ECLI:NL:RBDHA:2023:15352

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 oktober 2023
Publicatiedatum
12 oktober 2023
Zaaknummer
09/767120-20
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl

Uitspraak

.0Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/767120-20
Datum uitspraak: 12 oktober 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in zaak van de officieren van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 4]
geboren op [geboortedatum] te Hoogkarspel,
BRP-adres: [adres] .
Inhoudsopgave
1. Het onderzoek ter terechtzitting5
2. De tenlastelegging5
3. De geldigheid van de dagvaarding ten aanzien van de Opiumwetfeiten5
4. Artikel 359a Sv verweer6
4.1 Het voorlichtend achtergrondgesprek en de berichtgeving op de website van het openbaar ministerie6
5. De bewijsbeslissing11
5.1 Inleiding11
5.2 Het standpunt van het openbaar ministerie11
5.3 Het standpunt van de verdediging11
5.4 Verweren ten aanzien van de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de Encrochat- en SkyECC-chatberichten12
5.5 Bewijsoverwegingen17
5.5.1 PGP-berichten als bewijsmiddel17
5.5.2 PGP-identificaties19
5.5.2.1 PGP-identificatie [verdachte 1]19
5.5.2.2 PGP-identificatie [verdachte 2]20
5.5.2.3 PGP-identificatie [verdachte 3]23
5.5.2.4 PGP-identificatie [verdachte 5]24
5.5.2.5 PGP-identificatie [verdachte 10]25
5.5.2.6 PGP-identificatie [verdachte 7]27
5.5.2.7 PGP-identificatie [verdachte 8]28
5.5.2.8 PGP-identificatie [verdachte 6]29
5.5.2.9 PGP-identificatie [verdachte 9]30
5.5.2.10 PGP-identificatie [verdachte 11]32
5.5.2.11 PGP-identificatie [verdachte 17]33
5.5.2.12 PGP-identificatie [verdachte 13]34
5.5.2.13 PGP-identificatie [verdachte 18]35
5.5.2.14 PGP-identificatie [verdachte 4]36
5.5.2.15 PGP-identificatie [verdachte 12]37
5.5.2.16 PGP-identificatie [verdachte 25]37
5.5.2.17 PGP-identificatie [verdachte 19]38
5.5.3 Gewoontewitwassen en valsheid in geschriften (feiten 1, 2, 3 en 4)39
5.5.3.1 Juridische kaders39
5.5.3.2 B.3 Financieel Inleiding40
5.5.3.2.1 Financiële situatie van [verdachte 1]40
5.5.3.2.2 [verdachte 1] als autohandelaar42
5.5.3.2.3 Achtergrond, financiële situatie en rol van [verdachte 4]44
5.5.3.2.4 Samenwerking tussen [verdachte 1] en [verdachte 4]46
5.5.3.3 B3.1 Witwassen [bedrijf 2]47
5.5.3.3.1 Zestien en/of 46 en/of vier door [verdachte 27] van [bedrijf 2] overgenomen voertuigen48
5.5.3.3.2 Het startkapitaal van [betrokkene 27] , [verdachte 27] en [verdachte 28]52
5.5.3.4 Inleiding verdere beoordeling54
5.5.3.4.1 Kwaliteit van de administratie van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen60
5.5.3.4.2 Verhullingshandelingen binnen de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen61
5.5.3.4.3 (Ook) legale bedrijfsactiviteiten?63
5.5.3.4.4 Wetenschap van [verdachte 4]63
5.5.3.4.5 Feitelijke leidinggeven door [verdachte 1]65
5.5.3.4.6 Daderschap rechtspersonen67
5.5.3.5 B3.2 Witwassen [verdachte 27] en [verdachte 28] en B3.4 Witwassen [verdachte 30] en [verdachte 32]67
5.5.3.5.1 Witwassen voertuigen, twee boten, 24 horloges en twee geldbedragen68
5.5.3.6 B3.3 Witwassen [verdachte 29]74
5.5.3.6.1 B3.3.1 Pakket Roosendaal75
5.5.3.6.1.1 Valsheid in geschrifte75
5.5.3.6.1.2 [locatie 24] te Roosendaal en [locatie 25] te Roosendaal79
5.5.3.6.2 B3.3.2 [locatie 39]83
5.5.3.6.3 B3.3.3 [VVE] , B3.3.4 [locatie 49] Dongen, B3.3.5 [locatie 22] te Den Bosch en B5.15 Amigo S bestand85
5.5.3.6.3.1 Geldigheid dagvaarding [verdachte 15]85
5.5.3.6.3.2 Omvang van de tenlastelegging van [verdachte 1] , [verdachte 14] en [verdachte 15] met betrekking tot het excel-bestand ‘vanamigostraat’85
5.5.3.6.3.3 Vrijspraak van [verdachte 4] met betrekking tot het excel-bestand ‘vanamigostraat’86
5.5.3.6.3.4 [VVE] , [locatie 49] Dongen en [locatie 22] te Den Bosch86
5.5.3.6.3.5 [verdachte 29] en Amigo S bestand94
5.5.3.6.3.6 [verdachte 15] € 51.500,--98
5.5.3.6.3.7 Wetenschap van [verdachte 14]100
5.5.3.6.4 B3.3.6 [locatie 3] te Lijnden101
5.5.3.6.5 B3.3.7 [locatie 29] , 8 en 10 te Rhenen106
5.5.3.6.6 B3.3.8 Panden [betrokkene 1]109
5.5.3.5.6.1 [locatie 43] te Randwijk109
5.5.3.5.6.2 [locatie 28] te Alphen111
5.5.3.7 B3.5 Witwassen [bedrijf 1]114
5.5.3.8 Valsheid in geschrift huurovereenkomst125
5.5.3.9 B3.7 Witwassen overig vastgoed Spanje127
5.5.3.10 Gewoonte133
5.5.4 B.4 Criminele organisatie witwassen en valsheid in geschrifte (feit 5)133
5.5.5 Verdovende middelen (feiten 6 en 7)138
5.5.5.1 Juridische kaders voorbereidingshandelingen en medeplegen138
5.5.5.2 Duiding van chatberichten139
5.5.5.3 Zaaksdossiers139
5.5.5.3.1 B1.8 [locatie 43] Randwijk139
5.5.5.3.2 B1 4.6.22 Deelonderzoek Chapada141
5.5.5.3.3 B1 4.7.4.2.9 Uithaal (liften) Antwerpen144
5.5.5.3.4 B1 4.7.4.2.16 Voorbereiding transport Zuid-Amerika – Nederland – Engeland [verdachte 7] met [betrokkene 2]144
5.5.5.3.5. B1 4.7.4.3.6 Handel 14 kilo bruin Valencia145
5.5.5.3.6. B1 4.7.4.4.1 Gebruik, betalingen en verlengingen PGP’s147
5.5.5.3.7 B1 4.7.4.7.3 Stashauto’s149
5.5.5.4 Overige vrijspraken150
5.5.6 B.4 Criminele organisatie ex artikel 11b van de Opiumwet (feit 8)150
5.5.7 B.2 Geweldsfeiten (feiten 9, 10 en 11)150
5.5.7.1 B.2.1 Bedreiging mishandeling [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]150
5.5.8 B.4 Criminele organisatie geweld (feit 12)155
5.5.9 De bewezenverklaring155
6. De strafbaarheid van het bewezen verklaarde155
7. De strafbaarheid van de verdachte156
8. De strafoplegging156
9. De toepasselijke wetsartikelen158
10. De beslissing159

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzittingen van 10 januari 2023 (regie), 16 maart 2023, 11 april 2023, 13 april 2023, 17 april 2023, 18 april 2023, 20 april 2023, 11 mei 2023, 12 mei 2023, 22 mei 2023, 23 mei 2023, 25 mei 2023, 26 mei 2023, 26 juni 2023, 11 juli 2023, 13 juli 2023 en 29 september 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie
mr. M.A. Visser en mr. C. Sam-Sin en van hetgeen door de verdachte en zijn raadslieden mr. T. Felix en mr. M. Rasterhoff naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de - ter terechtzitting gewijzigde - dagvaarding. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage 1 aan dit vonnis gehecht.

3.De geldigheid van de dagvaarding ten aanzien van de Opiumwetfeiten

De tenlastelegging ten aanzien van de drugsfeiten van de verschillende verdachten is doorgaans opgebouwd uit een aantal feiten waarbij naast - kort gezegd - voltooide drugsfeiten, voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet zijn ten laste gelegd. De ten laste gelegde periode in die feiten is zeer ruim en ook het aantal pleegplaatsen is aanzienlijk. Het zaaksdossier B.1 verdovende middelen bevat negen zaaksdossiers en daarnaast een ‘hoofdrelaas B1-verdovende middelen’. Dit hoofdrelaas bevat ook nog een groot aantal losse zaaksdossiers verspreid over een zeer groot aantal pagina’s. Hierin zijn talloze verdenkingen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet en voltooide drugsfeiten opgenomen.
Gelet op bovenstaande is de tenlastelegging van die feiten op zichzelf onvoldoende bepaald en zou de dagvaarding gezien artikel 261 Sv in zoverre nietig zijn.
Het openbaar ministerie heeft evenwel bij de dagvaarding per verdachte een bijlage gevoegd waarin per feit de specifieke (losse) zaaksdossiers zijn benoemd die onder dat feit vallen. Indien de tenlastelegging in samenhang met die bijlage wordt gelezen, is helder waar de verschillende verdachten van worden verdacht. De rechtbank heeft ter terechtzitting ook al deze (losse) zaaksdossiers met de betreffende verdachten besproken en zij gaven er blijk van te begrijpen waarvan zij werden verdacht. Aldus is de dagvaarding geldig.
De dagvaarding is óók geldig indien uit de tekst van de tenlastelegging voldoende specifiek blijkt op welk zaaksdossier wordt gedoeld. Is dat echter niet zonder meer duidelijk en is een (los) zaaksdossier niet in de bijlage van de dagvaarding van een verdachte opgenomen, dan is de in dat zaaksdossier opgenomen verdenking niet aan de betreffende verdachte ten laste gelegd.

4.Artikel 359a Sv verweer

4.1
Het voorlichtend achtergrondgesprek en de berichtgeving op de website van het openbaar ministerie
4.1.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat het openbaar ministerie heeft gehandeld in strijd met het onschuldvermoeden zoals verankerd in de Straatsburgse rechtspraak, de Europese richtlijn over de onschuldpresumptie (richtlijn 9 maart 2016, 2016/343), de nationale wetgeving en de Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging (2020A004) door een ‘voorlichtend achtergrondgesprek’ te organiseren voor vertegenwoordigers van de media en door de berichtgeving op de website van het openbaar ministerie. Alhoewel publiciteit kan bijdragen aan de externe openbaarheid van het strafproces en daarmee het vertrouwen van de samenleving in de strafrechtspleging en het openbaar ministerie in dit verband ook een voorlichtende rol inneemt, heeft het openbaar ministerie in dit geval gehandeld in strijd met het recht. Niet is voldaan aan de voorwaarde dat terughoudendheid wordt betracht zodra de zaak voor de rechter is aangebracht. Het openbaar ministerie heeft de zaak Taxus willen oppompen en tot een prestigezaak willen maken. Deze schending dient te leiden tot strafvermindering, aldus de verdediging.
4.1.2
Het standpunt van het openbaar ministerie
Bij e-mailbericht van 7 maart 2023 heeft de officier van justitie naar aanleiding van vragen van de verdediging als volgt meegedeeld:
“Op 21 februari 2023 heeft de persvoorlichting van het arrondissementsparket Den Haag verschillende media uitgenodigd voor een voorlichtend achtergrondgesprek over het onderzoek Taxus om vorm te geven aan de publieke voorlichtingsrol van het openbaar ministerie zoals neergelegd in de Aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging en om de media in staat te stellen goed verslag te kunnen doen van het onderzoek indachtig de vele geplande zittingsdagen en ter terecht staande verdachten. De media is een planning van de zaken en de tenlastegelegde feiten overhandigd.”
De officier van justitie heeft meegedeeld dat er geen presentatie is gegeven, noch zijn er foto’s getoond of geluidsopnames afgespeeld.
Ter zitting op 18 april 2023 heeft de officier van justitie in aanvulling op het e-mailbericht gesteld dat bij het voorlichtende achtergrondgesprek geen citaten uit het dossier zijn gegeven, geen presentatie van het dossier is gegeven, geen stukken uit het dossier zijn voorgehouden en geen concrete bewijsmiddelen zijn gedeeld om op die manier een bepaald beeld bij de media te schetsen.
Naast het organiseren van de bijeenkomst, is op de website van het openbaar ministerie aandacht besteed aan het onderzoek Taxus. Op een pagina op de website van het openbaar ministerie is te lezen:
“Taxus is een omvangrijk onderzoek naar een criminele organisatie die zich zou hebben schuldig gemaakt aan wereldwijde drugshandel en het witwassen van de opbrengsten daarvan. Het Openbaar Ministerie vervolgt 27 personen en 8 rechtspersonen in een dossier dat ruim 70.000 pagina's telt.
Onderzoek Taxus is gestart in november 2016 op basis van informatie uit het criminele milieu. De bekende Hagenaar [verdachte 1] . zou zich bezig houden met de invoer van grote partijen cocaïne en juist een "klapper" hebben gemaakt.
Het onderzoek richtte zich op [verdachte 1] . en het criminele netwerk waarmee hij strafbare feiten zou plegen. In de loop van meerdere jaren werd een dossier opgebouwd waaruit volgens het Openbaar Ministerie kan worden afgeleid dat de verdachten zich hebben schuldig gemaakt aan invoer, export en productie van allerlei soorten drugs, en/of de voorbereiding daarvan.
Voortdurende handel
De criminele organisatie zou zich niet hebben gespecialiseerd in één soort drugs. In het dossier Taxus komt van alles voorbij: cocaïne, heroïne, hennep, synthetische drugs en grondstoffen daarvoor. Elke kans die voorbij kwam, grepen de verdachten aan.
Het dossier bevat duizenden berichten uit encryptietelefoons waarmee de verdachten communiceerden. Hieruit ontstaat volgens het Openbaar Ministerie een duidelijk beeld: de verdachten waren voortdurend bezig handeltjes te zoeken en te drijven. Dag in, dag uit.
Daarbij ziet het Openbaar Ministerie [verdachte 1] . als centrale figuur in het netwerk; wat hij wilde, gebeurde ook. In ruil daarvoor konden verdachten profiteren van zijn succesvolle drugshandel.
Luxe goederen
De opbrengsten werden volgens het Openbaar Ministerie witgewassen in luxe auto's, dure horloges, zonnebankstudio's en vastgoed in binnen- en buitenland. Om dit te verhullen werd een complexe constructie met meerdere bedrijfjes opgezet die in dienst stond van de criminele organisatie.
Zo zijn onder meer twee penthouses, een appartement en een villa in Spanje inbeslaggenomen, als ook verschillende (bedrijfs)panden in Nederland. Verder is er beslag gelegd op boten en tientallen dure horloges en auto's. Terwijl de verdachten vaak geen (noemenswaardige) legale bron van inkomsten hadden. Hun geld werd buiten het zicht van de instanties gehouden. "Nog nooit één gulden belasting betaald", vertelden ze elkaar trots. Belasting betalen is voor sukkels.
Zitting
De rechtbank in Den Haag zal vanaf 6 maart tot en met medio juli het dossier Taxus behandelen met de verdachten. In het najaar wordt een uitspraak verwacht.”
4.1.3
Het wettelijk kader
Het vermoeden van onschuld is neergelegd in art. 6 lid 2 EVRM, art. 14 lid 2 IVBPR en art. 48 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
Het tweede lid van art. 6 EVRM bepaalt dat een ieder tegen wie een vervolging is ingesteld, voor onschuldig wordt gehouden totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. Deze bepaling vormt een bijzondere toepassing van het eerste lid, waarin het fair trial-beginsel is neergelegd. Een inbreuk op de onschuldpresumptie kan daarom, afhankelijk van de omstandigheden, ook een schending opleveren van het eerste lid van art. 6 EVRM.
Het vermoeden van onschuld is voorts neergelegd in de Richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht om in strafprocedures bij de terechtzitting aanwezig te zijn (hierna: de Richtlijn).
In de preambule bij de Richtlijn is opgenomen:
“(16) Het vermoeden van onschuld zou worden geschonden wanneer in openbare verklaringen van overheidsinstanties of in andere rechterlijke beslissingen dan die welke betrekking hebben op de vaststelling van schuld een verdachte of beklaagde als schuldig wordt aangeduid zolang zijn schuld niet in rechte is komen vast te staan. Dergelijke verklaringen en rechterlijke beslissingen mogen niet de mening weergeven dat deze persoon schuldig is.”
en voorts:
“(17) Onder „openbare verklaringen van overheidsinstanties” moet worden verstaan: elke verklaring waarin wordt verwezen naar een strafbaar feit, en die uitgaat van een instantie die betrokken is bij de strafrechtelijke procedure met betrekking tot dit strafbare feit — zoals de rechterlijke macht, politie en andere rechtshandhavingsinstanties — of van een andere overheidsinstantie, zoals ministers en andere gezagsdragers, met dien verstande dat dit geen afbreuk doet aan het nationale recht inzake immuniteiten.
(18) De verplichting om verdachten of beklaagden niet als schuldig aan te duiden, mag overheidsinstanties niet beletten informatie openbaar te maken over de strafprocedures wanneer dit strikt noodzakelijk is om redenen die verband houden met het strafrechtelijk onderzoek — zoals wanneer videomateriaal wordt vrijgegeven, en het publiek wordt opgeroepen om te helpen bij het identificeren van de vermeende dader van het strafbaar feit — of met het algemeen belang, zoals wanneer gegevens om veiligheidsredenen worden verstrekt aan de inwoners van een gebied dat is getroffen door een vermeend milieumisdrijf, of wanneer het Openbaar Ministerie of een andere bevoegde instantie objectieve informatie verschaft over de stand van de strafrechtelijke procedure om verstoring van de openbare orde te voorkomen. Het inroepen van dergelijke redenen moet beperkt blijven tot situaties waarin dit, gelet op alle belangen, redelijk en proportioneel zou zijn. In ieder geval mogen de wijze waarop en de context waarin de informatie wordt verspreid, niet de indruk wekken dat de persoon schuldig is alvorens zijn schuld in rechte is komen vast te staan.”
Art. 4, derde lid van de Richtlijn schrijft voor dat de voorlichtingstaak van het openbaar ministerie zich dient te beperken tot hetgeen “strikt noodzakelijk is om redenen die verband houden met het strafrechtelijk onderzoek of het algemeen belang”.
De aanwijzing voorlichting opsporing en vervolging van het openbaar ministerie (2020A004, iwtr. 01 september 2020 (hierna: de Aanwijzing) houdt in:
“Het openbaar ministerie en de opsporingsinstanties geven actief en gericht voorlichting over de aanpak en preventie van criminaliteit en over de strafrechtspleging. Hiermee informeren zij de samenleving over de manier waarop zij hun taken in het kader van de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde uitvoeren en leggen zij daarover publiekelijk verantwoording af.
(…)
1.1
Als strafrechtelijke handhavers van de rechtsorde leveren het OM en de opsporingsinstanties een belangrijke bijdrage aan de maatschappelijke veiligheid. Via de media leggen zij publiekelijk verantwoording af door gericht en actief te communiceren over de aanpak en preventie van criminaliteit en over de ontwikkelingen in (concrete) onderzoeken en strafzaken (de strafrechtspleging). Hiermee voorzien zij de samenleving van de informatie die nodig is voor een goed publiek debat over de strafrechtspleging.
(…)
Wanneer in communicatie over de strafrechtspleging tot een persoon herleidbare gegevens worden gebruikt, maakt publicatie daarvan inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van die persoon (artikel 8 EVRM, artikel 10 Grondwet). Een dergelijke inbreuk is ten behoeve van de openbaarheid over de strafrechtspleging toegestaan onder de voorwaarde dat daaraan een zorgvuldige belangenafweging is voorafgegaan. De vereisten van proportionaliteit, subsidiariteit en doelmatigheid zijn hierbij leidend.
(…)
Het belang van voorlichting is groter naarmate de informatie relevanter is voor het publieke debat. Uitgangspunt blijft dat niet meer informatie wordt verstrekt dan noodzakelijk is voor het verwezenlijken van het belang dat is gediend met openbaarmaking.”
Het respecteren van de onschuldspresumptie wordt door de Richtlijn benoemd als een mee te wegen factor. Uitgangspunt is dat een rechtszaak niet in de media wordt gevoerd. Tevens is uitgangspunt dat vanaf het moment dat de dagvaarding is uitgebracht er een grotere terughoudendheid wordt betracht met betrekking tot inhoudelijke voorlichting over een zaak (2.2).
In het arrest Mucha vs Slowakije (EHRM 25-11-2021, ECLI:CE:ECHR:2021:1125JUD006370319 heeft het Europees hof overwogen:
“The Court reiterates that the principle of the presumption of innocence will be violated if a judicial decision or a statement made by a public official concerning a person charged with a criminal offence reflects an opinion that he or she is guilty before that person has actually been proved guilty under the law. A fundamental distinction must be made between a statement that someone is merely suspected of having committed a crime and a clear declaration, in the absence of a final conviction, that an individual has committed the crime in question. In this regard the Court has emphasised the importance of public officials' choice of words in statements made by them before a person has been tried and found guilty of a particular criminal offence. While the use of language is of critical importance in this respect, the Court has furthermore pointed out that whether a statement made by a public official is in breach of the principle of the presumption of innocence must be determined within the context of the particular circumstances in which the impugned statement was made. Even the use of some unfortunate language may not be decisive when regard is had to the nature and context of the particular proceedings (see Karaman v. Germany, no. 17103/10, § 63, 27 February 2014, with further references).”
4.1.4
Beoordeling door de rechtbank
Als uitgangspunt geldt dat het openbaar ministerie de bevoegdheid heeft om de pers te informeren. Het is in het algemeen inherent aan het (straf)recht dat zaken, gelet op hun aard en inhoud, een zekere vorm van media-aandacht met zich brengen. Het is aanvaardbaar dat het openbaar ministerie ook het publiek informeert over strafrechtelijke onderzoeken. Te allen tijde heeft echter te gelden dat een ieder tegen wie een strafvervolging is ingesteld voor onschuldig wordt gehouden, totdat zijn schuld in rechte is komen vast te staan. Uit de onschuldspresumptie volgt voorts dat bij contacten met de pers de benodigde terughoudend en zorgvuldigheid moet worden betracht door het openbaar ministerie. Niet mag de suggestie worden gewekt dat een verdachte reeds door de strafrechter is schuldig verklaard.
Het komt de rechtbank in beginsel niet vreemd of ongebruikelijk voor dat bij een zaak met de omvang en aard als het onderzoek Taxus gebruik wordt gemaakt van verschillende mediavormen om het publiek op verschillende momenten te voorzien van informatie. Het is de rechtbank niet ontgaan dat gedurende het onderzoek en ook tijdens het onderzoek ter terechtzitting geregeld belangstelling is geweest van diverse landelijke en regionale mediakanalen. Er is op meerdere dagen schrijvende pers aanwezig geweest alsook zijn camera’s aanwezig geweest die verslag hebben gedaan van het proces op de regionale en landelijke televisie. Afgezet tegen de omvang van het dossier en de veelheid van verdenkingen, is het niet moeilijk om in te zien dat deze verslaglegging was gebaat bij de (achtergrond) informatie zoals verschaft door het openbaar ministerie tijdens het voorlichtend achtergrondgesprek en op de website.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat het openbaar ministerie het onderzoek Taxus op oneigenlijke of proactieve gronden heeft willen oppompen en tot een prestigezaak heeft willen maken. Het openbaar ministerie heeft voldoende terughoudendheid betracht. Ten aanzien van de tekst op de website in zijn geheel beschouwd, geldt dat het openbaar ministerie heeft benadrukt dat het gaat om het beeld dat bij het openbaar ministerie bestaat en hetgeen
zijde verdachten in het onderzoek Taxus verwijten. Nergens volgt uit dat zij al hebben gesteld of de indruk hebben gewekt dat de verdachten al door de strafrechter waren veroordeeld. Anders dan de verdediging stelt, heeft het openbaar ministerie aldus geen voorschot genomen op de schuld van de verdachten, noch heeft het openbaar ministerie door de specifieke woordkeuze de suggestie gewekt dat de schuld van de verdachten al vast zou staan of de zaak in de media willen voeren.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het openbaar ministerie niet onrechtmatig gehandeld waar het gaat om de contacten en informatievoorziening naar de media en de samenleving door de tekst op de website. Dat betekent dat de rechtbank geen aanleiding ziet om, indien aan de orde, op deze grond tot strafvermindering over te gaan.

5.De bewijsbeslissing

5.1
Inleiding
Het onderzoek Taxus is gestart in november 2016 en zag in de kern op de verdenking dat [verdachte 1] de invoer van grote partijen (duizenden kilo’s) cocaïne vanuit Zuid-Amerika aanstuurde en dat hij zich samen met anderen schuldig maakte aan gewoontewitwassen. Het onderzoek kende een groot aantal deelonderzoeken.
Die deelonderzoeken richtten zich op meer concrete verdenkingen (van de invoer van cocaïne) tegen individuen uit het vermeende criminele samenwerkingsverband rondom [verdachte 1] . Gedurende het onderzoek is ook restinformatie ontvangen vanuit andere onderzoeken.
In september 2018 werd een Joint Investigation Team (hierna: JIT) opgericht door Nederland en Spanje, omdat [verdachte 1] en andere verdachten veelvuldig in Spanje waren en verdacht werden ook daar strafbare feiten te plegen.
Vanaf eind 2019 werd door politie en openbaar ministerie toegewerkt naar een zogenoemde klapdag in meerdere landen. Deze vond uiteindelijk plaats op 16 september 2020. Op die dag werd onder andere [verdachte 1] aangehouden.
Een en ander heeft geresulteerd in een proces-verbaal van uiteindelijk circa 80.000 bladzijden. In de maanden maart tot en met juli 2023 zijn de zaken van 34 verdachten, waaronder acht rechtspersonen, inhoudelijk behandeld. De rechter-commissaris heeft meer dan 90 personen als getuige gehoord of getracht te horen.
De verdenkingen richten zich in het bijzonder op:
Handel, invoer en uitvoer van met name cocaïne en heroïne (en de voorbereidingshandelingen daartoe), de productie van amfetamine, methamfetamine en de handel in grondstoffen daarvoor, in georganiseerd verband;
Het witwassen van criminele gelden in georganiseerd verband;
Het gebruik van geweld (in georganiseerd verband), al dan niet samenhangend met de exploitatie van een illegale goksite.
5.2
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van de onder 6 en 12 ten laste gelegde feiten en tot bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4, 5, 7, 8, 9, 10 en 11 ten laste gelegde feiten. Op specifieke standpunten zal de rechtbank hierna – voor zover relevant – in gaan.
5.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft uitvoerig verweer gevoerd op de ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal hier bij de bespreking van de feiten op in gaan.
5.4
Verweren ten aanzien van de rechtmatigheid en betrouwbaarheid van de Encrochat- en SkyECC-chatberichten
Verweren van de verdediging
De verdediging voert een drietal verweren die zien op de rechtmatigheid van de Encrochat- en SkyECC-gegevens en een verweer dat ziet op de betrouwbaarheid van de gegevens.
Het eerste rechtmatigheidsverweer heeft betrekking op de beoogde/voorziene omzeiling van de rechtsbescherming door het openbaar ministerie. De verdediging ziet hierin twee redenen om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de strafvervolging.
Bij de eerste reden staat het optreden van het openbaar ministerie centraal, met name gedurende het opsporingsonderzoek. Daarbij wijst de verdediging er allereerst op dat de Nederlandse opsporingsdienst niet alleen technische assistentie in het buitenland verleende, maar ook een sturende rol vervulde in het ontsluitings- en opsporingsproces in het buitenland. Het openbaar ministerie heeft hierover onvoldoende openheid gegeven waardoor het wettelijk systeem in de kern is geraakt. De verdediging wijst op het zogenoemde Karman-criterium. Het openbaar ministerie heeft actief gehandeld om toetsing door de Nederlandse rechter van de operaties ten aanzien van Encrochat en SkyECC te voorkomen (
concealing evidenceen oneigenlijke motiveringen bij vorderingen ex art. 149b Sv ten opzichte van de Nederlandse rechters). De resultaten van deze operaties worden nergens, en in elk geval niet in Nederland, (op rechtmatigheid) getoetst door een rechter.
Een tweede reden voor niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie ziet de verdediging in het verloop van de vervolging. Naar de mening van de verdediging is geen sprake van een eerlijk proces, nu een volledige toetsing ontbreekt. Doordat een volwaardige toetsing van de rechten van de verdachte niet mogelijk is, ontbreekt het aan effectieve rechtsbescherming ter zake grondrechten – zoals het recht op privacy zoals gewaarborgd door artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) – en is het recht op een eerlijk proces niet geëerbiedigd.
Het tweede rechtmatigheidsverweer ziet op
de verkrijgingvan de Encrochat- en SkyECC-gegevens. De wijze van verkrijgen leidt volgens de verdediging tot de verplichting om alle gegevens van het bewijs uit te sluiten. De verdediging wijst er daarbij op dat alle gebruikers van Encrochat en SkyECC (ongedifferentieerd) zijn geraakt door de ‘
hacks’dan wel de “
man in the middle”-aanvallen. Een dergelijke gegevensverzameling betreft, naar de definitie van het EHRM, bulkinterceptie. Er is daarmee sprake geweest van een zeer vergaande inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van een groot aantal ongedefinieerde personen. De verdediging wijst op het Big Brother Watch-arrest (EHRM (GK) 25 mei 2021, nrs. 58170/13, 62322/14 en 24960/15) en concludeert dat niet goed kan worden vastgesteld of aan de daarin weergegeven eisen is voldaan en dat dus geen sprake is van een deugdelijke toetsing door een rechter. Daardoor is sprake van schending van artikel 8 EVRM en daarmee artikel 6 EVRM.
Verder wijst de verdediging erop dat sprake is van schending van het Unierecht. De verkrijging en verwerking van de Encrochat en SkyECC- gegevens vallen onder de werkingssfeer van het Unierecht, in bijzonder Richtlijn 2016/680. Net als voor Richtlijn 2002/58 geldt dat bij de verkrijging van privacygevoelige informatie en van persoonsgegevens, voldaan moet worden aan het ‘evenredigheidsbeginsel’. Ook moet sprake zijn van proportionaliteit.
Hierbij wijst de verdediging op het arrest van Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) van 10 april 2003, Steffensen, nr. C-276/01, ECLI:EU:C:2003:228, (ro. 75-77) waarin is geoordeeld dat een rechterlijke instantie die van oordeel is dat een partij niet in de gelegenheid is om doeltreffend commentaar te leveren op een bewijsmiddel dat betrekking heeft op een gebied waarvan de rechters geen kennis hebben en dat een doorslaggevende invloed kan hebben op de beoordeling van de feiten, moet vaststellen dat het recht op een eerlijk proces hierdoor wordt geschonden, en dat bewijsmiddel moet uitsluiten om die schending te voorkomen. De verdediging stelt dat aan beide voorwaarden van dit arrest is voldaan en acht bewijsuitsluiting dus verplicht.
De verdediging voert een derde rechtmatigheidsverweer voor wat betreft
de verwerkingvan de gegevens. De verdediging wijst erop dat de Nederlandse wet niet voldoet aan de kwaliteitseisen die het Handvest EU en de Richtlijn 2016/680 stellen omdat geen wet bestaat voor de uitgevoerde verwerking van de ‘bulkdata’. Nu niet voldaan is aan het vereiste ‘voorzien bij wet’ ontbreekt een effectieve rechtsbescherming. Voor zover die waarborg zou kunnen worden gevonden in artikel 126uba Sv is de verdediging van mening dat een machtiging ex artikel 126uba Sv niet kan worden gebruikt. Zelfs als artikel 126uba Sv wel ziet op de verwerking van de gegevens, wijst de verdediging erop dat dit artikel wordt gebruikt ter verwerking van ‘bulkdata’, waaronder ook de gegevens van personen zonder enige verdenking. Dat mag niet.
De verdediging voert voorts aan dat de stukken uit 26Lemont en 26Argus naar het Taxusonderzoek zijn overgeheveld op grond van 126dd Sv. Dat mag ook niet. Immers, in artikel 126dd Sv staat art. 126uba Sv niet genoemd. Artikel 126dd Sv ziet echt niet op het delen van resultaten uit de ‘
hacks’.Dit is dus de tweede schending van nationaal recht, ter zake de verwerking van de gegevens. Bovendien zijn de APN-gegevens in de SkyECC-zaken op een foutieve grondslag opgevraagd door het openbaar ministerie. De verdediging constateert daarom dat, naar nationaal recht, sprake is geweest van vormverzuimen in de zin van artikel 359a Sv. Volgens de verdediging is sprake van ernstige schendingen van strafvorderlijke voorschriften of rechtsbeginselen. Bewijsuitsluiting, subsidiair strafvermindering, wordt bepleit.
De verdediging voert ten slotte een betrouwbaarheidsverweer. De verdediging acht het, mede op basis van Europese jurisprudentie, onredelijk om van de verdediging te verwachten dat zij aanwijzingen voor de onbetrouwbaarheid aandragen. Het is, in de visie van de verdediging, juist het openbaar ministerie dat (als daartoe een verzoek komt) moet laten zien hoe het bewijsmateriaal zijn gang naar de rechtszaal heeft gevonden opdat de betrouwbaarheid kan worden getoetst en het bruikbaar kan worden gevonden voor het bewijs. Dat uitgangspunt geldt des te meer bij digitale gegevens. Dat heeft te maken met de onzichtbaarheid, kwetsbaarheid en veranderlijkheid (voor en door externe, natuurkundige factoren), volatiliteit en oneindige reproduceerbaarheid van digitaal bewijsmateriaal.
