar Engeland. [betrokkene 40] nam hierover contact op met [verdachte 1] en vroeg aan hem of dat ‘via je jongen lopen die hier was maat’, doelende op [verdachte 7] die daarvoor bij [betrokkene 40] in Panama was geweest.
[verdachte 7] had dus een ondersteunende en uitvoerende rol binnen de organisatie
[verdachte 11]
werkte nauw samen met [verdachte 6] bij de in- en uitvoer van verdovende middelen en grondstoffen voor de productie van synthetische drugs. Zij spraken dag en nacht over zo ongeveer het gehele spectrum van synthetische drugs, van grondstoffen en precursoren tot aan een eindproduct als MDMA en pillen. Zo kocht [verdachte 11] in China grondstoffen en chemicaliën als formamide, GBL, BMK en wijnsteenzuur en zorgde hij voor het transport van die middelen naar Slovenië. Vervolgens zorgde [verdachte 6] voor de verkoop en het verdere transport naar Nederland. [verdachte 11] besprak niet alleen met [verdachte 6] wat ze zouden invoeren, maar ook de inkoop- en verkoopprijs, betaalwijze en wijze van transport. Het initiatief hiervoor lag bij [verdachte 11] . Hij was ook de enige die in contact stond met ‘China’, vanwaar de grondstoffen en chemicaliën werden ingevoerd. Daarnaast hielden [verdachte 11] en [verdachte 6] elkaar op de hoogte van voorraden naar Paraguay te versturen MDMA en pillen en van het uitproberen van een testzending. Toen [verdachte 11] geld nodig had in Spanje nam hij contact op met [verdachte 6] die op zijn beurt contact opnam met [verdachte 1] dat ‘rustige’ geld nodig had. [verdachte 1] antwoordde daarop dat hij zijn kaart mocht gebruiken. Uit het zaaksdossier Chapada blijkt dat [verdachte 11] in Nederland een loods had voor het produceren van wietolie en dat [verdachte 19] die loods in opdracht van [verdachte 11] opruimde.
[verdachte 11] had dus een essentiële rol binnen de criminele organisatie als initiator van de handel in verdovende middelen, grondstoffen en precursoren.
[verdachte 12]
was op de achtergrond betrokken bij het opzetten van transportmogelijkheden. Hij regelde voornamelijk op afstand betalingen, facturen en documenten om te komen tot een geslaagd transport van grondstoffen voor verdovende middelen. Hij stond hierbij in nauw contact met [verdachte 6] . Uit zaaksdossiers 12.720 liter GBL en 16.000 liter formamide blijkt dat [verdachte 12] in opdracht van [verdachte 6] transportdocumenten en opslagplaatsen regelde voor GBL en formamide. Hij regelde een schone B.V. voor de opslag en het transport. Ook regelde hij ten aanzien van de formamide de administratieve afhandeling van het transport en hield hierbij [verdachte 6] constant op de hoogte van het verloop van het transport. Daarbij zocht hij een loods voor de opslag van de formamide. [verdachte 12] voerde telkens in opdracht van [verdachte 6] handelingen uit en handelde niet op eigen houtje.
[verdachte 12] had dus een ondersteunende rol binnen de criminele organisatie.
[verdachte 9]
was betrokken bij transporten van verdovende middelen en grondstoffen en werkte hierbij vooral samen met [verdachte 6] . Zo bespraken [verdachte 6] en [verdachte 9] de mogelijkheden voor het transport van verdovende middelen vanuit Neuss en Hongarije. [verdachte 9] regelde dat de transporten binnen een week plaatsvonden en hield [verdachte 6] constant op de hoogte van het verloop ervan. Uit de berichten tussen [verdachte 9] en [verdachte 6] blijkt dat al vier ritten Boedapest en twaalf ritten Neuss hadden plaatsgevonden. [verdachte 9] was daarmee voor [verdachte 6] een vaste waarde voor het transport van verdovende middelen. Daarnaast benaderde [verdachte 6] hem voor het transport van (nep-)apaan binnen Nederland. [verdachte 9] wist op zijn beurt [verdachte 6] en [verdachte 19] te vinden voor de handel in blokken cocaïne. [verdachte 6] had de beschikking over blokken cocaïne. [verdachte 9] wist hiervoor een koper en sprak daarover met [verdachte 19] en [verdachte 6] . Tot slot had [verdachte 9] vanaf het begin tot aan het einde een significante rol in het zaaksdossier Lijn Shredders naar Australië. Hij regelde niet alleen de bestelling van de shredders, maar was ook betrokken bij het inbouwen van de stashruimte, het uiteindelijke transport van de shredders naar Australië en de hoeveelheden te vervoeren methamfetamine. Hij had hierover veelvuldig contact met [verdachte 6] en ook met [verdachte 1] .
[verdachte 9] had dus een uitvoerende en ondersteunende rol binnen organisatie.
[verdachte 5]
had contact met verschillende personen uit de organisatie over zowel de handel in verdovende middelen, de productie van synthetische drugs als diverse transportmogelijkheden. Zijn rol binnen de organisatie was daarmee veelzijdig. Hij stond in nauw contact met [verdachte 1] en hield hem, haast als een vanzelfsprekendheid, op de hoogte van zijn handel in en productie van verdovende middelen. [verdachte 5] verstuurde aanzienlijke hoeveelheden cocaïne en heroïne naar Engeland en Ierland en schakelde [verdachte 1] in op het moment dat de transportmogelijkheden leken weg te vallen. [verdachte 1] schakelde op zijn beurt hiervoor [verdachte 3] weer in. [verdachte 1] voorzag [verdachte 5] van de nodige informatie en grondstoffen voor de productie van synthetische drugs. [verdachte 1] gaf hem onder meer 700 kilo apaan ter waarde van € 200.000,-- voor de productie van methamfetamine. [verdachte 1] benaderde [verdachte 5] voor de productie van 150 kilogram methamfetamine die [verdachte 2] wilde versturen naar Spanje. [verdachte 5] nam hierover vervolgens contact op met [verdachte 3] . Daarnaast schoot [verdachte 1] te hulp toen problemen met zijn drugslab waren ontstaan. [verdachte 5] en [verdachte 1] beschikten verder over een 100.000 MDMA-pillen en handelden hier gezamenlijk in. [verdachte 1] benaderde [verdachte 5] voor het aanpakken van 11.000 kilo hasj en sprak in dat verband over ‘onze spullen’.
Verder had [verdachte 5] contact met [verdachte 6] over de handel in cocaïne en methamfetamine. Zo ruilden zij vijf kilogram methamfetamine voor een autobus en vonden diverse gesprekken plaats over de handel en actuele prijzen van een blok cocaïne.
[verdachte 5] had dus een veelzijdige en essentiële rol binnen de organisatie.
[verdachte 18]
was tolk van [verdachte 1] en [betrokkene 38] , [verdachte 1] contact in Zuid-Amerika voor de invoer in Europa van verdovende middelen vanuit Zuid-Amerika. [verdachte 18] was hiermee een onmisbare schakel in het contact tussen [verdachte 1] en [betrokkene 38] . [verdachte 1] legde alles wat betrekking had op zijn overzeese handel aan [betrokkene 38] voor en daarmee ook aan [verdachte 18] . Zo verkenden [verdachte 1] , [verdachte 7] en [verdachte 3] transportmogelijkheden met soja, schroot en kolen als deklading en werd informatie daarover doorgestuurd naar [verdachte 18] . [verdachte 1] zorgde dat [verdachte 18] hiervoor over PGP-telefoons kon beschikken en verlengde diens telefoonabonnementen. [verdachte 7] stuurde via [verdachte 18] een protonmailadres door naar [betrokkene 38] , zodat [betrokkene 38] daarover kon beschikken.
[verdachte 18] had dus een ondersteunende rol binnen de organisatie.
[verdachte 19]
had nauw contact met [verdachte 6] over de handel in verdovende middelen en het vervoeren en opslaan van chemicaliën en grondstoffen voor de productie van synthetische drugs. Uit het zaaksdossier Chapada blijkt dat [verdachte 19] betrokken was bij de opslag van aanzienlijke hoeveelheden BMK en zoutzuur en dat hij samen met [verdachte 11] hennepolie voorhanden had. Daarnaast benaderde [verdachte 6] hem voor de verkoop van blokken cocaïne en 2-CB. [verdachte 19] ging hiervoor actief op zoek naar afnemers en besprak met [verdachte 6] de mogelijkheid om een sample 2-CB af te geven. Over de handel in cocaïne had [verdachte 19] ook contact met [verdachte 9] en stuurde hij informatie van [verdachte 9] over prijzen en hoeveelheden beschikbare cocaïne door naar [verdachte 6] . Ook benaderde [verdachte 6] hem voor de opslag van 16.000 liter formamide. [verdachte 19] zou hiervoor een loods regelen.
[verdachte 19] had dus een ondersteunende en uitvoerende rol binnen de organisatie.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van een criminele organisatie in de zin van artikel 11b van de Opiumwet waaraan hebben deelgenomen: [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 6] , [verdachte 8] , [verdachte 10] , [verdachte 3] , [verdachte 7] , [verdachte 11] , [verdachte 12] , [verdachte 9] , [verdachte 5] , [verdachte 18] en [verdachte 19] .
Voorts acht de rechtbank daarbij wettig en overtuigend bewezen de voor hen strafverzwarende omstandigheid dat [verdachte 1] en [verdachte 6] leiders waren binnen die criminele organisatie.
Artikel 140, lid 3, Sr
Op grond van het voorgaande staat vast dat de organisatie mede tot oogmerk had het plegen van misdrijven waarop een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld, te weten de in- en uitvoer van verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet. [verdachte 1] , [verdachte 6] , [verdachte 2] , [verdachte 3] , [verdachte 7] , [verdachte 11] , [verdachte 9] en [verdachte 5] hadden betrokkenheid bij dergelijke feiten. Daarmee staat hun wetenschap daarvan vast en is wettig en overtuigend bewezen dat zij hebben deelgenomen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 lid 3 Sr. Dat geldt niet voor [verdachte 12] en [verdachte 18] . Zij worden van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijgesproken.
