ECLI:NL:RBDHA:2023:15090

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
6 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.15126
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid van een terugkeerbesluit in relatie tot de nationaliteit en een relatie met een Nederlandse burger

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de geldigheid van een terugkeerbesluit. Eiser, een Algerijnse man, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin hem een terugkeerbesluit was opgelegd met een inreisverbod van twee jaar. Dit besluit was gebaseerd op de veronderstelling dat eiser niet rechtmatig in Nederland verbleef en dat hij de Libische nationaliteit had. Eiser betwistte deze nationaliteit en voerde aan dat hij Algerijn was, wat hij onderbouwde met een geboorteakte. Tevens stelde hij dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn relatie met een Nederlandse burger.

De rechtbank overwoog dat het terugkeerbesluit, ondanks de aanvankelijke vermelding van Libië als land van terugkeer, ook Marokko en Algerije als mogelijke landen van terugkeer bevatte. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris voldoende aanwijzingen had om meerdere landen van terugkeer op te nemen, en dat het besluit derhalve geldig was. Eiser's argument dat zijn relatie met een Nederlandse burger niet voldoende was meegewogen, werd verworpen, omdat het inreisverbod een sanctie was voor zijn illegale verblijf. De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk ongegrond was en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.

De uitspraak werd gedaan door mr. H. Remerie, met mr. J. de Winter als griffier, en is openbaar gemaakt op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL23.15126
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser V-nummer: [V-nr.]

(gemachtigde: mr. A. Agayev), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2023 heeft verweerder tegen eiser een terugkeerbesluit uitgevaardigd met daarin een inreisverbod voor de duur van twee jaar (het bestreden besluit). Op
5 juni 2023 heeft verweerder een aanvullend terugkeerbesluit genomen.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het beroep strekt zich van rechtswege mede uit tot het aanvullend besluit van 5 juni 2023.1
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb2 uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van zijn beroep wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om een vrijstelling voorlopig toegewezen. Met het door eiser overgelegde formulier en de ingebrachte nadere informatie heeft hij voldoende aannemelijk gemaakt dat hij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt toegewezen.
2. Eiser stelt te zijn: [naam eiser], geboren op [geboortedatum] , in het bezit van de Algerijnse nationaliteit.
1. Artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
2 Algemene wet bestuursrecht.
3. Aan eiser is op 24 april 2023 een terugkeerbesluit uitgereikt, waarin is aangenomen dat hij is geboren op 1 januari 2005 en dat hij de Libische nationaliteit heeft. In het terugkeerbesluit is vastgesteld dat eiser niet rechtmatig in Nederland verblijft en is hem opgedragen om onmiddellijk naar Libië terug te keren. Bij de presentatie van eiser hebben de Libische autoriteiten de Libische nationaliteit van eiser echter niet bevestigd. Zij hebben daarbij het vermoeden geuit dat eiser Marokkaan is. Daarnaast heeft eiser een Algerijnse geboorteakte overgelegd. Naar aanleiding hiervan is aan eiser op 5 juni 2023 een aanvullend terugkeerbesluit uitgereikt, waarin hem wordt meegedeeld dat eiser dient terug te keren naar Marokko of Algerije.
4. Eiser voert aan dat het in het bestreden besluit opgenomen land van herkomst niet het land is waar hij vandaan komt. Hij heeft een geboorteakte overgelegd waaruit blijkt dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft. Daarnaast is er ten onrechte geen gewicht toegekend aan het gegeven dat hij een relatie heeft met een Nederlandse burger.
Geldigheid terugkeerbesluit
5. De rechtbank is van oordeel dat de beroepsgrond niet slaagt, omdat het terugkeerbesluit van 24 april 2023 weliswaar Libië noemt als land van terugkeer, maar verweerder op 5 juni 2023 een aanvullend terugkeerbesluit heeft uitgereikt waaruit blijkt dat de terugkeerverplichting (ook) ziet op de landen Marokko en Algerije.3 Het is daarmee voor eiser kenbaar waar de terugkeerverplichting op ziet. Uit de uitspraak van de Afdeling van 2 juni 2021 volgt dat het mogelijk is om meerdere landen van terugkeer op te nemen.
Hiervoor is niet vereist dat de herkomst en nationaliteit van de vreemdeling zijn vastgesteld.4 In de uitspraak van deze rechtbank van 16 juni 2023 inzake het beroep tegen de maatregel van bewaring van 5 juni 2023 (NL23.16453) is vastgesteld dat de aanwijzing om Marokko als land van terugkeer te vermelden voortkomt uit het vermoeden van de Libische autoriteiten tijdens de presentatie op basis van eisers accent en taalgebruik. Gelet hierop zijn er concrete aanwijzingen dat eiser mogelijk afkomstig is uit Marokko. Daarnaast is een echt bevonden Algerijnse geboorteakte overgelegd door eiser en stelt hij thans de Algerijnse nationaliteit te hebben. Gelet hierop zijn er ook concrete aanwijzingen dat eiser mogelijk uit Algerije afkomstig is. Het bestreden besluit van 24 april 2023 en de aanvulling daarop van 5 juni 2023 tezamen voldoen daarom aan de daaraan te stellen eisen, waardoor sprake is van een geldig terugkeerbesluit.
Relatie met Nederlandse burger
6. Eiser heeft zijn stelling dat verweerder geen gewicht heeft toegekend aan het feit dat hij een relatie heeft met een Nederlandse vriendin niet onderbouwd. Voor zover eiser aanvoert dat verweerder vanwege die relatie had moeten afzien van het uitvaardigen van een inreisverbod slaagt die beroepsgrond niet. Verweerder heeft hierover terecht opgemerkt dat het inreisverbod een sanctie is voor het illegale verblijf in Nederland. Ook heeft verweerder terecht opgemerkt in het verweerschrift dat altijd een verzoek om opheffing kan worden gedaan indien aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning op grond van deze relatie is voldaan. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
3 De arresten van het Hof van Justitie FMSe.a., M e.a. en TQ;AbRS2 juni 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1155.
4 AbRS29 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2506.
7. Het beroep is kennelijk ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Remerie, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.