Verder wijst de verdediging erop dat, zowel voor de situatie van Encrochat als die van SkyECC, meer dan voldoende concrete aanwijzingen zijn dat de gebruikte gegevens niet (volledig) betrouwbaar zijn. De verdediging acht nader onderzoek geboden om na te gaan of de gegevens (chats) die er wél zijn, correct en juist zijn weergegeven. Om die reden doet de verdediging het verzoek om de PGP-gegevens niet voor het bewijs te gebruiken. Voornoemd onderzoek is ook geboden om na te kunnen gaan wat de omvang en mate van onvolledigheid van de Encrochat- en SkyECC-gegevens is. Zeker in situaties waarbij een grote hoeveelheid aan gegevens mist, is de vraag gerechtvaardigd wat dat betekent voor de gegevens die aan (het account van) de verdachte worden toegeschreven.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Het openbaar ministerie betwist dat sprake is geweest van doelbewuste misleiding in de voorfase van het onderzoek.
Ten aanzien van de verkrijging van de Encrochat- en SkyECC-gegevens verwijst het openbaar ministerie naar de recente prejudiciële beslissing van de Hoge Raad van 13 juni 2023 (ECLI:NL:HR:2023:913). Hieruit volgt dat de verkrijging van de gegevens niet ter toetsing voorligt aan de rechtbank omdat het vertrouwensbeginsel van toepassing is, nu het onderzoek is uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten.
Ten aanzien van de interceptie van ‘bulkdata’ en de verhouding daarvan tot de Europese richtlijnen verwijst het openbaar ministerie eveneens naar voornoemde prejudiciële beslissing van de Hoge Raad, in het bijzonder de rechtsoverwegingen 6.26 en 6.27 en 7.3.4.
Ten aanzien van de gestelde onbetrouwbaarheid van de gegevens wijst het openbaar ministerie wederom op voornoemde beslissing. De Hoge Raad heeft daarin overwogen dat de betrouwbaarheid van de gegevens, verkregen uit het buitenland, in beginsel vaststaat. De betrouwbaarheid van de gegevens wordt volgens het openbaar ministerie nader onderbouwd door het NFI rapport. De deskundige [deskundige] heeft bovendien een verklaring afgelegd waaruit de betrouwbaarheid volgt. Het enkel stellen dat gegevens ‘fout’ of ‘onvolledig’ zijn, is naar de mening van het openbaar ministerie onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
Het openbaar ministerie concludeert ontvankelijk te zijn in de vervolging en betoogt dat de Encrochat- en SkyECC-gegevens die in het procesdossier aanwezig is voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Beoordeling
De feitelijke gang van zaken omtrent de interceptie van gegevens in het kader van de opsporingsonderzoeken 26Lemont en 26Argus in Encrochat en SkyECC is opgenomen in de tussenbeslissing van de rechtbank in deze zaak van 11 augustus 2022 en ook in de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland (ECLI:NL:RBNNE:2022:4797). Zij gaat van die feiten en omstandigheden uit.
Eerste rechtmatigheidsverweer
Beoogde/voorziene omzeiling van rechtsbescherming door het openbaar ministerie
Niet is gebleken dat het openbaar ministerie moedwillig een onjuiste en onvolledige voorstelling van zaken heeft gegeven over de omvang van de betrokkenheid van de Nederlandse opsporingsautoriteiten bij de interceptie van Encrochat- en SkyECC-gegevens met als doel te voorkomen dat de opsporingsmethodes in Nederland op rechtmatigheid zou kunnen worden getoetst. Weliswaar heeft het openbaar ministerie mondjesmaat informatie vrijgegeven en was niet vanaf het begin duidelijk hoe één en ander is verlopen, niet kan worden vastgesteld dat het openbaar ministerie moedwillig een onjuiste voorstelling van zaken heeft willen geven. De rechtbank verwerpt daarom dit verweer.
Tweede rechtmatigheidsverweer
Verkrijging van Encrochat- en SkyECC gegevens
De Hoge Raad heeft recent in de eerder genoemde beslissing op prejudiciële vragen uiteengezet hoe de rechtmatigheid moet worden getoetst van de inzet van opsporingsbevoegdheden die in het buitenland zijn uitgeoefend (ECLI:NL:HR:2023:913). De inhoud en omvang van die toets hangt, onder meer, af van het antwoord op de vraag onder wiens verantwoordelijkheid de inzet van die opsporingsbevoegdheden in het buitenland heeft plaatsgevonden.
De rechtbank concludeert dat bij de interceptie van zowel Encrochat- als SkyECC-gegevens sprake is geweest van opsporing in Frankrijk, onder verantwoordelijkheid van de Franse autoriteiten. De Hoge Raad heeft in zijn beschikking van 22 april 2022, ECLI:NL:HR:2022:612 overwogen dat bij het optreden van een gemeenschappelijk onderzoeksteam, waar hier ook sprake van was, leidend is het nationale recht van de lidstaat waar de opsporingsbevoegdheid ten behoeve van een gemeenschappelijk onderzoeksteam wordt uitgeoefend en dat – kort gezegd – het verlenen van (technische) bijstand vanuit de Nederlandse politie bij de uitoefening van een opsporingsbevoegdheid door de autoriteiten van een andere deelnemende lidstaat niet meebrengt dat de verantwoordelijkheid voor het opsporingsonderzoek alsnog op Nederland is komen te rusten.
Dit oordeel wordt ook niet anders door de omstandigheid dat (sommige) toestellen van Encrochat en SkyECC en hun gebruikers zich ten tijde van de inzet van de opsporingsbevoegdheden in Frankrijk op Nederlands grondgebied bevonden. Dat Frankrijk gegevens van gebruikers in Nederland heeft verkregen is inherent aan de grensoverschrijdende diensten die door Encrochat en SkyECC werden aangeboden. Dit leidt echter niet tot de conclusie dat het binnendringen in telefoons in Nederland door Franse autoriteiten moeten worden gezien als onderzoekshandelingen die (mede) onder verantwoordelijkheid van Nederland zijn uitgevoerd.
Het behoort dan ook niet tot de taak van de Nederlandse strafrechter om te toetsen of de wijze waarop dit Franse onderzoek is uitgevoerd strookt met de daarvoor in Frankrijk geldende rechtsregels noch of de Franse rechter hiervoor een machtiging heeft kunnen verlenen. De taak van de Nederlandse strafrechter is in dit geval ertoe beperkt te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van dit onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces overeenkomstig artikel 6, eerste lid, van het EVRM.
De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen waaruit zou kunnen blijken dat in het Franse onderzoek sprake is geweest van een evidente schending van artikel 6 EVRM dan wel van een schending van artikel 8 EVRM die zodanig ernstig is dat deze tevens een schending van artikel 6 EVRM oplevert. De rechtspraak van het EHRM waarop de verdediging een beroep heeft gedaan is in een geval als het onderhavige niet van toepassing (vgl. ECLI:NL:HR:2023:913, r.o. 6.24.4 en voetnoot 25). Die rechtspraak ziet immers niet op de interceptie van gegevens in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar de aanbieders van diensten waarmee berichten versleuteld kunnen worden verzonden, en naar de gebruikers van die diensten, in verband met de in relatie tot het aanbieden en het gebruik gerezen verdenkingen. Het interstatelijk vertrouwensbeginsel is dan ook onverkort van toepassing en brengt mee dat de Nederlandse strafrechter erop moet vertrouwen dat voor de interceptie in Frankrijk een toereikende wettelijke grondslag heeft bestaan en dat die interceptie in overeenstemming met het EVRM heeft plaatsgevonden.
De rechtbank verwerpt eveneens het verweer dat de verkrijging van de Encrochat- en SkyECC-gegevens in strijd is met Richtlijn 2002/58/EG en Richtlijn (EU) 2016/680. Richtlijn 2002/58/EG mist in deze zaak toepassing. Deze Richtlijn is erop gericht persoonsgegevens die worden geregistreerd of anderszins bekend worden door het gebruik van openbare elektronische-communicatiediensten te beschermen, onder meer doordat nader wordt genormeerd in welke gevallen en onder welke voorwaarden dergelijke gegevens mogen worden bewaard dan wel aan overheidsinstanties toegang kan worden verleend tot die gegevens. Dat is in deze zaak niet aan de orde (zie daarover verder ECLI:NL:HR:2023:913, r.o. 6.27.3). Richtlijn (EU) 2016/680 ziet op de
verwerkingvan persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten ten behoeve van de voorkoming, opsporing en vervolging van strafbare feiten en de tenuitvoerlegging van straffen, en dus niet op de
verkrijgingdaarvan.
Derde rechtmatigheidsverweer
Verwerking van Encrochat- en SkyECC-gegevens
Het verwerken van de Encrochat- en SkyECC-gegevens valt onder de werkingssfeer van Richtlijn (EU) 2016/680 (in Nederland geïmplementeerd in de Wet politiegegevens en de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens) en daarmee onder het Handvest. De Nederlandse wet biedt geen expliciete grondslag voor de verwerking van gegevens als in deze zaak aan de orde, die zijn verkregen in het kader van een buitenlands opsporingsonderzoek. Ook artikel 126uba Sv biedt die grondslag in strikte zin niet.
Het ontbreken van een wettelijke grondslag staat er echter niet aan in de weg dat het openbaar ministerie een machtiging vordert van de rechter-commissaris voor het gebruik van dergelijke gegevens in een strafrechtelijk onderzoek en dat die rechter-commissaris op die vordering beslist buiten situaties waarin de wet dit eist. Die bevoegdheid vloeit voort uit het systeem van de wet, waarin de rechter-commissaris krachtens artikel 170 Sv is belast met toezichthoudende bevoegdheden met betrekking tot het opsporingsonderzoek. In het algemeen wordt hieruit de opdracht afgeleid te waken over de rechtmatigheid en volledigheid van het opsporingsonderzoek. Aldus kan ook buiten het wettelijk kader betrokkenheid van de rechter-commissaris een noodzakelijke voorwaarde zijn om een bepaalde opsporingsmethode rechtmatig te doen zijn. In het bijzonder kan worden gedacht aan een machtiging door de rechter-commissaris ter zake van het gebruik van communicatiegegevens in gevallen waarin op voorhand is te verwachten of is te voorzien, dat de inbreuk op persoonlijke levenssfeer zeer ingrijpend kan zijn.
In de onderzoeken 26Lemont en 26Argus hebben rechters-commissarissen, naar aanleiding van vorderingen van officieren van justitie, machtigingen gegeven voor het binnendringen van een geautomatiseerd netwerk op grond van artikel 126uba Sv. In hun beschikkingen hebben de rechters-commissarissen overwogen dat de informatie niet op een andere, effectieve en minder ingrijpende wijze kon worden verkregen en worden gebruikt en hebben zij vervolgens voorwaarden geformuleerd teneinde de (mogelijke) privacy-schending zoveel mogelijk in te kaderen en zogenaamde ‘fishing expeditions’ te voorkomen. Pas na het verkrijgen van aanvullende toestemming van de rechters-commissarissen mochten de onderzoeksgegevens worden verstrekt aan een onderzoeksteam ten behoeve van de verwerking in een ander onderzoek. Dat is in de zaak Taxus ook gebeurd.
Voor zover door de verwerking van de Encrochat- en SkyECC-gegevens al sprake is van een inbreuk op enig grondrecht vervat in het Handvest en/of het EVRM, is die inbreuk naar het oordeel van de rechtbank door de aldus gevolgde werkwijze in voldoende mate bij wet voorzien. Van een vormverzuim is daarmee niet gebleken, nog daargelaten of het dan zou gaan om een vormverzuim in het voorbereidend onderzoek als bedoeld in artikel 359a Sv.
De rechtbank gaat voorts voorbij aan het standpunt van de verdediging dat de verwerking van de onderzoeksresultaten door de rechters-commissarissen zelf had moeten plaatsvinden, aangezien dat niet vereist is. De rechtbank gaat ook voorbij aan het verweer voor zover dat betrekking heeft op artikel 126uba lid 1 sub d Sv (het vastleggen van gegevens), omdat de verleende machtigingen zien op het binnendringen en onderzoek doen in geautomatiseerde werken en het bij het analyseren van gegevens daarbij niet gaat om de vastlegging van gegevens zoals bedoeld in sub d.
Ook verwerpt de rechtbank het verweer dat artikel 126dd Sv geen wettelijke grondslag biedt om onderzoeksgegevens uit de onderzoeken 26Lemont en 26Argus te delen met onderzoek Taxus. Artikel 126dd Sv biedt een uitzondering op de vernietigingsverplichting van bepaalde politiegegevens, maar is uitdrukkelijk niet bedoeld om het delen van die gegevens te beperken. Deze bepaling strekt dan ook niet ter bescherming van enig rechtens te respecteren belang van de verdachte. Een eventuele onjuiste toepassing van die bepaling kan daarom zonder rechtsgevolg blijven. Ook het verweer dat een foutieve grondslag is gebruikt voor het opvragen van de APN gegevens in de SkyECC zaken wordt verworpen. Dat hier sprake zou zijn van een onherstelbaar vormverzuim met nadeel voor de verdachte is niet gebleken.
Betrouwbaarheid van de Encrochat- en SkyECC-gegevens
Tot uitgangspunt mag worden genomen dat onderzoek dat onder verantwoordelijkheid van buitenlandse autoriteiten is uitgevoerd, op zodanige wijze is verricht dat de door dat onderzoek verkregen resultaten betrouwbaar zijn. Als echter aanwijzingen voor het tegendeel bestaan, is de rechter gehouden de betrouwbaarheid van die resultaten te onderzoeken.
De verdediging heeft onvoldoende concrete aanwijzingen naar voren gebracht waaruit zou kunnen worden afgeleid dat aan de betrouwbaarheid van het buitenlandse onderzoek moet worden getwijfeld. Anders dan de verdediging heeft gesteld, is niet gebleken dat het ontbreken van delen van gesprekken afdoet aan de betrouwbaarheid van de delen van de gesprekken die wél zijn verkregen. Ook overigens is, mede in het licht van het dossier, onvoldoende onderbouwd dat aan de betrouwbaarheid van de gegevens die zijn verkregen en in het dossier aanwezig zijn, zou moeten worden getwijfeld. De rechtbank gaat dan ook uit van de betrouwbaarheid van die gegevens en verwerpt dit verweer. Wel betracht de rechtbank extra behoedzaamheid bij de interpretatie van berichten en bij het bepalen van de context ervan, wanneer een deel van de berichten ontbreekt.
Conclusie
De rechtbank verwerpt de verweren van de verdediging.
5.5
Bewijsoverwegingen
De rechtbank heeft in bijlage 2 opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
5.5.1
PGP-berichten als bewijsmiddel
De verdediging heeft aangevoerd dat ontsleutelde berichten uit encrypted telefoons onvoldoende bewijs vormen, omdat sprake is van één bron en niet is voldaan aan het bewijsminimum van 342, lid 2, Sv. Ook is aangevoerd dat indien een bericht van de verdachte voor het bewijs wordt gebruikt, dit bericht als ‘verklaring van de verdachte’ moet worden aangemerkt, waarop artikel 341, lid 4, Sv van toepassing is. Daarin is bepaald dat het bewijs dat de verdachte een feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op grond van zijn eigen verklaring. Voorts moet behoedzaam met de inhoud van berichten worden omgegaan. Het is mogelijk dat berichten ontbreken. De context is niet altijd duidelijk. Er kan niet klakkeloos worden aangenomen dat berichten steeds over drugs gaan. De verdachten hebben bovendien maar wat geroepen, ze hebben opgeschept, onzin gepraat en uit verveling maar wat verstuurd. Voorts is onduidelijk of sprake is van doorgestuurde berichten. Hetzelfde geldt voor afgeluisterde gesprekken, aldus de verdediging.
De rechtbank stelt voorop dat de bewijsregel van artikel 342, lid 2, Sv betrekking heeft op
getuigenverklaringen. Het bewijs van een strafbaar feit mag niet uitsluitend worden gevonden in de verklaring van één getuige. Ontsleutelde berichten zijn evenwel schriftelijke bescheiden, meer in het bijzonder ‘andere geschriften’ als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv en kunnen voor het bewijs worden gebruikt ‘in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen’. Een ander bewijsmiddel kan tevens een ‘ander geschrift’ zijn (ECLI:NL:HR:2004:AO9131). Een bewezenverklaring die enkel op pgp-berichten steunt, betekent dus niet dat artikel 344, eerste lid, onder 5, Sv is geschonden, nu het bewijsmiddel van het ene andere geschrift (een pgp-bericht) steun vindt in een tweede ander geschrift (pgp-bericht) (vgl. conclusie AG ECLI:NL:PHR:2023:163). Omdat ontsleutelde berichten ‘andere geschriften’ zijn van de verschillende verdachten en geen verklaringen van die verdachten in de zin van artikel 341, lid 4, Sv zijn, is ook dit artikel niet van toepassing.
Wel heeft de rechtbank behoedzaamheid betracht bij het gebruik van ontsleutelde berichten voor het bewijs. Indien de context onvoldoende blijkt, bijvoorbeeld omdat berichten ontbreken, heeft dat uiteraard consequenties voor de bewijswaarde. De rechtbank heeft steeds beoordeeld of voldoende duidelijk is waarover de berichten gaan en heeft de context van die berichten en het overige bewijsmateriaal bij de duiding betrokken. Dat de verdachten vaak maar wat riepen en uit verveling maar wat verstuurden, blijkt niet uit het dossier.
Hetzelfde geldt voor afgeluisterde gesprekken. Ook bij de beoordeling van de bewijswaarde van deze gesprekken heeft de rechtbank steeds de context en het overige bewijsmateriaal betrokken.
De stelling dat niet altijd duidelijk zou zijn of het gaat om doorgestuurde berichten, volgt de rechtbank niet. Het dossier bevat talloze berichten waarin de naam van de oorspronkelijke schrijver van het bericht is te zien. Die berichten zijn kennelijk doorgestuurd. Wanneer berichtenreeksen zijn doorgestuurd, zijn steeds beide namen van de deelnemers van dat gesprek te zien in de doorgestuurde berichten.
Tot slot is nog door meerdere verdachten aangevoerd dat ook anderen gebruik maakten van hun PGP-account(s), zodat de inhoud van de berichten niet (altijd) voor hun rekening kan komen. De rechtbank stelt hierbij voorop dat geen van de verdachten zelf duidelijk heeft gemaakt wie degene(n) dan zou(den) zijn geweest die van hun account gebruik maakte(n) en wanneer. Daarbij heeft de rechtbank gezien dat doorgaans de berichten van één account qua aard, inhoud en taalgebruik passen bij één gebruiker. Ook heeft de rechtbank geconstateerd dat bij de deelnemers aan de gesprekken geen enkele verwarring bestond met wie werd gecommuniceerd. Dat zou je wel verwachten als meerdere personen van het account gebruik zouden maken, zeker ook gezien de onderwerpen die besproken werden. Het zou logisch zijn dat dan bij het starten van een gesprek de gebruiker zou aangeven wie hij was. Dat heeft de rechtbank ook geconstateerd bij de accounts sportsvr/audirszes die zijn toegeschreven aan [verdachte 13] . In sommige berichten valt te lezen dat de gebruiker schreef: “Ik ben Tyson”, zodat duidelijk werd dat het niet [verdachte 13] was die op dat moment gebruik maakte van die accounts. Deze berichten van “Tyson” worden door de rechtbank dan ook niet toegeschreven aan [verdachte 13] . Verder heeft de rechtbank bij de verschillende berichtenreeksen een dergelijke aankondiging niet gezien.
Deze verweren worden dan ook verworpen.
5.5.2
PGP-identificaties
5.5.2.1 PGP-identificatie [verdachte 1]
Ennetcom
Aan [verdachte 1] wordt het Ennetcom-account ‘935v735886@ennetcom.com’ toegeschreven.
Uit het dossier volgt dat [verdachte 2] dit account in de periode van 13 maart 2013 tot en met 9 mei 2013 heeft gebruikt. Op 28 april 2013 zei [verdachte 2] tegen ‘Jutter’ dat hij deze telefoon aan “ouwe” gaat geven. Ouwe betreft een bijnaam van [verdachte 1] .
Vanaf 9 mei 2013 heeft ‘jutter’ dit account opgeslagen als ‘Walter’. Uit het dossier volgt dat ook de gebruiker van het Encrochat-account ‘borneos’ ( [verdachte 18] ), het account van [verdachte 1] (‘outdoorfeline’) heeft opgeslagen als ‘Walter’.
[betrokkene 3] heeft voorts verklaard dat hij contact heeft gehad met ene ‘Walter’ over de handel in cocaïne en dat de echte naam van ‘Walter’ [verdachte 1] is. Tijdens zijn verhoor zijn foto’s getoond van [verdachte 1] en [betrokkene 3] heeft hem herkend als [verdachte 1] /Walter.
Op 9 mei 2013 vroeg ‘Jutter’ aan ‘Walter’ of hij hem morgen nog ergens heen moest brengen. Walter reageerde daarop dat dit niet hoefde, maar dat hij morgen jarig was en dat ‘Jutter’ welkom was. [verdachte 1] is op 10 mei jarig.
Tot slot is het taalgebruik van ‘Walter’ herkenbaar, bijvoorbeeld doordat hij het woord “moet” schrijft als “moed”. Dit komt ook naar voren bij de gesprekken die door [verdachte 1] worden gevoerd via zijn Encrochat-account ‘outdoorfeline’ (zie hierna).
Gelet op voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] vanaf 9 mei 2013 de gebruiker is geweest van het Ennetcom-account 935v735886@ennetcom.com.
PGP-Safe
Aan [verdachte 1] wordt het PGP-Safe-account ‘180cm37@pgpvipclub.com’ toegeschreven.
Dit account stond bij een andere PGP-Safe gebruiker, te weten ‘mwcv265v@pgpsafe.net’ opgeslagen als “ouwe ouwe”. Zoals hiervoor overwogen is ‘ouwe’ een bijnaam van [verdachte 1] .
Uit de gesprekken tussen hen in de periode van 30 april 2017 tot en met 1 mei 2017 volgt dat ‘ouwe ouwe’ een zanger nodig heeft voor een begrafenis op 4 april 2017 om 13.00 uur. Uit verdere tapgesprekken blijkt dat een bekende van [verdachte 1] euthanasie heeft gepleegd en dat de begrafenis plaatsvond op 4 mei 2017 om 13.00 uur.
Op 1 mei 2017 zei ‘ouwe ouwe’ dat hij bij De Lier was en daarna in het ziekenhuis bij zijn zus in Voorburg. In die periode lag de zus van [verdachte 1] in het ziekenhuis.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] de gebruiker is geweest van het PGP Safe-account ‘180cm37@pgpvipclub.com’.
Encrochat
Aan [verdachte 1] wordt het Encrochat-account ‘outdoorfeline’ toegeschreven.
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij van dit Encrochat-account gebruik maakte. De rechtbank stelt daarmee vast dat [verdachte 1] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account “outdoorfeline”.
SkyECC
Aan [verdachte 1] wordt het SkyECC-account ‘O12QLT’ toegeschreven.
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van de berichtendienst SkyECC.
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 1] in Spanje is een telefoon aangetroffen met de SkyECC-applicatie. Deze mobiele telefoon heeft als IMEI-nummer [IMEI nummer] (9). Uit de Sky ECC-(meta)data is gebleken dat het SkyECC-account ‘O12QLT’ gebruik heeft gemaakt van voornoemd IMEI-nummer.
Dit SkyECC-account maakte gebruik van de naam ‘ouwe’, een bijnaam van [verdachte 1] .
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] de gebruiker is geweest van het Sky ECC-account ‘O12QLT”.
Te
n aanzien van alle accounts
De berichten die met al deze accounts zijn verstuurd en ontvangen volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat deze accounts door meerdere personen werden gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar deze accounts van [verdachte 1] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.2 PGP-identificatie [verdachte 2]
Ennetcom
Aan [verdachte 2] wordt het Ennetcom-account 935v735886@ennetcom.com toegeschreven. Dit account zou hij in de periode van 13 maart 2013 tot en met 9 mei 2013 hebben gebruikt.
Uit het dossier volgt dat dit account bij een ander Ennetcom-account staat opgeslagen als ‘pik’. ‘Pik’ is een bijnaam van [verdachte 2] . Het account heeft op enig moment contact met iemand die staat opgeslagen als ‘jutter’. Zij voeren op 25 april 2013 gesprekken waaruit kan worden opgemaakt dat zij beiden op zoek zijn naar ‘ouwe’, de vader van ‘pik’. ‘Ouwe’ is een bijnaam voor [verdachte 1] , de vader van [verdachte 2] .
Door ‘pik’ en ‘jutter’ worden op 25 en 26 april 2013 verder gesprekken gevoerd over de aanhouding van ‘ouwe’. Op 25 april 2013 is [verdachte 1] aangehouden in Delft voor overtreding van de Opiumwet.
Op 28 april 2013 zegt ‘pik’ dat hij deze telefoon (met het account 935v735886@ennetcom.com) aan ‘ouwe’ gaat geven. Vanaf 9 mei 2013 staat het account in de telefoon van ‘jutter’ opgeslagen onder de naam ‘walter’. Dat is een andere bijnaam van [verdachte 1] .
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat het Ennetcom-account 935v735886@ennetcom.com in de periode van 13 maart 2013 tot en met 8 mei 2013 toebehoorde aan [verdachte 2] . Nu er geen enkele aanwijzing is dat dit account gedurende deze periode door meerdere personen is gebruikt, oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 2] afkomstig en voor hem bestemd waren.
Encrochat
Aan [verdachte 2] worden de Encrochat-accounts ’ancientpuppy’ en ‘infamousvest’ toegeschreven. [verdachte 2] heeft hier geen verklaring over af willen leggen.
Het account ‘ancientpuppy’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met het IMEI-nummer [IMEI nummer] . Dit IMEI-nummer was actief in de periode van 21 februari 2020 tot en met 15 mei 2020. Dit IMEI-nummer maakte in deze periode het vaakst verbinding met een basisstation aan [locatie 2] te Den Haag. De woning van [verdachte 2] aan de [locatie 1] in Den Haag valt binnen het bereik van dit basisstation. Het IMEI-nummer verplaatste zich ook tegelijk met de mobiele telefoon van [verdachte 2] met het nummer [telefoonnummer] .
Voor het account ‘infamousvest’ werd een mobiele telefoon gebruikt met het IMEI-nummer [IMEI nummer] . Dit nummer was actief van 21 mei 2020 tot en met 12 juni 2020. Het basisstation aan [locatie 2] te Den Haag, waaronder ook de woning van [verdachte 2] valt, werd in die periode het meest aangestraald door het toestel.
Uit Encrochatgesprekken tussen ‘outdoorfeline’ (het Encrochat-account van [verdachte 1] ) en ‘inanimatemuffin’ (het Encrochat-account van [verdachte 10] ) volgt dat zij het over ‘pik’ hebben als zij het hebben over het account ‘ancientpuppy’. Tegen ‘secretram’ (het Encrochat-account van [verdachte 5] ) zegt ‘ancientpuppy’ zelf “dit is pik”.
Op 15 mei 2020 stuurt ‘ancientpuppy’ voorts een foto van de achterkant van een rijbewijs van [betrokkene 4] naar ‘secretram’ met de opmerking dat hij die persoon naar ‘secretram’ gaat brengen. Op die dag ziet het observatieteam dat [verdachte 2] en [betrokkene 4] vanaf de woning van [verdachte 2] in een auto vertrekken. Enige tijd later ziet het observatieteam dat [betrokkene 4] uit de auto van [verdachte 2] stapt en als bijrijder instapt bij [verdachte 5] .
Op 23 mei 2020 stuurde ‘inanimatemuffin’ de vraag: “wie?” naar Encrochat-gebruiker ‘infamousvest’. Deze laatste stuurde als antwoord ‘pik’. Vervolgens vroeg ‘inanimatemuffin’ of de oude mail weg kan. ‘infamousvest’ bevestigde dit.
Zowel het account van ‘ancientpuppy’ als ‘infamousvest’ zijn door anderen opgeslagen als ‘pik’.
Het account ‘ancientpuppy’ staat ook opgeslagen als ‘slaapkop’ en het account ‘infamousvest’ als ‘zoon ouwe new’.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 2] gebruik maakte van het Encrochat-account ‘ancientpuppy’ in de periode van 21 februari 2020 tot en met 15 mei 2020 en van het Encrochat-account ‘infamousvest’ in de periode van 21 mei 2020 tot en met 12 juni 2020. De berichten die met deze accounts zijn verstuurd en ontvangen volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat deze accounts door meerdere personen werden gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 2] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 2] wordt het SkyECC-account ‘4CA2E3’ toegeschreven. [verdachte 2] heeft hier geen verklaring voor gegeven.
Op 16 september 2020 is [verdachte 2] aangehouden in zijn woning aan de [locatie 1] te Den Haag. Deze woning is doorzocht. Tijdens deze doorzoeking werd een telefoon, een iPhone 7, aangetroffen. Op deze telefoon stond de SkyECC applicatie. Het SkyECC-account ‘4CA2E3’ maakte gebruik van deze telefoon. De bijnamen van het account ‘4CA2E3’ waren onder meer ‘pik’ en ‘zoon ouwe’. Zoals hiervoor al beschreven is een bijnaam van [verdachte 2] ‘pik’ en een bijnaam van zijn vader [verdachte 1] ‘ouwe’.
Gelet op vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 2] de gebruiker is geweest van het SkyECC-account ‘4CA2E3’. De berichten die met dit account zijn verstuurd volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat dit account door meerdere personen werd gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van dit account van [verdachte 2] afkomstig waren.
ANOM
Aan [verdachte 2] wordt het ANOM-account ‘Linetool’ toegeschreven. [verdachte 2] heeft hier geen verklaring over willen afleggen.
De voorlopige hechtenis van [verdachte 2] is op 17 maart 2021 door de rechtbank geschorst en hij is die dag in vrijheid gesteld. Via dit account zijn op 23 maart 2021 voor het eerst berichten verstuurd.
De gebruiker van het account ‘Linetool’ ging op enig moment naar een camping. Uit het dossier volgt dat de telefoon van ‘Linetool’ op dat moment de telefoonmast aanstraalde in het gebied van de camping [camping] aan de [locatie 47] in Wassenaar. [verdachte 2] verblijft ook regelmatig op deze camping.
Op 22 april 2021 stuurde ‘Linetool’ een bericht dat hij al een week ziek op bed lag met vermoedelijk corona. Uit een telefoongesprek op 24 april 2021 tussen [verdachte 1] en zijn zus [betrokkene 92] volgt dat meerdere familieleden corona hebben en dat [verdachte 2] ook ziek op bed ligt.
Op 10 mei 2021 stuurde ‘Linetool’ een bericht met de vraag “Al wat van auto gehoord word gek van dat afhankelijk zijn”. De auto van [verdachte 2] is op 13 april 2021 in beslag genomen door de politie.
Op 11 mei 2021 stuurde ‘Linetool’ vervolgens een bericht dat hij “gisteren pa zijn verjaardag [heeft] gevierd met [een] vuurwerkshow bij de gevangenis”. [verdachte 1] is op 10 mei jarig en zat op dat moment gedetineerd.
Gelet op vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 2] de gebruiker is geweest van het ANOM-account ‘Linetool’. Nu er geen enkele aanwijzing is dat dit account door meerdere personen is gebruikt, oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 2] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.3 PGP-identificatie [verdachte 3]
Encrochat
Aan [verdachte 3] wordt het Encrochat-account ‘risky.business’ toegeschreven. [verdachte 3] heeft verklaard dat hij van dit Encrochat-account gebruik maakte.
De rechtbank stelt daarom vast dat [verdachte 3] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘risky.business’. De berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 3] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 3] wordt het SkyECC-account ‘B8IL4S’ toegeschreven. [verdachte 3] heeft hier geen verklaring over afgelegd.
Het SkyECC-account ‘B8IL4S’ wordt gebruikt door een telefoon met het IMEI-nummer [IMEI nummer] . Dit betreft een mobiele telefoon van het merk Apple, model iPhone 6S. Het SkyECC-account maakte gebruik van een simkaart met IMSI-nummer [IMEI nummer] . Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 3] op 16 september 2020 is een iPhone 6S aangetroffen met een simkaart met dit IMSI-nummer.
Het account ‘B8IL4S’ is bij andere SkyECC gebruikers onder andere opgeslagen als ‘bril’. Dit is een bijnaam van [verdachte 3] .
Daarnaast heeft de gebruiker van het SkyECC -account ‘B8IL4S’ dezelfde manier van schrijven als de gebruiker van voornoemd Encrochat-account ‘risky.business’. Zo beginnen beiden hun berichten regelmatig met “Gdm” (goedemorgen) of “Gda” (goedenavond).
Tot slot geeft de gebruiker van ‘B8IL4S’ op 9 september 2020 om 15:44 uur aan dat hij bij Deil is en onderweg is naar Utrecht. Op 9 september 2020 om 15:40 uur straalde de mobiele telefoon van [verdachte 3] met nummer [telefoonnummer] aan op een basisstation aan de Mr. W.M. Kolffstraat 34 in Deil.
Gelet op vorenstaande omstandigheden stelt de rechtbank vast dat [verdachte 3] de gebruiker is van het SkyECC-account ‘B8IL4S’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van [verdachte 3] afkomstig waren.
PGP-Safe
Aan [verdachte 3] wordt het PGP Safe-account ‘c937xk@exclusivePGP.com’ toegeschreven.
