ECLI:NL:RBDHA:2023:7815

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 juni 2023
Publicatiedatum
1 juni 2023
Zaaknummer
NL22.9152
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de aanvraag tot wijziging van verblijfsdoel op basis van het jongvolwassenenbeleid en de afwijzing door de staatssecretaris

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om wijziging van het verblijfsdoel van zijn verblijfsvergunning. Eiser, die sinds augustus 2019 in Nederland verblijft met een verblijfsvergunning voor studie, heeft verzocht om wijziging naar verblijfsdoel 'Verblijf als familie- of gezinslid' om bij zijn vader te kunnen wonen. De staatssecretaris heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat eiser niet met zijn vader samenwoont in gezinsverband, wat volgens de staatssecretaris een voorwaarde is voor het jongvolwassenenbeleid. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoert dat hij wel degelijk deel uitmaakt van het gezin van zijn vader, ondanks dat hij tijdelijk in een studentenwoning verblijft.

De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 behandeld en vastgesteld dat de staatssecretaris onvoldoende rekening heeft gehouden met de relevante omstandigheden van eiser. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van samenleven in gezinsverband, enkel op basis van het feit dat eiser en zijn vader niet op hetzelfde adres geregistreerd staan. De rechtbank vernietigt de besluiten van de staatssecretaris en bepaalt dat deze binnen zes weken een nieuw besluit moet nemen, waarbij de rechtbank de staatssecretaris opdraagt om de belangen van eiser en zijn vader opnieuw te wegen.

De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, omdat de afwijzing van de aanvraag niet op een deugdelijke motivering berust. Eiser krijgt een vergoeding van zijn proceskosten, die door de staatssecretaris moet worden betaald. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige belangenafweging in het kader van het jongvolwassenenbeleid en de noodzaak om alle relevante omstandigheden in overweging te nemen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.9152

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], V-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. N. Vreede en mr. M. Mahomud),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. J.P.M. Wuijte).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om wijziging van het verblijfsdoel van zijn verblijfsvergunning.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 13 oktober 2020 (het primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 22 april 2022 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.2.
De staatssecretaris heeft op 9 februari 2023 een aanvullend besluit genomen. Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt het beroep geacht tevens te zijn gericht tegen dit aanvullende besluit.
2. De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigden van eiser, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Totstandkoming van het besluit