5.5.9
B.4 Criminele organisatie witwassen en valsheid in geschrifte (feit 12)
[verdachte 1] , [verdachte 4] , [verdachte 2] , [verdachte 6] , [verdachte 10] , [verdachte 11] , [verdachte 5] , [verdachte 12] , [verdachte 9] , [verdachte 14] , [verdachte 27] , [verdachte 28] , [verdachte 29] , [verdachte 31] , [verdachte 32] en [verdachte 30] worden ervan verdacht te hebben deelgenomen aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van witwassen en valsheid in geschrifte.
Juridisch kader
De rechtbank zal aan de hand van eerder genoemd juridisch kader beoordelen of het ten laste gelegde feit kan worden bewezen.
Organisatie
Zoals eerder in dit vonnis is overwogen was sprake van witwassen van uiteenlopende aard, namelijk het witwassen van (contante) geldbedragen, onroerende zaken, voertuigen, vaartuigen, horloges en activa van [bedrijven 1] . Voor het witwassen werd gebruik gemaakt van vennootschappen die specifiek daarvoor waren opgericht. Zoals eerder vastgesteld waren [verdachte 1] en [verdachte 4] de feitelijke leidingevers van deze vennootschappen. Reeds hieruit kan worden afgeleid dat sprake was van een samenwerkingsverband tussen [verdachte 4] , [verdachte 1] en de rechtspersonen [verdachte 27] , [verdachte 28] , [verdachte 29] , [verdachte 31] en [verdachte 32] en [verdachte 30] . Dat die samenwerking duurzaam en bestendig was, blijkt onder meer uit de lange duur en de steeds intensievere vorm van die samenwerking. Ook was sprake van een zekere structuur. Dit leidt de rechtbank mede af uit de gelaagde opbouw van de verschillende vennootschappen die allemaal met elkaar waren verbonden. Met kapitaal van de ene vennootschap werd de andere vennootschap opgericht. Deze structuur is planmatig binnen de organisatie tot stand gekomen. Dit alles leidt tot de conclusie dat sprake was van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.
Oogmerk van de organisatie
Uit de bewezenverklaarde witwasfeiten blijkt dat de organisatie het oogmerk had tot het plegen van misdrijven met betrekking tot witwassen en dat het witwassen van geldbedragen en andere voorwerpen een gemeenschappelijk doel was. Ter verwezenlijking van dit gemeenschappelijke doel heeft [verdachte 4] de verschillende [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] opgericht, waarbij sommige vennootschappen gericht waren op een specifieke tak van het witwassen van - kort gezegd - crimineel vermogen. De rechtbank gaat hier nader op in bij het bespreken van de rol van iedere verdachte binnen de organisatie.
De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen dat de criminele organisatie het oogmerk had tot het plegen van valsheid in geschrifte. De bewezenverklaarde valsheden in geschrifte waren instrumenteel aan het witwassen en geen doel op zich. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit onderdeel niet kan worden bewezen. Zij zal de verdachten van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Deelneming aan de organisatie
De rechtbank is van oordeel dat van de criminele organisatie in elk geval deel hebben uitgemaakt: [verdachte 1] , [verdachte 4] , [verdachte 14] , [verdachte 27] , [verdachte 28] , [verdachte 29] , [verdachte 31] , [verdachte 32] en [verdachte 30] . Zij hebben op hoofdlijnen op de hierna te noemen wijze deelgenomen aan de organisatie.
Ten aanzien van [verdachte 6] , [verdachte 2] , [verdachte 10] , [verdachte 11] , [verdachte 5] , [verdachte 12] en [verdachte 9] is de rechtbank van oordeel dat zij met hun handelen onvoldoende aandeel hebben gehad in en evenmin voldoende ondersteunende gedragingen hebben verricht die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Dit betekent dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat zij hebben deelgenomen aan de organisatie met het oogmerk witwassen. Zij worden van dit feit vrijgesproken.
[verdachte 4]
heeft vanaf 2016 diverse vennootschappen opgericht. In iedere vennootschap was een eigen bedrijfsactiviteit ondergebracht zoals het handelen en beheer van onroerend goed, de handel in (exclusieve) horloges, handel in voertuigen, lease van personenauto’s en exploitatie van [bedrijven 1] . [verdachte 4] was (indirect) bestuurder van alle vennootschappen. Bewezen is verklaard dat hij samen met [verdachte 1] niet alleen in persoon maar ook als feitelijke leidinggever van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] jarenlang heeft witgewassen.
Meteen al bij de oprichting van de eerste drie [betrokkene(n) 4] heeft [verdachte 4] een contant bedrag van € 15.000,- witgewassen. Direct daarna heeft hij witgewassen bij de overname van de bedrijfsvoorraad van [bedrijf 1] door [verdachte 27] . Die overname was slechts een constructie om voertuigen van [verdachte 1] over te hevelen van [bedrijf 1] naar [verdachte 27] . Dit was het startpunt van het witwasvehikel dat de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] uiteindelijk hebben gevormd. [verdachte 4] heeft via [verdachte 29] samen met [verdachte 1] diverse onroerende zaken in Nederland verworven. Een deel van het Nederlandse vastgoed behoorde [verdachte 1] toe. [verdachte 4] heeft uiteindelijk via [verdachte 34] ook nog een appartement voor [verdachte 2] gekocht in Spanje. [verdachte 4] zorgde er via [verdachte 29] en [verdachte 30] & Participations ook voor dat [verdachte 1] geld kon investeren in [bedrijven 1] en dat later de activa van die studio’s werden veiliggesteld.
[verdachte 4] was dag en nacht bezig met de dagelijkse gang van zaken binnen de [betrokkene(n) 4] . Hij beheerde de bankrekeningen, verzorgde de administratie, regelde in- en verkopen en was verantwoordelijk voor ondertekening van documenten zoals overeenkomsten, facturen en aktes. Hij betaalde het personeel en was constant bereikbaar en aanwezig in het bedrijfspand van [verdachte 27] . Hij heeft in al die jaren geen deugdelijke administratie van die vennootschappen bijgehouden en heeft bovendien valsheid in geschrift gepleegd. Mede daardoor konden geldbedragen en andere voorwerpen van [verdachte 1] via de vennootschappen worden verhuld. [verdachte 4] wist dat en heeft hierin gefaciliteerd. Hij was integraal betrokken bij het witwassen van crimineel vermogen.
[verdachte 4] had dus een leidende rol in de organisatie.
[verdachte 1]
[verdachte 4] heeft de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] opgericht die als witwasvehikel hebben gediend voor crimineel vermogen van [verdachte 1] . Bij het witwassen heeft [verdachte 4] vanaf het begin tot het einde intensief samengewerkt met [verdachte 1] . Zij waren samen jarenlang feitelijke leidinggevers van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] . [verdachte 1] bracht voertuigen en horloges in, bemoeide zich met de dagelijkse gang van zaken binnen de vennootschappen en maakte ongelimiteerd gebruik van voertuigen die op naam stonden van [verdachte 27] , [verdachte 30] of andere [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] . Onroerende zaken van [verdachte 1] werden op naam van [verdachte 29] gezet. Zijn investering in de [bedrijven 1] werd veilig gesteld door de activa van die [bedrijven 1] te laten kopen door [verdachte 31] .
Voor [verdachte 1] bestond er “geen verschil” tussen de verschillende [betrokkene(n) 4] . Hij zag het conglomeraat als één geheel waar hij vrijelijk gebruik van kon maken. Dit blijkt ook uit het feit dat [verdachte 4] en [verdachte 1] “aan het einde van de rit” met elkaar zouden afrekenen.
[verdachte 1] had daarmee een leidende rol in de organisatie.
[verdachte 27]
was opgericht met een startkapitaal dat van misdrijf afkomstig was. De bedrijfsactiviteit van [verdachte 27] was de handel in voertuigen. Vlak na de oprichting heeft [verdachte 27] de handelsvoorraad van in totaal 57 voertuigen overgenomen van [bedrijf 1] . Die overname was slechts een constructie om voertuigen van [verdachte 1] over te hevelen van [bedrijf 1] naar [verdachte 27] . Hierdoor beschikte [verdachte 27] over een van misdrijf afkomstige handelsvoorraad, waarmee zij nadien verder heeft gehandeld. De handel van [verdachte 27] breidde zich jaar na jaar uit met steeds meer en luxere voertuigen waar onder andere [verdachte 1] en zijn relaties gebruik van konden maken. Voertuigen op naam van [verdachte 27] werden ook gebruikt als ruilmiddel bij de handel in onroerende goederen.
[verdachte 27] had daarmee een belangrijke en faciliterende rol in de organisatie.
[verdachte 28]
was opgericht met een startkapitaal dat van misdrijf afkomstig was. De bedrijfsactiviteit van [verdachte 28] was de handel in exclusieve horloges. [verdachte 4] handelde al in horloges, maar ging met zijn bedrijf in 2014 failliet. Hij heeft de horlogehandel in samenwerking met [verdachte 1] nieuw leven in kunnen blazen met [verdachte 28] . De horlogehandel in [verdachte 28] groeide in de jaren na de oprichting explosief. [verdachte 4] en [verdachte 1] hadden veelvuldig contact met elkaar over deze handel. Bovendien werd de opbrengst van de horlogehandel gebruikt voor de aanschaf van voertuigen door [verdachte 27] en bij vastgoedtransacties door [verdachte 29] .
[verdachte 28] had dus een faciliterende rol in de organisatie.
[verdachte 29]
heeft eerst een stuk grasland in Bosschenhoofd, een bedrijfshal in Lijnden en een berging/stalling in Randwijk gekocht, terwijl [verdachte 1] de werkelijke eigenaar was. Zij is daarmee vrijwel direct na haar oprichting begonnen met het verhullen van eigendom van [verdachte 1] en daarmee met witwassen. Vervolgens heeft [verdachte 29] een woonwagen in Den Bosch, een appartement in Vlaardingen en een perceel bosgrond in Dongen gekocht. Ook van deze drie onroerende zaken was [verdachte 1] de werkelijke eigenaar.