De gebruiker van het account c937xk@exclusivePGP.com staat bij PGP Safe-gebruiker mwcy265v@PGPsafe.net opgeslagen als ‘bril’. Dit betreft een bijnaam van [verdachte 3] .
Ter terechtzitting heeft [verdachte 3] verklaard over de berichten die zijn verstuurd met het genoemde PGP-Safe account en heeft hij niet ontkend dat hij deze berichten heeft verstuurd.
5.5.2.4 PGP-identificatie [verdachte 5]
Encrochat
Aan [verdachte 5] worden de Encrochat-accounts ‘secretram’ en ‘prizehunter’ toegeschreven. [verdachte 5] heeft geen verklaring afgelegd ten aanzien van het gebruik van deze Encrochat-accounts.
Ten aanzien van ‘secretram’
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat het telefoonnummer [telefoonnummer] op naam stond van [verdachte 5] en dat hij dit telefoonnummer ook daadwerkelijk in gebruik had. Tevens staat vast dat het userID ‘secretram’ gekoppeld was aan het IMEI-nummer: [IMEI nummer] en in de periode van 1 januari 2020 tot en met 14 mei 2020 actief was en in deze periode verbinding maakte met het basisstation op de [locatie 4] Spaarndam. Het adres van [verdachte 5] , [locatie 48] , valt binnen het bereik van dit basisstation.
Op 15 april 2020 vond voorts een gesprek plaats tussen ‘secretram’ en ‘ancientpuppy’ ( [verdachte 2] ), waaruit volgde dat [betrokkene 4] naar ‘secretram’ zou komen. Door ‘secretram’ werd het adres [locatie 3] opgegeven. Vervolgens werd eerst om 15:00 uur afgesproken bij het ‘oude pand zwanenburg’. Uit observatiegegevens bleek dat die dag een voertuig met [betrokkene 4] als bestuurder werd waargenomen op de Veneweg te Zwanenburg. [betrokkene 4] stapte vervolgens als bijrijder in een ander voertuig. De bestuurder van dit voertuig betrof [verdachte 5] . Na een tussenstop zijn [verdachte 5] en [betrokkene 4] naar het adres [locatie 3] te Lijnden gereden. Uit het dossier is bovendien gebleken dat voornoemd adres sinds 4 november 2019 op naam staat van [verdachte 5] .
Bij meerdere Encrochat-gebruikers stond ‘secretram’ opgeslagen onder de naam ‘Kuifje’. In meerdere chatgesprekken wordt gerefereerd aan ‘Kuifje’ waarmee kennelijk [verdachte 5] wordt bedoeld. [verdachte 1] verklaarde tevens (impliciet) dat hij met ‘Kuifje’ [verdachte 5] bedoelt.
Ten aanzien van ‘prizehunter’
Het userID ‘prizehunter’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met IMEI-nummer: [IMEI nummer] . Uit de historische verkeersgegevens van dit IMEI-nummer is gebleken dat de mobiele telefoon met dit IMEI-nummer actief was in de periode 9 juni 2020 tot en met 13 juni 2020. De mobiele telefoon straalde in deze periode het vaakst aan op het KPN-basisstation gelegen aan de [locatie 4] te Spaarndam. Het verblijfadres van [verdachte 5] valt binnen het bereik van dit basisstation.
Uit onderzoek van diverse andere Encrochat-gebruikers is gebleken dat ook ‘prizehunter’ stond opgeslagen als ‘Kuifje’. Op 9 juni 2020 stuurde ‘prizehunter’ naar ‘badbutter’ het bericht: ‘Hello mate my new mail’. Verder stuurde ‘prizehunter’ op 10 juni 2020 naar ‘outdoorfeline’ het bericht ‘Kuifje’.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat de accounts ‘secretram’ en ‘prizehunter’ opvolgende accounts van elkaar zijn en door één en dezelfde persoon zijn gebruikt. Bij beide Encrochat-accounts werden immers overeenkomstige bijnamen gebruikt en de gebruiker van het account ‘prizehunter’ stelt zich ten aanzien van andere Encrochat-accounts voor met dezelfde bijnaam ‘kuifje’ die eerder was verbonden aan het Encrochat-account ‘secretram’.
Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank voorts vast dat [verdachte 5] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘secretram’ en ‘prizehunter’. De verdediging heeft aangevoerd dat de ontmoeting tussen [betrokkene 4] en [verdachte 5] niet heeft plaatsgevonden omdat [betrokkene 4] zegt dat hij geen ontmoeting heeft gehad. Dit volgt de rechtbank niet. Uit het observatieverslag volgt immers dat de verbalisanten [betrokkene 4] en [verdachte 5] herkend hebben van een foto van het tactisch team. De rechtbank heeft geen reden eraan te twijfelen. Daarbij komt dat diezelfde dag een screenshot van het rijbewijs van [betrokkene 4] aan ‘secretram’ gestuurd was met de mededeling dat deze naar ‘secretram’ zou komen én de gebruiker van ‘secretram’ een adres opgeeft dat bij [verdachte 5] in gebruik is. Bovendien wijzen de overige genoemde feiten en omstandigheden in de richting van [verdachte 5] . Dit alles tezamen maakt dat er bij de rechtbank geen twijfel is dat [verdachte 5] de gebruiker is van ‘secretram’. Nu ‘prizehunter’ het opvolgende account is, is [verdachte 5] ook de gebruiker van dat account.
De berichten die met deze accounts zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van deze accounts. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van [verdachte 5] afkomstig waren of voor hem bestemd.
SkyECC
Aan de verdachte wordt het SkyECC-account ‘TG7XF7’ toegeschreven. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd over het gebruik van SkyECC-account ‘TG7XF7’. De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het onderzoek 26Argus volgt dat de mobiele telefoon met IMEI-nummer [IMEI nummer] was gekoppeld aan het SkyECC-account ‘TG7XF7’. Dit IMEI-nummer was gekoppeld aan een mobiele telefoon van het merk Apple, model IPhone 6. Bij de aanhouding van de verdachte en de daaropvolgende doorzoeking in de woning van de verdachte werd een Apple IPhone 6 met het IMEI-nummer [IMEI nummer] aangetroffen. Deze mobiele telefoon bleek voorzien van de SkyECC-applicatie.
Vervolgens zijn in de periode van 1 juli 2020 tot en met 16 september 2020 de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon met het IMEI-nummer [IMEI nummer] onderzocht. Hieruit bleek dat in voornoemde periode het meest aangestraalde basisstation was gelegen aan de [locatie 4] te Spaarndam. Het verblijfadres van [verdachte 5] valt binnen de zendrichting en het theoretische bereik van voornoemd basisstation.
Op grond van het voornoemde stelt de rechtbank vast dat [verdachte 5] de gebruiker is geweest van het SkyECC-account ‘TG7XF7’ in de periode van 1 juli 2020 tot en met 16 september 2020.
5.5.2.5 PGP-identificatie [verdachte 10]
Encrochat
Aan [verdachte 10] wordt het Encrochat-account ‘inanimatemuffin’ toegeschreven. De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat het IMEI-nummer [IMEI nummer] behoort bij een PGP-telefoon. De user-ID ‘inanimatemuffin’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met dit IMEI-nummer. Uit de verkeersgegevens van deze mobiele telefoon bleek dat het toestel verbindingen maakte in de periode van 3 maart 2020 tot met 11 juni 2020. In deze periode maakte de mobiele telefoon hoofdzakelijk verbinding met het basisstation gelegen aan het Julialaantje 38 te Rijswijk. [verdachte 10] stond in die periode ingeschreven op het adres [locatie 5] te 's-Gravenhage. Dit adres valt binnen het theoretische bereik van dit basisstation.
Verder volgt uit een chatgesprek van 25 april 2020 tussen de Encrochat-accounts ‘inanimatemuffin’ en ‘outdoorfeline’ (het Encrochat-account van [verdachte 1] ) dat voor drie personen tickets waren geregeld en door ‘inanimatemuffin’ waren ontvangen op zijn privé telefoon. Uit afgeluisterde telefoongesprekken tussen [verdachte 4] en [verdachte 1] bleek dat zij op 25 april 2020 spraken over het boeken van een vlucht van Malaga naar Dublin en vervolgens naar Amsterdam. Hierbij werd gesproken over drie tickets, waarbij ook een ticket voor ‘Ben’ moest worden besteld. Uit de Passagiers Informatie ten aanzien van [verdachte 1] bleek dat op 25 april 2020 drie vliegtickets waren geboekt voor [verdachte 1] , [betrokkene 5] en [verdachte 10] . Uit afgeluisterde telefoongesprekken van 29 april 2020 tussen [verdachte 1] en [verdachte 2] bleek de vlucht niet door te gaan. Op diezelfde dag liet ‘outdoorfeline’ aan ‘inanimatemuffin’ weten dat de vlucht niet door zou gaan en dat zij met de auto zouden vertrekken. In de IPhone van [verdachte 1] staat het gewone telefoonnummer van [verdachte 10] onder de naam ‘ [naam 1] ’ opgeslagen.
Uit voorgaande volgt dat [verdachte 10] de gebruiker is van het Encrochat-account ‘inanimatemuffin’. Daarbij zijn de berichten en het afgeluisterde gesprek aangaande de reis naar Spanje het meest in het oog springend. Daaruit volgt dat er voor onder andere [verdachte 10] en [verdachte 1] een vlucht was geboekt en dat aan ‘inanimatemuffin’ en het Encrochat-account van [verdachte 1] wordt doorgegeven dat de vlucht niet doorgaat. Hieruit volgt zonder twijfel dat ‘inanimatemuffin’ [verdachte 10] is. De aanwijzingen van de naam ‘Ben’ en het bereik van het basisstation vormen daarvoor bovendien steunbewijs.
De berichten die met dit account zijn verzonden en ontvangen, volgen voorts logisch op elkaar en de rechtbank heeft onvoldoende aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Dat de gebruiker met verschillende namen in telefoons van anderen is opgeslagen is daarvoor geen aanwijzing. Anderen kunnen [verdachte 10] immers op verschillende wijze opslaan. Daarbij is nergens een bericht te zien waarin iemand zich kenbaar maakt als iemand anders dan [verdachte 10] en evenmin is te zien dat iemand zich afvraagt of ze met [verdachte 10] of met iemand anders te maken hebben. Dat iemand de bijnaam ‘Ben’ niet kent, maakt niet dat deze dacht dat verschillende gebruikers gebruik maakten van dit in account. Overigens zegt [verdachte 10] ook zelf niet welke berichten hij dan wel of niet zou hebben gestuurd en evenmin dat hij deze telefoon met meerderen (bijvoorbeeld met zijn broers zoals door de verdediging is betoogd) heeft gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 10] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 10] wordt het SkyECC-account ‘K617LO’ toegeschreven. De verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Op 16 september 2020 is uit een BMW voorzien van kenteken [kenteken 1] een Apple IPhone 7 mobiele telefoon in beslaggenomen. Deze auto was in gebruik bij [verdachte 10] . Deze mobiele telefoon is uitgelezen en daarop is de SKY-applicatie aangetroffen. Deze telefoon bevat gesprekken van het Sky ECC-account K617LO met gebruikersnaam ‘Plakband’. Uit het dossier blijkt dat Encrochat-account ‘inanimatemuffin’ (zoals hiervoor is vastgesteld in gebruik bij [verdachte 10] ) door Encrochat-account ‘ancientpuppy’ ook was opgeslagen als ‘plakband’.
Verder volgt uit een chatgesprek in de periode van 23 juni 2020 tot en met 25 juni 2020 tussen Sky-accounts ‘K617LO’ en ‘DK8UG2’ dat de gebruiker van ‘K617LO’ een werkgeversverklaring en een loonstrook naar de IND gaat sturen, waarop de burgerlijke staat ongehuwd staat vermeld, terwijl dit gehuwd moet zijn. Uit onderzoek bleek dat [verdachte 10] op 13 juli 2020 een ondertekende werkgeversverklaring en salarisstrook aan de IND heeft gestuurd waarop staat vermeld dat hij ongehuwd is. [verdachte 10] is gehuwd. De vrouw van [verdachte 10] , [betrokkene 6] , heeft de Turkse nationaliteit en beschikt over een verblijfsvergunning met als ingangsdatum 16 juni 2015. Deze verblijfsvergunning is met ingang van 14 juli 2020 verlengd tot 16 juni 2025.
Uit voorgaande volgt dat [verdachte 10] de gebruiker is geweest van SkyECC-account ‘K617LO’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Voor het overige geldt hetzelfde als hiervoor is gerelateerd over het gebruik van het Encrochat-account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 10] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.6 PGP-identificatie [verdachte 7]
Encrochat
Aan [verdachte 7] wordt het Encrochat-account ‘bravelemur’ toegeschreven.
heeft gezwegen over het gebruik van dit account.
Het account ‘bravelemur’ werd gebruikt op een telefoon voorzien van het IMEI-nummer [IMEI nummer] . Dit IMEI-nummer maakte het meest gebruik van het basisstation aan de Jonkheer van Riemsdijklaan 108 168 te Den Haag. Onder dit basisstation valt de woning van de vriendin van [verdachte 7] , [betrokkene 7] , aan het [locatie 6] in Den Haag.
Op 4 mei 2020 stuurde ‘bravelemur’ berichten aan [verdachte 1] waaruit kan volgen dat hij in Panama is geweest. In de periode vanaf 9 maart 2020 tot en met 13 maart 2020 maakte de telefoon met voormeld IMEI-nummer verbinding in Panama. Op 14 maart 2020 tussen 13.02 uur en 15.24 uur maakte het toestel verbinding in Spanje en op 14 maart 2020 vanaf 17.14 uur maakte het toestel verbinding in Nederland. Uit de vluchtgegevens van [verdachte 7] blijkt dat hij voor 14 maart 2020 een vlucht had geboekt van Madrid naar Amsterdam.
In de periode van januari 2020 tot en met maart 2020 straalde de telefoon voorts meerdere keren aan in het buitenland, waaronder Spanje. Uit de vluchtgegevens van [verdachte 7] volgt dat hij op een aantal van die momenten ook vluchten had geboekt van en naar Spanje.
Het account ‘bravelemur’ staat bovendien bij andere Encrochat-gebruikers onder andere opgeslagen als ‘ [verdachte 7] ’, ‘Malaga’, ‘Soef/Souf/Zoef’, ‘Leiden’ en ‘Marok’. Deze bijnamen kunnen allemaal verwijzen naar [verdachte 7] . Uit diverse gesprekken is immers gebleken dat de gebruiker van het account ‘bravelemur’ de Arabische taal spreekt en van Marokkaanse origine zou zijn. Ook zou hij regelmatig in Leiden verblijven, dan wel daar woonachtig zijn. Per 14 december 2015 is [verdachte 7] geëmigreerd naar Malaga in Spanje. Tot slot blijkt uit de berichten van ‘bravelemur’ dat hij zichzelf ‘Souf’ noemt. Uit OVC-gesprekken bij [betrokkene 27] volgt dat [verdachte 4] [verdachte 7] ‘Souf’ noemt.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 7] de gebruiker is van het Encrochat-account ‘bravelemur’. De berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 7] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 7] wordt het Sky ECC-account ‘5005A2’ toegeschreven. [verdachte 7] heeft gezwegen over het gebruik van dit account.
Zoals hiervoor beschreven was [verdachte 7] de gebruiker van het Encrochat-account ‘bravelemur’. Op 3 april 2020 en 18 mei 2020 vertelde [verdachte 7] via dit account aan verschillende personen dat zijn SkyECC-account ‘5005A2’ was.
Dit SkyECC-account maakte voorts gebruik van een Apple IPhone 6 met IMEI-nummer [IMEI nummer] . Deze telefoon is op 16 september 2020 aangetroffen bij de doorzoeking van de verblijfplaats van [verdachte 7] .
Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat [verdachte 7] de gebruiker is geweest van het SkyECC-account ‘5005A2’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van [verdachte 7] afkomstig waren.
5.5.2.7 PGP-identificatie [verdachte 8]
Encrochat
Aan [verdachte 8] worden de Encrochat-accounts ‘sillyfly’ en ‘ithran’ toegeschreven.
heeft gezwegen over het gebruik van deze accounts.
Uit de gesprekken van ‘sillyfly’ bleek dat op 30 april 2020 een bericht was verstuurd naar ‘outdoorfeline’ ( [verdachte 1] )
"Ik heb nieuwe mail : ik heb je uitgenodigd: ithran".Vanaf het account ‘ithran’ werd voorts op 30 april 2020 een bericht verstuurd naar ‘limpbeta’
“Met Mo torrequebrada. die is mijn niuwe mail”.Hieruit volgt dat ‘sillyfly’ en ‘ithran’ opeenvolgende accounts zijn en dat deze door dezelfde persoon zijn gebruikt.
Het Encrochat-account ‘sillyfly’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met het IMEI-nummer [IMEI nummer] . De mobiele telefoon met dit IMEI-nummer was actief vanaf 1 december 2019 tot en met 1 mei 2020. In deze periode maakte de mobiele telefoon het vaakst verbinding met een viertal basisstations in Amsterdam. Het adres van [verdachte 8] , het adres [locatie 7] , 1069 RS Amsterdam ligt in de nabijheid van de vier aangestraalde basisstations.
Uit de berichten zoals verstuurd door ‘ithran’ blijkt deze uit Amsterdam en Benalmadena te komen, Spaans spreekt en zichzelf voorstelt als [verdachte 8] en Mo Torrequebrada.
[verdachte 8] was woonachtig op het adres [locatie 8] in Benalmádena. Het adres [locatie 8] te Benalmádena is gelegen in de wijk Torrequebrada. Daarnaast hebben diverse Encrochat-gebruikers Spaanstalige berichten naar ‘sillyfly’ en ‘ithran’ gestuurd. [verdachte 8] heeft ter zitting verklaard de Spaanse taal te spreken.
Voorts bleek dat andere Encrochat-gebruikers ‘sillyfly’ en ‘ithran’ hebben opgeslagen onder de namen: ‘Holandes’, ‘ [betrokkene 45] ’, ‘ [betrokkene 45] 2’, ‘Amsterdam’, ‘Mo [betrokkene 45] ’, ‘Holandes Nuevo’, ‘Mokees’, ‘ [verdachte 8] Keiss’, ‘Ithiyar Neu’, ‘ [betrokkene 45] Spanje’. Deze bijnamen kunnen verwijzen naar [verdachte 8] . Hij verbleef immers zowel in Spanje als in Nederland en uit een politieregistratie uit 2013 is gebleken dat [verdachte 8] als bijnaam ‘ [betrokkene 45] ’, Mo [betrokkene 45] ’ of een combinatie daarvan gebruikte.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 8] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘sillyfly’ en ‘ithran’. De berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar deze accounts van [verdachte 8] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.8 PGP-identificatie [verdachte 6]
Encrochat
Aan [verdachte 6] wordt het Encrochat-account ‘don-pedro’ toegeschreven. [verdachte 6] heeft ter zitting verklaard dat hij gebruik heeft gemaakt van dit Encrochat-account.
De rechtbank stelt dan ook vast dat [verdachte 6] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘don-pedro’.
[verdachte 6] heeft voorts verklaard dat hij anderen gebruik liet maken van zijn PGP-telefoon en dat hij dus niet alle gesprekken via het genoemde account heeft gevoerd.
[verdachte 6] heeft evenwel niet concreet verklaard wie dan gebruik maakten van zijn telefoon en op welke momenten. Voorts stelt de rechtbank vast dat de berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden logisch op elkaar volgen. De rechtbank heeft ook geen enkele concrete aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Zo is nergens een bericht te zien waarin iemand zich kenbaar maakt als iemand anders dan [verdachte 6] en evenmin is te zien dat iemand zich afvraagt of ze met [verdachte 6] of met iemand anders te maken hebben. Dat, zoals door de raadsman is aangevoerd, verschillende gebruikers dit in persoon of via een ander communicatiemiddel kunnen hebben afgesproken, acht de rechtbank hoogst onwaarschijnlijk. Daar komt bij dat [verdachte 6] dit zelf ook helemaal niet verklaard heeft. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 6] afkomstig en voor hem bestemd waren.
PGP-Safe
Aan [verdachte 6] wordt het PGP-Safe-account ‘bulky-stone’ toegeschreven. [verdachte 6] heeft ter zitting verklaard dat hij wel eens gebruik heeft gemaakt van dit PGP-Safe-account, maar dat hij niet in het bezit was van de mobiele telefoon waar dit account op stond geïnstalleerd en dat anderen ook gebruik van maakten.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de gebruiker is geweest van het PGP-Safe-account ‘bulky-stone’. Niet alleen zegt [verdachte 6] zelf dat hij er gebruik van heeft gemaakt, maar ook uit de bewijsmiddelen volgt voldoende wettig en overtuigend bewijs dat [verdachte 6] de gebruiker was van dat account. Ten aanzien van het verweer dat anderen ook gebruik zouden hebben gemaakt van dit account geldt ook voor dit account dat [verdachte 6] niet concreet verklaart wie dan gebruik maakten van zijn telefoon en op welke momenten. Uit de gesprekken met dit account volgt evenmin enige verwarring tussen gespreksdeelnemers over de identiteit van de persoon met wie gesproken wordt. Voor het overige geldt ook ten aanzien van dit account het hiervoor genoemde ten aanzien van het Encrochat-account ‘don pedro’. De rechtbank oordeelt daarmee dat alle berichten van en naar het PGP-Safe-account ‘bulky-stone’ van [verdachte 6] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 6] wordt het SkyECC-account ‘1GN5RP’ toegeschreven. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat het mogelijk is dat hij van dit SkyECC-account gebruik heeft gemaakt.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit het dossier is gebleken dat het Encrochat-account ‘don-pedro’ op 26 maart 2020 van een andere Encrochat-account de vraag krijgt of hij al Sky heeft, ‘don-pedro’ antwoordt bevestigend en stuurt daarbij een afbeelding van SkyECC-account ‘1GN5RP’, waarbij staat vermeld dat de status beschikbaar is en het account nog 176 dagen geldig is.
Uit de SkyECC-metadata blijkt dat het SkyECC-account ‘1GN5RP’ gebruik heeft gemaakt van een mobiele telefoon met IMEI-nummer [IMEI nummer] . Dit betreft een mobiele telefoon van het merk Google, model G020F Pixel 3a. Op 16 september 2020 heeft er tijdens de aanhouding van [verdachte 6] op het Spaanse adres [locatie 9] te Benalmadena (Spanje) een doorzoeking plaatsgevonden. Hierbij werden een aantal mobiele telefoons aangetroffen waaronder twee Google pixel 3a telefoons. Uit het digitaal onderzoek blijkt dat één van deze Google Pixel 3a telefoons is voorzien van voormeld IMEI-nummer.
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 6] in de periode van 26 maart 2020 tot en met 16 september 2020 de gebruiker is geweest van SkyECC-account ‘1GN5RP’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen eveneens logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 6] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.9 PGP-identificatie [verdachte 9]
Encrochat
Aan [verdachte 9] wordt het Encrochat-account ‘xxxmariokartxxx’ toegeschreven. [verdachte 9] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Het IMEI-nummer [IMEI nummer] behoort bij een PGP-telefoon. Het userID ‘xxxmariokartxxx’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met dit IMEI-nummer. Uit de verkeersgegevens van deze mobiele telefoon bleek dat het toestel verbindingen maakte in de periode van 1 januari 2020 tot en met 22 april 2020. In deze periode maakte de mobiele telefoon verbinding met het basisstation gelegen aan de Pleinweg 198D te Rotterdam. [verdachte 9] stond in die periode op het adres [locatie 10] te Rotterdam ingeschreven. Dit adres valt binnen het theoretische bereik van voornoemd basisstation.
Verder volgt uit een chatgesprek van 5 april 2020 tussen de Encrochat-accounts ‘paribokartel’ en ‘xxxmariokartxxx’ dat ‘paribokartel’ langs wilde komen bij ‘xxxmariokartxxx’ en vroeg om diens adres, waarop ‘xxxmariokartxxx’ het adres ‘Carnisselaan 4 7A’ en ‘Rotterdam zuif’ doorgaf. Op 30 april 2020 stuurde ‘xxxmariokartxxx’ op de vraag of hij een foto van zichzelf wilde sturen, een foto. Dit betreft een foto van [verdachte 9] .
Uit een chatgesprek van 14 mei 2020 tussen ‘xxxmariokartxxx’ en ‘don-pedro’ (het Encro-account van [verdachte 6] ) blijkt daarnaast dat zij elkaar zouden ontmoeten omstreeks 12.55 uur bij de locatie ‘Mastbos’. Uit een observatieverslag van 14 mei 2020 bleek dat [verdachte 9] rond 13.06 uur een ontmoeting had met [verdachte 6] op het parkeerterrein aan de Huisdreef te Breda, hetgeen nabij het bosgebied ‘Mastbos’ ligt.
Anders dan de verdediging heeft betoogd, volgt uit voorgaande naar oordeel van de rechtbank dat [verdachte 9] wel degelijk de gebruiker is geweest van Encrochat-account ‘xxxmariokartxxx’. Dat iemand anders de foto van [verdachte 9] zou hebben gemaakt is volstrekt onlogisch gelet op de inhoud van het gesprek. Bovendien wijzen het adres van [verdachte 9] dat ‘xxxmariokartxxx’ stuurde en de observatie die is gedaan enkel in de richting van [verdachte 9] . De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen voorts logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. In tegendeel, in veel van de berichten worden steeds dezelfde soort spel- en tikfouten gemaakt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 9] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 9] wordt het SkyECC-account ‘M6MVPS’ toegeschreven. [verdachte 9] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Op 16 september 2020 is [verdachte 9] aangehouden op het adres [locatie 11] te Capelle aan den IJssel. Tijdens de daaropvolgende doorzoeking werd een mobiele telefoon, Apple iPhone 6, aangetroffen voorzien van de SkyECC-applicatie. Deze mobiele telefoon heeft als IMEI-nummer [IMEI nummer] . Uit de SkyECC-(meta)data is gebleken dat het SkyECC-account ‘M6MVPS’ gebruik heeft gemaakt van dit IMEI-nummer.
Deze Apple iPhone 6 was actief in de periode van 4 juni 2020 tot en met 23 augustus 2020 en maakte het meest verbinding met het basisstation gelegen op de Rivium 1e Straat 81 te Capelle aan den IJssel. Het adres waar [verdachte 9] in die periode verbleef, te weten het adres [locatie 11] te Capelle aan den IJssel, valt binnen het theoretische bereik van dat basisstation.
Verder is uit een chatbericht van 5 september 2020 gebleken dat door de gebruiker van het SkyECC-account ‘M6MVPS’ twee foto's van een Belgische- en Nederlandse identiteitskaart op naam van Eric Frans Boenders zijn verstuurd naar het SkyECC-account ‘MUFG60’.
Uit voorgaande volgt dat [verdachte 9] de gebruiker is geweest van SkyECC-account ‘M6MVPS’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 9] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.10 PGP-identificatie [verdachte 11]
Encrochat
Aan [verdachte 11] worden de Encrochat-accounts ‘alecub’ en ‘richenergy’ toegeschreven. [verdachte 11] heeft zich op zijn zwijgrecht beroepen.
Op 6 april 2020 stuurde ‘alecub’ aan ‘xxxmariokartxxx’ dat hij een nieuw Encrochat-account heeft, namelijk ‘richenergy’. Hiermee stelt de rechtbank allereerst vast dat de gebruiker van het account ‘alecub’ dezelfde persoon is als de gebruiker van het account ‘richtenergy’.
Op 9 juni 2020 had ‘richenergy’ een chatgesprek met de Encrochat-gebruiker ‘jadeblade’. In dit gesprek schreef ‘richenergy’ dat een dag eerder een rechtszaak had plaatsgevonden. Hierna stuurde ‘richenergy'' een plaatje van een artikel van de internetpagina ‘crimesite’. Dit betrof het artikel met de naam ‘Alle verdachten cocaïneonderzoek op vrije voeten’. Vervolgens schreef ‘richenergy’ dat iedereen vrij was, maar dat hij nog gezocht werd omdat hij nog verhoord moest worden. Uit het genoemde artikel ‘Alle verdachten cocaïneonderzoek op vrije voeten’ blijkt dat het om het strafrechtelijk onderzoek ‘Grant’ ging dat heeft gediend in de rechtbank te Arnhem. [verdachte 11] was verdachte in dat onderzoek. Uit navraag bij het onderzoek ‘Grant’ bleek dat men een aantal keren getracht had om [verdachte 11] aan te houden. Daarbij schreef ‘richenergy’ dat niemand had gepraat, ‘alleen in de auto’.
De rechtbank ziet hierin een stevige aanwijzing dat [verdachte 11] de gebruiker is van dit account. Daarbij komt nog het volgende.
Door andere Encrochat-gebruikers stond het account van ‘richenergy’ onder andere opgeslagen als ‘turk’ en ‘denhaag’. Ook het account ‘alecub’ staat opgeslagen als ‘alecub(denhaag)’ door gebruiker ‘ultraflamingo’. Daaruit kan worden afgeleid dat de gebruiker van ‘richenergy’ een persoon is van Turkse afkomst die in Den Haag woont. [verdachte 11] is de enige verdachte van Turkse komaf uit Den Haag in het onderzoek Grant.
Ook staat ‘richenergy’ genoemd onder de namen ‘Ibba’ en ‘Ibus’. Deze afkortingen zijn bekend als bijnamen of afkortingen voor de naam [verdachte 11] . Ook in de chatgesprekken wordt ‘richenergy’ met regelmaat aangesproken als ‘Ib’, ‘Ibski’, ‘Ibba’ en ‘Ibsko’, waaruit eveneens kan worden afgeleid dat de gebruiker van het account ‘richenergy’ de voornaam [verdachte 11] heeft. Daarnaast is aan het account ‘richenergy’ de naam ‘supragga’ gegeven wat kan slaan op ‘agga’, zoals Den Haag in straattaal wordt genoemd.
Uit een gesprek tussen ‘richenergy’ en ‘don-pedro’ ( [verdachte 6] ) op 12 juni 2020 blijkt dat de zoon van ‘richenergy’ een geldbedrag van € 2.000,- heeft gebracht bij ‘don-pedro’. De zoon van ‘richenergy’ maakte gebruik van het Encrochat-account ‘wiseballoon’. ‘Wiseballoon’ stuurde op 9 juni 2020 om 19.33 uur een bericht naar ‘richenergy’ ‘Gelukt ben thuis’ . ‘Wiseballoon’ maakte gebruik van het IMEI-nummer [IMEI nummer] . Dit IMEI-nummer straalde op 9 juni 2020 om 20.09 uur het basisstation aan de Vier Heemskinderenstraat in Den Haag aan. Onder dit basisstation valt het adres van de gezinsleden van [verdachte 11] en zijn zoon [betrokkene 8] aan de [locatie 12] in Den Haag. Het adres waar [betrokkene 8] stond ingeschreven, [locatie 13] in Den Haag, valt weliswaar niet onder het basisstation aan de Vier Heemkinderenstraat, maar de eigenaar van die woning heeft verklaard dat [betrokkene 8] hier niet woont.
Uit overige gesprekken tussen ‘wiseballoon’ en ‘richenergy’ volgt dat ‘wiseballoon’ onder behandeling is bij een kliniek voor ‘multi vitamine’. Uit de politiesystemen volgt dat [betrokkene 8] op 27 februari 2020 heeft verklaard dat hij iedere week een B12 injectie krijgt omdat hij in het verleden te veel lachgas heeft gebruikt.
Het account ‘richenergy’ heeft contacten met [verdachte 6] . Uit het onderzoek Chapada volgt dat [verdachte 11] [verdachte 6] kent en tevens [verdachte 19] die ook in het onderzoek Taxus voorkomt. Ook heeft ‘richenergy’ contact met [verdachte 6] over diens zus. [betrokkene 9] heeft verklaard [verdachte 11] te kennen en dat hij wel eens kwam eten bij [verdachte 6] thuis.
Dit alles bij elkaar leidt de rechtbank tot het oordeel dat de gebruiker van de Encrochat-accounts ‘richenergy’ en ‘alecub’ [verdachte 11] was. Zoals opgemerkt is met name de informatie over de zaak Grant een sterke aanwijzing dat [verdachte 11] de gebruiker is van deze accounts. In het vonnis (ECLI:NL:RBGEL:2020:6215) in die zaak is te lezen dat gesprekken zijn afgeluisterd in auto’s. Deze informatie stond niet in de artikelen op ‘crimesite’, maar daar wist de gebruiker van ‘richenergy’ wel van. Dat het om iemand anders zou gaan, zoals door de verdediging is aangevoerd, blijkt verder nergens uit. Voorts volgt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte 11] geen toevallige voorbijganger is, maar dat hij een bekende is van [verdachte 6] , [verdachte 19] en [betrokkene 9] die allemaal voorkomen in het dossier Taxus. Dit tezamen met de overige genoemde feiten en omstandigheden maakt dat de rechtbank geen twijfel heeft over de identiteit van de gebruiker van deze accounts, te weten [verdachte 11] . De berichten die met deze accounts zijn ontvangen en verzonden, volgen voorts logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van deze accounts. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van [verdachte 11] afkomstig waren of voor hem bestemd.
5.5.2.11 PGP-identificatie [verdachte 17]
Encrochat
Aan [verdachte 17] worden de Encrochat-accounts ‘superturbolegend’ en ‘turbofullpower’ toegeschreven. De verdachte heeft geen verklaring afgelegd.
Het Encrochat-account ‘superturbolegend’ verstuurde diverse foto’s van zichzelf. Op deze foto’s is [verdachte 17] te zien.
