Overwegingen
1. Eiser is geboren op 27 januari 2001 en heeft de Syrische nationaliteit. Hij beoogt verblijf in Nederland bij zijn vader, referent. Referent is geboren op 3 april 1971 en heeft sinds 1 september 2020 een verblijfsvergunning asiel voor onbepaalde tijd in Nederland. Op 1 december 2020 is een aanvraag ingediend voor afgifte van een mvv voor eiser.
2. Bij besluit van 26 april 2021 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. De aanvraag is afgewezen, omdat de familierechtelijke relatie tussen eiser en referent niet is aangetoond noch aannemelijk is gemaakt. Hiertegen is bezwaar gemaakt. Het bezwaar is bij besluit van 23 december 2021 kennelijk ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld en de resultaten van een DNA-onderzoek overgelegd. Verweerder heeft het besluit van 23 december 2021 ingetrokken. Op 1 juni 2022 heeft eiser zijn bezwaar toegelicht tijdens een hoorzitting. Verweerder heeft een nieuw besluit genomen op 29 juni 2022. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. In beroep is nieuw beleid van toepassing geworden en heeft verweerder het besluit op 28 november 2022 ingetrokken.
3. Bij het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard. Er is geen sprake van een beschermenswaardig familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.Verweerder is van mening dat eiser niet onder het jongvolwassenenbeleid valt omdat eiser niet met referent in gezinsverband samenleeft. Daarnaast wordt overwogen dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en referent. Tot slot valt de belangenafweging in het nadeel van eiser uit.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Wettelijk kader - jongvolwassenenbeleid
4. De rechtbank stelt voorop dat voor het aannemen van een beschermenswaardig familie-of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM tussen meerderjarige kinderen en hun ouders, in beginsel sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Het jongvolwassenbeleid van verweerder vormt daarop een uitzondering.Dit beleid is van toepassing op het meerderjarige kind dat:
a. jongvolwassen is;
b. met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft;
c. niet in zijn eigen onderhoud voorziet; en
d. geen zelfstandig gezin heeft gevormd.
Wettelijk kader – meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie
5. Er moet sprake zijn van bijkomende elementen van afhankelijkheid
(‘additional elements of dependancy’) om een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie (‘
more than the normal emotional ties’) aan te nemen. Uit de rechtspraak volgt dat de vraag naar beschermd gezinsleven van feitelijke aard is en afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte, persoonlijke banden. Hierbij kan onder meer relevant zijn: de eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst. Omdat de beantwoording van de vraag naar het bestaan van familie- en gezinsleven en de belangenafweging elkaar beïnvloeden mag de staatssecretaris bij een beroep op artikel 8 van het EVRM niet volstaan met de vaststelling dat wel of niet beschermenswaardig familieleven bestaat. De staatssecretaris moet in alle gevallen een belangenafweging maken tussen het algemeen belang van de Nederlandse Staat bij een terughoudend migratiebeleid en het persoonlijke belang van de vreemdeling bij de uitoefening van zijn familie- en gezinsleven in Nederland.Daarbij moeten alle relevante feiten en omstandigheden worden betrokken en de belangenafweging moet evenwichtig zijn. De rechtbank beoordeelt dat laatste ‘enigszins terughoudend’.