[verdachte 29] heeft verder tien loodsen in Roosendaal gekocht. Bij de financiering daarvan heeft zij valsheid in geschrift gepleegd. [verdachte 29] heeft een woning en bedrijfshal met kantoor te Rhenen gekocht, die [verdachte 1] wilde hebben voor zijn kleinzoon [betrokkene 84] , en voorts een [bedrijf 16] te Alphen. Zij heeft die panden aanbetaald met geld en voertuigen die op papier afkomstig waren van [betrokkene(n) 4] / [verdachte 30] . [verdachte 29] maakte daarmee gebruik van baten die waren verkregen door middel van witwashandelingen op het gebied van handel in voertuigen en horloges of fungeerde als dekmantel voor inbreng van geld en/of andere voorwerpen van [verdachte 1] .
[verdachte 29] had daarmee een faciliterende rol in de organisatie.
[verdachte 31]
had als bedrijfsactiviteit het aanbieden van auto's op basis van participatie en/of gezamenlijk bezit. In afwijking van die bedrijfsactiviteit heeft [verdachte 31] een zestal [bedrijven 1] van het bedrijf van [verdachte 16] en [verdachte 20] overgenomen. De koopovereenkomst heeft zij achteraf opgemaakt. Deze [bedrijven 1] waren aangeschaft door [verdachte 20] en [verdachte 16] met contant geld van [verdachte 1] . Voor een deel van dat bedrag heeft [verdachte 31] een valse geldleenovereenkomst opgesteld.
Verder heeft [verdachte 31] in 2020 elf voertuigen van [verdachte 30] overgenomen. Uit het dossier is gebleken dat deze voertuigen uitsluitend werden overgenomen wegens het opzeggen van de verzekering van die voertuigen. [verdachte 31] heeft het aankoopbedrag nooit betaald.
[verdachte 31] had daarmee een faciliterende rol in de organisatie.
[verdachte 32]
is opgericht voor de handel en verhuur van voertuigen. Zij handelde in Duitsland en voornamelijk in luxe voertuigen zoals een Benltey Mulsanne en Mercedes-Benz Maybach. Deze voertuigen behoorden feitelijk toe aan [verdachte 1] . De verhuur van de voertuigen die op naam stonden van deze vennootschap, geschiedde voornamelijk op mondelinge huurovereenkomsten of leasecontracten. Hiermee konden [verdachte 1] en zijn relaties gebruik maken van de voertuigen, zonder daarvoor te hoeven betalen en werd de eigendom van de voertuigen verhuld. Daarnaast werden contante geldbedragen gestort op de bankrekening van [verdachte 32] zonder aan te wijzen bron.
[verdachte 32] had een faciliterende rol in de criminele organisatie.
[verdachte 30]
kocht in 2017 vijftien voertuigen van [verdachte 27] en liet daarbij van de koopprijs van € 418.000,-- een gedeelte van € 363.600,-- onbetaald. [verdachte 30] verkocht in 2020 elf voertuigen aan [verdachte 31] . [verdachte 31] liet daarbij de koopprijs van € 317.760,-- onbetaald.
Niet alleen [verdachte 1] , maar ook [verdachte 6] , [verdachte 13] , [verdachte 10] en [bedrijf 17] ( [verdachte 14] ) hadden meerdere jaren een rekening bij [verdachte 30] open staan in verband met de huur van voertuigen. [verdachte 30] betaalde [verdachte 1] salaris. Daar stond geen regulier dienstverband tegenover.
[verdachte 30] had daarmee een faciliterende rol in de organisatie.
[verdachte 14]
heeft gedurende een periode van vier jaar voor een bedrag van € 478.500,-- aan rekeningen van [verdachte 1] betaald. Hij ontving dit bedrag contant. Daarnaast ontving hij een bedrag van € 79.500,-- en een bedrag van € 45.000,-- contant als betaling voor werkzaamheden voor [verdachte 1] door zijn aannemersbedrijf. [verdachte 14] heeft hiermee crimineel geld van [verdachte 1] in het normale handelsverkeer gebracht.
[verdachte 14] werkte daarnaast samen met [verdachte 1] en [verdachte 4] om te regelen dat de woonwagen in Den Bosch, het appartement in Vlaardingen en het perceel bosgrond te Dongen aan [verdachte 29] kon worden overgedragen. Die onroerende zaken waren eigendom van [verdachte 1] . [verdachte 14] heeft voor [verdachte 1] contant geld aan de schuldeiser betaald. Hij werkte eraan mee dat een nog openstaande rekening van [verdachte 1] van € 58.000,-- werd overgenomen door [verdachte 29] . Dit alles om deze onroerende zaken veilig te stellen voor [verdachte 1] .
[verdachte 14] had daarmee een uitvoerende rol in de organisatie.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien verklaart de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van een criminele organisatie met het oogmerk witwassen, waaraan hebben deelgenomen: [verdachte 1] , [verdachte 4] , [verdachte 14] , [verdachte 27] , [verdachte 28] , [verdachte 29] , [verdachte 31] en [verdachte 32] en [verdachte 30] . Voorts verklaart de rechtbank wettig en overtuigend bewezen de voor hen strafverzwarende omstandigheid dat dat [verdachte 1] en [verdachte 4] leiders waren binnen de witwasorganisatie.
5.5.10
B.4 Criminele organisatie geweld (feit 13)
Aan [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 4] , [verdachte 10] , [verdachte 25] en [verdachte 26] is ten laste gelegd dat zij deel hebben genomen aan een criminele organisatie die het oogmerk had om misdrijven te plegen als bedoeld in de artikelen 284, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 van de Wet wapens en munitie. Aan [verdachte 1] is ook ten laste gelegd dat hij leiding heeft gegeven aan deze organisatie.
Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen zodat de verdachten van dit feit worden vrijgesproken.
5.5.11
Dagvaarding met parketnummer 13/217316-18
In deze zaak wordt [verdachte 1] verdacht van het witwassen van een geldbedrag van
€ 12.560,-- en een Rolex horloge.
Rechtmatigheid van de doorzoeking
De verdediging heeft – met verwijzing naar het requisitoir – aangevoerd dat in deze zaak sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking van de Ferrari waarin [verdachte 1] op 24 april 2018 reed en aan de kant werd gezet. De enkele omstandigheid dat iemand met antecedenten in een auto rijdt die op naam staat van een bedrijf dat in verband wordt gebracht met “criminele motorclubs en klanten met antecedenten, waaronder witwassen en handel in opium” is onvoldoende grond voor de doorzoeking van de Ferrari. Bij gebrek aan een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit als omschreven in art. 67, eerste lid, Sv is sprake van een schending van art. 96b Sv., aldus de verdediging.
De verdediging heeft aangevoerd dat het belang van het genoemde voorschrift is gelegen in de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [verdachte 1] . Dit betreft een belangrijk strafrechtelijk vormvoorschrift. De mate van verwijtbaarheid van het handelen door de verbalisanten is gelet op dat belang en de schending hoog. Zonder wettelijke grond hebben de verbalisanten vergaande opsporingsbevoegdheden gebruikt. Door de onrechtmatige doorzoeking is verdachtes persoonlijke levenssfeer (ex artikel 8 EVRM) ernstig geschonden hetgeen evident nadeel voor hem oplevert. Het vormverzuim dient naar de mening van de verdediging te leiden tot bewijsuitsluiting.
De officier van justitie heeft gesteld dat de doorzoeking van de Ferrari onrechtmatig is geweest omdat er onvoldoende grond was het voertuig te doorzoeken. Dat levert een onherstelbaar vormverzuim op maar dit vormverzuim hoeft niet tot bewijsuitsluiting te leiden. Er is weliswaar sprake geweest van een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [verdachte 1] , maar niet zodanig dat niet kan worden volstaan met strafvermindering of het enkel constateren van het vormverzuim.
Beoordeling
Op dinsdag 24 april 2018 omstreeks 21.00 uur hebben verbalisanten die met een ‘proactieve controle’ waren belast, een Ferrari California geparkeerd zien staan op [locatie 55] aan de A4. Het voertuig bleek op naam te staan van [verdachte 27] , een bedrijf dat ambtshalve bij de verbalisanten bekend stond in relatie met criminele motorclubs en klanten met (zware) antecenten, waaronder witwassen en handel in verdovende middelen. Omdat het voertuig wegreed is het voertuig korte tijd later voor een algemene verkeerscontrole staande gehouden op de Ypenburgse Stationsweg te Den Haag. De verbalisant heeft van de bestuurder zijn rijbewijs en kentekenbewijs gevorderd. De bestuurder bleek [verdachte 1] te zijn en hij had een passagier in de auto. Hij verklaarde dat hij de auto had gehuurd van [verdachte 27] . Uit de politiesystemen kwam voorts naar voren dat [verdachte 1] antecedenten had op het gebied van vermogens- en opiumdelicten en de Wet wapens en munitie. Tevens waren de volgende gevaren classificaties op hem van toepassing: “Vuurwapengevaarlijk, Medische indicatie, Suikerpatiënt, Wapengevaarlijk”. Hierop is van beide inzittenden van de Ferrari de uitlevering gevorderd van drugs, verboden wapens en/of veel geld. Nadat [verdachte 1] aangaf dat daarvan geen sprake was, hebben de verbalisanten aangegeven dat hij gefouilleerd zou worden en dat het voertuig zouden worden doorzocht. [verdachte 1] is hierop uit het voertuig gestapt. Op vragen van de verbalisant of hij iets in de zakken had, heeft hij een geldbedrag van naar later bleek € 2.560,-- euro, aan de verbalisant overhandigd en heeft hij aangegeven dat er nog € 10.000,-- onder de bijrijdersstoel zou liggen. Hierop is aan [verdachte 1] de cautie gegeven en is het voertuig doorzocht. De verbalisanten hebben naast het geldbedrag een encrypted telefoon aangetroffen en in beslag genomen. Tevens bleek in de auto een verborgen ruimte te zijn ingebouwd. [verdachte 1] is vervolgens aangehouden. Bij zijn insluiting is een horloge in beslag genomen.