Op 29 april 2020 stuurde ‘superturbolegend’ voorts naar ‘outdoorfeline‘ de vraag “kan je contract maken voor leas 540 i op naam van mijn zwager’’. Vervolgens stuurde ‘outdoorfeline’ de user-ID ‘stylishgin’ door naar ‘superturbolegend’ en ontstond er contact tussen hen. Uit het gesprek tussen ‘stylishgin’ en superturbolegend’ bleek dat het contract gescand en via de mail verstuurd diende te worden. Door ‘superturbolegend’ werd vervolgens het e-mailadres [betrokkene 11] @hotmail.com naar ‘stylyshgin‘ verstuurd. Dit e-mailadres is in gebruik te zijn bij [betrokkene 11] . Hij was getrouwd met [betrokkene 10] , zijnde de zus van [verdachte 17] . [betrokkene 11] is dus de zwager van [verdachte 17] .
Door verschillende Encrochat-gebruikers is ‘superturbolegend’ bovendien opgeslagen als ‘Belg’, ‘belg 2020’ of ‘belg sp’. [verdachte 17] bezit de Belgische nationaliteit. De bijnaam ‘belg’ past bij de identiteit van [verdachte 17] .
Uit berichten van ‘superturbolegend’ van 30 april 2020 tussen ‘hierzijnweweerzus’ en ‘superturbolegend’ bleek dat de moeder van ‘superturbolegend’ op 30 april 2020 jarig was. De moeder van [verdachte 17] is op 30 april jarig is. Verder bleek uit berichten van ‘hierzijnweweerzus’ en ‘largecardinal’ dat zij de gebruiker van ‘superturbolegend’ aanspraken als ‘ [verdachte 17] .’
Op 24 mei 2020 stuurde de gebruiker van ‘superturbolegend’ voorts naar 17 contactpersonen het bericht dat ‘turbofullpower’ het opvolgende account was van ‘superturbolegend’.
Gelet op het vorenstaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 17] gebruik maakte van het Encrochat-account ‘superturbolegend’ en opvolgend van het Encrochat-account ‘turbofullpower’. De berichten die met deze accounts zijn verstuurd en ontvangen volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat deze accounts door meerdere personen werden gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar deze accounts van [verdachte 17] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.12 PGP-identificatie [verdachte 13]
Encrochat
Aan [verdachte 13] worden de Encrochat-accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’ toegeschreven. [verdachte 13] heeft hierover geen verklaring willen afleggen.
Het account ‘sportsvr’ maakte gebruik van het IMEI-nummer [IMEI nummer] . Dit nummer was actief in de periode van 8 januari 2020 tot en met 22 april 2020. Uit de historische verkeersgegevens blijkt dat de telefoon met dit IMEI-nummer zich op een aantal momenten naar het buitenland verplaatste. Zo maakte de telefoon op verschillende momenten verbinding in Nederland en Spanje. De momenten waarop dit gebeurde kwamen overeen met de vluchtgegevens van [verdachte 13] van en naar Spanje. Ook maakte de telefoon op enig moment verbinding met een basisstation op Curaçao, op het moment dat [verdachte 13] volgens de vluchtgegevens op Curaçao was aangekomen.
Vanaf 8 mei 2020 stuurde ‘sportsvr’ naar verschillende accounts dat hij een nieuw Encrochat-account had, namelijk ‘audirszes’. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’ door dezelfde persoon werden gebruikt.
De accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’ staan voorts bij andere accounts onder andere opgeslagen als ‘ [verdachte 13] ’, ‘den bosch 1’, ‘rolex’, ‘oog’, ‘Popeye’, ‘1 oog’, ‘schele’, ‘ [moterclub] ’, ‘boxer’, ‘capellania2020’ en ‘rs6’. Deze bijnamen kunnen verwijzen naar [verdachte 13] . Zo verwijst [verdachte 13] naar de voornaam van [verdachte 13] en was hij woonachtig in Den Bosch. Op een politiefoto uit 2018 is bovendien een afwijking te zien aan een oog van [verdachte 13] . ‘ [moterclub] ’ kan voorts verwijzen naar motorclub [moterclub] . Uit het bedrijfsprocessysteem van de politie volgt dat [verdachte 13] lid was van [moterclub] MC.
Boxer kan verwijzen naar het feit dat [verdachte 13] boksles geeft en uit de gesprekken die ‘sportsvr’ voert volgt ook dat hij bokst. Capellania is een wijk in de gemeente Benalmádena in Spanje waar [verdachte 13] woonachtig was. Verder volgt uit gesprekken van 31 maart 2020 tot en met 4 april 2020 dat [verdachte 1] en [verdachte 10] het over ‘Rolex’ hebben als zij het hebben over [verdachte 13] . Op de telefoon van [verdachte 13] zijn ook diverse afbeeldingen van horloges van het merk Rolex aangetroffen, waaruit kan volgen dat hij een voorliefde heeft voor horloges van dit merk. Tot slot wordt in meerdere bijnamen van de accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’ verwezen naar een Audi of specifiek een Audi RS6. [verdachte 13] heeft in de periode van 6 mei 2020 tot en met 15 september 2020 een Audi SQ7 op naam gehad. Een Spaans observatieteam heeft op 3 januari 2019 gezien dat [verdachte 13] en [verdachte 1] in Spanje gebruik maakten van een Audi RS6.
Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 13] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’. Gelet op al het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 13] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘sportsvr’ en ‘audirszes’. De berichten die met deze accounts zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar. De rechtbank oordeelt dat alle berichten van [verdachte 13] afkomstig waren of voor hem bestemd, tenzij de gebruiker expliciet aangaf Tyson te zijn.
SkyECC
Aan [verdachte 13] worden de SkyECC-accounts ‘CF8AFP’ en ‘4GCKSH’ toegeschreven. Ook hierover heeft hij geen verklaring willen afleggen.
Uit een gesprek dat [verdachte 13] met het Encrochat-account ‘sportsvr’ op 18 april 2020 voerde met ‘palacepizza’ volgt dat hij vanaf dat moment in het bezit was van een Sky-telefoon. Op 22 april 2020 voerde [verdachte 13] een gesprek met ‘malletshore’ en zegt hij dat ‘CF8AFP’ zijn SkyECC-account is. Gelet hierop staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [verdachte 13] de gebruiker was van het SkyECC account ‘ CF8AFP’. Dit account werd tot en met 6 juli 2020 vrijwel dagelijks gebruikt. Daarna alleen nog op 15, 16 en 17 juli 2020.
Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 13] op 16 september 2020 is een IPhone 7 aangetroffen met het IMEI-nummer [IMEI nummer] . Deze telefoon werd gebruikt door het SkyECC-account ‘4GCKSH’. De telefoon straalde vanaf 24 juni 2020 de basisstations in de omgeving van de woning van [verdachte 13] aan de Sleutelbloemstraat in Den Bosch het meest aan. De SkyECC-accounts ‘CF8AFP’ en ‘4GCKSH’ hadden 24 overeenkomstige contacten. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat [verdachte 13] ook de gebruiker was van het SkyECC-account ‘4GCKSH’.
5.5.2.13 PGP-identificatie [verdachte 18]
Aan [verdachte 18] wordt het Encrochat-account ‘borneos’ toegeschreven. [verdachte 18] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Encrochat
Het Encrochat-account ‘borneos’ maakte gebruik van een mobiele telefoon met het IMEI-nummer [IMEI nummer] . Dit IMEI-nummer straalde over de periode 1 januari 2020 tot en met 13 juni 2020 de KPN basisstations gelegen aan de Distelkade 21 te Amsterdam en aan de IJdoornlaan/Oosterlengte te Amsterdam, het vaakst aan. Het verblijfadres van [verdachte 18] , [locatie 14] te Amsterdam, valt binnen de theoretische zendrichting en bereik van deze basisstations.
Andere Encrochat-gebruikers hadden het Encrochat-account ‘borneos’ opgeslagen als ‘Tolk’. [verdachte 1] heeft ter terechtzitting van 13 maart 2023 verklaard dat hij contact had met [verdachte 18] die voor hem als tolk optrad in de berichtgeving tussen een persoon genaamd [naam 2] en hem. [verdachte 1] heeft daarbij verklaard dat het contact tussen hem en [naam 2] bijna altijd via [verdachte 18] ( [verdachte 18] ) liep. Uit de bewijsmiddelen volgt voorts dat het steeds ‘borneos’ was die contact had met enerzijds [verdachte 1] en anderzijds ‘ [naam 2] ’ (het Encrochat-account Rubbercake).
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 18] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘borneos’. De berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 18] afkomstig en voor hem bestemd waren.
SkyECC
Aan [verdachte 18] wordt het SkyECC-account ‘Q6E549’ toegeschreven. [verdachte 18] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Uit berichten van het Encrochat-account ‘borneos’ van [verdachte 18] blijkt dat hij ook de beschikking heeft over het SkyECC-account ‘Q6E549’. Uit een aantal berichten blijkt voorts dat de gebruiker van het SkyECC-account ‘Q6E549’ ‘chili’ of ‘tolk’ wordt genoemd. Verder blijkt uit de berichten zoals gevoerd door het SkyECC-account ‘Q6E549’ dat de gebruiker optreedt als tolk en berichten uitwisselt met [naam 2] en dat de informatie moet worden doorgegeven aan ‘ouwe’.
Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat [verdachte 18] ook de gebruiker is geweest van het SkyECC-account ‘Q6E549’. De berichten die met dit account zijn verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van dit account van [verdachte 18] afkomstig waren.
5.5.2.14 PGP-identificatie [verdachte 4]
Encrochat
Aan [verdachte 4] wordt het Encrochat-account ‘stylishgin’ toegeschreven.
[verdachte 4] heeft verklaard dat hij van dit Encrochat-account gebruik maakte. De rechtbank stelt daarom vast dat [verdachte 4] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘stylishgin’.
Voor zover door de verdediging is aangevoerd dat ook andere personen van de PGP-telefoon van [verdachte 4] gebruik hebben kunnen maken overweegt de rechtbank als volgt. [verdachte 4] heeft niet concreet verklaard wie dan gebruik maakten van zijn telefoon en op welke momenten. Voorts stelt de rechtbank vast dat de berichten die met dit account zijn ontvangen en verzonden logisch op elkaar volgen. De rechtbank heeft ook geen enkele concrete aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Zo is nergens een bericht te zien waarin iemand zich kenbaar maakt als iemand anders dan [verdachte 4] en evenmin is te zien dat iemand zich afvraagt of ze met [verdachte 4] of met iemand anders te maken hebben. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 4] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.15 PGP-identificatie [verdachte 12]
Encrochat
Aan [verdachte 12] wordt het Encrochat-account ‘hetty’ toegeschreven. [verdachte 12] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Het Encrochat-account ‘hetty’ is gebruikt in de periode van 27 maart 2020 tot en met 6 juni 2020 in een telefoon met IMEI-nummer [IMEI nummer] . Op 27 april 2020 stuurde ‘hetty’ een bericht waarin hij twee telefoonnummers noemde, waarbij hij het nummer [telefoonnummer] als privénummer opgaf. In de politiesystemen werd dit nummer teruggevonden als het telefoonnummer waarvan [betrokkene 12] heeft verklaard dat dit het telefoonnummer was van haar vriend, [verdachte 12] , en dat hij zou werken in Cuijk. [betrokkene 12] en [verdachte 12] hebben samen een dochter.
Voornoemd telefoonnummer, [telefoonnummer] , was in de periode van 15 mei 2020 tot en met 17 juni 2020 actief in een telefoon met IMEI-nummer [IMEI nummer] . Tijdens de doorzoeking van de woning van [verdachte 12] in Spanje op 16 september 2020 is een mobiele telefoon aangetroffen met een duo-sim en was voorzien van de IMEI-nummers [IMEI nummer] en voormeld IMEI-nummer.
In chats tussen de gebruikers ‘hetty’ en ‘don-pedro’ ( [verdachte 6] ) komen berichten voor over het bedrijf [bedrijf 3] . Het account van ‘hetty’ staat bovendien bij andere Encrochat-gebruikers onder andere opgeslagen als ‘ Rene bv Spanje’, ‘Renee’ en ‘autobv’.
Deze namen kunnen slaan op de voornaam van [verdachte 12] . [verdachte 12] is voorts sinds 4 januari 2017 woonachtig in Spanje. Daarbij was [betrokkene 12] in de periode van 4 oktober 2018 tot en met 1 april 2020 enig aandeelhouder van [bedrijf 3] In een ander politieonderzoek werd op 19 oktober 2019 de beheerder van autohandel [bedrijf 3] gehoord als getuige en dit betrof [verdachte 12] .
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het Encrochat-account ‘hetty’ toebehoort aan [verdachte 12] . De berichten die met dit account zijn verzonden en ontvangen, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat meerdere personen gebruik hebben gemaakt van dit account. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar dit account van [verdachte 12] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.16 PGP-identificatie [verdachte 25]
Encrochat
Aan [verdachte 25] worden de Encrochat-accounts ‘zippylord’ en ‘masrur’ toegeschreven. [verdachte 25] heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht.
Uit berichtenverkeer tussen de Encrochat-accounts ‘pgpmaster’ en ‘zippylord’ van 3 april 2020 blijkt dat zij een afspraak maken om elkaar te zien. ‘Zippylord’ stuurt dat hij thuis in Rijswijk is en geeft het adres [locatie 15] in Rijswijk door. [verdachte 25] staat ingeschreven op dit adres. Bij andere Encrochat-gebruikers is het Encrochat-account ‘zippylord’ bovendien opgeslagen als ‘kale agga’, ‘kale m’ en ‘kale’. Deze bijnamen passen bij (het uiterlijk van) [verdachte 25] .
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [verdachte 25] de gebruiker is geweest van het Encrochat-account ‘zippylord’.
Op 10 mei 2020 stuurde de gebruiker van het Encrochat-account ‘masrur’ naar ‘horridhedge’ het bericht: “hoe gaat het vriend met zippylord, dit is nieuw’. De rechtbank leidt hieruit af dat ‘masrur’ het opvolgende Encrochat-account is van ‘zippylord’ en aldus ook in gebruik is geweest bij [verdachte 25] .
Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 25] de gebruiker is geweest van de Encrochat-accounts ‘zippylord’ en ‘masrur’. De berichten die met deze accounts zijn ontvangen en verzonden, volgen logisch op elkaar en de rechtbank heeft geen enkele aanwijzing dat er meerdere personen gebruik hebben gemaakt van deze accounts. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar deze accounts van [verdachte 25] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.2.17 PGP-identificatie [verdachte 19]
Encrochat
Aan [verdachte 19] worden de Encrochat-accounts ‘falconetti’ en ‘pietpiraat’ toegeschreven. [verdachte 19] heeft zich ter zitting beroepen op zijn zwijgrecht.
Het Encrochat-account ‘falconetti’ is bij andere Encrochat-gebruikers opgeslagen als ‘tedteretedketed’, ‘teddie’ en ‘ [verdachte 19] Bolle’. Deze namen kunnen wijzen op (verbasteringen van) de naam [verdachte 19] .
Vanaf 9 april 2020 is er contact tussen de accounts ‘don-pedro’ ( [verdachte 6] ) en ‘blondesmurf’ (o.a. [betrokkene 9] ). ‘Don-pedro’ stuurde naar ‘blondesmurf’: “ [verdachte 19] appt je komt eraan”, waarop ‘blondesmurf’ reageerde met: “Ja heb hem”. ‘Blondesmurf’ had op dat moment al contact met ‘falconetti’, die dit account had opgeslagen als ‘teddie’.
Op 16 april 2020 vroeg ‘xxxmariokartxxx’ ( [verdachte 9] ) voorts aan ‘falconetti’ een adres voor het laden van dozen. Hierbij gaf ‘falconetti’ het volgende adres: [locatie 16] te Den Hoorn. Dit adres is het BRP-adres van [verdachte 19] .
Op 22 april 2020 stuurde ‘falconetti’ verder aan het Encrochat-account ‘kale-boer’ dat “deze er zo uit gaat, van de week komen de nieuwe telfs uit, daar wacht ik op, je kan mij altijd via bolle bereiken”. Op 16 mei 2020 om 10:05 uur stuurde ‘pietpiraat’ het volgende bericht naar ‘don-pedro’: "Annetje ook mij toevoegen". Diezelfde dag stuurde het Encrochat-account ‘don-pedro’ ( [verdachte 6] , bijnaam Bolle) naar ‘blondesmurf’: “dit is [verdachte 19] , pietpiraat”.
Gelet op het voornoemde is de rechtbank is van oordeel dat [verdachte 19] de gebruiker is geweest van de Encrochat-account ‘falconetti’.
Nu ‘falconetti’ aangaf dat dit account eruit ging, dat hij wachtte op een nieuwe telefoon en via ‘bolle’ te bereiken was, rechtvaardigt dat de conclusie dat het account ‘falconetti’ ophield en dat [verdachte 19] te bereiken was via [verdachte 6] . Anders dan de verdediging heeft bepleit, is de rechtbank van oordeel dat het gegeven dat ‘pietpiraat’ een paar weken later aan diezelfde [verdachte 6] vroeg om ‘Annetje’ ook hem toe te laten voegen en [verdachte 6] vervolgens dit account met de naam ‘ [verdachte 19] ’ aan zijn zus, [betrokkene 9] , doorstuurt, voldoende bewijs oplevert dat dit het nieuwe account van [verdachte 19] was. In het dossier is immers geen enkele aanwijzing te vinden dat sprake is van nog een andere ‘ [verdachte 19] ’ met een PGP-telefoon die een connectie is van [verdachte 6] én ‘blondesmurf’. Het was ook juist [verdachte 19] wiens PGP-account ophield te bestaan waarna hij via [verdachte 6] te bereiken was.
De berichten die met deze accounts zijn verstuurd en ontvangen volgen logisch op elkaar en er is verder ook geen enkele aanwijzing dat deze accounts door meerdere personen werden gebruikt. Daarmee oordeelt de rechtbank dat alle berichten van en naar deze accounts van [verdachte 19] afkomstig en voor hem bestemd waren.
5.5.3
Gewoontewitwassen en valsheid in geschriften (feiten 1, 2, 3 en 4)
5.5.3.1 Juridische kaders
Witwassen
Er is sprake van witwassen wanneer van een voorwerp de werkelijke aard, herkomst of vindplaats wordt verhuld terwijl men weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit voorwerp van een misdrijf afkomstig is. Het moet gaan om een handeling die het verhullen van de criminele aard van het voorwerp tot doel heeft en die handeling moet ook geschikt zijn om de criminele aard te verhullen (de verhullingshandeling).
Er is eveneens sprake van witwassen wanneer iemand een voorwerp voorhanden heeft, gebruikt, omzet of overdraagt terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit voorwerp van misdrijf afkomstig is (de plaatsingshandeling).
Het voorwerp moet afkomstig zijn uit enig misdrijf. Het is niet vereist dat het voorwerp afkomstig is van een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Indien het misdrijf waaruit het voorwerp afkomstig zou zijn niet direct is aan te wijzen, is het aan het openbaar ministerie om feiten en omstandigheden aan te dragen die het vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp van misdrijf afkomstig is. Van de verdachte mag dan een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring worden verwacht dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is. Indien door de verdachte een dergelijke verklaring is gegeven, is het aan het openbaar ministerie om hier nader onderzoek naar te doen. De rechtbank beoordeelt vervolgens mede op basis van de resultaten van het onderzoek of, ondanks de verklaring van de verdachte, bewezen kan worden verklaard dat (het niet anders kan dan dat) het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Daderschap van een rechtspersoon en feitelijke leidinggeven aan een rechtspersoon
Om een rechtspersoon te kunnen aanmerken als dader van een strafbaar feit moet het feit in redelijkheid aan haar kunnen worden toegerekend. Wanneer dat het geval is hangt af van de omstandigheden van het geval en de aard van de verboden gedraging. Beoordeeld dient te worden of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in het sfeer van de rechtspersoon. Daarvan kan onder meer sprake zijn als het gaat om een handelen of nalaten van iemand die hetzij uit dienstbetrekking, hetzij uit andere hoofde, werkzaam is ten behoeve van de rechtspersoon, de gedraging past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon, de gedraging dienstig is geweest aan de rechtspersoon of als de rechtspersoon erover kon beschikken of de gedraging al dan niet zou plaatsvinden of vergelijkbaar gedrag blijkens de feitelijke gang van zaken door de rechtspersoon werd aanvaard.
Voor de vaststelling dat sprake is van het feitelijke leidinggeven aan een strafbaar feit gepleegd door de rechtspersoon is opzet vereist op de verboden gedraging, al dan niet in voorwaardelijke vorm.
Om tot een bewezenverklaring van feitelijke leidinggeven te komen is de vaststelling dat iemand de bestuurder van de rechtspersoon is onvoldoende. Anderzijds is het niet vereist dat iemand de bestuurder van de rechtspersoon is. Ook iemand die geen dienstverband heeft met de rechtspersoon kan als feitelijke leidinggever van het door de rechtspersoon begane strafbare feit worden aangemerkt. Feitelijke leidinggeven zal vaak bestaan uit actief en effectief gedrag dat onmiskenbaar binnen de gewone betekenis van het begrip valt. Van feitelijke leidinggeven kan voorts sprake zijn indien de verboden gedraging het onvermijdelijke gevolg is van het algemene, door de verdachte, gevoerde beleid. Ook kan worden gedacht aan het leveren van een zodanige bijdrage aan een complex van gedragingen dat heeft geleid tot de verboden gedraging en het daarbij nemen van een zodanig initiatief dat de verdachte geacht moet worden aan die verboden gedraging feitelijke leiding te hebben gegeven. Ook een meer passieve rol kan tot het oordeel leiden dat een verboden gedraging daardoor zodanig is bevorderd dat van feitelijke leidinggeven kan worden gesproken.
5.5.3.2 B.3 Financieel Inleiding
Hierna worden eerst overwegingen gewijd aan de financiële situatie van [verdachte 1] en [verdachte 4] en aan de samenwerking tussen hen, [bedrijf 2] en [betrokkene 13] bij de handel in auto’s vanaf eind 2014. De rechtbank stelt vervolgens vast dat hoewel [verdachte 1] en [verdachte 4] in die tijd zelf op papier vrijwel niets bezaten het hen in 2016 is gelukt startkapitaal voor drie [betrokkene 27] vennootschappen bijeen te brengen en 57 voertuigen over te nemen van [bedrijf 2] . De rechtbank trekt de conclusie dat sprake is geweest van witwassen.
Vervolgens wordt op grond van de bewijsmiddelen vastgesteld dat [verdachte 1] en [verdachte 4] tot aan hun aanhouding in 2020 hun gezamenlijke activiteiten in de autohandel hebben voortgezet én hun samenwerking hebben uitgebreid naar de handel in horloges, investeren in zonnebankstudio’s en de aanschaf van onroerende zaken. Bij die activiteiten is veel geld rondgegaan en zijn vele vennootschappen opgericht, terwijl het heeft ontbroken aan een inzichtelijke administratie. De rechtbank concludeert uiteindelijk dat het overgrote deel van de in de tenlastelegging genoemde voorwerpen is witgewassen.
Niet kan worden vastgesteld dat die voorwerpen afkomstig zijn uit een direct aan te wijzen misdrijf. De rechtbank zet steeds per bewezenverklaard voorwerp uiteen waarom het niet anders kan dan dat dit voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, gelet op alle feiten en omstandigheden, waaronder ook feiten en omstandigheden die zijn gebleken bij nader onderzoek naar verklaringen van de verschillende verdachten.
5.5.3.2.1 Financiële situatie van [verdachte 1]
heeft over de jaren 2012 tot en met 2018 geen inkomen opgegeven bij de belastingdienst. Zijn enige bij de belastingdienst bekende vermogen is een oninbare vordering op [bedrijf 4] in het jaar 2015. Over de periode 2006 tot en met 2018 is geen bankrekening bekend van [verdachte 1] . Vanaf 2019 heeft wel een bankrekening op zijn naam gestaan, waarop hij vanaf februari salaris heeft ontvangen van [verdachte 30] (hierna te noemen: [verdachte 30] ), te weten een jaarsalaris van € 19.884,-- netto (€ 24.800,-- bruto) over het jaar 2019 en van € 14.368,-- netto (€ 17.920,-- bruto) over het jaar 2020. Over de jaren 2012 tot en met 2018 zijn derhalve geen inkomsten of vermogen van [verdachte 1] bekend en over de jaren 2019 en 2020 is slechts een bescheiden salaris van [verdachte 30] bekend. Dat salaris is gebruikt voor betalingen aan [verdachte 23] , de vrouw van [verdachte 1] met wie hij weliswaar nog is gehuwd maar van wie hij sinds 2013 gescheiden leeft.
[verdachte 1] is in zijn leven meerdere malen veroordeeld voor drugsfeiten. Zo heeft het gerechtshof Den Haag hem op 31 mei 2002 voor drugsfeiten veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren en een geldboete van € 1.000.000,-- en is aan hem uiteindelijk op 15 december 2016 de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 787.906,-- aan wederrechtelijk verkregen voordeel in dezelfde zaak. In het vonnis van heden veroordeelt de rechtbank [verdachte 1] opnieuw voor drugsfeiten gepleegd in de periode van 2017 tot aan zijn aanhouding in september 2020.
De omstandigheid dat met drugsdelicten doorgaans inkomsten worden gegenereerd en het feit [verdachte 1] in de jaren 2012 tot en 2020 op papier slechts zeer bescheiden inkomsten heeft gehad, leiden tot een vermoeden dat voorwerpen waarover [verdachte 1] de beschikking heeft gehad van misdrijf afkomstig zijn.
Verklaring [verdachte 1] over zijn inkomsten
[verdachte 1] heeft ontkend dat hij in drugs heeft gehandeld en daaruit inkomsten heeft gehad. Wel heeft hij verklaard dat hij de beschikking heeft gekregen over een startkapitaal ter grootte van ongeveer € 1.300.000,--. Dat waren 800 ‘ruggen’ van [betrokkene 15] en 500 ‘ruggen’ van [betrokkene 16] . Ook heeft hij verklaard dat hij inkomsten heeft gehad uit het optreden als bemiddelaar in het criminele milieu, uit het opkopen en/of opwaarderen van bedrijven en uit de verhuur van auto’s en woningen in Spanje. De rechtbank oordeelt dat [verdachte 1] hiermee geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor zijn inkomsten en vermogen en overweegt daartoe het volgende.
Startkapitaal van [verdachte 1] : 800 ‘ruggen’ spullen van [betrokkene 15] en 500 ‘ruggen’ spullen van [betrokkene 16]
[verdachte 1] heeft herhaaldelijk als verdachte en in verschillende varianten verklaard dat hij voor een bedrag van € 800.000,-- van [betrokkene 15] en voor een bedrag van € 500.000,-- van [betrokkene 16] aan geld en goederen heeft ontvangen en dat hij daarmee heeft geruild en gewerkt en zo dit vermogen heeft laten groeien. Dit geld zou hij hebben gebruikt als startkapitaal dat heeft gediend tot zijn latere vermogen. In een afgeluisterd gesprek van 28 maart 2019 heeft [verdachte 1] dit ook gezegd en in zoverre ondersteunt dit gesprek zijn verklaringen. Desalniettemin gaat de rechtbank aan deze verklaringen voorbij en overweegt als volgt.
De door [verdachte 1] afgelegde verklaringen wijken allereerst steeds op punten van elkaar af. Bovendien zijn de verklaringen niet concreet, omdat daaruit niet blijkt wanneer en waar hij welke goederen en geldbedragen heeft ontvangen. Vaststaat dat hij in elk geval zelf niets hierover heeft opgegeven aan de belastingdienst. Ook heeft [verdachte 1] niet concreet verklaard hoe hij erin is geslaagd dat vermogen te laten toenemen, laat staan hoeveel het is toegenomen.
Voor zover het openbaar ministerie onderzoek heeft kunnen doen naar [verdachte 1] verklaring, is die niet verifieerbaar gebleken. Het is wel mogelijk dat [betrokkene 15] de beschikking heeft gehad over antiek, maar niet duidelijk is geworden of, en zo ja, wanneer en waar hij dat aan [verdachte 1] ter beschikking zou hebben gesteld. Ook [betrokkene 15] heeft hier niets over op papier gezet. [betrokkene 16] heeft als getuige weliswaar bevestigd dat [verdachte 1] een schuld aan hem had opgebouwd in 5-10 jaar, maar heeft verder op zijn beurt evenmin concreet en verifieerbaar verklaard over de hoogte van die schuld, dan wel enige administratie hierover bijgehouden.
[verdachte 1] verklaring is ook niet op andere wijze aannemelijk geworden. Op geen enkele wijze is aannemelijk geworden dat [betrokkene 15] en [betrokkene 16] geld en spullen aan [verdachte 1] ter beschikking hebben gesteld ter waarde van € 800.000,-- en € 500.000,--. Immers, hier is helemaal niets over vastgelegd en uit niets blijkt dat daarbij mondeling of schriftelijk terugbetalingsafspraken zijn gemaakt. Dit zou wel mogen worden verwachten gelet op de hoogte van de gestelde bedragen. Evenmin is op enige wijze aannemelijk geworden dat dit vermogen substantieel is gegroeid door – onder andere – ruilhandel.
Inkomsten van [verdachte 1]
heeft verklaard dat hij inkomsten heeft gehad uit optreden als bemiddelaar in – onder meer – drugsgerelateerde conflicten, zo heeft hij een scheidsrechtersrol gehad in de internationale drugshandel. Ook heeft hij inkomen genoten uit het opkopen en/of opwaarderen van bedrijven en uit de verhuur van auto’s en woningen in Spanje. Hij heeft volgens eigen zeggen ook onroerende zaken van [verdachte 15] gekregen in ruil voor werkzaamheden.
De verklaringen van [verdachte 1] over deze inkomsten zijn niet concreet geworden. Hij heeft namelijk niet verklaard
wanneerhij
waarmee welkegeldbedragen heeft verdiend en door wie die bedragen aan hem zijn betaald. De administratie die [verdachte 1] zegt te hebben bijgehouden in zwarte boekjes die in een doos in een garage bij zijn woning in Spanje lagen, is daar niet aangetroffen. Onder die omstandigheden mocht van [verdachte 1] worden verwacht dat hij zijn inkomsten en uitgaven zo veel mogelijk zou reconstrueren of op andere wijze inzichtelijk maken. Hij heeft dat echter nagelaten. Zijn verklaringen zijn daardoor zo weinig concreet gebleven dat die niet konden worden geverifieerd. Zoals reeds eerder overwogen is de rechtbank van oordeel dat voor de bemiddelaarsrol in het internationale (drugs)milieu ook geen aanwijzingen zijn te vinden in het dossier. Daarbij komt dat zo daar in enkele gevallen al sprake van is geweest dat het zeer aannemelijk is dat inkomsten uit bemiddeling in conflicten in het criminele (drugs)milieu middellijk of onmiddellijk uit misdrijf afkomstig zijn.
Conclusie ten aanzien van de verklaring van [verdachte 1]
is er derhalve niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat hij op legale wijze niet bij de belastingdienst bekende inkomsten heeft verworven, die voldoende waren om in zijn luxe levensstijl te bekostigen en ook nog de uitgaven te doen die in dit vonnis aan de orde zullen komen. Zijn verklaringen hebben het vermoeden niet ontkracht dat hij de beschikking heeft gehad over van misdrijf afkomstige voorwerpen.
5.5.3.2.2 [verdachte 1] als autohandelaar
De rechtbank stelt vast dat [verdachte 1] al vele jaren actief is in de autohandel, maar ook dat hij niet op eigen naam handelt. Zo heeft [verdachte 1] tijdens een gesprek van 19 maart 2019 tegen [verdachte 20] gezegd dat hij zijn hele leven autobedrijven heeft gehad, maar nooit belasting heeft betaald.
“Ik ben 63 jaar, ik heb er nog nooit wat betaald. Ook op m'n bedrijf niet, hè? Dus ik heb m’n hele leven autobedrijven gehad. Ook op de autobedrijven nooit gewoon wat betaald, hè. (…) Maar kijk, ik had een autobedrijf, ik nam een B.V., en ik draaide twee jaar, en dan deed ik m’n B.V. weg. En dan veranderde ik één lettertje in de B.V., in de nieuwe B.V., en ik startte weer opnieuw. (..) En niemand die door had dat dat ene lettertje daar hoort (…) Daar keek niemand naar. (…) Dus iedereen dacht altijd gewoon: het is hetzelfde.”
In het arrest van het gerechtshof Den Haag van 15 december 2016 is vastgesteld dat [verdachte 1] medio 1998 met [betrokkene 18] in diens garagebedrijf gaan samenwerken. Ook [verdachte 1] zelf heeft gezegd dat hij vroeger een zaak had met [betrokkene 18] , op Zevenhuizen. Daar kwamen de hele dag mensen ruilen, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat.
Verder stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] vanaf 2014 betrokken is geraakt bij de autohandel [bedrijf 2] B.V. (hierna: [bedrijf 2] ). De vennootschap [bedrijf 2] is op 10 juli 2014 opgericht door [betrokkene 13] (hierna ook: [betrokkene 13] ), een (achter)neef van [verdachte 1] . Daarbij is [betrokkene 13] zelf bestuurder en enig aandeelhouder geworden. [betrokkene 13] heeft in [bedrijf 2] een autohandel ondergebracht, waarin ook zijn twee zoons [betrokkene 13] en [betrokkene 19] werkten en die aanvankelijk was gevestigd in Zwanenburg en eind 2015 is verhuisd naar Uithoorn.
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij, nadat hij in 2014 was gestopt met zijn eigen autobedrijf in Wateringen, wel eens een auto heeft verkocht met of neergezet bij [betrokkene 13] . [verdachte 1] heeft ervoor gezorgd dat [verdachte 4] vanaf november 2014 aan het werk kon bij [bedrijf 2] .