3. Eiser verblijft sinds augustus 2019 in Nederland met een verblijfsvergunning regulier voor ‘studie aan Hoger Onderwijs’. De verblijfsvergunning is geldig tot 30 november 2023.
4. Op 31 juli 2020 heeft eiser verzocht om het verblijfsdoel van zijn verblijfsvergunning te wijzigen naar het verblijfsdoel ‘Verblijf als familie- of gezinslid’. Eiser wil in Nederland verblijven bij zijn vader, [naam] (referent).
5. Bij het primaire besluit heeft de staatssecretaris deze aanvraag afgewezen. Volgens de staatssecretaris voldoet eiser niet aan de voorwaarden van het jongvolwassenenbeleid, omdat hij niet met referent samenleeft in gezinsverband. Voorts vindt de staatssecretaris dat tussen eiser en referent geen sprake is van meer dan gebruikelijke afhankelijkheid.
6. Bij besluit van 12 mei 2020 heeft de staatssecretaris eisers bezwaar ongegrond verklaard. Op 25 februari 2022 heeft deze rechtbank en zittingsplaats het beroep van eiser gegrond verklaard [1] . De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eisers beroep op het gelijkheidsbeginsel niet slaagt. Daarnaast heeft de staatssecretaris eiser ten onrechte niet gehoord in bezwaar.
7. Bij het bestreden besluit heeft de staatssecretaris het bezwaar van eiser opnieuw ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld. De staatssecretaris heeft eiser vervolgens op 17 januari 2023 gehoord en op 9 februari 2023 een aanvullend besluit genomen. Hierin heeft de staatssecretaris, gelet op rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) [2] , alsnog een belangenafweging gemaakt tussen de belangen van eiser en referent en de belangen van de Nederlandse staat. Deze belangenafweging valt in het nadeel van eiser en referent uit.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank beoordeelt afwijzing van de aanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden.
9. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 22 april 2022. Naar aanleiding hiervan zijn referent en eiser alsnog gehoord door een ambtelijke commissie van verweerder. Bij besluit van 9 februari 2023 heeft verweerder het besluit van 22 april 2022 gewijzigd in die zin dat alsnog een belangenafweging in het kader van artikel 8 van het EVRM [3] heeft plaatsgevonden. De belangenafweging valt uit in het nadeel van eiser.
10. De rechtbank stelt vast dat verweerder met het besluit van 9 februari 2023 het besluit van 22 april 2022 heeft gewijzigd en hiermee een besluit heeft genomen in de zin van artikel 6:19 van de Awb. Het beroep wordt dan ook geacht mede te zijn gericht tegen het besluit van 9 februari 2023. De besluiten van 22 april 2022 en 9 februari 2023 vormen tezamen ‘het bestreden besluit’.
11. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Toetsingskader
12. De staatssecretaris neemt op grond van zijn beleid [4] familie- en gezinsleven als bedoeld in artikel 8 van het EVRM aan tussen ouders en hun meerderjarige kind, zonder dat sprake moet zijn van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, uitsluitend als het meerderjarige kind:
- jongvolwassen is;
- met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft;
- niet in zijn eigen onderhoud voorziet; en
- geen zelfstandig gezin heeft gevormd.
13. In werkinstructie 2020/16 is de toepassing van het jongvolwassenenbeleid door de staatssecretaris nader uitgewerkt. Daarin is het volgende vermeld:
“Voor de beoordeling of de jongvolwassene met zijn ouder(s) in gezinsverband samenleeft, is het moment van binnenkomst van de ouder(s) of de jongvolwassene in Nederland leidend en betrekt de IND ook uitdrukkelijk de gezinssituatie ten tijde van het vertrek van de ouder(s) of de jongvolwassene uit het land van herkomst (dan wel het land van bestendig verblijf). Daarnaast beoordeelt de IND of zich na binnenkomst van de ouder(s) of de jongvolwassene in Nederland omstandigheden hebben voorgedaan waardoor kan worden aangenomen dat van samenleving in gezinsverband niet langer sprake is. Als de scheiding tussen de jongvolwassene en zijn ouder(s) een vrijwillig karakter heeft, wordt deze anders gewogen dan wanneer de scheiding een gedwongen karakter heeft. Van een gedwongen scheiding is bijvoorbeeld sprake bij een vluchtsituatie.” [5]
14. De rechtbank stelt allereerst vast dat de staatssecretaris zich in het bestreden besluit niet op het standpunt heeft gesteld dat de gezinsband tussen eiser en referent al voor eisers komst naar Nederland was verbroken. De staatssecretaris heeft dit ter zitting bevestigd.
Is sprake van samenleven in gezinsverband?
15. Eiser voert aan dat hij onder het jongvolwassenenbeleid valt. Eiser heeft vanaf zijn aankomst in Nederland in augustus 2019 met referent samengewoond, maar moest zich in de BRP [6] noodgedwongen inschrijven op het adres van een bekende van referent. In februari 2020 is eiser vanwege zijn studie in een studentenwoning in Leeuwarden gaan wonen. Volgens eiser stelt de staatssecretaris ten onrechte dat eiser en referent moeten samenwonen voor een geslaagd beroep op het jongvolwassenenbeleid. Het feit dat eiser vanwege zijn studie uitwonend is, betekent volgens eiser niet dat de gezinsband tussen hem en referent verbroken is. Eiser maakt nog altijd deel uit van het gezin van referent. Zij bezoeken elkaar elke week. Eiser stelt voorts financieel volledig afhankelijk te zijn van referent en alle belangrijke beslissingen met hem te overleggen. Inmiddels woont eiser weer bij referent, samen met zijn moeder en broertje.
16. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat niet is gebleken dat eiser en referent sinds eisers komst naar Nederland hebben samengewoond op hetzelfde adres. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris in het bestreden besluit daartoe allereerst kunnen overwegen dat uit de BRP is gebleken dat eiser vanaf zijn binnenkomst in Nederland niet op hetzelfde adres geregistreerd heeft gestaan als referent. De staatssecretaris mag in beginsel afgaan op de gegevens uit de BRP. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er in zijn situatie aanleiding is om aan deze gegevens te twijfelen. De overgelegde verklaringen, screenshots van Whatsapp-gesprekken en het overzicht van de reishistorie van het openbaar vervoer, leiden naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat de staatssecretaris niet kon afgaan op de BRP-registratie. De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit terecht opgemerkt dat uit de screenshots en reishistorie niet blijkt dat eiser daadwerkelijk op hetzelfde adres woonde als referent. Aan de verklaringen van de ex-partner, medebewoonster en vriend van referent kan niet de waarde worden gehecht die eiser wil. De verklaringen zijn op verzoek van eiser en referent opgesteld en bovendien niet afkomstig uit objectieve bron.
16.1.
De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit voorts terecht overwogen dat eiser sinds februari 2020 in een studentenwoning in Leeuwarden woont. Eiser heeft dit bevestigd.
17. Naar het oordeel van de rechtbank leidt het feit dat uit de gegevens in de BRP niet blijkt dat eiser sinds zijn komst naar Nederland op hetzelfde adres heeft gewoond als referent en het feit dat hij vanaf februari 2020 in een studentenwoning in Leeuwarden woont echter niet zonder meer tot de conclusie dat geen sprake (meer) is van samenleven in gezinsverband. Van belang hierbij is allereerst dat de staatssecretaris heeft aangenomen dat op het moment van binnenkomst van eiser in Nederland sprake was van samenleven in gezinsverband. Daarom moet beoordeeld worden of zich na binnenkomst van eiser in Nederland omstandigheden hebben voorgedaan waardoor kan worden aangenomen dat van samenleving in gezinsverband niet langer sprake is.
17.1.
De staatssecretaris heeft in het bestreden besluit overwogen dat geen sprake (meer) is van samenleven in gezinsverband, omdat niet is gebleken dat eiser sinds zijn komst met referent heeft samengewoond. Volgens de staatssecretaris blijkt voorts uit rechtspraak van de Afdeling dat het wonen in een studentenkamer moet worden aangemerkt als zelfstandig wonen [7] .
17.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de staatssecretaris door uitsluitend te beoordelen of eiser en referent daadwerkelijk samenwonen onvoldoende rekening gehouden met alle relevante omstandigheden. Uit jurisprudentie van de Afdeling volgt namelijk ook dat de staatssecretaris bij de beoordeling van de vraag of het meerderjarige, jongvolwassen kind niet langer feitelijk behoort tot het gezin van de ouder(s) betrekt in hoeverre het kind een stap naar zelfstandigheid heeft willen zetten [8] . Daarbij weegt de staatssecretaris een scheiding tussen ouder(s) en jongvolwassene met een gedwongen karakter, bijvoorbeeld een vluchtsituatie, anders dan wanneer de scheiding een vrijwillig karakter heeft.
17.3.
De rechtbank stelt vast dat eiser zowel in bezwaar als beroep heeft aangevoerd dat hij door het wisselen van studie en het niet willen oplopen van studievertraging gedwongen was te kiezen voor een studie in Leeuwarden. Vanwege de reisafstand moest hij daar tevens gaan wonen. Eiser heeft voorts aangevoerd dat hij referent, voor zover mogelijk gedurende de coronapandemie, wekelijks bezocht, dat hij volledig financieel afhankelijk is van referent en alle belangrijke beslissingen met hem overlegt. Voorts heeft eiser aangevoerd dat hij weer bij referent woont omdat hij geen studieverplichtingen meer heeft waarvoor verblijf in Leeuwarden noodzakelijk is. Gelet op het voorgaande heeft de staatssecretaris naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte uitsluitend beoordeeld of eiser en referent samenwonen, zonder al deze omstandigheden te betrekken bij de vraag of (nog steeds) sprake is van samenleven in gezinsverband en zonder te beoordelen in hoeverre eiser een stap naar zelfstandigheid heeft willen zetten. De conclusie van de staatssecretaris in het bestreden besluit dat eiser niet met referent in gezinsverband samenleeft, berust daarom op een ondeugdelijke motivering.
18. Nu het beroep reeds gelet op het voorgaande gegrond is, bespreekt de rechtbank de overige beroepsgronden van eiser niet.

Conclusie en gevolgen

19. Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust. De rechtbank vernietigt daarom de besluiten van 22 april 2022 en 9 februari 2023.
19.1.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de staatssecretaris een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft de staatssecretaris hiervoor zes weken.
20. Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. De staatssecretaris moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Daarnaast moet de staatssecretaris aan eiser het griffierecht dat hij heeft betaald vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de besluiten van 22 april 2022 en 9 februari 2023;
- draagt de staatssecretaris op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt de staatssecretaris op het betaalde griffierecht van €184,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt de staatssecretaris tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.zaaknummer AWB 21/3402
2.Zie de uitspraak van de Afdeling van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
4.Zie paragraaf B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire
5.Zie p. 12 van Werkinstructie 2020/16
6.Basisregistratie Personen
7.De uitspraak van 29 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2632
8.Zie de uitspraken van 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1085, 23 augustus 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2863 en 9 december 2019, ECLI:NL:RVS:2019:4122