Wettelijk kader
Op grond van artikel 3 en artikel 8 van de Politiewet is een politieambtenaar in het kader van de handhaving van de rechtsorde en voor zover dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de politietaak, bevoegd tot het staande houden en het vorderen van inzage van een identiteitsbewijs van personen. Ook het aanknopen van een gesprek valt binnen de bevoegdheid die een politieambtenaar heeft. Bovendien mochten verbalisanten op grond van artikel 160 Wegenverkeerswet 1994 de bestuurder controleren, wat - blijkens het feit dat zijn rijbewijs en kentekenpapieren zijn gevorderd - ook heeft plaatsgevonden. De staandehouding en de identiteitscontrole van [verdachte 1] op 24 april 2018 zijn dan ook niet onrechtmatig.
Op grond van artikel 96b, eerste lid, Sv is de opsporingsambtenaar bevoegd, in geval van ontdekking op heterdaad van een strafbaar feit of in geval van verdenking van een misdrijf als omschreven in artikel 67, eerste lid, Sv, een vervoermiddel te doorzoeken en zich daartoe de toegang tot dit vervoermiddel te verschaffen.
De vraag rijst of op het moment dat [verdachte 1] aangaf dat hij geen geld of wapens bij zich droeg, sprake was van een redelijk vermoeden van schuld op grond waarvan de verbalisanten het voertuig konden doorzoeken en [verdachte 1] mochten fouilleren. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. De enkele omstandigheid dat een verdachte met antecedenten rijdt in een voertuig dat niet van hem is maar eigendom van een bedrijf dat gelinkt kan worden aan motorclubs en verdovende middelen, maakt niet dat op dat moment sprake was van een redelijk vermoeden dat de verdachte zich zou schuldig maken aan een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. De (algemene) informatie uit de politiesystemen is daarvoor niet voldoende concreet en specifiek. Pas na de mededeling dat de verbalisanten het voertuig zouden doorzoeken en [verdachte 1] zouden fouilleren, heeft [verdachte 1] melding gemaakt van het aanwezige geldbedrag. Van het vrijwillig overhandigen is gelet op die eerdere mededeling dan ook geen sprake. Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig is geweest en dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. De vraag die vervolgens moet worden beantwoord is of, en zo, ja welke rechtsgevolgen aan dat vormverzuim moeten worden verbonden. Daartoe dient te worden gekeken naar het belang van het geschonden voorschrift, de ernst van het verzuim en het nadeel dat hierdoor voor de verdachte is veroorzaakt.
Bewijsuitsluiting zoals door de verdediging bepleit, kan slechts aan de orde komen ter verzekering van het recht op een eerlijk proces in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden en indien het bewijsmateriaal door het verzuim is verkregen en door de onrechtmatige bewijsgaring een belangrijk (strafvorderlijk) voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Niet is gebleken dat [verdachte 1] een zwaarwegend nadeel heeft gehad van het schenden van het geschonden vormvoorschrift. De ernst van de overschrijding is bovendien gering geweest. Immers, sprake is weliswaar van een schending van een voorschrift dat betrekking heeft op de privacy van de verdachte, maar het betrof een voertuig waarvan [verdachte 1] niet de eigenaar was en waarvan hij naar eigen zeggen slechts voor korte tijd gebruik zou maken. Tenslotte merkt de rechtbank op dat het belang dat een strafbaar feit onontdekt blijft een niet rechtens te respecteren belang betreft.
Conclusie
Al deze aspecten in ogenschouw nemend volstaat de rechtbank met de constatering dat sprake is van het vormverzuim.
Feiten en omstandigheden
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af. In de Ferrari is een contant geldbedrag van € 12.560,-- aangetroffen. Een bedrag van € 10.000,-- is in plastic verpakt onder de bijrijdersstoel aangetroffen. De rest van het bedrag droeg [verdachte 1] contant bij zich. De Rolex heeft een nieuwwaarde van zo’n € 40.000,--. [verdachte 1] bleek in het bezit van een encrypted telefoon en in de Ferrari was een stashruimte gebouwd. [verdachte 1] wordt in dit vonnis veroordeeld wegens grootschalige handel in verdovende middelen in een periode waarin 24 april 2018 valt.
Vermoeden van witwassen
De rechtbank oordeelt dat het deze feiten en omstandigheden en hetgeen hiervoor is overwogen omtrent de vermogenspositie van [verdachte 1] een vermoeden oplevert dat geld en horloge van misdrijf afkomstig zijn. Dit betekent dat van de verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft voor de herkomst van die voorwerpen.
Verklaring [verdachte 1]
heeft verklaard dat de € 10.000,-- van [betrokkene 53] afkomstig was en dat hij dat voor hem mee zou nemen naar Spanje om daar rekeningen te betalen. Het Rolexhorloge was volgens [verdachte 1] van [verdachte 13] en hij moest het voor hem meenemen. Over de herkomst van het bedrag van € 2.560,-- heeft [verdachte 1] geen verklaring afgelegd.
Beoordeling
De juistheid van die verklaring is niet aannemelijk geworden. [verdachte 1] en [betrokkene 53] hebben immers wisselend verklaard over het doel van het geld en [betrokkene 53] wist als getuige de hoogte van het bedrag niet. Zoals eerder overwogen is ook [verdachte 1] verklaring dat hij (ook nog) 800 ‘ruggen’ van diezelfde [betrokkene 53] heeft gehad waarmee hij, [verdachte 1] , kon ‘werken’ niet aannemelijk geworden. [verdachte 1] , [verdachte 13] en [verdachte 4] hebben als getuigen eveneens wisselend en niet-consistent verklaard over de eigendom en de mogelijke (ver)koop van het horloge aan [verdachte 4] .
Bovendien is getracht verklaringen op elkaar af te stemmen. Dat volgt uit een opgenomen gesprek van 18 februari 2019 waarin [verdachte 1] heeft gezegd:
“Ik kreeg hem zaterdag, ... (ntv) Toen zegt iemand, zeg dat die klok van hem is.... (ntv,,)Die auto was gehuurd, die ... was van die jongen, en dat klokkie was van [verdachte 13] ....(ntv,) Klok teruggebracht, [naam 9] , klok meegekregen van [verdachte 13] , dat die aan mijmeegegeven had, want ik heb een ontneming lopen. 10 ruggen en over de klok.”
Conclusie
De door [verdachte 1] afgelegde verklaring biedt onvoldoende tegenwicht aan het witwasvermoeden. Er is dan ook geen andere conclusie mogelijk dan dat het om voorwerpen gaat die van enig misdrijf afkomstig zijn.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat [verdachte 1] op 24 april 2018 een geldbedrag van
€ 12.560,-- en een Rolex horloge heeft witgewassen.
5.5.12
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] de bij dagvaarding met parketnummer 09/767007-17 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 subsidiair, 8, 9, 11 en 12 ten laste gelegde feiten en het bij dagvaarding met parketnummer 13/217316-18 ten laste gelegde feit heeft begaan.
De tekst van de bewezenverklaring is als bijlage 3 aan dit vonnis gehecht.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.
6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
7.De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.
8.De strafoplegging
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat in het vooronderzoek stelselmatig en vergaand grenzen zijn overschreden waardoor inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de verdachte en dat deze onrechtmatigheden in het vooronderzoek moeten leiden tot forse strafvermindering. De verdediging heeft voorts betoogd dat bij strafoplegging rekening moet worden gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn, de detentieomstandigheden en de gezondheidssituatie van de verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de
omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke
omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
[verdachte 1] heeft zich jarenlang bezig gehouden met de in- en uitvoer en verdere verhandeling van grote hoeveelheden (hard)drugs. Zo heeft hij, met anderen, 4.600 kilo cocaïne ingevoerd uit Zuid Amerika, 11.000 kilo hasj uit Marokko geïmporteerd en 100.000 MDMA-pillen voorhanden gehad en MDMA-pillen uitgevoerd. Bovendien heeft hij grote hoeveelheden harddrugs gekocht en verkocht. Ook heeft hij voor het opzetten van drugslijnen over de hele wereld op grote schaal met veel andere personen voorbereidingshandelingen getroffen.
Hij leidde daartoe een criminele organisatie. Uit de chatberichten in het dossier blijkt dat [verdachte 1] hier een dagtaak aan had. In de bijna zes maanden dat de politie zicht had op de activiteiten van [verdachte 1] is sprake van een eindeloze stroom aan berichten die allemaal te maken hadden met het opzetten van drugslijnen, het kopen of verkopen van partijen (hard)drugs, het regelen van transport voor de in- en uitvoer, het geven van advies over de productie van drugs en ga zo maar door. Hij maakte daarbij gebruik van de vele leden van de organisatie. [verdachte 1] kon de anderen blindelings vinden wanneer dat nodig was. Ieder had zijn eigen rol en expertise. De één was goed in transport, anderen hadden de drugs voorradig of hadden contacten voor de verdere verkoop en weer anderen gingen achter het geld aan. Niet alleen contacten uit de onderwereld werden gebruikt, maar er werd ook actief gezocht naar corrupte contacten in de haven of bij bedrijven en geprobeerd werd deze om te kopen. Uit het dossier kan worden opgemaakt dat [verdachte 1] en andere leden van de organisatie op verschillende plekken al mensen ‘plat’ hadden zodat ze zonder controle (hard)drugs konden invoeren. Daarbij heeft [verdachte 1] samen met anderen een douaneambtenaar in Spanje omgekocht, die later een undercoveragent bleek te zijn.
[verdachte 1] kon zich meten met de top van de Nederlandse drugswereld. Door gebruik te maken van versleutelde telefoons, stashauto’s en corrupte contacten, regelmatig van verblijfsplaats te wisselen, veel te verblijven in het buitenland, zich in Nederland te laten rondrijden en anderen allerlei regelwerk voor hem te laten doen, wist hij lange tijd buiten beeld te blijven.
In de handel van [verdachte 1] en de criminele organisatie gingen grote geldbedragen om. Om zijn drugsgeld te kunnen witwassen maakte [verdachte 1] gebruik van de [betrokkene(n) 4] / [verdachte 31] . In dit witwasvehikel werden vele tonnen geld, veel auto’s en panden witgewassen. Samen met zijn ‘man in de bovenwereld’ [verdachte 4] leidde hij deze witwasorganisatie. [verdachte 1] maakte daarbij gebruik van stromannen.