In een telefoongesprek van 16 juni 2017 heeft [verdachte 1] gezegd dat hij sinds een paar jaar weer in de auto’s zit. Hij zit in Uithoorn. Hij heeft een nette vent die alles doet en die echt goed is. Eerst deed hij samen met een neefje, maar die kinderen liepen onder de tattoos, korte broeken en trainingspakken. [verdachte 1] heeft verklaard dat hij met ‘een nette vent’ [verdachte 4] bedoelde. Met ‘een neefje’ en ‘die kinderen’ moet [verdachte 1] [betrokkene 13] en zijn beide zonen hebben bedoeld. Dat is ook op te maken uit een gesprek van 13 maart 2019 waarin [verdachte 4] tegen [verdachte 20] heeft gezegd dat ze in eerste instantie in Zwanenburg zijn begonnen en dat [verdachte 1] toen eigenlijk samen was met [betrokkene 13] .
[verdachte 1] heeft daarnaast ook voordelen gehad uit [bedrijf 2] . Vanaf november 2014 heeft [verdachte 1] de beschikking gehad over een Mercedes-Benz van [bedrijf 2] . Uit de administratie van [bedrijf 2] blijkt niet dat hij hiervoor een vergoeding heeft betaald.
Op 2 mei 2016 is een Land Rover Evoque met kenteken [kenteken 2] overgeschreven van [bedrijf 2] naar [betrokkene 20] , de oudste dochter van [verdachte 1] . Uit de administratie van [bedrijf 2] blijkt niet dat daarvoor is betaald.
[verdachte 21] , de jongste dochter van [verdachte 1] , heeft op naam van [bedrijf 2] in Duitsland een keuken gekocht voor een bedrag van € 17.100,--. Deze keuken is in de woning van [verdachte 21] geplaatst en volledig contant betaald. In de administratie van [bedrijf 2] is niets aangetroffen dat verband houdt met deze aankoop.
Conclusie
Op grond van voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] vele jaren in de autohandel heeft gezeten, hij geen belasting wilde betalen en geen bedrijven op zijn naam had staan. [verdachte 1] heeft eerder met [betrokkene 18] samengewerkt. Vanaf 2014 heeft hij via [bedrijf 2] en/of [betrokkene 13] en vervolgens via [verdachte 4] in auto’s gehandeld. Ook stelt de rechtbank vast dat [verdachte 1] voordelen heeft genoten uit [bedrijf 2] .
5.5.3.2.3 Achtergrond, financiële situatie en rol van [verdachte 4]
is bevriend geweest met [betrokkene 22] . In 2010 heeft [betrokkene 22] beloofd dat hij en zijn gezin bij zijn overlijden alles zouden krijgen wat hij had. In 2013 kwam naar buiten dat [betrokkene 22] mogelijk panden had geërfd van [betrokkene 23] . In oktober 2014 is de relatie tussen [verdachte 4] en [betrokkene 22] heel erg bekoeld, zo heeft [verdachte 4] op 23 oktober 2019 gezegd tegen hypotheekbemiddelaar [hypotheekbemiddelaar] . Op 24 juni 2019 is [betrokkene 22] overleden. In zijn testament heeft hij [betrokkene 24] en [betrokkene 25] , de zonen van [verdachte 4] en [betrokkene 26] , tot zijn erfgenamen benoemd. Zij hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.
[verdachte 4] heeft jarenlang met handel in zijn levensonderhoud voorzien, voornamelijk met handel in (duurdere) horloges en auto’s. Op 14 december 2010 zijn [verdachte 4] en zijn eenmanszaak failliet verklaard. Op 4 november 2014 is zijn vennootschap [bedrijf 5] , waarin een horlogehandel was ondergebracht, eveneens failliet verklaard.
Op 24 september 2014, dus enkele weken voor haar faillissement, heeft [bedrijf 5] een Porsche Panamera verkocht aan [betrokkene 13] voor € 70.000,--. In plaats van dat bedrag heeft [bedrijf 5] een bedrag van € 35.000,-- en een BMW ontvangen van [betrokkene 13] . Die BMW is op naam gesteld van [bedrijf 6]
[bedrijf 2]
In november 2014 is [verdachte 4] verkoper geworden bij [bedrijf 2] . Hij deed daar ook licht administratief werk. [verdachte 4] heeft daarover op 10 februari 2016 als getuige in een ander opsporingsonderzoek verklaard dat [verdachte 1] hoorde van de financiële problemen van [verdachte 4] en tegen hem zei dat zijn neef [betrokkene 13] een autobedrijf was begonnen en dat hij, [verdachte 4] , daar eventueel kon gaan werken. [verdachte 4] had geen contract en geen vast salaris, maar heeft wel voorschotten ontvangen van ongeveer € 15.000,-- over grofweg één jaar.
Er is geen loonheffing betaald over voorschotten op zijn salaris van ongeveer € 15.000,--. Bij de belastingdienst is bekend dat [verdachte 4] in het jaar 2015 € 2.376,-- en in het jaar 2016 € 1.561,-- aan loon heeft ontvangen van [bedrijf 2] . Volgens de administratie van [bedrijf 2] heeft [verdachte 4] in maart € 2.500,-- en april 2015 € 2.500,-- als voorschot op salaris ontvangen van [bedrijf 2] . Er zijn geen (andere) loonbetalingen aan [verdachte 4] aangetroffen in de administratie. In de administratie is geen arbeidsovereenkomst aangetroffen.
Uit verklaringen van boekhouder [boekhouder 1] is op te maken dat [verdachte 4] bij de oprichting en start al werkzaam was bij [bedrijf 2] , dat [verdachte 4] de administratie van [bedrijf 2] bijhield en dat [betrokkene 13] [bedrijf 2] niet had kunnen runnen zonder [verdachte 4] , omdat [betrokkene 13] niet goed kan lezen en schrijven en [verdachte 4] al het kantoorwerk regelde.
In het kader van dat andere opsporingsonderzoek is op 3 november 2015 het bedrijfspand van [bedrijf 2] aan de [locatie 17] in Zwanenburg doorzocht. Daarna is [bedrijf 2] verhuisd naar een bedrijfspand aan de [locatie 18] in Uithoorn. Dat huurcontract ging in per 15 november 2015 voor een bedrag van € 27.225 per 6 maanden. Van 1 februari 2016 tot en met 18 april 2016 was [betrokkene 13] gedetineerd en heeft [verdachte 4] met [betrokkene 13] en [betrokkene 19] de in- en verkoop van [bedrijf 2] gedaan.
[betrokkene 27] vennootschappen
Op 6 april 2016 heeft [verdachte 4] de stichting [betrokkene 27] en de vennootschappen [betrokkene 27] (holdingsactiviteiten, hierna te noemen: [betrokkene 27] ), [verdachte 27] B.V. (handel in personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s, hierna te noemen: [verdachte 27] ) en [verdachte 28] B.V. (onder andere de handel in uurwerken, hierna noemen: [verdachte 28] ) opgericht. Hij werd bestuurder van de stichting en indirect bestuurder van de drie [betrokkene 27] vennootschappen. Bij de oprichting van deze vennootschappen heeft [verdachte 4] een contant bedrag van € 10.000,-- geleend aan [betrokkene 27] . Ook heeft zijn zoon [betrokkene 24] , toen 14 jaar oud, een contant bedrag van € 5.000,-- geleend aan [betrokkene 27] . Deze bedragen zijn aangewend voor de volstorting van de aandelen [betrokkene 27] , [verdachte 27] en [verdachte 28] . Het verzamelinkomen van [verdachte 4] en zijn echtgenote en fiscaal partner [betrokkene 26] samen was in het jaar 2016 een bedrag van € 16.594,--.
Overname [bedrijf 2]
Vervolgens hebben [bedrijf 2] en [verdachte 27] volgens [verdachte 4] gedurende ongeveer een half jaar naast elkaar in hetzelfde bedrijfspand aan de [locatie 19] een autohandel gedreven. [verdachte 4] trok de handel naar zich toe. Op 3 november 2016 hebben [verdachte 4] en [betrokkene 13] ervoor gekozen dat [verdachte 4] in Uithoorn zelfstandig verder ging. [verdachte 27] heeft het grootste deel van de voorraad van [bedrijf 2] overgenomen, zo heeft [verdachte 4] verklaard.
Blijkens een schriftelijke overeenkomst van 3 november 2016 is afgesproken dat [verdachte 27] “
de bedrijfsvoering, de exploitatie van een garagebedrijf, in de ruimste zin des woords, zelfstandig zal voortzetten” en [bedrijf 2] “
zich volledig terugtrekt”. In de overnameovereenkomst staat voorts onder meer, zakelijk weergegeven,
  • dat de aanwezige voorraad van [bedrijf 2] door [verdachte 27] tegen de door [bedrijf 2] betaalde inkoopprijzen zal worden overgenomen,
  • dat voor de over te nemen voorraden een betalingstermijn is overeengekomen van twee jaar ingaande op de datum van ondertekening en eindigend op 3 november 2018,
  • dat over het openstaande saldo geen rente verschuldigd is,
  • dat [verdachte 27] ervoor zal zorgen dat uit de opbrengst van de over te nemen voorraad de openstaande nota's die er zijn op het moment van ondertekening worden voldaan en dat er eventuele betaalafspraken met crediteuren worden gemaakt en
  • dat door [verdachte 27] aan [bedrijf 2] “
De aanwezige voorraad, de daarvoor betaalde inkoopprijzen en de openstaande nota’s zijn daarbij niet nader gespecificeerd.
[verdachte 1] is betrokken geweest bij de overname van de bedrijfsvoorraad van [bedrijf 2] .
Conclusie
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 4] via de invloed van [verdachte 1] een rol heeft gekregen bij [bedrijf 2] en vanaf de tweede helft van 2014 onder andere administratieve werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 2] . Hij heeft daarvoor nauwelijks inkomen ontvangen, terwijl de financiële positie van het gezin [verdachte 4] niet rooskleurig was. De rechtbank stelt verder vast dat zijn rol groter is geworden tijdens de detentie van [betrokkene 13] begin 2016 en dat [verdachte 4] de activiteiten van [bedrijf 2] heeft voortgezet tijdens en na de detentie van [betrokkene 13] totdat [bedrijf 2] op 3 november 2016 op papier haar activiteiten heeft gestaakt. [verdachte 27] heeft bij die gelegenheid bepaalde activa en passiva van [bedrijf 2] overgenomen. [verdachte 1] was aanwezig bij gesprekken over de overname van de bedrijfsvoorraad.
5.5.3.2.4 Samenwerking tussen [verdachte 1] en [verdachte 4]
[verdachte 1] en [verdachte 4] hebben elkaar leren kennen in 2014. Ze zijn steeds meer gaan samenwerken en hebben een nauwe band opgebouwd. Uit afgeluisterde telefoongesprekken vanaf maart 2017 tot en met mei 2020 en gesprekken die van 11 februari 2019 tot en met 28 oktober 2019 zijn opgenomen in het bedrijfspand aan de [locatie 19] te Uithoorn blijkt dat [verdachte 1] zich actief heeft bemoeid met de dagelijkse gang van zaken bij zowel de autohandel als de horlogehandel van [verdachte 4] of diens bedrijven.
[verdachte 1] heeft als verdachte onder andere verklaard:
“Alles wat ik in Nederland zakelijk deed, deed ik via [verdachte 4] . (…) Alles, ook alles wat ik in Nederland...en daar kreeg ik, wat ik daarmee verdiende dat ging naar [verdachte 4] en ik kreeg alleen m'n loon. (…) Ik kreeg gewoon salaris en aan het eind van de rit als er genoeg verdiend was dan zou ik een winstuitkering een keer krijgen en dat is het. (…) Maar alles, alles wat ik in Nederland deed ging via [betrokkene 27] , auto's, horloges, het onroerend goed wat ik ruilde alles ging via [betrokkene 27] .”
Volgens [verdachte 1] was er niet echt een samenwerking tussen hem en [verdachte 4] , maar was er sprake van gebruik maken van elkaars mogelijkheden. Er stond niets van op papier. Het was zo afgesproken van “
ik ken auto's via (….) jou laten lopen, ik heb niks, (…) ik heb geen bedrijf, ik ken geen bankrekening en (…) we zien wel hoe het met verdienen gaat. Geef mij maar een loon en die keren dat ik in Nederland ben, gaat ik proberen wat te ruilen (…) en aan het eind van de rit, als er genoeg verdiend is, geef mij maar een meer-aandeel, van we gaan kijken hoe we dat gaan doen.”Het bedrijf was van [verdachte 4] . [verdachte 1] zette wel eens een autootje bij hem neer of kocht een autootje of verkocht een autootje van hem en langzaam is er wat meer in horloges bijgekomen.
[verdachte 4] heeft als verdachte onder andere verklaard: “
[verdachte 1] is er eigenlijk altijd wel een beetje bij betrokken geweest. Die heeft mij natuurlijk aangebracht bij [bedrijf 2] . (..) [verdachte 1] en ik hadden vanaf het eerste moment een klik met elkaar en we hebben altijd contact blijven houden. [verdachte 1] kent veel mensen, [verdachte 1] kan goed, maar dat weet je, het is een koopman en een ruilman, daar is hij goed in. En daar is hij beter in als dat ik dat ben, dus daar hadden we een goede toevoeging bij elkaar (…)
Eind 2016, 2017, dus op het moment van de overname van [bedrijf 2] , heb ik mijn toekomst ideeën met [verdachte 1] uiteraard besproken. (…) Dus ik durf wel te zeggen en ik denk dat hij die indruk ook wel heeft, dat we samen onderweg waren om een bedrijf op te bouwen. (…) En nogmaals ook wetende dat er misschien een moment komt dat we weer van elkaar afscheid gaan nemen. En dan zie ik dat voor me dat je met elkaar een lijst maakt, denk ik zo oké dit zijn de bezittingen, dit zijn de schulden die nog betaald moeten worden. Dit is erover gebleven. Nou we weten allebei... Ik denk dat we een redelijk goed geheugen hebben. Dit is een beetje jouw inbreng geweest. (…)
V: En hebben jullie die afspraken ook gemaakt zo, op papier?
A: Nee want tot zover... Tot dat moment is het natuurlijk nooit gekomen”.
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat er een intensieve samenwerking was tussen [verdachte 1] en [verdachte 4] . Deze was niet vastgelegd op papier, maar zij hadden overeenstemming over het feit dat zij aan het ‘einde van de rit’ tot een afrekening zouden komen naar gelang hun inbreng.
5.5.3.3 B3.1 Witwassen [bedrijf 2]
De rechtbank stelt vast dat [bedrijf 2] als bedrijf een bedenkelijke staat van dienst had. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
[bedrijf 2] is haar bedrijfsactiviteiten op 23 juli 2014 gestart met de aankoop van een Porsche Panamera voor een bedrag van € 50.000,--. Niet duidelijk is geworden hoe [bedrijf 2] dat voertuig heeft betaald.
Het overgrote deel van de handel van [bedrijf 2] is contant afgewikkeld. Er zijn aanzienlijke contante geldbedragen opgenomen en gestort op de bankrekening van [bedrijf 2] . Een deugdelijk kasboek is niet aangetroffen en een groot aantal in- en verkoopfacturen ontbreekt. Daardoor zijn de (contante) geldstromen niet te herleiden. Uit de wel aanwezige kasstukken blijkt een kastekort van ruim € 328.000,--.
Van 40 van de 286 voertuigen die op naam van [bedrijf 2] hebben gestaan is een volledig in- en verkoop traject aangetroffen. Van 246 voertuigen kon geen volledig in- en verkooptraject worden gereconstrueerd.
De cijfers die zijn opgenomen in de gedeponeerde jaarrekening van [bedrijf 2] over het oprichtingsjaar 2014 komen niet overeen met de administratie. De cijfers die zijn opgenomen in de aangifte vennootschapsbelasting over het jaar 2015 van [bedrijf 2] komen evenmin overeen met de administratie. De jaarrekening over het jaar 2014 is te laat gedeponeerd. Over de jaren daarna zijn geen jaarrekeningen opgesteld en gedeponeerd.
[bedrijf 2] heeft voor een bedrag van € 15.190,52 (167 mutaties) aan boetes betaald aan het Centraal Justitieel Incasso Bureau. Het grote aantal boetes duidt op het verhuren of uitlenen van voertuigen. In de administratie zijn geen huuropbrengsten aangetroffen.
Rol van [betrokkene 13]
, de oprichter, bestuurder en later vereffenaar van [bedrijf 2] , heeft op 15 oktober 2020 als getuige verklaard dat [verdachte 1] een volle neef is van zijn moeder, een achterneef en ook dat hij, [betrokkene 13] , bij [bedrijf 2] hulp heeft gehad van zijn zonen [betrokkene 13] en [betrokkene 19] en van [verdachte 4] .
De rechtbank heeft al vastgesteld dat [verdachte 4] vanaf de tweede helft van 2014 onder andere administratieve werkzaamheden heeft verricht voor [bedrijf 2] . [betrokkene 13] heeft bevestigd dat [verdachte 4] hem hielp omdat hij niet kan lezen en schrijven en ook dat [verdachte 4] , met de boekhouder, de administratie van [bedrijf 2] deed.
[betrokkene 13] wist niet van de oprichting van [verdachte 27] en ook niet of [verdachte 27] en [bedrijf 2] in Uithoorn samen op één locatie hebben gezeten. Toen [betrokkene 13] aangaf dat hij wilde stoppen, wilde [verdachte 4] doorgaan. [betrokkene 13] heeft toen met [verdachte 4] afgesproken dat [verdachte 4] het huurcontract overnam, dat hij de kosten betaalde en dat [verdachte 4] de B.V. [bedrijf 2] goed afhandelde. [verdachte 4] zou het allemaal regelen: hij heeft alles verkocht, heeft de consignatie auto’s teruggegeven aan de eigenaren en heeft gezorgd dat er geen belastingschuld en geen gedoe op de B.V. was.
Over de handelsvoorraad van [bedrijf 2] heeft [betrokkene 13] verklaard dat hij niet precies weet wat er allemaal nog op voorraad stond toen hij met [bedrijf 2] stopte. Volgens hem stonden er ook sloopauto’s en was het allemaal ouwe meuk uit Zwanenburg. Later heeft hij verklaard dat er nog voor 10 tot 20.000 euro aan handelswaar stond. Die is door niemand overgenomen, óók niet door [verdachte 4] , maar is verkocht of teruggegaan naar [betrokkene 13] . [betrokkene 13] had ook auto’s in consignatie. Die zijn teruggegaan naar de eigenaren. [betrokkene 13] heeft zijn centjes allemaal netjes gehad. Het gaat dan om de auto’s die er nog stonden en ongeveer 20.000 euro waard waren. Dat geld heeft hij cash van [verdachte 4] gekregen. Weer later heeft [betrokkene 13] verklaard dat hij twee auto’s heeft gehad en dat dit zijn waarde was, 20 of zo.
Volgens [betrokkene 13] zijn de afspraken met [verdachte 4] mondeling gemaakt. Hij weet niet of hij een overeenkomst heeft getekend. [betrokkene 13] heeft niet met [verdachte 4] afgesproken dat [verdachte 4] € 5.000,-- per maand in rekening mocht brengen voor het afwikkelen van de overname, aldus [betrokkene 13] .
Conclusie
[bedrijf 2] heeft niet voldaan aan haar administratieve verplichtingen. Er was geen sprake van een administratie waaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend, zoals artikel 10 van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek voorschrijft. De rol van [betrokkene 13] bij zijn eigen autobedrijf en vennootschap is niet de rol die men in het normale handelsverkeer van een bestuurder en enig aandeelhouder kan verwachten. De rol van [verdachte 1] en [verdachte 4] daarentegen was juist weer groter dan op grond van hun formele positie zou kunnen worden verwacht. Dit zijn feiten en omstandigheden die een witwasvermoeden kunnen rechtvaardigen.
5.5.3.3.1 Zestien en/of 46 en/of vier door [verdachte 27] van [bedrijf 2] overgenomen voertuigen
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , beiden in persoon en als feitelijke leidinggevende, en aan [verdachte 27] is tenlastegelegde het witwassen van 16 (tot 3 november 2016) en/of 46 (vanaf 3 november 2016) en/of 4 (vanaf 3 november 2016) (afkomstig) van [bedrijf 2] .
Aantallen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [verdachte 27] in de periode van 6 april 2016 tot 3 november 2016 vijftien voertuigen heeft overgenomen van [bedrijf 2] . Het voertuig met kenteken [kenteken 4] , waarvan [verdachte 4] de overname heeft ontkend, is blijkens een door [verdachte 4] verstrekte factuur door [verdachte 27] verkocht aan een derde. Daarmee staat vast dat ook dit voertuig eerder is overgenomen van [bedrijf 2] en dat [verdachte 27] vóór 3 november 2016 alle zestien ten laste gelegde voertuigen heeft overgenomen van [bedrijf 2] . Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank voorts vast dat [verdachte 27] 41 voertuigen heeft overgenomen van [bedrijf 2] op of na 3 november 2016. In totaal heeft [verdachte 27] daarmee 57 voertuigen van [bedrijf 2] overgenomen. De vraag is of daarbij sprake is geweest van witwassen.
Administratie van TTP met betrekking tot deze voertuigen
Van acht voertuigen van de vóór 3 november 2016 overgenomen voertuigen is geen inkoopfactuur en/of betaling aangetroffen in de administratie van [bedrijf 2] . Deze acht voertuigen vertegenwoordigen een waarde van € 69.950,--. Van het voertuig met kenteken [kenteken 4] is evenmin een inkoopfactuur en/of betaling aangetroffen in de administratie van [bedrijf 2] . Dit voertuig vertegenwoordigt een waarde van € 17.750,--. Niet duidelijk is geworden hoe [bedrijf 2] deze (8 + 1 =) 9 voertuigen heeft betaald.
Tijdens het politieonderzoek zijn slechts bij dertien van de in de tenlastelegging genoemde 46 voertuigen overgenomen op of na 3 november 2016 inkoopdocumenten en/of betalingen aangetroffen in de administratie en bankgegevens van [bedrijf 2] .
Bij zijn schriftelijke verklaring van 23 februari 2023 heeft [verdachte 4] facturen van twintig voertuigen gevoegd van [bedrijf 2] aan [verdachte 27] over de periode van 3 november 2016 tot en met 31 december 2016. Bij nader politieonderzoek is van twaalf van deze twintig voertuigen geen inkoopfactuur en/of een contante of girale betaling aangetroffen in de administratie van [bedrijf 2] . Deze twaalf voertuigen vertegenwoordigen een waarde van € 92.500,--.
Bij zijn schriftelijke verklaring van 23 februari 2023 heeft [verdachte 4] facturen van tien voertuigen gevoegd van [bedrijf 2] aan [verdachte 27] over de periode vanaf 1 januari 2017. Bij nader politieonderzoek is van negen van deze tien voertuigen geen inkoopfactuur en/of een contante of girale betaling aangetroffen in de administratie van [bedrijf 2] . Deze negen voertuigen vertegenwoordigen een waarde van € 129.000,--.
Derhalve is ook na nader onderzoek naar 30 volgens [verdachte 4] door [verdachte 27] van [bedrijf 2] overgenomen voertuigen niet duidelijk geworden hoe [bedrijf 2] 21 van deze 30 voertuigen heeft betaald.
De rechtbank concludeert dat door het ontbreken van een deugdelijke administratie bij [bedrijf 2] de herkomst niet is te herleiden van een aanzienlijk deel, namelijk ongeveer 2/3e deel van de door [verdachte 27] overgenomen voertuigen.
Van misdrijf afkomstig
- [verdachte 1] heeft samen met [betrokkene 13] via [bedrijf 2] in auto’s gehandeld en heeft ook andere voordelen gehad uit [bedrijf 2] .
- [verdachte 4] is via [verdachte 1] bij [bedrijf 2] terecht gekomen en heeft daar vanaf de tweede helft van 2014 tot aan de overname van de voorraad door [verdachte 27] op 3 november 2016 werkzaamheden verricht zonder een schriftelijke arbeidsovereenkomst af te sluiten met [bedrijf 2] . Hij heeft voor zijn werkzaamheden slechts een zeer gering inkomen ontvangen. Mede gelet op de penibele financiële situatie van het gezin van [verdachte 4] , is dat onzakelijk te noemen.
- [bedrijf 2] heeft geen deugdelijke administratie gevoerd. Haar rechten en verplichtingen zijn niet op te maken uit haar administratie. Een groot aantal in- en verkoopfacturen ontbreekt. Bij [bedrijf 2] ging veel contant geld om en ook dat is niet deugdelijk geadministreerd. Van 246 van de 286 voertuigen die op naam van [bedrijf 2] hebben gestaan kon geen volledig in- en verkooptraject worden gereconstrueerd. De herkomst van een aanzienlijk deel van de door [verdachte 27] overgenomen voertuigen is niet te herleiden uit de administratie van [bedrijf 2] . Bij twee op de drie door [verdachte 27] van [bedrijf 2] overgenomen voertuigen is niet duidelijk geworden hoe [bedrijf 2] die voertuigen heeft betaald.
- De verantwoordelijkheid voor het voeren van een deugdelijke administratie ligt bij de bestuurder van een rechtspersoon. [betrokkene 13] heeft zijn verantwoordelijkheid als bestuurder van [bedrijf 2] niet genomen. [verdachte 4] , die aanvankelijk (licht) administratief werk voor [bedrijf 2] heeft gedaan en anders dan [betrokkene 13] wél goed kan lezen en schrijven, heeft ook niet zorggedragen voor een deugdelijke administratie. Tijdens de detentie van [betrokkene 13] heeft [verdachte 4] de activiteiten van [bedrijf 2] voortgezet. In die periode heeft hij de administratie van [bedrijf 2] niet op orde gebracht. Ook in de maanden na [betrokkene 13] ’ vrijlating is noch door [betrokkene 13] , noch door [verdachte 4] zorggedragen voor een deugdelijke administratie bij [bedrijf 2] .
- Na haar oprichting hebben [verdachte 27] en [bedrijf 2] volgens [verdachte 4] gedurende ongeveer een half jaar naast elkaar in hetzelfde bedrijfspand aan de [locatie 19] een autohandel gedreven. [verdachte 27] had in die periode geen eigen handelsvoorraad en heeft zestien voertuigen van [bedrijf 2] overgenomen. Blijkbaar heeft [verdachte 4] namens [verdachte 27] voertuigen van [bedrijf 2] verkocht. Welk zakelijk belang of voordeel [bedrijf 2] bij deze constructie had, blijkt uit niets.
- [betrokkene 13] heeft na zijn vrijlating niet of nauwelijks meer bemoeienis heeft gehad met (de handel door) [bedrijf 2] .
- In de schriftelijke overeenkomst van 3 november 2016 zijn de door [verdachte 27] overgenomen voorraad, de te betalen prijs (te weten: de inkoopprijzen van [bedrijf 2] ) en de door [verdachte 27] voor [bedrijf 2] te betalen schulden niet gespecificeerd in de overnameovereenkomst. Omdat de administratie van [bedrijf 2] niet op orde was, konden de voorraad, inkoopprijzen en schulden daaruit evenmin worden opgemaakt. De inhoud van essentiële afspraken in de overeenkomst zijn daardoor onbepaalbaar. Dat is een aanwijzing voor verhullen en dus witwassen.
- Het gegeven dat voor de over te nemen voorraden een betalingstermijn is overeengekomen van twee jaar en dat over het openstaande saldo geen rente verschuldigd is, is voor [bedrijf 2] onzakelijk.
- De door [verdachte 27] aan [bedrijf 2] maandelijks in rekening gebrachte management fee van € 5.000,-- exclusief btw ‘voor de afwikkeling’ is ongunstig voor [bedrijf 2] , alleen al omdat [verdachte 4] [bedrijf 2] helemaal niet heeft afgewikkeld en ook verder niet duidelijk is geworden wat hij maandelijks in ruil voor deze fee heeft gedaan. Er is dus geen tegenprestatie geleverd, maar slechts een verrekenpost gecreëerd.
- De overeenkomst van 3 november 2016 bevat deels vage en deels onzakelijke afspraken. Dat kan duiden op witwassen. Uiteindelijk zijn er zoveel verrekenposten opgevoerd dat [verdachte 27] niets of nauwelijks iets aan [bedrijf 2] heeft hoeven te betalen. De eindafrekening is nog altijd niet opgesteld. Ook dat is onzakelijk en is een aanwijzing voor witwassen.
- [betrokkene 13] was een zwakke bestuurder. Hij had [bedrijf 2] niet kunnen runnen zonder [verdachte 4] . Hij kon niet lezen en schrijven. Hij wist niet dat een besloten vennootschap wordt opgericht bij notariële akte. Hij heeft niet gezorgd voor een deugdelijke administratie. Tijdens en na zijn detentie heeft hij zich niet of nauwelijks meer bemoeid gehad met (de handel door) [bedrijf 2] , terwijl hij nog altijd bestuurder was van de B.V.. De afwikkeling van de B.V. [bedrijf 2] heeft hij overgelaten aan [verdachte 4] .
- Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [verdachte 1] [betrokkene 13] heeft gebruikt als stroman, zoals hij dat eerder heeft gedaan met [betrokkene 18] . De werkzaamheden van [verdachte 4] voor [bedrijf 2] hebben eraan bijgedragen dat [verdachte 1] kon (blijven) handelen op naam van [bedrijf 2] . De rechtbank leidt uit alle feiten en omstandigheden af dat [verdachte 4] stroman [betrokkene 13] en de B.V. [bedrijf 2] overeind heeft gehouden op instigatie van [verdachte 1] en dat hun samenwerking dus is begonnen in de [bedrijf 2] -periode.
- [betrokkene 13] heeft hij naar eigen zeggen nog zo’n € 20.000,-- ontvangen (in contant geld of in de vorm van twee voertuigen) toen hij stopte met [bedrijf 2] . De opbrengst van de voorraad van [bedrijf 2] kwam echter [bedrijf 2] toe, niet haar bestuurder, en de 57 voertuigen die [verdachte 27] van [bedrijf 2] heeft overgenomen waren vele malen meer waard dan € 20.000,--. De rechtbank leidt hieruit af dat auto’s van [verdachte 1] deel uitmaakten van de voorraad van [bedrijf 2] . De voor [bedrijf 2] onzakelijke overeenkomst van 3 november 2016 was dus slechts een constructie om voertuigen van [verdachte 1] over te hevelen van [bedrijf 2] naar [verdachte 27] . Overigens ziet de rechtbank hierin, anders dan het Openbaar Ministerie, geen wederrechtelijke toe-eigening door [verdachte 27] . De 57 voertuigen zijn niet afkomstig uit eigen misdrijf.
- [verdachte 1] is meermalen veroordeeld voor drugsdelicten en had geen legaal inkomen of vermogen in de jaren 2012 tot en met 2018. Niet duidelijk is geworden hoe hij deze voertuigen en de autohandel in [bedrijf 2] heeft gefinancierd.
Conclusie
Deze feiten en omstandigheden rechtvaardigen het vermoeden dat de 57 (16 + 41) voertuigen die [verdachte 27] van [bedrijf 2] heeft overgenomen (indirect) van misdrijf afkomstig zijn. [verdachte 1] en [verdachte 4] hebben bestreden dat deze feiten en omstandigheden dat vermoeden rechtvaardigen, maar hebben het vermoeden van witwassen niet ontzenuwd. De rechtbank oordeelt dat het, alles bij elkaar, niet anders kan dan dat de voertuigen die door [verdachte 27] van [bedrijf 2] zijn overgenomen middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. [verdachte 1] en [verdachte 4] wisten dat.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank voorts bewezen dat [verdachte 1] en [verdachte 4] nauw en bewust hebben samengewerkt bij het overdragen aan en voorhanden hebben van deze 57 voertuigen door [verdachte 27] . Er is sprake van het medeplegen van plaatsingshandelingen en daarmee van witwassen in vereniging.
Het ontvangen en voorhanden hebben van deze 57 voertuigen door [verdachte 27] zijn gedragingen die zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon. De bedrijfsactiviteiten van [verdachte 27] betreffen immers handel in personenauto’s en lichte bedrijfsauto’s. Het aankopen en voorhanden hebben van voertuigen past daarmee in haar normale bedrijfsvoering. De plaatsingshandelingen kunnen dan ook in redelijkheid aan haar worden toegerekend. Ook voor [verdachte 27] is sprake van het medeplegen van plaatsingshandelingen en daarmee van witwassen in vereniging. [verdachte 1] en [verdachte 4] hebben in nauwe en bewuste samenwerking feitelijke leidinggegeven aan deze gedragingen door [verdachte 27] . Zij hadden daarbij opzet op het witwassen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte 1] en [verdachte 4] , beiden in persoon en als feitelijke leidinggevende, en [verdachte 27] in vereniging 57 voertuigen hebben witgewassen.
5.5.3.3.2 Het startkapitaal van [betrokkene 27] , [verdachte 27] en [verdachte 28]
Aan [verdachte 1] als feitelijke leidinggevende, aan [verdachte 4] in persoon en als feitelijke leidinggevende, en aan [verdachte 27] en aan [verdachte 28] is tenlastegelegde het witwassen van € 10.000,-- (afkomstig van [verdachte 4] ) en/of € 5.000,-- (afkomstig van [betrokkene 24] ).
Witwasvermoeden
[verdachte 4] heeft in april 2016 bij de oprichting van [betrokkene 27] , [verdachte 27] en [verdachte 28] een contant geldbedrag van € 10.000,-- aan [betrokkene 27] geleend. Ook heeft zijn zoon [betrokkene 24] , toen 14 jaar oud, een contant geldbedrag van € 5.000,-- aan [betrokkene 27] geleend. [betrokkene 27] heeft deze bedragen gebruikt om de aandelen van [betrokkene 27] , [verdachte 27] en [verdachte 28] vol te storten.
