In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om wijziging van het verblijfsdoel van zijn verblijfsvergunning. Eiser, die sinds augustus 2019 in Nederland verblijft met een verblijfsvergunning voor studie, heeft verzocht om wijziging naar verblijfsdoel 'Verblijf als familie- of gezinslid' om bij zijn vader te kunnen wonen. De staatssecretaris heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat eiser niet met zijn vader samenwoont in gezinsverband, wat volgens de staatssecretaris een voorwaarde is voor het jongvolwassenenbeleid. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij wel degelijk deel uitmaakt van het gezin van zijn vader, ondanks dat hij tijdelijk in een studentenwoning verblijft.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 behandeld en vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de relevante omstandigheden van eiser. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van samenleven in gezinsverband, enkel op basis van het feit dat eiser en zijn vader niet op hetzelfde adres geregistreerd staan. De rechtbank vernietigt de besluiten van de staatssecretaris en bepaalt dat deze binnen zes weken een nieuw besluit moet nemen, waarbij de rechtbank de staatssecretaris opdraagt om de belangen van eiser en zijn vader opnieuw te wegen.
De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat de afwijzing van de aanvraag niet op een deugdelijke motivering berust. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten, die door de staatssecretaris moet worden betaald. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in het kader van het jongvolwassenenbeleid en de noodzaak om alle relevante omstandigheden in overweging te nemen.