Daarnaast heeft [verdachte 1] zich schuldig gemaakt aan een ernstig geweldsincident. In het pand van [betrokkene(n) 4] heeft hij samen met andere deelnemers van zijn drugsorganisatie twee mensen mishandeld en ernstig bedreigd. Hij heeft niet alleen geslagen, maar hen ook een vuurwapen getoond, dat vuurwapen afgevuurd en bij één van hen op het hoofd gezet. Daarbij heeft hij minutenlang ernstige woordelijke bedreigingen geuit. Voor de slachtoffers moet dit een afschuwelijke ervaring zijn geweest. De reden voor deze explosie van agressie was niet meer dan dat de slachtoffers lachgas hadden afgenomen bij iemand anders dan een vriend van [verdachte 1] . Achteraf heeft [verdachte 1] er tegen anderen over opgeschept en werd erover gelachen. [verdachte 1] heeft hier een gewetenloze en gewelddadige kant laten zien. Daarbij komt dat [verdachte 1] niet alleen bij dit incident, maar vaker vuurwapens voorhanden had.
[verdachte 1] en zijn criminele organisaties hebben met hun handel in verdovende middelen en het witwassen van drugsgeld een ontwrichtende invloed gehad op de samenleving. De ondermijnende werking van drugshandel is enorm. Uit het dossier blijkt zonder meer dat allerlei contacten en personen bij de handel werden betrokken en werden gecorrumpeerd. Het gemak waarmee [verdachte 1] en de verschillende leden van de organisatie spraken over kilo’s en kilo’s (hard)drugs en grote hoeveelheden geld is ongekend. De boven- en onderwereld raakten door toedoen van [verdachte 1] en de organisaties met elkaar verweven. Dit is niet alleen heel schadelijk voor (het vertrouwen in) de rechtstaat, het kost de maatschappij ook enorme hoeveelheden geld, geld dat moet worden opgebracht door de samenleving als geheel. Onderwijl konden [verdachte 1] en de zijnen in luxe baden, terwijl [verdachte 1] er prat op ging geen cent belasting te betalen.
Daarbij komt dat de drugs die werden ingevoerd en verhandeld uiteindelijk in de samenleving terecht kwamen met alle gevolgen van dien. Drugsgebruik is immers zeer schadelijk voor de volksgezondheid en gebruikers moeten vaak strafbare feiten plegen om in hun behoefte te kunnen voorzien. Dit alles heeft een grote impact op de samenleving als geheel.
[verdachte 1] heeft er op geen enkele wijze blijk van gegeven het ondermijnende en kwalijke van zijn gedrag in te zien. Het gemak waarmee alles is gegaan en de toon in de berichten getuigt ervan dat [verdachte 1] zich niet heeft bekommerd om de gevolgen van zijn daden.
Het is dan ook niet meer dan terecht dat voor grootschalige georganiseerde handel in (hard)drugs lange, onvoorwaardelijke gevangenisstraffen worden opgelegd. Enerzijds dient dit als vergelding. Anderzijds heeft het opleggen van zware straffen tot doel om anderen ervan te weerhouden zich met de georganiseerde drugscriminaliteit in te laten.
Voor de invoer van de 4.600 kilo cocaïne en 11.000 kilo hasj, tezamen met het geweldsincident is, gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en kijkend naar uitspraken in soortgelijke zaken, een gevangenisstraf van 15 jaar al volstrekt passend. En dat is nog buiten alle andere feiten die de rechtbank bewezenverklaard heeft gerekend.
Daarbij komt dat [verdachte 1] blijkens zijn strafblad van 1 februari 2023 eerder is veroordeeld tot lange gevangenisstraffen voor drugshandel en witwassen en ook al eerder is veroordeeld voor wapenbezit. [verdachte 1] heeft zich daar niet door laten weerhouden, integendeel: hij is op dezelfde voet doorgegaan.
De maximumstraf die [verdachte 1] voor alle feiten tezamen kan krijgen is 17 jaar en 9 maanden. De rechtbank ziet weinig ruimte om deze straf naar beneden bij te stellen.
Dat [verdachte 1] inmiddels op leeftijd is en een zwakke gezondheid heeft, levert voor de rechtbank geen reden op om de straf te matigen. [verdachte 1] was immers ten tijde van het plegen van alle feiten waarvoor hij wordt veroordeeld ook al op leeftijd en ook toen waren er al gezondheidsproblemen. Dat heeft hem niet weerhouden door te gaan met het plegen van strafbare feiten.
De behandeling in eerste aanleg heeft voorts weliswaar lang geduurd, maar gelet op de omvang en complexiteit van de zaak levert dat geen schending op van de redelijke termijn. Wel zal de rechtbank in strafmatigende zin rekening houden met het feit dat [verdachte 1] lang in voorarrest heeft verbleven en aldus lange tijd in onzekerheid heeft verkeerd over de afloop van de zaak. Dit levert evenwel slechts een korting op van negen maanden. De door het openbaar ministerie geëiste straf doet geen recht aan de ernst van de feiten en de rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen van 17 jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
9.De inbeslaggenomen voorwerpen
Het dossier bevat twee beslaglijsten.
Op de beslaglijst in de zaak met parketnummer 45-767007-17 (hierna: beslaglijst 1) staan een negental voorwerpen, te weten:
(108) Woning NBU E [locatie 56]
(115) Boot Formula 353 Fastech 2013
(147) Encryptie telefoon / DHRAA16063_622358
(150) 20 pillen Mannitol diazepam
(151) MDMA 2,8 gram
(152) MDMA 8,2 gram
(153) GHB 150 ML
(154) MDMA 10,3 gram en 0,5 gram
Niet-genummerde Telefoon Apple 7 Esp 02004 (675257)
Op de beslaglijst in de zaak met parketnummer 13-217316-18 (hierna: beslaglijst 2) staan een vijftal voorwerpen, te weten:
(1) Geldbedrag € 10.000,- / 5563566
(2) Geldbedrag € 2085,- / 5563570
(3) Geldbedrag € 475,- / 5563571
(4) Horloge Rolex / 5563569
(5) 1. Stk. Telefoontoestel BQ Aquarius X / 5563567
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de op de beslaglijsten onder 5, 147, 150, 151, 152, 153, 154 genummerde voorwerpen en de niet-genummerde PGP-telefoon, zullen worden onttrokken aan het verkeer. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de op de beslaglijst onder 1, 2, 3, 4, 108 en 115 genummerde voorwerpen zullen worden verbeurdverklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet uitgelaten over de inbeslaggenomen voorwerpen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de op de beslaglijst 1 onder 108 en 115 genummerde voorwerpen verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met betrekking tot deze voorwerpen het onder parketnummer 45-767007-17 feit 4 bewezenverklaarde feit is begaan.
De rechtbank zal de op de beslaglijst onder 5, 147 genummerde voorwerpen en de niet-genummerde telefoon verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met behulp van deze voorwerpen de in de zaak met parketnummer 13-217316-18 bewezenverklaard feit (voorwerp 5) en de onder parketnummer 45-767007-17 feiten 1, 2, 3 en 11 bewezenverklaarde feiten (voorwerp 147 en de niet-genummerde telefoon) zijn begaan of voorbereid.
De rechtbank zal de op de beslaglijst 2 onder 1, 2, 3, 4 genummerde voorwerpen verbeurdverklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar, aangezien deze voorwerpen aan verdachte toebehoren en met betrekking tot deze voorwerpen het in de zaak met parketnummer 13-217316-18 bewezenverklaarde feit is begaan of voorbereid.
Bij de vaststelling van deze bijkomende straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
De verdachte heeft afstand gedaan van de op beslaglijst 1. onder 150 tot en met 154 genummerde voorwerpen. Aangezien daarmee het beslag van rechtswege is komen te vervallen, behoeft de rechtbank niet langer te beslissen op het beslag van deze voorwerpen.
10.De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 47, 51, 55, 57, 63, 140, 177, 285, 301, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
- 2, 3, 10, 10 a, 11, 11b en 13a van de Opiumwet en de daarbij behorende lijsten I en II;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.
11.De beslissing
De rechtbank:
verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk ten aanzien van het bij parketnummer 09/767007-17 onder 10 ten laste gelegde feit;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de bij parketnummer 09/767007-17 onder 6 primair, 7 en 13 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de bij parketnummer 09/767007-17 onder 1, 2, 3, 4, 5, 6 subsidiair, 8, 9, 11 en 12 ten laste gelegde feiten en het bij parketnummer 13/217316-18 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 5.5.12 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van parketnummer 09/767007-17:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen met het in artikel 2, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van opzettelijk handelen met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van opzettelijk handelen met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder A, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel;
ten aanzien van feit 3:
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderden, een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd,
en
medeplegen van, om een feit, bedoeld in het vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden of te bevorderden, een ander gelegenheid, middelen en inlichtingen tot het plegen van dat feit te verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van gewoontewitwassen,
en
feitelijke leidinggeven aan medeplegen van gewoontewitwassen in de uitoefening van zijn bedrijf, begaan door een rechtspersoon;
ten aanzien van feit 5:
medeplegen van aan een ambtenaar een gift of belofte doen dan wel een dienst verlenen of aanbieden met het oogmerk om hem te bewegen in zijn bediening iets te doen of na te laten;
ten aanzien van feit 6 en feit 8:
voortgezette handeling van medeplegen van mishandeling gepleegd met voorbedachten rade en medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
ten aanzien van feit 9:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 11:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van een misdrijf als bedoeld in artikel 10, derde lid, vierde lid en vijfde lid, artikel 10a, eerste lid en artikel 11, vierde en vijfde lid van de Opiumwet;
en
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld;
ten aanzien van feit 12:
als leider deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
ten aanzien van parketnummer 13/217316-18:
witwassen;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
ZEVENTIEN (17) JAREN;
ZEVENTIEN (17) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verklaart verbeurd de op de beslaglijst 1 onder 108, 115, en 147 genummerde voorwerpen en de niet-genummerde PGP-telefoon, te weten:
(108) Woning NBU E Mijas Malaga Calle Araucaria
(115) Boot Formula 353 Fastech 2013
(147) Encryptie telefoon / DHRAA16063_622358
Niet-genummerde Telefoon Apple 7 Esp 02004 (675257)
verklaart verbeurd de op de beslaglijst 2 onder 1, 2, 3, 4 en 5 genummerde voorwerpen, te weten:
(1) Geldbedrag € 10.000,- / 5563566
(2) Geldbedrag € 2085,- / 5563570
(3) Geldbedrag € 475,- / 5563571
(4) Horloge Rolex / 5563569
(5) 1. Stk. Telefoontoestel BQ Aquarius X / 5563567.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. van Steen, voorzitter,
mr. F.A.M. Veraart, rechter,
mr. R.E. Perquin, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Siebrand, mr. F.F. Westhoek en R. Claessens, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 oktober 2023.