[verdachte 4] en zijn eenmanszaak zijn in 2010 failliet verklaard en in 2014 is zijn vennootschap [bedrijf 5] failliet verklaard. Het verzamelinkomen van [verdachte 4] en zijn echtgenote en fiscaal partner [betrokkene 26] tezamen over het jaar 2016 was nauwelijks voldoende om in het levensonderhoud te voorzien. Het gezin had evenmin vermogen.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is het vermoeden gerechtvaardigd dat het contante bedrag van € 10.000,-- en het contante bedrag van € 5.000,-- (middellijk) uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Verklaring [verdachte 4]
Ruim twee jaar na zijn aanhouding en kort voor de aanvang van de inhoudelijke behandeling van zijn zaak heeft [verdachte 4] stukje bij beetje verklaard dat hij in 1995 voor 1.500 gulden een Rolex Submariner heeft gekocht van [betrokkene 28] , die hij in 2016 voor € 10.000,- heeft verkocht aan de inmiddels overleden [betrokkene 29] . [betrokkene 29] heeft [verdachte 4] contant betaald. [betrokkene 24] heeft in 2015 voor € 5.000,-- een bootje verkocht dat [betrokkene 22] hem eerder had geschonken. [betrokkene 24] had dat geld op zijn kamer liggen, aldus [verdachte 4] .
Nader onderzoek
Het openbaar ministerie heeft nader onderzoek verricht naar deze verklaringen. [betrokkene 28] is als getuige gehoord, eerst door de politie en daarna ten overstaan van de rechter-commissaris. [betrokkene 28] heeft de transactie met een Rolex Submariner in 1995 niet bevestigd. Verder is duidelijk geworden dat [verdachte 4] op 27 juni 2016 als getuige is gehoord in een onderzoek naar het overlijden van [betrokkene 29] op 23 juni 2016. Hij heeft daarbij verklaard dat hij in de periode van 2010 tot 2014 een keer een paar Rolexen en een Breitling aan [betrokkene 29] heeft verkocht en een paar keer een horloge van hem terug heeft gekocht. [verdachte 4] heeft in dat verhoor niet verklaard over de verkoop van een Rolex aan [betrokkene 29] in het half jaar vóór diens overlijden. Bovendien is uit onderzoek naar de financiële middelen van [betrokkene 29] niet gebleken dat hij in 2016 kon beschikken over een contant bedrag van € 10.000,--.
[getuige 2] , de eigenaar van een jachthaven in Vinkeveen, is eerst door de politie en daarna, op verzoek van de verdediging, ten overstaan van de rechter-commissaris als getuige gehoord over het bootje dat [betrokkene 22] aan [betrokkene 24] heeft gegeven. Deze getuige heeft niet bevestigd dat [betrokkene 24] dat bootje heeft verkocht, maar heeft wel verklaard dat [betrokkene 24] na het overlijden van [betrokkene 22] navraag heeft gedaan naar een andere, grotere boot.
Conclusie
De op het laatste moment in gedeeltes afgelegde verklaringen van [verdachte 4] over de herkomst van beide bedragen zijn niet aannemelijk geworden en het vermoeden dat het contante bedrag van € 10.000,-- en het contante bedrag van € 5.000,-- (middellijk) uit enig misdrijf afkomstig zijn is niet ontzenuwd. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat beide bedragen (middellijk) van misdrijf afkomstig zijn. [verdachte 4] wist dat.
[verdachte 4] heeft het contante bedrag van € 10.000,-- en het contante bedrag van € 5.000,-- voorhanden gehad, overgedragen en ervan gebruik gemaakt, omdat hij de aandelen van [betrokkene 27] , [verdachte 27] en [verdachte 28] ermee heeft volgestort, althans deze drie vennootschappen van een startkapitaal heeft voorzien. Hij heeft daarmee in persoon, samen met de rechtspersonen, witgewassen.
Het volstorten van de aandelen is een gedraging die is verricht in de sfeer van [verdachte 27] en [verdachte 28] , omdat zij daarmee ieder over een bedrag van € 5.000,-- konden beschikken. Het ieder voorhanden hebben van een contant bedrag van € 5.000,-- kan dan ook in redelijkheid aan [verdachte 27] en [verdachte 28] worden toegerekend.
Ook voor [verdachte 27] en [verdachte 28] is sprake van het medeplegen van plaatsingshandelingen en daarmee van witwassen in vereniging. [verdachte 4] heeft feitelijke leidinggegeven aan deze gedragingen. Hij had daarbij opzet op het witwassen.
Uit het dossier blijkt niet dat [verdachte 1] wist dat de aandelen van deze drie [betrokkene 27] vennootschappen zijn volgestort. Omdat het volstorten van aandelen geen wettelijke verplichting is, hoefde hij ook als feitelijke leidinggever van de vennootschappen niet te vermoeden dat [verdachte 4] de aandelen had volgestort. Er is geen bewijs voor witwassen van de beide bedragen door [verdachte 1] en hij wordt vrijgesproken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen
  • dat [verdachte 4] in persoon in vereniging een contant geldbedrag van € 10.000,-- (afkomstig van hemzelf) en een contant geldbedrag van € 5.000,-- (afkomstig van [betrokkene 24] ) heeft witgewassen,
  • dat [verdachte 4] als feitelijke leidinggevende in vereniging een contant geldbedrag van € 10.000,-- (afkomstig van hemzelf en/of [betrokkene 24] ) heeft witgewassen,
  • dat [verdachte 27] in vereniging een contant bedrag van € 5.000,-- (afkomstig van [verdachte 4] en/of [betrokkene 24] ) heeft witgewassen,
  • dat [verdachte 28] in vereniging een contant bedrag van € 5.000,-- (afkomstig van [verdachte 4] en/of [betrokkene 24] ) heeft witgewassen,
en spreekt op dit onderdeel van de tenlasteleggingen vrij voor het overige.
5.5.3.4 Inleiding verdere beoordeling
Met het oog op de verdere beoordeling volgt hierna een chronologische weergave van de gebeurtenissen na 3 november 2016, eerst van de oprichting van andere vennootschappen door [verdachte 4] en vervolgens van activiteiten die [verdachte 1] en [verdachte 4] in die vennootschappen hebben ontplooid in de autohandel, de horlogehandel en bij de investering in zonnebankstudio’s en onroerende zaken. Daarbij worden ook delen van de gesprekken aangehaald die in het bedrijfspand aan de [locatie 19] te Uithoorn zijn opgenomen van 11 februari 2019 tot en met 28 oktober 2019.
Vervolgens wordt overwogen dat de kwaliteit van de administratie van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen te wensen overliet en dat dit kan duiden op witwassen. Uiteen wordt gezet dat [verdachte 1] en [verdachte 4] hun samenwerking hebben geïntensiveerd, terwijl [verdachte 1] wist en [verdachte 4] moest weten dat [verdachte 1] niet beschikte over legaal inkomen of vermogen. De rechtbank zal uiteindelijk concluderen dat zij daarbij witwashandelingen hebben gepleegd en dat, voor zover de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen legale bedrijfsactiviteiten hebben gehad, die niet zijn te onderscheiden van de witwasactiviteiten.
Meer vennootschappen
In de jaren na 2016 heeft [verdachte 4] diverse vennootschappen opgericht, waaronder ook een Duitse en een Spaanse. Volgens [verdachte 4] is in iedere vennootschap een eigen bedrijfsactiviteit ondergebracht.
Op 10 juli 2017 zijn opgericht de stichting Stichting Aandelenbeheer [verdachte 30] (houdster- en financieringsactiviteiten) en de vennootschappen [betrokkene 30] B.V. (houdster- en financieringsactiviteiten, hierna ook te noemen: [betrokkene 30] ) en [verdachte 30] B.V (hierna ook te noemen: [verdachte 30] ). De specifieke bedrijfsactiviteit van [verdachte 30] betrof de operational lease van personenauto's en lichte bedrijfsauto's.
Op 9 november 2017 zijn opgericht de vennootschappen [verdachte 31] (hierna ook te noemen: [verdachte 31] ), gericht op het aanbieden van auto's op basis van participatie, gezamenlijk bezit, en [verdachte 29] (hierna ook te noemen: [verdachte 29] ), gericht op het handelen en beheren van onroerend goed.
Op 7 juni 2018 is opgericht de vennootschap naar Duits recht, [verdachte 32] . De specifieke bedrijfsactiviteit betrof
handel und Vermietung von Fahrzeugen.
Op 15 april 2019 is de vennootschap Sir247.nl B.V. opgericht, waarvan de naam op 3 juli 2019 is gewijzigd in [verdachte 33] (hierna ook te noemen: [verdachte 33] ). De specifieke bedrijfsactiviteit betrof de operational lease van personenauto's en lichte bedrijfsauto's.
Op 21 juni 2019 zijn opgericht de vennootschappen [betrokkene 31] (financiële holding, hierna ook te noemen: [betrokkene 31] ) en een zestal dochtervennootschappen. [betrokkene 31] is dochtervennootschap van [verdachte 31] . De specifieke bedrijfsactiviteit betrof de exploitatie en het beheer van zonnebankstudio’s.
Van al deze vennootschappen zijn [betrokkene 27] en Stichting Aandelenbeheer [verdachte 30] al dan niet indirect enig aandeelhouder. [verdachte 4] is bestuurder van beide stichtingen en (indirect) bestuurder van al deze vennootschappen. In dit vonnis worden de rechtspersonen [betrokkene 27] , [verdachte 27] , [verdachte 28] , [verdachte 29] , [betrokkene 30] , [verdachte 30] , [verdachte 31] , [verdachte 32] , [verdachte 33] , [betrokkene 31] en haar 6 dochtervennootschappen tezamen aangeduid ook wel aangeduid als: de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen.
Op 7 augustus 2019 is opgericht een vennootschap naar Spaans recht [verdachte 34] ., waarvan [verdachte 4] de enig aandeelhouder en vertegenwoordiger is (hierna ook: [verdachte 34] ) . De specifieke bedrijfsactiviteit betrof de verhuur van auto’s.
Activiteiten in het jaar 2017
[verdachte 30] heeft vóór 16 oktober 2017 vijftien voertuigen van [verdachte 27] verkregen. Van de totale inkoopprijs van € 418.000,-- is [verdachte 30] een bedrag van € 363.600,-- schuldig gebleven aan [verdachte 27] .
Activiteiten in het jaar 2018
Op 5 januari 2018 is aan [verdachte 29] verkocht en op 17 april 2018 aan haar geleverd een bedrijfsunit met parkeerplaatsen aan de [locatie 3] te Lijnden.
Op 19 januari 2018 is aan [verdachte 29] geleverd een stuk grasland gelegen aan de [locatie 20] .
Op 14 februari 2018 is aan [verdachte 29] geleverd een berging/stalling met ondergrond, erf en verder aan- en toebehoren, gelegen aan de [locatie 34] te Randwijk.
In de periode van mei tot en met juli 2018 heeft [betrokkene 32] (hierna ook te noemen: [betrokkene 32] ), een vennootschap waarvan [verdachte 20] en [verdachte 16] via [betrokkene 32] . bestuurder waren, vijf zonnestudio’s inclusief één beautycentrum gekocht.
[verdachte 1] heeft een contant bedrag van in totaal minimaal € 500.000,-- in gedeeltes aan [verdachte 20] gegeven om [verdachte 20] en [verdachte 16] in de gelegenheid te stellen te investeren in zonnestudio’s. Uit een gesprek van [verdachte 4] , [betrokkene 26] en [betrokkene 33] op 19 februari 2019 is op te maken dat [verdachte 1] in de zonnestudio’s heeft geïnvesteerd in de zomer van 2018.
Volgens een schriftelijke overeenkomst gedateerd 1 augustus 2018 heeft [verdachte 32] in de periode van 25 april 2018 tot en met 1 augustus 2018 een bedrag van € 75.000,-- geleend aan [verdachte 16]
‘voor de aanschaf van een zestal zonnestudio’s’. Een klein jaar later hebben [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] besproken hoe de betaling van dit bedrag van € 75.000,-- kan worden verantwoord. Daarbij heeft [verdachte 4] medegedeeld dat hij geld zou inbrengen via ‘die Duitse B.V.’ In Nederland had hij een heel Wwft-gebeuren gehad en kon hij het bedrag van € 75.000,-- niet meer in de kas doen.
Tijdens een gesprek in het [hotel] in Nootdorp op 7 oktober 2018 met [verdachte 14] , [betrokkene 35] en [betrokkene 36] heeft [verdachte 1] gezegd dat zijn onroerend goed in Rotterdam The Hague (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 37] ., hierna ook te noemen: [betrokkene 37] )
‘op [betrokkene 27] B.V., [locatie 18] , Uithoorn’moest. Verderop in dat gesprek heeft [verdachte 1] gezegd dat een vriend van hem een autobedrijf had, dat die vriend daar een onroerend goed B.V. bij had en dat die het onroerend goed van [betrokkene 37] kon kopen. In de B.V. stond nog een beetje onbelast onroerend goed. En die vriend of [verdachte 1] kon de volgende dag op papier een paar dure auto’s laten verkopen en dat geld op zijn rekening storten en gewoonweg overmaken naar die B.V. Als hij, [verdachte 1] , het geld maar terug kreeg. Anders was hij dat ook weer kwijt.
Op 10 oktober 2018 heeft Stichting Aandelen [betrokkene 27] van [betrokkene 37] gekocht
- een appartementsrecht aan de [locatie 21] te Vlaardingen,
- een perceel grond met daarop een vaste woonwagen aan de [locatie 22] te Den Bosch en
- een perceel bosgrond aan de [locatie 23] te Dongen.
Op 24 oktober 2018 zijn deze drie koopovereenkomst ingeschreven in het kadaster.
Op 26 november 2018 heeft [verdachte 29] het perceel grond met de woonwagen aan de [locatie 22] te Den Bosch verkocht aan [verdachte 13] .
Op 5 december 2018 is het perceel grond met de woonwagen aan de [locatie 22] te Den Bosch aan [verdachte 29] geleverd.
Activiteiten in het jaar 2019
Op 10 januari 2019 is een Range Rover Evoque [kenteken 3] overgeschreven van [verdachte 27] op naam van [betrokkene 38] , oudste dochter van [verdachte 1] . Niet is gebleken dat voor dit voertuig is betaald.
Op 28 januari 2019 heeft [verdachte 29] het perceel grond met de woonwagen aan de [locatie 22] te Den Bosch geleverd aan [verdachte 13] .
Eveneens op 28 januari 2019 is aan [verdachte 29] geleverd het appartementsrecht aan de [locatie 21] te Vlaardingen en het perceel bosgrond aan de [locatie 23] te Dongen.
Uit gesprekken van 11 februari 2019 tot en met 28 oktober 2019 opgenomen in het bedrijfspand aan de [locatie 19] te Uithoorn maakt de rechtbank op dat relaties van [verdachte 1] auto’s hebben gehuurd dan wel geleased bij een van de [verdachte 29] / [verdachte 30] -vennootschappen. Deze relaties kwamen hun verplichtingen niet of onvoldoende na. Zij regelden bij [verdachte 1] dat ze [verdachte 4] niet of later mochten betalen. [verdachte 4] wist niet of er dubbele afspraken waren. [verdachte 4] kwam daardoor boekhoudkundig in de problemen en moest boekhoudkundig goochelen en [verdachte 1] wist dat.
Vanaf februari 2019 heeft [verdachte 1] salaris ontvangen van [verdachte 30] . [betrokkene 40] , medewerker van het boekhoudkantoor van [betrokkene 39] , heeft als getuige verklaard dat [verdachte 1] voor [verdachte 30] werkte. Zij had wel aan [verdachte 4] gevraagd wat daar precies de bedoeling van was, maar daar nooit echt antwoord op heeft gekregen behalve dan dat hij iets met auto's in Spanje zou doen. [verdachte 1] reisde ook regelmatig naar Spanje. Hij zou [verdachte 4] ondersteunen.
Volgens een schriftelijke intentieverklaring, gedateerd 18 maart 2019 en ondertekend door [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] , onderzochten [betrokkene 32] en [verdachte 30] Participations de mogelijkheden tot een samenwerkingsovereenkomst of een overname en zou [verdachte 30] Participations omstreeks 25 maart en omstreeks 28 maart (naar de rechtbank begrijpt: 2019) twee betalingen van ieder € 10.000,-- doen aan [betrokkene 32] . Tijdens een gesprek van 4 juni 2019 heeft [verdachte 4] aan [verdachte 20] en [verdachte 16] gevraagd om deze intentieverklaring te tekenen.
Op 13 maart 2019 zei [verdachte 20] dat [verdachte 1] met hem had afgesproken dat [verdachte 1] dochter op de loonlijst zou komen:
“ik zou z'n dochter op de loonlijst zetten en hij wilde eventueel zelf wel elke maand even wat geld geven, zodat we haar kon betalen, zodat (…) ze gewoon netto geld had”. Ook [verdachte 21] , [verdachte 1] jongste dochter, had aanvankelijk van haar vader begrepen dat zij op de loonlijst zou komen en dat ze daar niets speciaals voor zou hoeven doen. Pas later bleek dat er wel wat van haar werd verwacht.
Op 20 maart 2019 hebben [verdachte 4] en [verdachte 1] met elkaar over zaken gesproken. In dat gesprek heeft [verdachte 4] gezegd dat hij constant boekhoudkundig moest schuiven:
“Maar het is natuurlijk, constant alleen al boekhoudkundig moet schuiven en moet doen, tja, dat is neem ik aan natuurlijk geen geheim.”Over de zonnebankstudio’s heeft [verdachte 1] gezegd: “
Ik denk dat voordat ik daar echt geld in gaat, uh, dat ik dat lijntje doorknip (…) als daar nog drie ton bij moet totaal, die brengen wel een keer acht ton op, dus dan is die acht ton ingedekt (…) maar je moet wel die lijntjes doorknippen, want dan staat er vier ton schuld alleen op die winkels (…) Nou ik denk dat (…) we vijf procent rente in dingen moeten brengen. (…) Over acht ton is veertig rooien per jaar, dat is de man twintig rooien en dan moet je het zelfde geld uit de zonnebank krijgen als dat hun eruit krijgen. (…) Als je dan ook nog is ieder twee rooien in de maand eruit krijgt heb je bijna vier rooien in de maand gewoon wit op je rekeningetje van hun vandaan”.
In een gesprek op 13 april 2019 heeft [verdachte 4] gezegd dat hij niet wil niet stoppen met [verdachte 1] . De relatie werd eigenlijk elke maand beter. Daar kwam bij dat het best wel complex was,
“met bezittingen die erin zitten”, met onroerend goed. Je “
bent wel effe onderweg om het te ontrafelen” als je echt zou willen stoppen met elkaar.
Op 23 mei 2019 heeft [verdachte 29] het perceel bosgrond aan de [locatie 23] te Dongen verkocht en op 18 juni 2019 geleverd aan [betrokkene 41] voor € 70.000,--.
Op 3 juni 2019 zijn aan [verdachte 29] geleverd tien appartements-rechten die recht geven op het gebruik van bedrijfs-/opslagruimtes aan de [locatie 24] te Roosendaal en [locatie 25] te Roosendaal.
Tijdens een gesprek van 5 juni 2019 heeft [verdachte 1] tegen [verdachte 4] heeft gezegd:
“kijk en ik wil niks meer (…) op andere namen, [verdachte 4] . Ik wil niks meer (…) met vreemden te maken hebben. (…) Mijn familie vertrouw ik. Dan zijn er nog misschien drie of vier mensen die ik vertrouw met geld en voor de rest met niemand (…) en verder die ik vertrouw ben jij”.
Op 18 juni 2019 heeft [verdachte 29] het perceel bosgrond aan de [locatie 23] te Dongen geleverd aan [betrokkene 41] .
Volgens een door [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] ondertekende koopovereenkomst gedateerd 14 juni 2019 heeft [verdachte 31] voor een bedrag van € 545.000,- van [betrokkene 32] de activa van zes zonnestudio’s gekocht. Die activa zijn volgens [verdachte 4] direct na de aankoop ingebracht in zes dochtervennootschappen van [betrokkene 31] , allen opgericht op 21 juni 2019. [betrokkene 31] is op haar beurt dochtervennootschap van [verdachte 31] . In een gesprek op 12 juli 2019 met [betrokkene 33] heeft [verdachte 4] gezegd dat hij nieuwe B.V.’s heeft opgericht en de overname van de zonnestudio’s onderhands heeft geregeld via een activa-passiva-transactie.
Op 1 juli 2019 heeft [verdachte 27] een samenwerkingsovereenkomst gesloten met de vennootschap naar buitenlands recht [betrokkene 42] (hierna ook: [betrokkene 42] ), op 2 november 2012 opgericht en met als enig bestuurder de door de Spaanse autoriteiten als katvanger aangemerkte [betrokkene 43] . Feitelijke bestuurder was haar ex-man [betrokkene 44] . Blijkens die overeenkomst stelde [verdachte 27] auto’s ter beschikking aan [betrokkene 42] . [betrokkene 42] zette die auto’s in voor de verhuur. De opbrengst van de verhuur werd gedeeld en de auto’s bleven eigendom van [verdachte 27] blijven totdat “
het volledige bedrag is voldaan”.
Er zijn twaalf facturen aangetroffen van [verdachte 27] aan [betrokkene 42] , gedateerd 2 juli 2018, 14 januari 2019, 20 maart 2019 en 25 maart 2019 die betrekking hebben op de verkoop van twaalf auto’s. Van die twaalf voertuigen zijn elf voertuigen te naam gesteld van [betrokkene 42] .
In een gesprek van 3 juli 2019 heeft een onbekend gebleven persoon met de naam [betrokkene 45] , volgens [verdachte 4] was dat [betrokkene 45] , tegen [verdachte 4] gezegd dat hij nooit bang hoefde te zijn dat het omviel, omdat hij natuurlijk [verdachte 1] achter zich had. Daarop heeft [verdachte 4] geantwoord dat [betrokkene 45] dat anders moest zien: “
Ik moet mezelf natuurlijk bedruipen, want als hij volledig wegvalt. (…) Hij loopt altijd met één been in de gevangenis.” Vervolgens werd gesproken over de vraag of [verdachte 4] in dezelfde positie zat als vroeger met [betrokkene 22] en heeft [verdachte 4] gezegd dat [betrokkene 22] wel vermogend was, maar in spullen en niet in geld. Hij kwam elke maand geld tekort. Bij [verdachte 1] was dat andersom en hoeft [verdachte 4] niet te financieren.
Tegen [betrokkene 26] heeft [betrokkene 45] later in het gesprek gezegd dat [verdachte 1] in [verdachte 4] iemand had die in de bovenwereld de zaak goed voor elkaar had. Volgens [betrokkene 26] vergat [verdachte 4] af en toe dat [verdachte 1] ook niet buiten hem kon en dat hij ook eens een keer ‘nee’ mocht zeggen. [betrokkene 45] heeft dat beaamd. Voor [verdachte 4] was [verdachte 1] een enorme steun in de rug, maar voor [verdachte 1] was [verdachte 4] de link naar de bovenwereld.
Op 5 juli 2019 heeft [verdachte 4] met [verdachte 5] gesproken over de verkoop van de [locatie 3] te Lijnden aan [verdachte 5] . In dat gesprek heeft [verdachte 4] onder andere tegen [verdachte 5] gezegd dat hij de laatste paar weken van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat bezig was met de zonnestudio's. Hij had niet bij de eerste gesprekken gezeten. Hij had er vanaf het begin af aan geen vertrouwen. Het was nu allemaal trammelant en hij moest dat in principe allemaal gaan recht breien. Het was verpand aan de bank. Hij moest met terugwerkende kracht allemaal contracten maken en dingen in elkaar gaan zetten om het “
een beetje geloofwaardig” te gaan doen. Het zag er nu allemaal redelijk goed uit en het ging ook allemaal de goeie kant op. Hij
(de rechtbank begrijpt: [verdachte 1] )vond dat wel ook wel weer top en hij was dan ook super goed te spreken is en (maar) ze hadden het natuurlijk een stuk fijner met die auto' s.
In een gesprek van 14 juli 2019 heeft [verdachte 1] in aanwezigheid van [verdachte 4] tegen [betrokkene 46] gezegd: “
Maar weet je wat het is, als je in Nederland komt en je bent twee weken in Nederland, klinkt raar, dan wil ik van mijn kinderen en kleinkinderen genieten. Dan wil ik het naar mijn zin hebben. Niet twee weken met een pistool in de rondte, overal ruzie gaan maken en ellende gaan maken voor je eigen geld of je eigen spullen. Weet je wat het is, we hebben zonnebanken. Hij is nou twee weken of drie weken constant bezig ermee en iedere dag geld erin en dingen erin om het naar ons eigen toe te krijgen. Omdat je niks kan verantwoorden. Maar (…) in die paar jaar tijd dat we hier zitten kennen we inmiddels wel wat verantwoorden. (…) Nou, dat is niet langzamerhand gegaan, dat is gewoon snel gegaan. Dus nu, als we morgen (…) de uitverkoop houden en een zooitje dingen die ik niet kwijt ben, dingen wegzetten gewoon dan (…) hebben we (…) een witte pot”.
[betrokkene 42] heeft per 1 augustus 2019 een showroom gehuurd op de [locatie 26] te Malaga.
Op 13 september 2019 heeft [verdachte 34] een appartement gekocht aan de [locatie 27] in Benalmádena. Dit appartement is in gebruik genomen door [verdachte 2] .
Op 16 september 2019 heeft [verdachte 29] een voormalige champignon-kwekerij aan de [locatie 28] te Alphen gekocht.
Op 18 september 2019 heeft [verdachte 29] een woning aan de [locatie 29] te Rhenen en een bedrijfshal met kantoor [locatie 30] te Rhenen gekocht.
Op 19 september 2019 heeft [betrokkene 42] een woning op het nieuwbouwcomplex [locatie 31] te Mijas verkregen. [verdachte 1] verbleef daarvoor, begin 2019, al in die woning.
Op 9 oktober 2019 heeft [verdachte 29] aan [verdachte 5] verkocht en op 11 oktober 2019 geleverd de bedrijfsunit met parkeerplaatsen aan de [locatie 3] te Lijnden.
Op 15 november 2019 was het bedrijfspand aan de [locatie 19] te Uithoorn leeg en was een gedeelte van de voertuigen overgebracht naar de woning van [verdachte 4] , gelegen aan de [locatie 32] te Amstelhoek.
Op 3 december 2019 heeft [betrokkene 47] (hierna ook te noemen: [betrokkene 47] ) geleverd het appartementsrecht dat recht geeft op het gebruik van bedrijfs-/opslagruimte aan de [locatie 33] te Roosendaal.
Activiteiten in het jaar 2020
De samenwerking tussen [verdachte 27] en [betrokkene 42] is begin 2020 beëindigd vanwege problemen met de Spaanse Belastingdienst. De huurovereenkomst van de showroom op de [locatie 26] te Malaga is op 14 februari 2020 ontbonden omdat niet is voldaan aan de contractuele voorwaarde om de huurpenningen van het eerste jaar vooruit te betalen. De ruimte is uiteindelijk niet geopend voor het publiek.
Op 30 januari 2020 heeft [verdachte 27] een samenwerkingsovereenkomst gesloten met [betrokkene 48] ., bestuurder [betrokkene 49] (hierna: [betrokkene 48] ). Blijkens die overeenkomst stelde [verdachte 27] auto’s beschikbaar. Het ging deels om auto’s die eerder door [verdachte 27] aan [betrokkene 42] ter beschikking waren gesteld. [betrokkene 48] heeft de facturen niet betaald. De kentekens van de oorspronkelijk van [verdachte 27] afkomstige auto’s zijn op naam van [betrokkene 42] blijven staan.
Op 6 januari 2020 is een Range Rover Evoque [kenteken 5] overgeschreven van [verdachte 27] B.V. op naam van [verdachte 21] , de jongste dochter van [verdachte 1] . Voor dit voertuig is niet van een betaling gebleken.
Op 12 maart 2020 heeft [verdachte 30] tien voertuigen en op 25 maart 2020 heeft [verdachte 30] één voertuig verkocht aan [verdachte 30] Participations voor een bedrag van € 317.760, in verband met de opzegging van haar verzekering. Het verkoopbedrag staat nog open.
5.5.3.4.1 Kwaliteit van de administratie van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen
De start van iedere nieuwe vennootschap is gefinancierd uit de al bestaande vennootschappen. Bij het volstorten van de aandelen en/of het suppleren van een startkapitaal is meestal geld rondgepompt.
Een duidelijke scheiding van bedrijfsactiviteiten per vennootschap was er op papier soms wel, maar in de praktijk niet. [verdachte 4] heeft uiteindelijk verklaard dat de rekening-courant verhoudingen en verrekeningen tussen de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen beter hadden moeten worden vastgelegd. Hij was er naar eigen zeggen nog niet aan toe gekomen de transacties tussen vennootschappen onderling vast te leggen. Hij heeft ook verklaard dat de AFAS-boekhouding van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] vennootschappen nog niet bij was met de verrekeningen tussen [betrokkene 27] en [bedrijf 2] en dat als in AFAS de in- en verkoop niet juist zijn of op ‘nog onbetaald’ staan, het kan zijn dat onderlinge facturen zijn verrekend maar nog in het systeem voorkomen als openstaande rekening.
Geen van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen beschikte over een adequate administratie. Dat blijkt uit het onderzoek van de politie per tenlastegelegd voorwerp en uit de verklaringen van boekhouder [betrokkene 39] en zijn medewerker [betrokkene 40] .
[betrokkene 39] heeft verklaard dat de jaarrekeningen van de Wiegermansgroep over het jaar 2017 achteraf bij verdere controle niet “
helemaal goed” bleken te zijn. De jaarrekeningen over het jaar 2018 konden niet worden opgemaakt omdat er geen aansluiting was met het voorgaande jaar. Er zaten gaten in de administratie en er moest constant worden gepuzzeld om uit te vinden wat er gebeurd was met inkopen, verkopen, ruilen, terugkopen en dat soort zaken.
Uit de verklaring van [betrokkene 40] leidt de rechtbank af dat de jaarrekeningen alleen in het begin definitief zijn gemaakt, maar in de jaren daarna nooit definitief zijn geworden omdat er steeds boekstukken ontbraken, zoals inkoopfacturen, bonnen en een kasboek. Geprobeerd is de verkoopfacturen te ondervangen door [verdachte 4] te laten werken met een factureerprogramma, maar hij zette daar niet altijd alles consequent in. Bij de handel in auto's en horloges ging heel veel contant. Het boekhoudkantoor heeft daarom besloten geen btw-aangiftes meer te doen. Vanaf maart 2019 is [verdachte 4] gestopt met het bijhouden van een kasboek. Ook voor de horlogehandel ontbrak een kasboek. [betrokkene 40] kreeg geen overzicht over de geld- en goederenstroom. Verder was [verdachte 4] heel veel “
met geld aan het schuiven” tussen de bedrijven onderling: hij vulde “
het ene gat met het andere” en bouwde geen reserves op.
Uit al het verrichtte politieonderzoek – óók het onderzoek dat is verricht nadat [verdachte 4] in februari 2023 verklaring had afgelegd en een aanvullende stukken had verstrekt – volgt dat de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen niet hebben voldaan aan hun administratieve verplichtingen. Er was geen sprake van administraties waaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de rechtspersoon kunnen worden gekend. Voor het grootste deel van de tenlastegelegde voertuigen en horloges geldt dat aan- en/of verkoopfacturen ontbraken, dat geen of tegenstrijdige boekingen zijn aangetroffen in administratiesysteem AFAS en/of de Access Database en dat betalingen niet zijn verwerkt in een kasboek (voor zover een kasboek is aangetroffen) en/of niet zijn aangetroffen op bankrekeningen.
Dat sprake is geweest van onwil aan de kant van de politie om beschikbare stukken (verder) te onderzoeken of om het te begrijpen, zoals [verdachte 4] ter terechtzitting heeft gesuggereerd, is op geen enkele wijze aannemelijk worden. Bovendien is het geen politietaak om de administratie van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen te reconstrueren. Het had op de weg van [verdachte 4] gelegen om de politie bij wijze van concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring alsnog van een kloppende administratie te voorzien.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat [verdachte 4] in de periode van 3 november 2016 tot en met 16 september 2020, toen het aantal vennootschappen en activiteiten was uitgebreid, als (indirect) bestuurder van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen heeft verzuimd om een deugdelijke inkoop-, verkoop- en kasadministratie te voeren en om tijdig jaarrekeningen te deponeren. Hij schoof veel met geld en goederen tussen de vennootschappen onderling, zonder de onderlinge rekening-courant verhoudingen en verrekeningen tussen de vennootschappen inzichtelijk vast te leggen. Ook de inbreng van en financiële verhouding met [verdachte 1] is niet vastgelegd. [verdachte 4] vulde het ‘ene gat met het andere’ en bouwde geen reserves op. Dat alles vormt een sterke aanwijzing dat sprake was van verhullen en dus van witwassen.
5.5.3.4.2 Verhullingshandelingen binnen de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen
Daarnaast bevat het dossier bewijs voor expliciete verhullingshandelingen. In een gesprek van 8 februari 2019 heeft [verdachte 1] hulp gevraagd aan een NN-man: “
Ik heb op papier 20 ruggen voor me dochter nodig. (…) Als ik die aan je geef kan je die overmaken dan?”[betrokkene 45] had die ochtend al geholpen met 20 ruggen.