6. Eiser kan zich niet vinden in de conclusie van verweerder dat hij niet onder het jongvolwassenenbeleid valt. Verweerder heeft ten onrechte tegengeworpen dat eiser en referent niet in gezinsverband samenleven. Verweerder heeft ten onrechte uitsluitend beoordeeld of eiser en referent samenwonen zonder alle relevante omstandigheden te betrekken bij de vraag of (nog steeds) sprake is van samenleven in gezinsverband en zonder te beoordelen in hoeverre eiser een stap naar zelfstandigheid heeft willen zetten.Tot slot stelt verweerder zich ten onrechte op het standpunt dat eiser zich zelfstandig en moeiteloos in Turkije kan redden.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom eiser niet onder het jongvolwassenenbeleid valt. Verweerder heeft daarbij op de volgende feiten en omstandigheden kunnen wijzen. Sinds de echtscheiding in 2002 tussen referent en de moeder van eiser, woont eiser niet feitelijk met referent samen. Referent is vervolgens in 2012 uit Syrië vertrokken, waarbij eiser en zijn moeder in Syrië zijn achtergebleven. Sinds 2016 woont eiser zelfstandig in Turkije. Hij is zonder hulp of toestemming van referent uit Syrië vertrokken. Dat eiser al jarenlang zelfstandig in Turkije woont is een contra-indicatie voor het aannemen van een feitelijke gezinsband van eiser met referent. Deze contra-indicatie mag verweerder aan eiser tegenwerpen.Daarnaast is referent een nieuw gezin gestart waar eiser feitelijk geen deel van uitmaakt en is niet aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van een gedwongen scheiding in 2012 tussen referent en eiser. Verder heeft verweerder terecht overwogen dat niet met bewijsstukken is onderbouwd dat referent betrokken was bij de zorg en opvoeding van eiser. Het beroep van eiser op de uitspraak van zittingsplaats Groningen treft geen doel, nu dit geen vergelijkbaar geval is. Anders dan in die uitspraak, heeft verweerder in dit geval niet alleen maar rekening gehouden met de omstandigheid of eiser en referent samenwonen. Voor zover eiser stelt dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat hij zich zelfstandig en moeiteloos in Turkije kan handhaven, wordt vastgesteld dat verweerder dit in het bestreden besluit niet heeft tegengeworpen aan eiser. Verweerder heeft slechts in zijn beoordeling betrokken dat eiser sinds 2016 zelfstandig woont, met twee vrienden. De verwijzing naar de uitspraak van zittingsplaats Zwolle slaagt daarom niet.
Meer dan gebruikelijke afhankelijkheid
8. Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte heeft overwogen dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen hem en referent. Eiser stelt dat een band kan groeien waardoor een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie alsnog kan ontstaan.Eiser stelt dat daar in dit geval sprake van is als gevolg van de oorlog in Syrië, het verlies van contact en omdat referent alles in het werk heeft gesteld om weer in contact te komen met eiser. Verweerder had deze omstandigheden moeten betrekken bij zijn beoordeling. Verder had verweerder bij zijn beoordeling of sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie rekening moeten houden met financiële afhankelijkheid, de gezondheid van de gezinsleden, hoe sterk het gezinsleven is en wat het voor het gezinsleven betekent als verblijf in Nederland niet wordt toegestaan.
9. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank alle relevante omstandigheden bij zijn beoordeling betrokken en voldoende gemotiveerd dat een bijzondere afhankelijkheid tussen referent en eiser die de normale banden tussen een ouder en een meerderjarig kind overstijgt, niet is aangetoond. Allereerst wordt vastgesteld dat eiser niet heeft betwist dat hij bij zijn moeder is opgegroeid en bij haar zijn opvoeding heeft genoten. Ook heeft verweerder mogen betrekken dat eiser in 2016 uit Syrië is vertrokken en sindsdien zelfstandig in Turkije woont. Verder heeft verweerder kunnen overwegen dat van eiser kan en mag worden verwacht dat hij zich, al dan niet met financiële en morele steun vanuit Nederland, in Turkije staande houdt. Ook heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat niet is aangetoond dat eiser voor zijn dagelijks functioneren meer dan gebruikelijk van eiser afhankelijk is. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt kunnen stellen dat ook de bezoeken van referent aan eiser, het contact tussen beiden en de financiële en emotionele ondersteuning, niet voldoende zijn om te kunnen spreken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheid tussen eiser en referent. In dit verband heeft verweerder kunnen opmerken dat de financiële en emotionele ondersteuning ook kan worden voortgezet op de manier zoals daar inmiddels al jaren invulling aan wordt gegeven door referent. Verweerder heeft zich daarnaast niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat niet is aangetoond dat de banden tussen eiser en referent de afgelopen jaren zodanig zijn gegroeid dat alsnog een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie is ontstaan. De verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats slaagt niet omdat dit geen vergelijkbaar geval is. In de overgelegde uitspraak was namelijk onderbouwd dat het ging om een zwakbegaafde referent die volledig afhankelijk was van de (mantel)zorg van zijn zus, de vreemdeling voor wie verblijf was aangevraagd..