Bijlage 1 Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is bij parketnummer 09/767007-17 ten laste gelegd dat
1. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 16 september 2020 te Den Bosch, Landsmeer, Den Haag, Uithoorn, Randwijk en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland en/of één of meer plaatsen in Spanje en/of België tezamen en in vereniging met één of meer ander(en), althans alleen, (telkens) opzettelijk
a. a) 4600 kilo, althans een grote hoeveelheid, van een materiaal bevattende cocaïne, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet en/of
- heeft vervoerd en/of aanwezig heeft gehad en/of
- ( daar een deel van) heeft afgeleverd, verstrekt en/of verkocht
(in elk geval 30 kilo aan [betrokkene 1] en/of 1000 kilo aan NN)en/of
(in elk geval 30 kilo aan [betrokkene 1] en/of 1000 kilo aan NN)en/of
b) een grote hoeveelheid pillen bevattende MDMA, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- buiten het grondgebied van Nederland (
Rusland) heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet en/of
Rusland) heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 5 van de Opiumwet en/of
- verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd; en/of
c) een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en/of metamfetamine (Ice) en/of (een) ander(e) middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- heeft vervaardigd (
in elk geval met [betrokkene 41]); en/of
in elk geval met [betrokkene 41]); en/of
d) 10 kilo, althans een grote hoeveelheid, van een materiaal bevattende heroïne
- heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt (
aan ‘Ebi-Vught’); en/of
aan ‘Ebi-Vught’); en/of
e) 229 kilo en/of 10 kilo en/of 14 kilo, althans één of meerdere grote hoeveelheden, van een materiaal bevattende heroïne (
afgenomen van [verdachte 17])
afgenomen van [verdachte 17])
- aanwezig heeft gehad; en/of
f) 190.000 pillen, althans een grote hoeveelheid pillen, bevattende MDMA, althans een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- aanwezig heeft gehad (
met [verdachte 5]); en/of
met [verdachte 5]); en/of
g) (ongeveer) 30 liter vloeistof bevattende methamfetamine (SIN AANK6505NL) en/of (ongeveer) 100 liter vloeistof bevattende MDMA (AANK6504NL) en/of
(ongeveer) 245 liter vloeistof bevattende methamfetamine (AANK6503NL) en/of
(ongeveer) 140 liter vloeistof/materiaal bevattende methamfetamine (AANK6558NL), in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine en/of MDMA, zijnde methamfetamine en/of MDMA (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
- aanwezig heeft gehad (
in een loods aan de [locatie 1]);
in een loods aan de [locatie 1]);
2. hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 18 mei 2020 te
Landsmeer, Den Haag en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland en/of Casablanca en/of één of meer (andere) plaatsen in Marokko en/of Antwerpen en/of Brussel en/of één of meer (andere) plaatsen in België en/of één of meer plaatsen in Spanje, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
- binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, als bedoeld in artikel 1 lid 4 en/of lid 5 van de Opiumwet, en/of
- heeft vervoerd en/of
- aanwezig heeft gehad,
ongeveer 2550 kilo, in elk geval een grote hoeveelheid van een materiaal bevattende hasjiesj en/of hennep, zijnde (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 16 september 2020 te Den Bosch, Landsmeer, Den Haag, Uithoorn, Randwijk en/of één of meer (andere) plaatsen in Nederland en/of aan boord van een Nederlands luchtvaartuig en/of Mijas en/of Malaga en/of Madrid en/of één of meer (andere) plaatsen in Spanje en/of één of meer plaatsen in België, Duitsland, Zweden, Portugal, Bolivia, Colombia, Ecuador en/of Australië, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk
- binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
- bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of
- vervaardigen,
van één of meer hoeveelheden van één of meerdere materialen bevattende cocaïne, MDMA, metamfetamine (Ice), amfetamine en/of heroïne, zijnde (een) middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of één of meer hoeveelheden van materialen bevattende (een) ander(e) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich of één of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- één of meer voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of (andere) betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans ernstige reden had(den) om te vermoeden dat die bestemd waren/was tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft hij en/of één of meer van zijn mededaders (telkens) opzettelijk daartoe:
- één of meer (grote) hoeveelheden van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (o.a. cocaïne, MDMA, metamfetamine (Ice), amfetamine, heroïne en/of 2C-B) gevraagd, laten vragen, besteld, laten bestellen, gekocht, laten kopen, geregeld, laten regelen, (te koop) aangeboden en/of laten aanbieden en/of
- één of meer (grote) hoeveelheden (pre-)precursoren en/of grondstoffen (o.a. azijnzuuranhydride, apaan, B(MK)-olie, BMK, aceton, zoutzuur, borohydride, ethanol, 2-propanol (isopropylalcohol, ‘IPA’), methanol, fosforzuur, 2,3-di-benzoyl-wijnsteenzuur, caustic soda en/of tolueen) gevraagd, laten vragen, besteld, laten bestellen, gekocht, laten kopen, opgehaald, laten ophalen, overgebracht, laten overbrengen, opgeslagen, laten opslaan, (te koop) aangeboden, laten aanbieden en/of verkocht, laten verkopen en/of voorhanden gehad en/of
- ( ruimte in) de invoer, de uitvoer, het vervoer, de uithaal en/of de ontvangst van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (o.a. cocaïne, heroïne, MDMA en/of metamfetamine) aangeboden, laten aanbieden en/of
- ten behoeve van (het systeem van) de aankoop, de invoer, de uitvoer, het vervoer, de uithaal, de ontvangst, de verkoop en/of productie van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (één of meer) benodigde
- personen (o.a. medewerkers van fruitbedrijven, uithalers, havenmedewerkers, douanemedewerkers, monteurs/stashbouwers, transporteurs, chauffeurs, geldwisselaars/transporteurs, producenten en/of klanten) en/of
- [bedrijven 4] en/of
- logistiek en/of
- administratie en/of
- vergunningen en/of
- papieren (o.a. certificaten) en/of
- machines (o.a. shredders en/of drones) en/of
- voertuigen (met een stashplek) en/of
- testzendingen en/of
- dekladingen (o.a. bananen, limoenen/citroenen, soja, schroot en/of inktcartridges) en/of
- opslagplaatsen en/of –loodsen,
benaderd, laten benaderen, gevraagd, laten vragen, gezocht, laten zoeken, opgericht, laten oprichten, opgemaakt, laten opmaken, geprepareerd, laten preparen, opgehaald, laten ophalen, overgebracht, laten overbrengen, geregeld, laten regelen, aangeboden, laten aanbieden, bevraagd/doorgelicht/gecontroleerd, laten bevragen/doorlichten/controleren, ter beschikking gesteld, ter beschikking laten stellen en/of ter beschikking gehad en/of
- één of meer geldbedragen, cryptocurrency (bitcoins) en/of andere ruilmiddelen (o.a. horloges en/of auto’s) bestemd voor (werkzaamheden ten behoeve van) voornoemde middelen, personen, bedrijven, logistiek, administratie, vergunningen, papieren, machines, voertuigen (met stashplek), testzendingen, dekladingen, opslagplekken en/of handelingen, geregeld, laten regelen, weggebracht, laten wegbrengen, in ontvangst genomen, laten nemen, betaald en/of laten betalen, overgemaakt, laten overmaken, ingekocht, laten inkopen, in het vooruitzicht gesteld, in het vooruitzicht laten stellen, toegezegd, laten toe zeggen en/of voorhanden gehad en/of
- overleg gevoerd, onderhandeld, afspraken gemaakt en/of informatie gevraagd, uitgewisseld en/of (door)gegeven over en/of ten behoeve van de aankoop, de invoer, de uitvoer, het vervoer, de uithaal, de ontvangst, de productie en/of de verkoop van voornoemde middelen (o.a. over de kennis en ervaring van de criminele organisatie, het opzetten van transportlijnen, het vervoeren van containers, de mogelijkheden tot uithaal, de wijze van transport, de wijze van verpakken, het inbouwen van stashplekken, de deklading, het testen van het transport, het testen van een middel, de benodigde bedrijven, de vergunningen, de certificaten, de hoeveelheid, de deelnemers, de hoeveelheid, de prijzen, het productieproces, de kwaliteit, de betaling, (de verdeling van) de investeringen en/of de opbrengsten) en/of
- ( daarvoor) contact gelegd, laten leggen met medeverdachten en/of andere personen in Nederland, Spanje, Duitsland, Zweden, Portugal, Bolivia, Colombia, Ecuador en/of Australië en/of (andere) landen en/of zich of een ander naar één of meer van die landen begeven en/of laten begeven en/of
- één of meerdere PGP-telefoons (o.a. van de aanbieders van Ennetcom, PGP Safe, Encrochat, Sky ECC en/of Exclu Messenger), en/of abonnementen voor PGP-telefoons gevraagd, laten vragen, besteld, laten bestellen, gekocht, laten kopen, betaald, laten betalen, geleverd, laten leveren, gebruikt, laten gebruiken en/of voorhanden gehad en/of
- één of meerdere protonmailadressen, althans encrypted mailadressen aangemaakt en/of laten aanmaken, gebruikt, laten gebruiken en/of ter beschikking gehad;
4. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 16 september 2020, te Uithoorn en/of Zwanenburg en/of Amstelhoek en/of ’s-Gravenhage en/of Tilburg en/of Nootdorp en/of Bosschenhoofd en/of Lijnden en/of Dongen en/of Den Bosch en/of Vlaardingen en/of Roosendaal en/of Randwijk en/of Düsseldorf (Duitsland) en/of Málaga (Spanje) en/of Mijas (Spanje), althans in Nederland en/of Duitsland en/of Spanje, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meerdere ander(en), en/of alleen, (van):
- één of meer (contante) geldbedragen, te weten (onder andere):
o € 38.700 contant ontvangen zonder verkoopfactuur (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 27] en [verdachte 28] ) en/of
o één of meer contante stortingen op de [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte 32] (ter hoogte van in totaal € 54.000,-) (zie onder andere AMB.2648) en/of
o (ongeveer) 595.000 euro, althans één of meerdere geldbedragen (ten behoeve van de overname van en/of investering in en/of exploitatie van één of meerdere [bedrijven 1] ) (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 30] [bedrijven 1] ) en/of
o één of meer (contante) geldbedrag(en) zoals genoemd in het document met bestandsnaam “20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx” (waaronder (in totaal) € 817.500,-, althans € 696.500,-, althans enig geldbedrag) (zie onder andere AMB.3106) en/of
o € 100.000, althans één of meerdere geldbedragen, ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaken gelegen aan de [locatie's 3] te Rhenen (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), en/of