Op een computer, in beslag genomen in het pand [locatie 18] te Uithoorn, zijn een tweetal geldleningsovereenkomsten aangetroffen. Volgens de ene overeenkomst van geldlening heeft [betrokkene 20] , dochter van [verdachte 1] , van [betrokkene 33] (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 33] ) een bedrag van € 20.000,-- geleend. Volgens de andere overeenkomst van geldlening heeft [betrokkene 20] van [betrokkene 41] een bedrag van € 20.000 geleend, waarbij [betrokkene 38] verklaarde het totale bedrag in contanten te hebben ontvangen middels uitbetalingen in de periode van 15 januari 2019 tot 1 april 2019. De looptijd was van 1 april 2019 tot en met 1 april 2024. Op een bankrekening van [betrokkene 20] is op 1 februari 2019 een bedrag van € 20.000,-- binnengekomen van een bankrekening ten name van [betrokkene 33] met omschrijving overeenkomst geldlening. Op 6 juli 2019 heeft een rentebetaling plaatsgevonden van € 100,-- door overboeking naar de rekening van [betrokkene 33] .
[verdachte 1] heeft hier een zogenoemde loan back-constructie toegepast. Dat is een klassieke witwasconstructie, waarbij het erop moet lijken dat via een lening legaal geld is verkregen van een andere partij, terwijl het in werkelijkheid gaat om eigen geld. [verdachte 1] is daarbij geholpen via de computer in het bedrijfspand van [verdachte 27] .
In een gesprek van 4 juni 2019 heeft [verdachte 4] aan [verdachte 20] voorts uitgelegd hoe een loan back-constructie werkt: “
ik geef jou 10.000 euro zwart omdat ik het op papier nodig heb (…) en ik vraag aan jou [verdachte 20] wil jij het morgen naar mij toe over maken, jij hebt geld zat op je rekening staan, wil jij het naar mij toe overmaken als zijnde een lening.”Het probleem van de constructie is dat vervolgens geen rente en geen aflossing wordt betaald.
“Ik vind dat het nog steeds mijn eigen geld is en jij vind dat in principe ook want je hebt het terug gekregen, alleen is het op papier is het een lening (…) waar je rente over moet betalen en ook moet aflossen. Negen van de tien keer doen mensen die geld ontvangen hebben, die betalen één keer de rente. Daarna laten ze niks meer van ze horen, denken ze rot maar op want is het mijn eigen geld.”
In een gesprek van 4 juli 2019 heeft [verdachte 4] tegen [verdachte 20] gezegd dat ene [betrokkene 50] “
exact die 101 heeft betaald”, waarop [verdachte 20] heeft geantwoord:
“Dat zou hij niet doen ik heb gezegd doe even iets meer dan krijg je dat terug.”Omdat [verdachte 4] het te doorzichtig vond dat het bedrag overeen kwam heeft hij de betaling van [betrokkene 50]
“expres een keertje een rondje laten gaan. Ik heb wat horloges van gekocht en teruggestuurd noem maar wat op. Dat het niet opgespaard is en dan in een keer dingens. Ik heb een paar keer rond laten gaan.”.
In een gesprek van 22 oktober 2019 met [verdachte 4] heeft [betrokkene 51] , de verhuurder van de [locatie 32] te Amstelhoek, gezegd: “
Effe kijken wat zal ik doen, [verdachte 4] . Als ik nou € 2.000 heb moet ik zorgen dat die btw in die twee ruggen zit?”waarop [verdachte 4] heeft geantwoord: ‘
Nee, dan doe je jezelf te kort, je moet gewoon ex. btw doen. Je krijgt die btw toch terug (…) Je geeft dat bedrag ex btw. Je maakt een nota. Dus als je een nota maakt van euh € 2.000 of € 1.900 of 1.850 of 1.400, maakt niet uit wat je doet, euh, dan tel je gewoon de btw erbij op. Dus als het 2.000 is dan is het iets van 2.380 enne, je geeft 2.000 euro en ik maak 2.380 over”.[betrokkene 51] : “
Oke”(…) [verdachte 4] : “
Doe nog maar effe een keertje als je wilt (…) doe je er ééntje op naam van [verdachte 28] ”.[betrokkene 51] : “
Euh, ik zal het effe opschrijven, euh, ik kan ook, euh, ik kan het ook zo laten?”[verdachte 4] : “‘
Ja, je kan het hier meteen doen, dan kan ik het ook meteen regelen, hetzelfde, alles hetzelfde alleen niet op Uithoorn, maar, euh, dus ééntje op Exclusief en één, niet precies hetzelfde, maar bijvoorbeeld voor 600 euro, op Exclusief met werkzaamheden, horloges ophalen en brengen en die andere gewoon van euh, euh, euh (…) werkzaamheden”[betrokkene 51] : “
Oke, ik doe eerst [betrokkene 27] zelf, euh, welke datum zal ik doen?”[verdachte 4] : “
Ik zou hem gewoon op vandaag zetten”. Vervolgens is van een bankrekening van [verdachte 27] een bedrag van € 1.400,-- en van een bankrekening van [verdachte 28] een bedrag van € 600,-- overgeschreven naar een bankrekening van [bedrijf 16] , het bedrijf van [betrokkene 51] .
5.5.3.4.3 (Ook) legale bedrijfsactiviteiten?
Het startkapitaal van [betrokkene 27] , [verdachte 27] en [verdachte 28] en de 57 door [verdachte 27] van [bedrijf 2] overgenomen voertuigen zijn, zo heeft de rechtbank vastgesteld, middellijk uit enig misdrijf afkomstig. Met deze van misdrijf afkomstige vermogensbestanddelen is [verdachte 27] haar bedrijf gestart. Alle bedrijfsactiviteiten die daarna hebben plaatsgevonden zijn terug te voeren op van misdrijf afkomstige voorwerpen en zijn dan ook plaatsingshandelingen, te weten het omzetten van die van misdrijf afkomstige voorwerpen. Datzelfde geldt voor de vennootschappen die zijn opgericht na de eerste drie [betrokkene 27] -vennootschappen en de bedrijfsactiviteiten die daarmee zijn ontplooid. De start van iedere nieuwe vennootschap is immers gefinancierd uit al bestaande vennootschappen.
Terecht heeft de verdediging betoogd dat deze redenering niet eeuwig stand houdt. Er komt een moment waarop bedrijfsactiviteiten zich losmaken van de valse start van een onderneming en legaal kunnen worden. Voor de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen heeft dat moment zich evenwel niet voorgedaan, omdat zich - zoals hiervoor uiteen is gezet - in de periode van 3 november 2016 tot en met 16 september 2020 feiten en omstandigheden zijn blijven voordoen die het oordeel rechtvaardigen dat bij de bedrijfsactiviteiten voorwerpen zijn gebruikt die van misdrijf afkomstig zijn.
Voor zover daarnaast ook sprake was van het voorhanden hebben, overdragen, omzetten en/of gebruikmaken van legale, in de zin van niet van misdrijf afkomstige voorwerpen, is die handel niet te onderscheiden van de handel in voorwerpen die wél van misdrijf afkomstig zijn. Als gevolg van de gebrekkige administratie van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen is geen onderverdeling te maken in (handel in) wel of niet van misdrijf afkomstige voorwerpen. Dat de administratie voor sommige voorwerpen wel deugt en dat de herkomst van andere voorwerpen is achterhaald aan de hand van de verklaring van [verdachte 4] en de door hem aangeleverde stukken, doet hier niet aan af. Dit betreft slechts een klein deel van de voorwerpen. Voor zover de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen legale bedrijfsactiviteiten hebben gehad, zijn die niet te onderscheiden van de witwasactiviteiten.
5.5.3.4.4 Wetenschap van [verdachte 4]
wist dat [verdachte 1] niet beschikte over legaal inkomen of vermogen. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
[verdachte 4] wist dat [verdachte 1] in het verleden voor drugsdelicten was veroordeeld, een ontnemingsvordering had lopen en niets op zijn naam kon hebben. Al bij het begin van de samenwerking heeft [verdachte 1] tegen [verdachte 4] gezegd dat hij niets had, geen bedrijf en geen bankrekening. [verdachte 1] kon ook geen auto’s en panden op zijn naam hebben en geen duur ‘klokkie’ om zijn pols dragen. [betrokkene 33] heeft op 14 maart 2019 tegen [betrokkene 26] gezegd dat het voor [verdachte 1] “
allemaal geld(is)
wat ie niet ken verantwoorden”.[betrokkene 26] :
“En dat probeer ik nou al denk ik twee jaar lang tegen [verdachte 4] , komt niet binnen. Het komt gewoon, leg wat weg. Zorg wat voor jezelf, zorg dat je wat achter de hand houdt, zorg als er wat gebeurt. Ook als jij vast komt te zitten. Of er gebeurt wat, zorg dat ik verder kan.”.
Boekhouder [betrokkene 39] heeft voorts op 25 september 2019 tegen [verdachte 4] in verband met de aanschaf van onroerend goed het volgende gezegd:
“ [betrokkene 39]
: Maar zit mijn grote vriend er ook achter, dan dit, of is het alleen jij, dit?
Is de grote roerganger op de achtergrond, doet die weer mee…
[verdachte 4]
: Ja
[betrokkene 39]
: Of ben alleen jij, dit? Met zijn tweeën, hè?
[verdachte 4]
: Ja
[betrokkene 39]
: Wel voorzichtig zijn (ntv) hij kan niet netjes financieren (ntv)
[verdachte 4]
: Nul
[betrokkene 39]
: Hm?
[verdachte 4]
: Nul
[betrokkene 39]
: Ja”.
Met ‘de grote roerganger’ kan niemand anders zijn bedoeld dan [verdachte 1] . Uit het dossier volgt immers dat daar helemaal niemand anders voor in aanmerking komt. De rechtbank maakt uit het gesprek op dat [betrokkene 39] tot twee maal toe wilde weten of [verdachte 1] meefinancierde en dat hij [verdachte 4] maande voorzichtig te zijn omdat [verdachte 1] niet netjes kon financieren.
[verdachte 4] wist dus dat [verdachte 1] zijn inkomen en/of vermogen niet kon verantwoorden en dat buiten het zicht van justitie en de belastingdienst wilde houden. Daarbij komt dat in de zomer van 2018 [verdachte 4] in plastic tassen tonnen contant geld kreeg van [verdachte 1] met het verzoek die te overhandigen aan [verdachte 20] .
Omdat [verdachte 4] in de loop van de tijd steeds meer hand- en spandiensten is gaan verrichten voor [verdachte 1] , zoals het boeken van hotelovernachtingen en vluchten en het regelen van een woning in Landsmeer, wist hij dat [verdachte 1] er ook zonder bankrekening een luxe levensstijl op na hield. Deze moest op een of andere manier worden gefinancierd. [verdachte 4] wist ook dat [verdachte 1] een uitgebreide kennissenkring had, dat veel van die kennissen een auto wilden huren of leasen van één van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen, waaronder ook auto’s met een stash ruimte, maar niet goed van betalen waren. Zij werden vaak langs de kant van de weg gezet en bezorgden [verdachte 4] boekhoudkundige hoofdbrekens. Naast (stash)auto’s en ook gepantserde auto’s regelde [verdachte 4] bovendien voor [verdachte 1] en een aantal van zijn kennissen PGP-telefoons. Ook uit dit alles moet hem duidelijk zijn geweest dat de handel en wandel van [verdachte 1] en van sommige van zijn kennissen verborgen moest blijven.
Op grond van voorgaande feiten en omstandigheden kan het niet anders dan dat [verdachte 4] wist dat het inkomen en vermogen van [verdachte 1] van misdrijf afkomstig was. Desondanks heeft hij [verdachte 1] geholpen en met hem samengewerkt:
  • door het optuigen van de bedrijfsstructuur waarin voorwerpen van [verdachte 1] konden worden ondergebracht, zodat ze niet op zijn naam hoefden te staan,
  • door [verdachte 1] en zijn kennissen te laten rijden in auto’s die op naam stonden van een van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen,
  • door van [verdachte 1] afkomstige voertuigen op naam te zetten van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen,
  • door [verdachte 1] op de loonlijst te zetten,
  • door onroerende zaken op naam van [verdachte 29] en [verdachte 34] te zetten,
  • door activa van zonnebankstudio’s over te nemen en
  • door steeds maar weer te proberen alle niet te verantwoorden activiteiten een plek te geven in de boekhouding.
De financiële verwevenheid – met het onroerend goed erbij – tussen [verdachte 1] , [verdachte 4] en de rechtspersonen was bovendien zeer groot. Zo groot dat zij met het ontrafelen daarvan wel even bezig zouden zijn geweest. [verdachte 4] was [verdachte 1] link naar de bovenwereld.
De rechtbank wil wel aannemen dat [verdachte 4] heeft willen voldoen aan zijn administratieve verplichtingen als bestuurder van een groot aantal vennootschappen en dat hij de intentie had om zorg te dragen voor een sluitende boekhouding. Een op het oog onberispelijke administratie is immers een goede verhulling. Dat hij de intentie heeft gehad om
de werkelijke gang van zakenbinnen de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen inzichtelijk administratief vast te leggen is op geen enkele wijze aannemelijk geworden. Dan had immers ook de financiële verhouding met [verdachte 1] moeten worden vastgelegd.
Alles bij elkaar heeft [verdachte 4] welbewust gefaciliteerd dat vermogen en/of inkomen van [verdachte 1] uit handen van justitie bleef en hebben zij daar beiden baat bij gehad, omdat zij toewerkten naar stabiel, legaal inkomen voor alle twee en hun naasten. De rechtbank gaat dus niet mee in het verhaal van [verdachte 4] dat hij heeft aangenomen dat [verdachte 1] zijn leven had gebeterd en de intentie had schoon schip te maken en dat hij, [verdachte 4] , daar op zijn manier aan heeft bijgedragen.
5.5.3.4.5 Feitelijke leidinggeven door [verdachte 1]
lijkt geen onderscheid te maken tussen de verschillende [betrokkene 27] - en [verdachte 30] vennootschappen. Uit zijn verklaringen en de afgeluisterde gesprekken volgt dat de vennootschappen en [verdachte 4] voor hem één en dezelfde zijn. Hij heeft ook bij herhaling verklaard niet te weten hoe [verdachte 4] zaken administratief heeft afgehandeld. Hij was bereid [verdachte 4] geld te geven als hij tekort kwam, maar boekhoudkundige problemen en boekhoudkundig goochelen liet hij aan hem over. [verdachte 4] en [verdachte 1] zaten ook niet altijd op één lijn. [verdachte 4] kon zijn problemen niet altijd met [verdachte 1] bespreken. [verdachte 1] wilde geen belasting betalen. Dat ging niet volgens [verdachte 4] , maar dat was een moeilijk onderwerp voor [verdachte 1] .
Maar dat [verdachte 1] zich verre heeft gehouden van deze praktische details staat niet in de weg aan het bewezen verklaren van zijn feitelijke leidinggeven. [verdachte 1] bemoeide zich immers wel degelijk met het beleid binnen de [betrokkene 27] - en [verdachte 30] vennootschappen bijvoorbeeld als zijn salaris niet op tijd werd betaald. In een telefoongesprek vroeg [verdachte 1] zich voorts af waarom er zoveel B.V.’s waren als het zoveel werk was. Het waren ook allemaal kosten. Volgens [verdachte 1] zat [verdachte 4] al weken bij de boekhouder
“om de dingen recht te trekken”maar ondertussen wachtten [verdachte 23] en [verdachte 21] – [verdachte 1] vrouw en jongste dochter – op hun geld. In dat gesprek heeft [verdachte 4] toegezegd:
“Nou dat moet, we gaan er binnenkort eens even rustig naar kijken om dat een beetje terug te brengen”. Dit getuigt van een bewuste en nauwe samenwerking tussen [verdachte 1] en [verdachte 4] bij het leidinggeven aan de [betrokkene 27] - en [verdachte 30] vennootschappen.
Er zijn ook legio andere voorbeelden waaruit blijkt dat [verdachte 1] zich actief heeft bemoeid met de bedrijfsvoering van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen en dat hij wist dat iedere vennootschap een zelfstandige rechtspersoonlijkheid had. Zo zijn er de gesprekken over het doorknippen van lijntjes bij het overnemen van de zonnebanken en het regelen van een baan en inkomen daaruit voor zijn jongste dochter [verdachte 21] . Er waren allemaal mensen die bij [verdachte 1] regelden dat zij later of niet hoefden te betalen, zo heeft [verdachte 4] op 8 mei 2019 tegen [betrokkene 45] gezegd. “
Dan zitten ze in Spanje, d’r arm om hem heen slaan en vriend. ‘Ja, [verdachte 4] had gevraagd of ik de huur wilde betalen maar mag ik dan effetjes?’ (...) ‘Ja, dat is goed, joh. Maakt niet uit, joh. Dat is goed, joh’, weet je wel”.
Verder heeft [verdachte 1] heeft zich een feitelijke leidinggever bij één van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen getoond:
- tijdens de telefoongesprekken vanaf maart 2017 tot en met mei 2020 en gesprekken die van 11 februari 2019 tot en met 28 oktober 2019 zijn opgenomen in het bedrijfspand aan de [locatie 19] te Uithoorn. Daaruit blijkt dat [verdachte 1] zich actief heeft bemoeid met de dagelijkse gang van zaken bij zowel de autohandel als de horlogehandel van [verdachte 4] of diens bedrijven;
- bij een ruildeal met [betrokkene 41] begin 2018 waarbij [verdachte 29] de [locatie 34] te Randwijk heeft gekocht;
- tijdens het gesprek in Nootdorp op 7 oktober 2018 waarbij hij buiten aanwezigheid van [verdachte 4] heeft beslist dat zijn onroerend goed in [betrokkene 37]
‘op [betrokkene 27] B.V., [locatie 18] , Uithoorn’moest;
- bij een ruildeal met [betrokkene 41] in augustus 2019 waarbij [verdachte 29] de [locatie 28] te Alphen heeft gekocht;
- bij een ruildeal met [betrokkene 1] in september 2019, waarbij [verdachte 29] de [locatie 29] ,8 en 10 in Rhenen heeft gekocht kocht. [verdachte 1] wilde dat huis en de loods ernaast hebben voor zijn kleinzoon, kleine [betrokkene 52] ;
- bij de ruildeal in het jaar 2020 op de Mecc in Maastricht met [bedrijf 7] , waarbij hij onder andere een Porsche 911 met kenteken [kenteken 6] die begin 2020 nog op naam stond van [bedrijf 2] heeft ingeruild tegen een Bentley Mulsanne met Duits kenteken [kenteken 7] ter waarde van € 300.000,--;
- bij het regelen dat [verdachte 30] & [verdachte 32] in juni 2020 een door [betrokkene 53] te gebruiken BWM met kenteken [kenteken 8] op haar naam zette;
- bij een ruildeal op 10 juni 2020, waarbij [verdachte 1] een Mustang, een Chevrolet, een Challenger, 2 Renegade en een BMW 740 heeft geruild tegen een speedboot Formula 353 FT die oorspronkelijk 4,5 ton heeft gekost en dat pas na de deal heeft medegedeeld aan [verdachte 4] . Op 16 juni 2020 is de boot op naam van [verdachte 27] gekomen. Op 3 juli 2020 is de boot op transport gegaan en op 6 juli 2020 is de boot afgeleverd bij de woning van [verdachte 1] in Spanje. Boekhoudkundig is de transactie niet volledig afgewikkeld en
- door in Spanje te beschikken over voertuigen die [verdachte 27] op papier had verkocht aan [betrokkene 42] , zoals een Ferrari F12, een Bentley Bentayga, een Maserati Quattroporte en een Lancia.
[verdachte 1] heeft in nauwe en bewuste samenwerking met [verdachte 4] de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen gebruikt als witwasvehikel, op weg naar
‘wit’op zijn
‘rekeningetje’. Het doel van de samenwerking met [verdachte 4] was ervoor te zorgen dat er een verantwoording komt voor ‘
eigen geld’en
‘eigen spullen’,want
“dan (…) hebben we (…) een witte pot”. De rechtbank beschouwt daarom niet alleen [verdachte 4] , maar ook [verdachte 1] als feitelijke leidinggever van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen.
5.5.3.4.6 Daderschap rechtspersonen
Bij de verdachte rechtspersonen beoordeelt de rechtbank steeds of de verweten gedraging heeft plaatsgevonden de sfeer van de rechtspersoon. Voor zover [verdachte 27] heeft gehandeld in voertuigen, [verdachte 28] heeft gehandeld in horloges, [verdachte 30] , [verdachte 30] & [verdachte 32] en [verdachte 33] voertuigen hebben geleased of verhuurd en [verdachte 29] onroerende zaken heeft gekocht of verkocht, is naar het oordeel van de rechtbank steeds sprake van een gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon en daarmee van daderschap. Het gaat dan immers om activiteiten die passen bij de doelomschrijving van de rechtspersoon. Nu [verdachte 1] en [verdachte 4] de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen van meet af aan en stelselmatig hebben gebruikt als witwasvehikel, zijn ook witwasgedragingen te beschouwen als onderdeel van de normale bedrijfsvoering van deze rechtspersonen.
5.5.3.5 B3.2 Witwassen [verdachte 27] en [verdachte 28] en B3.4 Witwassen [verdachte 30] en [verdachte 32]
Aan verschillende verdachten is ten laste gelegd dat zij één of meer van de volgende voer- en/of voertuigen voorhanden hebben gehad:
  • een Bentley GTC met kenteken [kenteken 9] ,
  • een Aston Martin DB9 met kenteken [kenteken 10] ,
  • een Mercedes AMG E 63 S met kenteken [kenteken 11] ,
  • een Audi RS6 met kenteken [kenteken 12] ,
  • een BMW 540i met het Duitse kenteken [kenteken 13] ,
  • een Mercedes-Benz Maybach met huidig Nederlandse kenteken [kenteken 14] ,
  • een Porsche Panamera [kenteken 15] ,
  • een Mercedes AMG met kenteken [kenteken 16] , in beslaggenomen onder [verdachte 33] ,
  • 15 voertuigen uit de bedrijfsvoorraad van [verdachte 30] & [verdachte 32] waaraan geen inkoopfactuur ten grondslag ligt,
  • 11 voertuigen die [verdachte 30] Participations in of omstreeks de periode van 12-03-2020 tot en met 25-03-2020 van [verdachte 30] heeft gekocht,
  • 7 voertuigen in beslag genomen onder [verdachte 30] & [verdachte 32] , waaronder een Bentley Mulsanne met Duits kenteken [kenteken 7] ,
  • 8 voertuigen in beslag genomen onder [verdachte 30] Participations en
  • 2 vaartuigen en/of 62 voertuigen inbeslaggenomen onder [verdachte 27] , deels op kenteken van [betrokkene 42] .
De hierna cursief afgedrukte voertuigen komen vaker voor op de tenlasteleggingen.
5.5.3.5.1 Witwassen voertuigen, twee boten, 24 horloges en twee geldbedragen
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af en doet de volgende vaststellingen.
Voorhanden hebben voer- en/of vaartuigen
De rechtbank stelt vast dat [verdachte 27] de volgende voertuigen voorhanden heeft gehad:
  • een Bentley GTC met kenteken [kenteken 9] en Nederlands kenteken [kenteken 17] ,
  • een Aston Martin DB9 met kenteken [kenteken 10] ,
  • een Mercedes AMG E 63 S met kenteken [kenteken 11] en
  • een Audi RS6 met kenteken [kenteken 12] en Nederlands kenteken [kenteken 18]
en dat [verdachte 30] Participations diezelfde Aston Martin DB9 met kenteken [kenteken 10] voorhanden heeft gehad.
Uit het dossier blijkt dat [verdachte 30] Participations
-
een Porsche Panamera met kenteken [kenteken 15]
voorhanden heeft gehad.
De rechtbank stelt voorts vast dat [verdachte 30] & [verdachte 32] de volgende voertuigen voorhanden heeft gehad:
  • een BMW 540i met het Duitse kenteken [kenteken 13] en
  • een Mercedes-Benz Maybach met huidig Nederlandse kenteken [kenteken 14] .
Bij het woonhuis van [verdachte 4] is onder [verdachte 33] inbeslaggenomen
- een Mercedes AMG met kenteken [kenteken 16] .
Dit voertuig staat op naam van [verdachte 33] . Daarmee staat vast dat [verdachte 33] dit voertuig voorhanden heeft gehad.
De rechtbank stelt verder vast dat [verdachte 30] & [verdachte 32] de volgende vijftien voertuigen, in de tenlastelegging ook wel aangeduid als ‘15 voertuigen uit de bedrijfsvoorraad van [verdachte 30] & [verdachte 32] waaraan geen inkoopfactuur ten grondslag ligt’, voorhanden heeft gehad:
  • een Audi RS6 met kenteken [kenteken 19] ,
  • een Bentley Continental GT met kenteken [kenteken 20] en Nederlands kenteken [kenteken 21] ,
  • een Bentley Cabriolet met kenteken [kenteken 22] ,
  • een oranje BMW M3 met kenteken [kenteken 23] en Nederlandse kenteken [kenteken 24] ,
  • een Chevrolet Powerglide met kenteken [kenteken 25] ,
  • een Chevrolet Bel Air zonder kenteken (Nefkens),
  • een Jaguar XJ met kenteken [kenteken 26] en Nederlands kenteken [kenteken 26] ,
  • een Lamborghini Urus met kenteken [kenteken 27] ,
  • een Mercedes E-klasse met kenteken [kenteken 28] ,
  • een (van [betrokkene 55] afkomstige) Mercedes S Brabus met kenteken [kenteken 29] ,
  • een Mercedes met kenteken [kenteken 30] ,
  • een Mercedes S Cabrio met kenteken [kenteken 31] ,
  • een Mercedes bus met kenteken [kenteken 32] ,
  • een Rolls Royce Wraith met kenteken [kenteken 33] en
  • een Volkswagen Tiguan met kenteken [kenteken 34] .
De rechtbank stelt ook vast dat [verdachte 30] Participations elf voertuigen van [verdachte 30] heeft gekocht, te weten:
  • een Mercedes 500 SL met kenteken [kenteken 35],
  • een Audi A7 met kenteken [kenteken 36] ,
  • een Bombardier Trike met kenteken [kenteken 36] ,
  • een Audi A6 L met kenteken [kenteken 38] ,
  • een Harley Davidson Trike met kenteken [kenteken 39],
  • een Porsche Panamera met kenteken [kenteken 15] ,
  • een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 40] ,
  • een Mercedes Citan met kenteken [kenteken 41] ,
  • een Landrover Evoque met kenteken [kenteken 42] en
  • een BMW 740 met kenteken [kenteken 43] op 12 maart 2020 en
  • een Ferrari met kenteken [kenteken 44] op 25 maart 2020.
Daarmee hebben zowel [verdachte 30] en als [verdachte 30] Participations deze elf voertuigen voorhanden gehad.
Onder [verdachte 30] & [verdachte 32] zijn de volgende zeven voertuigen in beslaggenomen (B3, pdf p. 53):
  • een Jaguar XJ met Duits kenteken [kenteken 26] ,
  • een (van [betrokkene 55] afkomstige) Mercedes Brabus met Duits kenteken [kenteken 29] ,
  • een Mercedes V-klasse met Duits kenteken [kenteken 32] ,
  • een Lamborghini Urus met Duits kenteken [kenteken 27] ,
  • een Mercedes GLE met Duits kenteken [kenteken 30] ,
  • een Bentley Mulsanne Speed met Duits kenteken [kenteken 7] en
  • een BMW M140i met Duits kenteken [kenteken 45] .
[verdachte 30] & [verdachte 32] had deze zeven voertuigen dus (nog steeds) voorhanden op de dag van inbeslagname.
Onder [verdachte 30] Participations zijn voorts de volgende acht voertuigen in beslaggenomen (B3, pdf p. 54):
  • een BMW X Reihe station met kenteken [kenteken 46] ,
  • een Audi A6 met kenteken [kenteken 38] ,
  • een vrachtauto DAF [kenteken 47] met kenteken [kenteken 48] ,
  • een Landrover Range Rover Sport met kenteken [kenteken 49] ,
  • een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 40] ,
  • een Audi A7 met kenteken [kenteken 36] ,
  • een Motorfiets Piaggio met kenteken [kenteken 50] en
  • een Ferrari F430 zonder kenteken.
[verdachte 30] Participations heeft deze acht voertuigen dus voorhanden gehad.
Onder [verdachte 27] zijn twee vaartuigen en 60 voertuigen inbeslaggenomen, deels op kenteken van [betrokkene 42] (B3, pdf p. 49 e.v.). Mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de samenwerking met [betrokkene 42] en [betrokkene 54] in 2019 en met [betrokkene 48] en [betrokkene 49] in 2020, staat daarmee vast dat [verdachte 27] deze vaartuigen en voertuigen voorhanden heeft gehad. De tenlastelegging gaat uit van 62 voertuigen, maar dat berust op een onjuiste telling.
Voorkoming dubbeltelling voertuigen
De rechtbank zal om dubbele veroordeling te voorkomen de tenlasteleggingen verbeterd lezen op de wijze zoals hierna wordt overwogen.
De tenlastegelegde Porsche Panamera met kenteken [kenteken 15] maakt deel uit van een partij van elf voertuigen die in de tenlastelegging wordt aangeduid als ‘11 voertuigen die [verdachte 30] Participations (…) van [verdachte 30] heeft gekocht’. Dit voertuig wordt als los voertuig uit de tenlasteleggingen weggelaten.
Vijf van de zeven onder [verdachte 30] & [verdachte 32] in beslaggenomen voertuigen maken óók deel uit van de partij van vijftien voertuigen die in de tenlastelegging wordt aangeduid als ‘15 voertuigen uit de bedrijfsvoorraad van [verdachte 30] & [verdachte 32] waaraan geen inkoopfactuur ten grondslag ligt’. Om dubbele veroordeling te voorkomen wordt voor de te bewezen verklaren aantallen uitgegaan van zeven onder [verdachte 30] & [verdachte 32] inbeslaggenomen voertuigen en voorts nog tien andere voertuigen ‘uit haar bedrijfsvoorraad’. Deze voertuigen worden uit de tenlasteleggingen weggelaten.
De onder [verdachte 30] Participations in beslaggenomen gepantserde Audi A 6 met kenteken [kenteken 38] is door [verdachte 27] overgenomen van [bedrijf 2] . Ook de onder [verdachte 30] Participations in beslaggenomen DAF vrachtauto met kenteken [kenteken 48] is afkomstig van [bedrijf 2] . Beide voertuigen maken deel uit van de bewezen verklaring van het witwassen van 57 voertuigen afkomstig van [bedrijf 2] . Deze voertuigen worden uit de tenlasteleggingen weggelaten.
Voor de voertuigen die [verdachte 30] Participations van [verdachte 30] heeft gekocht geldt het volgende. Voornoemde gepantserde Audi A6 met kenteken [kenteken 38] wordt ook hier uit de tenlasteleggingen weggelaten. De Audi A7 met kenteken [kenteken 36] en de Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 40] zijn onder [verdachte 30] Participations in beslaggenomen. Met de Ferrari F430 met kenteken [kenteken 44] is de Addenshoeve te Rhenen betaald. De Mercedes SL500 [kenteken 35] is van [bedrijf 2] overgenomen en inbeslaggenomen onder [verdachte 27] . Ook de Harley Davidson Trike met kenteken [kenteken 39] is inbeslaggenomen onder [verdachte 27] . Voor de bewezen te verklaren aantallen wordt uitgegaan van zes onder [verdachte 30] Participations inbeslaggenomen voertuigen en voorts nog vijf van [verdachte 30] gekochte voertuigen.
Onder de 60 voertuigen die in beslag zijn genomen onder [verdachte 27] bevinden zich een Mercedes SL500 [kenteken 35] , een Chevrolet El Camino met kenteken [kenteken 51] en een Lincoln Continental Cabriolet met onbekend kenteken die zijn overgenomen van [bedrijf 2] en deel uitmaken van de bewezen verklaring van het witwassen van 57 voertuigen afkomstig van [bedrijf 2] . Ook deze voertuigen worden uit de tenlasteleggingen weggelaten. Voor de bewezen te verklaren aantallen wordt uitgegaan van (60 – 3 =) 57 voertuigen beslag zijn genomen onder [verdachte 27] .
Voorhanden hebben 24 horloges inbeslaggenomen onder [verdachte 28]
Onder [verdachte 28] zijn 24 horloges inbeslaggenomen, deels op het woonadres van [verdachte 4] en deels bij de juwelierszaak van Alfred Burger in Maastricht. Burger heeft over de horloges die bij hem in beslag zijn genomen verklaard dat het ging om consignatie-goederen van [verdachte 28] . Daarmee staat vast dat [verdachte 28] 24 horloges voorhanden heeft gehad.
Voorhanden hebben contant geldbedrag van in totaal € 38.700,-- ontvangen door [verdachte 28]
In het kasboek van [verdachte 28] zijn een vijftal contante ontvangsten geregistreerd van in totaal een bedrag van € 38.700,--. De rechtbank stelt vast dat [verdachte 28] een bedrag van € 38.700,-- voorhanden heeft gehad.
Voorhanden hebben contante stortingen voor een totaalbedrag van € 54.000,-- op een rekening ten name van [verdachte 30] & [verdachte 32]
In 2018 is op een Duitse bankrekening van [verdachte 30] & [verdachte 32] voor een totaalbedrag van € 54.000,-- aan contante stortingen verricht. De rechtbank stelt vast dat [verdachte 30] & [verdachte 32] een bedrag van € 54.000,-- voorhanden heeft gehad.