10. Eiser voert aan dat verweerder niet alle belangen bij de belangenafweging heeft betrokken. Zo heeft eiser in zijn brief van 7 februari 2023 aan verweerder meegedeeld dat er nauwelijks basisvoorzieningen aanwezig zijn als gevolg van de aardbevingen in Turkije. Verweerder heeft ten onrechte geen rekening gehouden met deze omstandigheden in zijn besluit. De belangenafweging valt daarnaast ten onrechte in het nadeel van eiser uit.
11. De rechtbank is van oordeel dat verweerder alle relevante feiten en omstandigheden bij de belangenafweging heeft betrokken. Bij deze afweging heeft verweerder het belang van de Nederlandse overheid bij een terughoudend toelatingsbeleid afgewogen tegen het persoonlijk belang van eiser en referent bij toelating. Verweerder heeft in het nadeel van eiser kunnen meewegen dat geen sprake is van een door artikel 8 van het EVRM beschermd familie- of gezinsleven en dat hij nooit een verblijfsvergunning in Nederland heeft gehad. Er is sprake van een eerste toelating, waardoor verweerder een groter belang kan hechten aan de belangen van Nederland. Verder heeft verweerder het economisch belang van Nederland kunnen tegenwerpen. Dit ziet namelijk ook op de bescherming van de arbeidsmarkt en op door de overheid betaalde voorzieningen zoals onderwijs, gezondheidszorg en infrastructuur. Verweerder heeft ook niet ten onrechte aan eiser tegengeworpen dat hij zelfstandig is geworden en hij voor zijn dagelijks functioneren onafhankelijk is van referent. Ook is niet ten onrechte in het nadeel van eiser meegewogen dat hij gezond is en hij zich gezien zijn leeftijd zonder problemen tussen anderen kan bewegen in Turkije. Tot slot heeft verweerder kunnen wijzen op het feit dat eiser en referent al jaren op afstand van elkaar wonen en dat het contact en de financiële ondersteuning op dezelfde wijze kunnen worden voortgezet.
12. Anders dan eiser stelt, heeft verweerder wel degelijk de objectieve belemmering om het gezinsleven in Syrië uit te oefenen in het voordeel van eiser meegewogen. Verweerder heeft daarnaast niet ten onrechte opgemerkt dat eiser geen verblijfsrecht in Turkije heeft en het daardoor moeilijk kan hebben, maar verweerder heeft in dit verband kunnen wijzen op de mogelijkheid dat eiser in Turkije een asielaanvraag kan indienen. Hoewel eiser heeft aangetoond dat hij heeft gereageerd op de brief van verweerder van 25 januari 2023 en verweerder dus ten onrechte in zijn besluit heeft vermeld dat hij geen reactie van eiser op zijn brief heeft ontvangen, is de informatie in de brief te algemeen van aard om deze te betrekken bij de belangenafweging. De gevolgen van de aardbeving in Turkije zijn namelijk niet toegespitst op de specifieke situatie van eiser.
13. Verweerder heeft op grond van de hierboven genoemde omstandigheden een belangenafweging kunnen maken waarbij verweerder een groter belang heeft kunnen hechten aan het belang van Nederland dan aan het belang van eiser. Verweerder heeft daarom de belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM niet ten onrechte in het nadeel van eiser laten uitvallen.
14. Het beroep is ongegrond.
15. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.