o € 165.000, althans één of meerdere geldbedragen, ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaak gelegen aan de [locatie 8] te Alphen (Gld), althans overgemaakt/betaald aan [betrokkene 5] (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), en/of
- één of meer voertuigen, te weten (onder andere):
o een Bentley GTC met [kenteken 9] (zie onder andere AMB.2479) en/of
o een Aston Martin DB9 met [kenteken 10] (zie onder andere AMB.2485 en AMB.3073) en/of
o een Mercedes AMG E 63 S met [kenteken 11] (zie onder andere AMB.2480) en/of
o een Audi RS6 met [kenteken 12] (zie onder andere AMB.2482) en/of
o een BMW 540i met het Duitse [kenteken 13] (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [betrokkene 131] ) en/of
o een Mercedes-Benz Maybach (met huidig Nederlandse [kenteken 14] ) (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [betrokkene 131] ) en/of
o een Porsche Panamera [kenteken 15] (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [betrokkene 131] ) en/of
o 16 (tot 3 november 2016) en/of 46 (vanaf 3 november 2016) en/of 4 (vanaf 3 november 2016) althans één of meerdere voertuigen (afkomstig) van [bedrijf 1] B.V. (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 27] en [verdachte 28] ) en/of
o 15 voertuigen uit de bedrijfsvoorraad van [verdachte 32] (waar geen inkoopfactuur aan ten grondslag ligt) (zie onder andere AMB.3137) en/of
o 11 voertuigen die [verdachte 31] in of omstreeks de periode van 12-03-2020 tot en met 25-03-2020 van [verdachte 30] heeft gekocht (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [betrokkene 131] ) en/of
o één of meer in beslag genomen voertuigen (te weten onder andere 2 inbeslaggenomen vaartuigen en/of 62 inbeslaggenomen voertuigen van [verdachte 27] (zie “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel) en/of/waarvan één of meerdere (in beslaggenomen) voertuigen in bezit en/of op kenteken van [bedrijf 3] (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [bedrijf 3] ) en/of 7 in beslag genomen voertuigen van [verdachte 32] (zie “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel) (waaronder een Bentley Mulsanne (met Duits [kenteken 46] ) (zie onder andere AMB.2481)) en/of 8 in beslag genomen voertuigen van [verdachte 31] (zie “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel), en/of
o een Ferrari F430 met [kenteken 45] en/of een Porsche 911 Turbo met [kenteken 60] en/of een Mercedes 500 SL met [kenteken 61] en/of een Mercedes Bus met [kenteken 62] (ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaken gelegen aan de [locatie's 3] te Rhenen (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), en/of
o een Ferrari met kenteken [kenteken 66] (ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaak gelegen aan de [locatie 8] te Alphen (Gld)) (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), en/of
- een partij jojo’s, althans één of meerdere jojo’s (ter waarde van (ongeveer) € 75.000) ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaak gelegen aan de [locatie 8] te Alphen (Gld) (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), en/of;
- 24 inbeslaggenomen horloges (zie onder andere “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel en zaaksdossier Witwassen [verdachte 27] en [verdachte 28] ) en/of
- één of meer onroerende zaken (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), gelegen aan de:
o [locatie 3] te Bosschenhoofd en/of
o [locatie 7] te Lijnden en/of
o [locatie 5] te Dongen en/of
o [locatie 6] te Den Bosch en/of
o [locatie 4] te Vlaardingen en/of
o [locatie's 1] te Roosendaal en/of [locatie's 2] te Roosendaal en/of
o [locatie 1] te Randwijk en/of
o [locatie 52] te Mijas (Spanje) (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [bedrijf 3] ) en/of
- (de activa (inventaris en/of voorraad en/of goodwill) van) één of meerdere [bedrijven 1] (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 30] [bedrijven 1] ),
althans, (van) één of meerdere voorwerpen,
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den),
en/of
(voornoemde voorwerpen) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voornoemde voorwerpen (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk en/of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren, van welk misdrijf/welke misdrijven verdachte en/of zijn mededader(s) een gewoonte heeft/hebben gemaakt;
en/of
[verdachte 27] en/of [verdachte 28] en/of [verdachte 29] en/of [verdachte 32] en/of [verdachte 31] op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 16 september 2020, te Uithoorn en/of Zwanenburg en/of Amstelhoek en/of ’s-Gravenhage en/of Tilburg en/of Nootdorp en/of Bosschenhoofd en/of Lijnden en/of Dongen en/of Den Bosch en/of Vlaardingen en/of Roosendaal en/of Randwijk en/of Düsseldorf (Duitsland) en/of Málaga (Spanje) en/of en/of Mijas (Spanje), althans in Nederland en/of Duitsland en/of Spanje, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meerdere ander( en), en/of alleen, (van):
- één of meer (contante) geldbedragen, te weten onder andere:
o € 10.000,- (afkomstig van [verdachte 4] ) en/of € 5.000,- (afkomstig van [betrokkene 59] ) (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 27] en [verdachte 28] ) en/of
o € 38.700 contant ontvangen zonder verkoopfactuur (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 27] en [verdachte 28] ) en/of
o één of meer contante stortingen op de [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte 32] (ter hoogte van in totaal € 54.000,-) (zie onder andere AMB.2648) en/of
o (ongeveer) 595.000 euro, althans één of meerdere geldbedragen (ten behoeve van de overname van en/of investering in en/of exploitatie van één of meerdere [bedrijven 1] ) (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 30] [bedrijven 1] ) en/of
o € 100.000, althans één of meerdere geldbedragen, ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaken gelegen aan de [locatie's 3] te Rhenen (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), en/of
o € 165.000, althans één of meerdere geldbedragen, ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaak gelegen aan de [locatie 8] te Alphen (Gld), althans overgemaakt/betaald aan [betrokkene 5] (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), en/of
o één of meer geldbedragen (te weten in totaal € 106.000,-) overgeboekt naar de [rekeningnummer 2] ten name van [verdachte 34] (zie onder andere zaaksdossier Witwassen overig vastgoed Spanje), en/of
- één of meer voertuigen, te weten onder andere:
o een Bentley GTC met [kenteken 9] (zie onder andere AMB.2479) en/of
o een Aston Martin DB9 met [kenteken 10] (zie onder andere AMB.2485 en AMB.3073) en/of
o een Mercedes AMG E 63 S met [kenteken 11] (zie onder andere AMB.2480) en/of
o een Audi RS6 met [kenteken 12] (zie onder andere AMB.2482) en/of
o een BMW 540i met het Duitse [kenteken 13] (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [betrokkene 131] ) en/of
o een Mercedes-Benz Maybach (met huidig Nederlandse [kenteken 14] ) (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [betrokkene 131] ) en/of
o een Porsche Panamera [kenteken 15] (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [betrokkene 131] ) en/of
o 16 (tot 3 november 2016) en/of 46 (vanaf 3 november 2016) en/of 4 (vanaf 3 november 2016) althans één of meerdere voertuigen (afkomstig) van [bedrijf 1] B.V. (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 27] en [verdachte 28] ) en/of
o 15 voertuigen uit de bedrijfsvoorraad van [verdachte 32] (waar geen inkoopfactuur aan ten grondslag ligt) (zie onder andere AMB.3137) en/of
o 11 voertuigen die [verdachte 31] in of omstreeks de periode van 12-03-2020 tot en met 25-03-2020 van [verdachte 30] B.V. heeft gekocht (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [betrokkene 131] ) en/of
o één of meer in beslag genomen voertuigen (te weten onder andere 2 inbeslaggenomen vaartuigen en/of 62 inbeslaggenomen voertuigen van [verdachte 27] (zie “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel) en/of/waarvan één of meerdere (in beslaggenomen) voertuigen in bezit en/of op kenteken van [bedrijf 3] (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [bedrijf 3] ) en/of 7 in beslag genomen voertuigen van [verdachte 32] (zie “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel) (waaronder een Bentley Mulsanne (met Duits [kenteken 46] ) (zie onder andere AMB.2481)) en/of 8 in beslag genomen voertuigen van [verdachte 31] (zie “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel), en/of
o een Ferrari F430 met [kenteken 45] en/of een Porsche 911 Turbo met [kenteken 60] en/of een Mercedes 500 SL met [kenteken 61] en/of een Mercedes Bus met [kenteken 62] (ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaken gelegen aan de [locatie's 3] te Rhenen (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), en/of
o een Ferrari met kenteken [kenteken 66] (ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaak gelegen aan de [locatie 8] te Alphen (Gld)) (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), en/of
- een partij jojo’s, althans één of meerdere jojo’s (ter waarde van (ongeveer) € 75.000) ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaak gelegen aan de [locatie 8] te Alphen (Gld) (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), en/of;
- 24 inbeslaggenomen horloges (zie onder andere “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel en zaaksdossier Witwassen [verdachte 27] en [verdachte 28] ) en/of
- één of meer onroerende zaken (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), gelegen aan de:
o [locatie 3] te Bosschenhoofd en/of
o [locatie 7] te Lijnden en/of
o [locatie 5] te Dongen en/of
o [locatie 6] te Den Bosch en/of
o [locatie 4] te Vlaardingen en/of
o [locatie's 1] te Roosendaal en/of [locatie's 2] te Roosendaal en/of
o [locatie 1] te Randwijk en/of
- (de activa (inventaris en/of voorraad en/of goodwill) van) één of meerdere [bedrijven 1] (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 30] [bedrijven 1] ),
althans, (van) één of meerdere voorwerpen,
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den),
en/of
(voornoemde voorwerpen) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl [verdachte 27] en/of [verdachte 28] en/of [verdachte 29] en/of [verdachte 32] en/of [verdachte 31] en/of haar/hun mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voornoemde voorwerpen (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk en/of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren,
van welk misdrijf/welke misdrijven [verdachte 27] en/of [verdachte 28] en/of [verdachte 29] en/of [verdachte 32] en/of [verdachte 31] een gewoonte heeft/hebben gemaakt en/of aan welk witwassen voornoemde rechtspersonen zich schuldig hebben gemaakt in de uitoefening van hun bedrijf,
tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met een ander (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met een ander (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
5. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 maart 2018 tot en met 15 oktober 2018 in Madrid en/of één of meer (andere) plaatsen in Spanje, tezamen en in vereniging met één of meer andere(n), althans alleen, een ambtenaar, te weten een Spaanse politieambtenaar die zich voordeed als een Spaanse douaneambtenaar, (meermalen in ieder geval éénmaal) een gift(en) en/of belofte(n) heeft gedaan en/of dienst(en) heeft verleend en/of heeft aangeboden, te weten:
- ( een gift van) 50.000,- euro, in ieder geval enig (groot) geldbedrag, en/of
- één of meerdere PGP-telefoon(s), althans (encryptie-)telefoon(s),
overhandigd en/of verleend en/of aangeboden, althans enige gift en/of belofte gedaan en/of enige dienst verleend en/of aangeboden, met het oogmerk om voornoemde (Spaanse) ambtenaar te bewegen in zijn bediening iets te doen en/of na te laten, te weten medewerking te geven/verlenen vanuit de functie van (douane)ambtenaar bij het (zonder of met kleinere kans van ontdekking) via/in/uit één of meerdere Spaanse haven(s) importeren en/of afladen en/of opslaan en/of uithalen en/of vervoeren van één of meer (grote) hoeveelheid/hoeveelheden van één of meer middel(len) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
6. hij op of omstreeks 11 juli 2019 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] (meermalen) (met een ijzeren pijp en/of een vuurwapen, althans met een (hard en/of zwaar) voorwerp), op/tegen de romp/ribben en/of het hoofd, althans op/tegen het lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 juli 2019 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet met voorbedachten rade [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] heeft mishandeld, door die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, (meermalen) (met een ijzeren pijp en/of een vuurwapen, althans met een (hard en/of zwaar) voorwerp) op/tegen de romp/ribben en/of het hoofd , althans het lichaam te slaan;
7. hij op of omstreeks 11 juli 2019 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door: - die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] te verzoeken/te ontbieden naar (het bedrijfspand van) [verdachte 27] te komen en/of (vervolgens) mee te nemen naar een apart gelegen ruimte en/of (vervolgens) die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] met meerdere personen in die apart gelegen ruimte te houden en/of (vervolgens) de deur(en) van het pand en/of die apart gelegen ruimte dicht te doen en/of af te sluiten, en/of
- tegen die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] (op dringende en/of dreigende toon en/of met luide/verheven stem en/of onder bedreiging van een vuurwapen) (meerdere keren) te zeggen “zitten jij”, en/of
- die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] één of meerdere keren (al dan niet met een voorwerp) te slaan en/of
- ( dreigend) een vuurwapen te tonen en/of te richten en/of de slede van een vuurwapen (meerdere keren) naar achteren te trekken en/of een schot te lossen en/of de trekker van een vuurwapen over te halen, en/of
- ( daardoor) een dusdanige dreigende en/of intimiderende en/of getalsmatige overmacht-situatie te creëren dat die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] werden belet hun eigen bewegingsvrijheid te bepalen en/of zich te onttrekken aan de situatie en/of de ruimte/het pand te verlaten;
8. hij op of omstreeks 11 juli 2019 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte, tezamen en in vereniging met één of meer van zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk dreigend die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] ;
- ( meermalen) (met een ijzeren pijp en/of een vuurwapen, althans met een (hard en/of zwaar) voorwerp) op/tegen de romp/ribben en/of het hoofd, althans op/tegen het lichaam geslagen, en/of
- ( die [betrokkene 6] en/of [betrokkene 7] ) de woorden toegevoegd 'sla hem dood' en/of 'ik schiet jou door je kop heen, kankerlijer' en/of 'ga weg, of ik schiet hem toch voor zijn flikker' en/of 'jullie gaan mij betalen of niet betalen dan schiet ik een van jullie kapot en mag je zelf kiezen wie' en/of 'ik schiet je net zo makkelijk kapot waar je hele kankerfamilie bij is', althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- een vuurwapen getoond en/of (meermalen) in hun bijzijn de slede van dat vuurwapen naar achteren gehaald en/of (meermalen) in hun bijzijn de trekker overgehaald en/of een schot gelost en/of een wapen tegen het hoofd gehouden;
9. hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 juni 2019 tot en met 15 juli 2019 te Uithoorn, tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen en/of alleen,
- één of meerdere vuurwapen(s) (van het merk Luger en/of van het merk Glock en/of van het merk Colt en/of van een ander merk) van categorie III onder 1 en/of van categorie II onder 1, en/of
- één of meerdere (9 mm) kogels, zijnde munitie van categorie II onder 1 en/of categorie III, voorhanden heeft gehad;
10. hij, op één of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 16 september 2020, te Den Haag en/of Uithoorn en/of Rotterdam en/of op verschillende (andere) plekken in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, middels een (gok)website (genaamd Edobet) gelegenheid heeft gegeven aan (één of meer) personen om door middel van een (kans)spel, te weten (een) online gokspel(en) op voornoemde (gok)website, mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij
de aanwijzing der winnaar(s) geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, terwijl daarvoor geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend, terwijl verdachte, tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen, althans alleen, van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;
11. hij, op één of meerdere tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 april 2019 tot en met 16 september 2020, te Den Haag en/of Uithoorn en/of Rotterdam en/of op verschillende (andere) plekken in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, middels een (gok)website (genaamd Edobet) gelegenheid heeft gegeven aan (één of meer) personen om door middel van een (kans)spel, te weten (een) online gokspel(en) op voornoemde (gok)website, mede te dingen naar prijzen en/of premies, waarbij de aanwijzing der winnaar(s) geschiedde door enige kansbepaling waarop de deelnemers in het algemeen geen overwegende invloed konden uitoefenen, terwijl daarvoor geen vergunning ingevolge de Wet op de kansspelen was verleend, terwijl verdachte, tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen, althans alleen, van het plegen van dit feit een gewoonte heeft gemaakt;hij in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 16 september 2020 in één of meer plaats(en) in Nederland en/of België en/of Spanje, heeft leiding gegeven aan, althans heeft deelgenomen aan een organisatie die (al dan niet in wisselende samenstellingen), werd gevormd door verdachte en anderen, in elk geval [betrokkene 10] en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 8] en/of [verdachte 13] en/of [verdachte 4] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 7] en/of [verdachte 11] en/of [verdachte 12] en/of [verdachte 9] en/of [verdachte 5] en/of [verdachte 18] en/of [verdachte 19] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in
- artikel 10, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet en/of
- artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet en/of
- artikel 11, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2020 tot en met 16 september 2020 in één of meer plaats(en) in Nederland en/of België en/of Spanje, heeft leiding gegeven aan, althans heeft deelgenomen aan een organisatie die (al dan niet in wisselende samenstellingen), werd gevormd door verdachte en anderen, in elk geval [betrokkene 10] en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 7] en/of [verdachte 11] en/of [verdachte 12] en/of [verdachte 9] en/of [verdachte 5] en/of [verdachte 18] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van twaalf jaar of meer is gesteld, te weten misdrijven als bedoeld in artikel 2 onder A (juncto artikel 10 lid 5) van de Opiumwet (te weten het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet);
12. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 16 september 2020 te Den Haag en/of Uithoorn en/of Amstelhoek en/of op één of meer (andere) plaatsen in Nederland en/of in Duitsland en/of in Spanje, leiding heeft gegeven aan en/of heeft deelgenomen aan een organisatie die (al dan niet in wisselende samenstellingen) werd gevormd door verdachte en anderen, in elk geval [verdachte 4] en/of [verdachte 2] en/of [betrokkene 10] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 11] en/of [verdachte 5] en/of [verdachte 12] en/of [verdachte 9] en/of [verdachte 14] en/of één of meerdere rechtspersonen, te weten in elk geval [verdachte 27] en/of [verdachte 28] en/of [verdachte 29] en/of [verdachte 31] en/of [verdachte 32] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van (een) misdrijf/misdrijven als bedoeld in:
- artikel 420bis Wetboek van Strafrecht (witwassen) en/of
- artikel 225 lid 1 en lid 2 Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrifte);
13. hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 16 september 2020 te Den Haag en/of Rotterdam en/of op één of meer (andere) plaatsen in Nederland heeft leiding gegeven en/of heeft deelgenomen aan een organisatie die (al dan niet in wisselende samenstellingen) werd gevormd door verdachte en anderen, in elk geval [verdachte 4] en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 10] en/of [betrokkene 85] en/of [verdachte 25] en/of [betrokkene 50] en/of [betrokkene 132] en/of [verdachte 26] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van (een) misdrijf/misdrijven als bedoeld in:
- artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of bedreiging met enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander of tegen een derde wederrechtelijk dwingen iets te doen of niet te doen of te dulden) en/of
- artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen en/of bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling of brandstichting) en/of
- artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (afpersing) en/of
- artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie (voorhanden hebben van (een) wapen(s) en munitie van de categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie).
Aan de verdachte is bij parketnummer 13/217316-18 ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 24 april 2018, te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag van 12.560 euro, althans enig geldbedrag en/of een horloge van het merk Rolex heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, en/of
van voornoemd geldbedrag gebruik heeft gemaakt, terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat voorwerp geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.