Verdere overwegingen
Zoals hiervoor is overwogen zijn het startkapitaal en de bedrijfsactiviteiten van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen terug te voeren op de valse start van de eerste drie [betrokkene 27] -vennootschappen. Daarna zijn het aantal vennootschappen en de activiteiten uitgebreid. Er is niet voldaan aan administratieve verplichtingen en [verdachte 4] heeft welbewust gefaciliteerd dat vermogen en/of inkomen van [verdachte 1] werd verhuld. Zoals eerder vastgesteld is geen onderscheid te maken tussen handel in voorwerpen die wél en die mogelijk niet van misdrijf afkomstig zijn. De [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen zijn een witwasvehikel en in nauwe en bewuste samenwerking door hun feitelijke leidinggevers [verdachte 1] en [verdachte 4] gebruikt om de werkelijke herkomst te verhullen. Op grond van deze feiten en omstandigheden is het vermoeden gerechtvaardigd dat de hiervoor genoemde voertuigen, vaartuigen, horloges en geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. Voor een aantal specifieke voorwerpen wordt daarbij nog het volgende overwogen.
Voertuigen
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij aan [verdachte 4] en de [betrokkene 27] / [verdachte 30] vennootschappen te beschikking heeft gesteld:
  • de Bentley Cabriolet met Duits kenteken [kenteken 22] ,
  • de Mercedes E-klasse met Duits kenteken [kenteken 52] ,
  • de Mercedes S Cabrio met Duits kenteken [kenteken 53] ,
  • de onder [verdachte 30] & [verdachte 32] inbeslaggenomen Mercedes Bus met Duits kenteken [kenteken 54] en
  • de Rolls Royce Wraith met Duits kenteken [kenteken 55] .
Volgens [verdachte 1] zijn deze voertuigen aan hem ter beschikking gesteld voor de verhuur door diverse personen van wie hij de naam niet heeft willen geven en zijn deze voertuigen teruggegaan naar eigenaren. Het zijn volgens [verdachte 1] allemaal voertuigen die door [verdachte 4] op zijn naam zijn gezet met de bedoeling ze te verhuren in Nederland en Duitsland. [verdachte 1] weet niet op welk bedrijf [verdachte 4] deze auto’s heeft gezet.
Deze verklaring is niet verifieerbaar, alleen al omdat [verdachte 1] niet heeft willen zeggen wie hem deze voertuigen ter beschikking hebben gesteld. Niet duidelijk is geworden waarom deze personen [verdachte 1] in de gelegenheid hebben gesteld hun auto te (laten) verhuren, dus om geld te verdienen aan de verhuur van hun auto. Daarbij komt dat de gang van zaken niet blijkt uit de administratie van de [betrokkene 27] en [verdachte 30] vennootschappen. Het vermoeden dat de voertuigen van misdrijf afkomstig zijn, wordt hiermee niet ontkracht.
[verdachte 1] heeft verder verklaard dat hij de onder [verdachte 30] & [verdachte 32] inbeslaggenomen
- Lamborghini Urus met kenteken [kenteken 27]
heeft gehuurd van een Turkse man en dat het zijn, [verdachte 1] , bedoeling was de auto vervolgens in Spanje te verhuren. Ook [verdachte 4] heeft verklaard dat dit voertuig niet van [verdachte 30] & [verdachte 32] was.
Ook deze verklaringen zijn niet verifieerbaar, omdat [verdachte 1] niet duidelijk heeft gemaakt wie deze Turkse man is. Verder is [verdachte 1] verklaring dat hij dit voertuig ter beschikking heeft gekregen bij wijze van een deelbetaling voor een Rolex Daytona horloge met een verkoopprijs van € 80.000,- niet verifieerbaar. Bovendien valt niet na te gaan hoe [verdachte 1] aan het geldbedrag van € 22.000,- kwam waarmee hij zegt dat horloge te hebben ingekocht. Het vermoeden dat dit voertuig van misdrijf afkomstig is, wordt hiermee dan ook niet ontkracht.
De onder [verdachte 30] & [verdachte 32] inbeslaggenomen
- Mercedes S Brabus [kenteken 56]
was zowel volgens [verdachte 4] als volgens [verdachte 1] van [verdachte 1] . Volgens [verdachte 1] heeft hij de Brabus gekregen van [betrokkene 55] . De rechtbank heeft vastgesteld dat hij en [verdachte 1] zich samen hebben schuldig gemaakt aan de invoer van 4.600 kilo cocaïne. Volgens [verdachte 1] heeft hij de Brabus ontvangen voor een bemiddeling over 30 kilo cocaïne en € 750.000,--. Wat daar verder ook van zij, helder is dat [verdachte 1] wist dat [betrokkene 55] een drugshandelaar was. Bovendien stond deze Brabus niet op naam van [verdachte 1] maar op naam van [verdachte 30] & [verdachte 32] . Het vermoeden dat dit voertuig van misdrijf afkomstig is, wordt hiermee dan ook niet ontkracht.
[verdachte 4] en [verdachte 1] hebben voorts verklaard dat zij
  • de witte Mercedes met Duits kenteken [kenteken 30] , die onder [verdachte 30] & [verdachte 32] in beslag is genomen en
  • de Jaguar XJ met kenteken [kenteken 57] , die onder [verdachte 27] in beslag is genomen
met elkaar hebben geruild. [verdachte 1] kreeg de Jaguar van [verdachte 4] , [verdachte 4] kreeg de Mercedes van [verdachte 1] . [verdachte 1] heeft verklaard dat hij niet weet hoe dit verder administratief is verwerkt, maar dat de ruildeal rond was. [verdachte 1] kwam aan de Mercedes, zo heeft hij verklaard, na een verrekening in Spanje met [betrokkene 54] van [betrokkene 42] , die zijn, [verdachte 1] , Bentley Bentayga had verhuurd, maar [verdachte 1] aandeel in de huuropbrengst niet aan hem had afgedragen.
Deze verklaringen zijn niet verifieerbaar. [betrokkene 54] is overleden. Niet duidelijk is gemaakt hoe [verdachte 1] de Bentley Bentayga heeft bekostigd. Verder blijkt de ruil tussen [verdachte 4] en [verdachte 1] niet uit de te naamstelling van deze voertuigen. De Jaguar XJ met kenteken [kenteken 57] staat namelijk op naam van [verdachte 27] . Het vermoeden dat de voertuigen van misdrijf afkomstig zijn, wordt hiermee niet ontkracht.
Volgens [verdachte 4] is
- de Mercedes met kenteken [kenteken 16]
van € 52.500,-- op 28 april 2020 bij [bedrijf 8] geruild tegen een Bentley van
€ 55.000,--.
Nader onderzoek heeft uitgewezen dat aanzien van dit voertuig geen inkoopfactuur is aangetroffen. Er is geen boeking van de inkoop in AFAS gevonden en er is geen betaling voor dit voertuig in de bankrekeningen terug te zien of in enig kasboek. Het voertuig komt evenmin voor in de Access Database. Op de door [verdachte 4] aangeleverde factuur d.d. 28 april 2020 staat vermeld dat de Mercedes is geruild tegen een Bentley met kenteken
[kenteken 58] . Deze boeking/ruiltransactie is niet aangetroffen in de AFAS administratie.
In AFAS staat wel de verkoop van de Bentley [kenteken 58] geboekt. Dit betreft een verkoop aan [bedrijf 8] op 29-02-2020 voor € 55.000,--. Echter is dit bedrag nog openstaand. Dit bedrag moet dus volgens de boeking in AFAS nog betaald worden aan [bedrijf 8] en is niet verrekend met een ander voertuig. Het vermoeden dat het voertuig van misdrijf afkomstig is wordt hiermee dan ook niet ontkracht.
Horloges
Over [verdachte 28] , een handel in exclusieve horloges, wordt nog overwogen dat het overgrote deel van de handel in het jaar 2017 contant is afgewikkeld en dat veel ruilhandel plaatsvond. Verder is opgevallen dat in die rechtspersoon sprake is geweest van een explosieve groei, terwijl die inkoopkosten in 2019 en 2020 juist zijn afgenomen. Dat maakt de brutomarge opmerkelijk hoog. Een sterke omzetstijging in korte tijd kan duiden op witwassen.
Op 15 februari 2019 hebben twee mannen tegen elkaar gezegd dat [verdachte 4] op het moment leefde op de klokken. [betrokkene 26] had van [verdachte 4] begrepen dat de autohandel niet goed liep en dat hij zijn klokken aan het verkopen was om de rekeningen van de zaak mee te betalen. Ook [verdachte 4] heeft op 20 maart 2019 tegen [verdachte 1] gezegd dat vanaf half november veel tekort auto's verkocht worden: “
Wat we natuurlijk eigenlijk met de klokken de afgelopen vier, vijf maanden verdiend hebben, (…) een rooitje of vijftig, zestig (….) kan ik een beetje de kosten van bij houden.”. Uit deze gesprekken volgt derhalve dat [verdachte 4] de autohandel met horlogehandel financierde. De horlogehandel was daarmee onlosmakelijk verbonden met de andere activiteiten in de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen. Dat draagt bij aan het vermoeden dat de horloges van misdrijf afkomstig zijn.
Geldbedragen
In de administratie zijn geen verkoopfacturen aangetroffen die horen bij de vijf contante betalingen, opgenomen in het kasboek van [verdachte 28] van in totaal een bedrag van € 38.700,--. Bij zijn schriftelijke verklaring van 23 februari 2023 heeft [verdachte 4] inkoopfacturen gevoegd. Zijn nadere gegevens maken echter niet duidelijk
hoede verkoop is verlopen. Daardoor is de herkomst van de contante ontvangsten nog altijd niet te verifiëren.
De herkomst van het in 2018 op een Duitse bankrekening van [verdachte 30] & [verdachte 32] gestorte contante bedrag van in totaal € 54.000,-- is de politie niet direct duidelijk geworden. In zijn schriftelijke verklaring van 23 februari 2023 heeft [verdachte 4] verklaard dat dit contant geld afkomstig was uit de normale bedrijfsvoering van [verdachte 30] & [verdachte 32] , onder andere uit de huurcontracten voor verhuurde auto's. Ook [verdachte 1] heeft in zijn schriftelijke verklaring van 6 april 2023 geschreven dat dit huurinkomsten kunnen zijn geweest van auto’s die werden verhuurd. Hij heeft het geld in ieder geval niet gestort. Het is dus niet van hem afkomstig. Hij heeft wel contant geld ontvangen voor de verhuur van auto’s en vervolgens aan [verdachte 4] gegeven. Hij weet niet wat [verdachte 4] daar vervolgens precies mee heeft gedaan.
De verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 4] op dit punt zijn niet concreet dan wel verifieerbaar. De politie heeft nog wel nader onderzoek gedaan en daaruit volgt dat maximaal een bedrag van € 14.250,-- aan huuropbrengsten verklaarbaar zou kunnen zijn. Als gevolg van de gebrekkige administratie van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen is echter geen onderverdeling te maken in wel of niet van misdrijf afkomstige contante bedragen. Het vermoeden dat het totaal aan contante stortingen van € 54.000,-- van misdrijf afkomstig is wordt derhalve niet ontkracht.
Conclusie
[verdachte 1] en [verdachte 4] hebben alles bij elkaar onvoldoende concrete, verifieerbare verklaringen tegenover het vermoeden gesteld dat de hiervoor genoemde voertuigen, vaartuigen, horloges en geldbedragen van misdrijf afkomstig zijn. Het vermoeden van witwassen is niet ontzenuwd. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat deze voorwerpen en geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. Het voorhanden hebben ervan is een plaatsingshandeling.
Bewezenverklaring
Daarmee acht de rechtbank bewezen
  • dat [verdachte 27] een Bentley GTC met kenteken [kenteken 9] , een Mercedes AMG E 63 S met kenteken [kenteken 11] , een Audi RS6 met kenteken [kenteken 12] en 2 vaartuigen en 57 voertuigen (onder haar inbeslaggenomen, deels op kenteken van [betrokkene 42] ),
  • dat zowel [verdachte 27] als [verdachte 30] Participations een Aston Martin DB9 met kenteken [kenteken 10] ,
  • dat [verdachte 30] & [verdachte 32] een BMW 540i met het Duitse kenteken [kenteken 13] , een Mercedes-Benz Maybach met huidig Nederlandse kenteken [kenteken 14] , 7 voertuigen (onder haar inbeslaggenomen), waaronder een Bentley Mulsanne met Duits kenteken [kenteken 7] , 10 voertuigen uit haar bedrijfsvoorraad waaraan geen inkoopfactuur ten grondslag ligt en contante stortingen voor een totaalbedrag van € 54.000,- op een rekening ten name van [verdachte 30] & [verdachte 32] ,
  • dat [verdachte 33] een Mercedes met kenteken [kenteken 16] (onder haar in beslaggenomen),
  • dat [verdachte 30] Participations 6 voertuigen (onder haar inbeslaggenomen) en 5 voertuigen die zij op 12-03-2020 van [verdachte 30] heeft gekocht en
  • dat [verdachte 28] 24 horloges (onder haar inbeslaggenomen) en een contant geldbedrag van in totaal € 38.700 (door haar ontvangen)
hebben witgewassen. Het voorhanden hebben van de betreffende voertuigen, vaartuigen, horloges en geldbedragen past in de normale bedrijfsvoering van deze rechtspersonen. De rechtspersonen zijn dan ook als dader aan te merken.
De rechtbank verklaart verder bewezen dat [verdachte 4] en [verdachte 1] , beiden in persoon en als feitelijke leidinggevende, in vereniging met elkaar en de respectievelijke rechtspersonen deze voertuigen, vaartuigen, horloges en geldbedragen hebben witgewassen, met uitzondering van de Mercedes [kenteken 16] . Ten aanzien van dat voertuig geldt dat alleen [verdachte 4] in persoon en als feitelijke leidinggever in vereniging met [verdachte 33] dit voertuig heeft witgewassen.
5.5.3.6 B3.3 Witwassen [verdachte 29]
5.5.3.6.1 B3.3.1 Pakket Roosendaal
5.5.3.6.1.1 Valsheid in geschrifte
Aan [verdachte 4] , [verdachte 15] en [verdachte 29] is ten laste gelegd dat zij in vereniging valsheid in geschrifte hebben gepleegd ten aanzien van een maatschapsovereenkomst en/of twee facturen.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen het volgende af.
Maatschapsovereenkomst
Op 18 maart 2021 is op het adres [locatie 35] te Meern, waar op dat moment [verdachte 29] was gevestigd, een maatschapsovereenkomst aangetroffen tussen [betrokkene 56] . (vertegenwoordigd door [betrokkene 57] ), [betrokkene 58] . (vertegenwoordigd door [betrokkene 59] ) en [verdachte 29] (vertegenwoordigd door [verdachte 4] ).
De maatschapsovereenkomst is door alle maten ondertekend en gedateerd op 17 april 2019. In de maatschapsovereenkomst is verder onder andere het volgende opgenomen:
1) [betrokkene 56] en [betrokkene 58] zijn elk voor 50% aandeelhouder en zelfstandig bevoegd bestuurder van [betrokkene 60] B.V. (hierna te noemen [betrokkene 60] ). [betrokkene 60] heeft onderstaande registergoederen aangedragen als ontwikkelingsobject met het voornemen om dit object te ontwikkelen, in belegging te houden, dan wel door te verkopen na verwerving:
Registergoederen met erf en ondergrond, plaatselijk bekend [locatie 36] te Voorburg (hierna het Pand).
[verdachte 29] is verantwoordelijk voor de financiering van de aankoop en de storting van de daarbij behorende waarborgsom.
2) [betrokkene 60] heeft het Pand op 29 maart 2019 op koopbevestiging verkregen en zijn dus juridisch eigenaar geworden van het Pand ten behoeve van (her)ontwikkeling in de Maatschap. [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen is na ondertekening door [betrokkene 56] en [betrokkene 58] als bestuurders van [betrokkene 60] van voornoemde koopbevestiging op 17 april 20 l9 economisch eigenaar geworden van het Pand, waardoor [betrokkene 56] , [betrokkene 58] en [verdachte 29] elk aanspraak maken op een winstdeel in onderhavig project (…)
Artikel 4: Inbreng en taakverdeling
1) [betrokkene 60] heeft onderstaande registergoederen aangedragen als ontwikkelingsobject met het voornemen dit in gezamenlijk te ontwikkelen, in belegging te houden, dan wel door te verkopen na verwerving; (…)
3) [betrokkene 60] heeft [verdachte 29] in deze betrokken om de financiering van het geheel inclusief de storting van de daar bijbehorende waarborgsom te arrangeren; (…)
6) [verdachte 29] houdt zich bezig met de financiële en administratieve ondersteuning van [betrokkene 60] .
ABCD-transactie
[betrokkene 61] Projectontwikkeling was sinds 27 maart 2008 eigenaar van het pand [locatie 36] te Voorburg en heeft het pand op 14 mei 2019 geleverd aan [betrokkene 60] voor een koopprijs van € 740.000,-. [betrokkene 60] heeft het pand op 14 mei 2019 geleverd aan [betrokkene 93] . (hierna ook te noemen: [betrokkene 47] ) voor een koopprijs van € 1.000.000,--. [betrokkene 47] heeft het pand eveneens op 14 mei 2019 geleverd aan De [betrokkene 62] voor een koopprijs van € 1.150.000,--. Hiermee is sprake van een zogenoemde ABCD-transactie, waarbij vastgoed in korte tijd een aantal keren van eigenaar wisselt en iedere verkoper een aanzienlijke winst behaalt.
Gesprek van [verdachte 4] en [verdachte 15]
Een gesprek van 22 mei 2019 tussen [verdachte 4]
( [verdachte 4] )en [verdachte 15]
( [verdachte 15] )luidt als volgt:
[verdachte 15] : maar een paar dingen, ken het effe tussendoor?
[verdachte 4] : ja, ja.
[verdachte 15] : Dit is de koopakte van Roosendaal, die heb ik op 1 juni gezet, gaan we 1 juni afnemen. Uh want die..
[verdachte 4] : 1 juni is volgende week.
[verdachte 15] : is volgende week.
[verdachte 4] : moet er nog geld voor geregeld worden?
[verdachte 15] : moet nog rooien (fon) maar die ga ik je zo meteen op je rekening storten.
[verdachte 4] : oke.
[verdachte 15] : want ik heb zeg maar, ik heb een zaak gedaan, komt een kwart miljoen van binnen. Bij de ene win...
[verdachte 4] : nee, maar dat maakt niet uit maar het geld hoef ik niet te regelen?
[verdachte 15] : nee, honderd ruggen die kommen vandaag binnen, maar dan moet jij even twee facturen tikken, alleen dat laat ik je zo wel effe zien..
(…)
[verdachte 15] : en ik heb natuurlijk drie van die loodsen al verkocht dus de eerste kon ik uitleveren op 5 juni. Ik heb die vent al gesproken van die hypotheek, als ik die ken verkopen voor 130, 140 dan komt het volledige bedrag terug. Dan hebben wij aan het eind van het jaar zijn wij schoon schip en hebben we vier van die dingen staan. Ja?
[verdachte 4] : oke, perfect.
[verdachte 15] : ja? oké, als je hier even wilt tekenen neem ik het, breng ik het weg, Ik ga van het weekend even naar die ouwe toe.
(…)
[verdachte 15] : nee maar wat ik zeg, we moeten, omdat je natuurlijk moest betalen en er kwam 100 knaken binnen dan doe ik 150 (. . .) van [betrokkene 65] , zijn rekening. En 100 ruggen naar de [betrokkene 27] en dan staat daar ook gelijk geld (ntv) betalen.
[verdachte 4] : ja, precies
[verdachte 15] : Dus de jongens, kijk ik heb hier twee winstdeelovereenkomsten uh van die zaak die ik gedaan heb. Ik heb aangemerkt dat jij natuurlijk voor de financieringen zou zorgen zoals we besproken hebben. Nou dat is, dat heeft achteraf niet plaatsgevonden (...) Daar heb je dan wel voor, je ton voor, snap je wat ik bedoel?
(deurbel)
[verdachte 15] : maar dat moet je, uh kan jij twee facturen tikken?
[verdachte 4] : ja.
[verdachte 15] : dus moet je deze twee tekenen. En dan moetje een factuur voor 50 ruggen maken voor uh deze (onv) en 50 ruggen voor [betrokkene 58] (fon). Dan maak ik in alles 50 ruggen aan je over. Nu heb ik met hun een afspraak in [locatie 37] zo meteen als jij die facturen nou zou kunnen tikken als je daar tijd voor hebt, dan maakt die ze ook gelijk over dadelijk, staat het vanmiddag op de rekening.
[verdachte 4] : (ntv)
[verdachte 15] : hè hè, dan gaat het ineens heel snel.
(maken grapjes, (ntv))
[verdachte 4] : dan moet die ex btw of nie, die facturen?
[verdachte 15] : nee, dat is winstaandeel. Daarom staan, hebben we deze overeenkomst.
[verdachte 4] : ik zou denken dat het wel met btw is.
[verdachte 15] : Nee, deze niet kijk het is een deelnemersovereenkomst
[verdachte 4] : ja
[verdachte 15] : dus dan heb je deelgenomen aan de zaak dat is, dan hoefje geen btw te rekenen. Deze zijn getoetst, dit hebben we toen laten maken door deze mensen maar daar ben ik bij betrokken geweest, hebben we laten toetsen door een rechter, en een uh, door een topnotaris. Dus nee, dat zit heel goed in elkaar. Nee weet je het is natuurlijk zonde, want als iemand inderdaad zegt, het is inclusief btw, dat gaat om aanzienlijke bedragen. Kan ik ook alle twee meenemen dadelijk, deze één, en deze mag jij houden. Legitimatie, alles zit er achter van die mensen. KvK stukken, zie je?
Twee facturen
In de administratie van [verdachte 29] zijn twee facturen van 22 mei 2019 aangetroffen. In de ene factuur heeft [verdachte 29] aan [betrokkene 58] een bedrag van € 50.000,-- in rekening gebracht met de omschrijving ‘winstdeling conform maatschapsovereenkomst’. In de andere factuur heeft [verdachte 29] aan [betrokkene 94] een bedrag van € 50.000,-- in rekening gebracht met de omschrijving ‘winstdeling conform maatschapsovereenkomst’. Beide facturen zijn betaald.
Valselijk opgemaakt
Aan [verdachte 4] , [verdachte 15] en [verdachte 29] wordt verweten dat de maatschapsovereenkomst valselijk is opgemaakt op grond van vier onderdelen. Dit betreft een foutief opgenomen datum ter ondertekening van de overeenkomst, de financieringsverantwoordelijkheid van [verdachte 29] , de economische eigendomsoverdracht van het pand [locatie 36] te Voorburg en de rol van [verdachte 29] als financiële en administratieve ondersteuner ten behoeve van [betrokkene 95] . De rechtbank bespreekt die onderdelen eerst afzonderlijk.
Antidateren overeenkomst
In de maatschapsovereenkomst is opgenomen dat die door alle maten is ondertekend op 17 april 2019. [verdachte 4] heeft bij de rechter-commissaris erkend dat hij de maatschapsovereenkomst op 22 mei 2019, de dag van het gesprek met [verdachte 15] , heeft ondertekend en dat de datum van 17 april 2019 dus niet klopt. De rechtbank stelt daarmee vast dat sprake is van antidatering van de overeenkomst. [verdachte 4] heeft de maatschapsovereenkomst pas ondertekend ná de ABCD-transactie van 14 mei 2019.
Financieringsverantwoordelijkheid van [verdachte 29]
Uit het dossier is niet gebleken dat een waarborgsom is betaald voor de overdracht van het registergoed [locatie 38] Noch uit de nota van afrekening van de notaris noch uit de bankrekeningen van [verdachte 29] is gebleken van enige betaling van een waarborgsom. Uit de verklaringen van vertegenwoordigers van de twee andere partijen bij de maatschapsovereenkomst, [betrokkene 59] en [betrokkene 57] , volgt dat [verdachte 29] geen waarborgsom heeft betaald. Ook [betrokkene 63] (de eigenaar van [betrokkene 61] Projectontwikkeling, verkoper van het pand [locatie 36] te Voorburg aan [betrokkene 60] ), weet niets van enige aanbetaling voor de overdracht van het registergoed.
[verdachte 4] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij niet weet wie de waarborgsom heeft betaald.
De rechtbank stelt op grond van voorgaande vast dat [verdachte 29] niets heeft gedaan om de financiering van het geheel inclusief de storting van de daar bijbehorende waarborgsom te arrangeren.
Economische eigendomsoverdracht
Uit de getuigenverklaring van [betrokkene 59] leidt de rechtbank af dat [betrokkene 60] de juridische eigenaar was en dat [betrokkene 56] en [betrokkene 58] economisch eigenaren waren van het pand [locatie 36] te Voorburg.
De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat [verdachte 29] op 17 april 2019 geen economisch eigenaar is geweest van het pand.
[verdachte 29] financiële en administratieve ondersteuner van [betrokkene 60] Investment
[betrokkene 59] en [betrokkene 57] waren via [betrokkene 56] en [betrokkene 58] elk voor 50% aandeelhouder en zelfstandig bevoegd bestuurder van [betrokkene 60] . Beiden hebben als getuige bij de politie verklaard dat [verdachte 29] op geen enkele manier bij [betrokkene 60] betrokken is geweest als financiële of administratieve ondersteuner. Volgens [betrokkene 59] hadden zij zelf een eigen accountant die dit voor hen verzorgde.
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat [verdachte 29] nimmer op financieel of administratief gebied ondersteuning heeft verleend aan [betrokkene 60] .
Conclusie
Op grond van al voorgaande is de rechtbank van oordeel dat alle vier de onderdelen van de maatschapsovereenkomst in strijd met de waarheid zijn opgenomen in het schriftelijk stuk. [verdachte 4] heeft de maatschapsovereenkomst op 22 mei 2019 ondertekend op instigatie van [verdachte 15] . Dit betekent dat voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is dat [verdachte 4] en [verdachte 15] tezamen en in vereniging de maatschapsovereenkomst op voornoemde onderdelen valselijk hebben opgemaakt.
Bestemd tot bewijs
De volgende vraag is of de maatschapsovereenkomst een geschrift is dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen en zo ja, of dit is opgemaakt met het oogmerk om het als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. Dat de maatschapsovereenkomst een geschrift is, behoeft geen nadere motivering. Ten aanzien van de vraag of dit geschrift was bestemd om tot bewijs van enig feit te dienen, overweegt de rechtbank als volgt.
De maatschapsovereenkomst is opgemaakt in het kader van de ABCD-transactie van 14 mei 2019 waarbij het pand [locatie 38] is verhandeld. Uit het gesprek van 22 mei 2019 van [verdachte 15] en [verdachte 4] en de getuigenverklaringen van [betrokkene 59] en [betrokkene 57] blijkt dat [verdachte 29] in werkelijkheid niets voor deze ABCD-transactie heeft hoeven doen, maar dat de overeenkomst moest dienen als grondslag voor twee facturen van elk € 50.000,- van [verdachte 29] aan [betrokkene 56] en [betrokkene 58] . Gelet hierop was de overeenkomst dus nodig om tot bewijs van enig feit te dienen.
Facturen
Het feit dat een maatschapsovereenkomst valselijk moest worden opgemaakt om als grondslag te dienen voor twee facturen maakt ook dat deze beide facturen vals zijn. [verdachte 4] heeft deze twee facturen opgesteld op initiatief van [verdachte 15] , die immers had gezegd:
‘Kan jij twee facturen tikken?’
Conclusie
De rechtbank verklaart dan ook wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 4] en [verdachte 15] in vereniging valsheid in geschrifte hebben gepleegd, door de maatschapsovereenkomst en twee facturen van elke € 50.000,- valselijk op te maken.
De maatschapsovereenkomst is aangetroffen in de administratie van [verdachte 29] . Daarmee had [verdachte 4] dit stuk voorhanden. De facturen zijn verzonden aan en betaald door [betrokkene 56] en [betrokkene 58] . Daarmee heeft [verdachte 4] van deze facturen gebruik gemaakt. Ook deze onderdelen van de tenlastelegging van [verdachte 4] worden bewezen verklaard.
Ook [verdachte 29] heeft in vereniging valsheid in geschrifte gepleegd door de maatschapsovereenkomst en twee facturen van elke € 50.000,- valselijk op te maken.
De valsheden zijn dienstig geweest aan [verdachte 29] . Zij hebben de rechtspersoon namelijk een bedrag van € 100.000,- opgeleverd. Daarmee is sprake van daderschap.
5.5.3.6.1.2 [locatie 24] te Roosendaal en [locatie 25] te Roosendaal
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, en [verdachte 29] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van onroerende zaken aan de [locatie 24] te Roosendaal en [locatie 25] te Roosendaal.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 3 juni 2019 heeft [betrokkene 64] aan [verdachte 29] tien appartementsrechten geleverd die recht geven op het gebruik van bedrijfs-/opslagruimtes aan de [locatie 24] te Roosendaal en [locatie 25] te Roosendaal (hierna te noemen: het pakket Roosendaal) en daarop een hypotheekrecht gekregen. De koopprijs is € 850.000,--.
[betrokkene 64] heeft afstand gedaan van het recht op ontvangst van een gedeelte van de koopsom van € 780.000,- en heeft een geldlening van € 750.000,-- verstrekt (en niet het in de leveringsakte genoemde bedrag van € 780.000,--) waarvoor een rente van 6% per jaar is verschuldigd, te voldoen in maandelijkse termijnen vanaf 1 juli 2019.
Op 3 december 2019 heeft [verdachte 29] aan [betrokkene 47] het appartementsrecht geleverd dat recht geeft op het gebruik van bedrijfs-/opslagruimte aan de [locatie 33] te Roosendaal. Ook een aantal andere bedrijfsruimtes uit het pakket Roosendaal is door verkocht. Uit de verkoopopbrengst blijkt dat [betrokkene 64] via de notaris is betaald. Hij heeft een bedrag van € 750.000,-- ontvangen.
In een gesprek van 21 maart 2019 hebben [verdachte 1] en [verdachte 15] gezegd:
[verdachte 15]
: Ben je nog naar [betrokkene 65] geweest?
[verdachte 1] : Nee, ik ga vandaag naar hem toe..
(…)
[verdachte 15]
: Dat ROSENDAAL wanneer dat kan. Ik heb een koopakte laten maken.
[verdachte 1]
: Volgende week
[verdachte 15]
: Ik heb aan een huurder heb ik er in principe 1 verkocht en ik heb een lege verkocht, dan zijn er lekker 2 weg.
[verdachte 1]
: Nee, volgende week.
[verdachte 15]
: Dat is goed.
[verdachte 1]
: Maak het dinge even klaar voor het eind van de week, en dan is het geregeld.
[verdachte 15]
: Oké.
[verdachte 1]
: Eh, hoe heet dat eh... nee..
[verdachte 15]
: Ik heb .... bijna ...een kwart miljoen te pakken he in 2,5 maand tijd. Dat is toch serieus geld of niet...
[verdachte 1]
: Maar als je er mee bezig ben, het is gewoon ....
[verdachte 15]
: En het tikt lekker door met 60, 70 ruggen in de week.
In een gesprek van 15 april 2019 heeft [verdachte 1] tegen een onbekend gebleven man gezegd:
[verdachte 1]
: Ik kocht eh tien loodsen in Roosendaal, 320 m2 groots, stuk
NNM: Voor 220? 320?
[verdachte 1]
: 320 per stuk. Daar gaf ik 1 miljoen 50 voor, twee ton zwart en 850 op papier. Daar heb ik er drie van verkocht. 1 40 stuk aan die huurders die er in zitten
NNM: ‘t Gaat de goede kant op.
[verdachte 1]
: Het gaat nou ehh
NNM: En je hebt er tien? Tien?
[verdachte 1]
: Tien.
In een gesprek van 9 mei 2019 hebben [verdachte 4] en [verdachte 15] onder meer gezegd:
[verdachte 4]
: Ja
[verdachte 15]
: Ja toch.. dat gaan we ook doen met dat ding. Dus [betrokkene 66] moet effe die afspraak maken hoe we de verdeling doen. Wel een leuk ding. Maar dan nog een ding, eh en die loodsen staan op [betrokkene 27] . Die ben ik aan het verkopen. Ik heb er nu drie verkocht van de tien. Het transport hebben we naar achteren geschoven. Omdat zeg maar. We willen op de dag zeg maar dat ik aankoop wil ik zeg maar dat ik vier vijf of zes verkocht hebben.
[verdachte 4]
: Ja
[verdachte 15]
: Er blijven er vier over. En die staan voor praktisch niks op papier. Dat is natuurlijk het mooiste ja toch
[verdachte 4]
: Ja.
[verdachte 15]
: Dan hebben we en de overdrachtsbelasting gelijk terug dezelfde dag, en we hebben bijna geen liquiditeit nodig zeg maar, misschien maar een ton te trekken nog om die dingen naar binnen te halen weetje wel.
[verdachte 4]
: ja. (…).
Op 22 mei 2019 heeft het hiervoor al weergegeven gesprek tussen [verdachte 4] en [verdachte 15] plaatsgevonden, waarin ‘
100 ruggen naar (…) [betrokkene 27] ’worden geregeld met behulp van twee winstdeelovereenkomsten en twee facturen voor ieder
‘50 ruggen’.
Op 14 juni 2019 is een gesprek gevoerd door [verdachte 4] en [betrokkene 33] .
[verdachte 4]
: Die [verdachte 15] heeft in principe een schuld bij [verdachte 1] staan. Die [betrokkene 67] .
[betrokkene 33]
: Ja.
[verdachte 4]
: Die was in principe nagenoeg naar de klote maar het schijnt wel een kunstenaar te zijn met als hij weer op de goede weg is. Dat hij dan geld kan verdienen. Moesten we vorige week maandag moesten we die halletjes in Roosendaal overnemen. Daar moest 132.000 euro naar toe. Er was in principe 100.000 euro geregeld. Die 32 nog niet. Maar dat geld komt op elk moment dus in komende week maanden komt het geld ruimschoots terug met winst (ntv) Ik ben dan zo stom om dingen niet gescheiden te houden. Dat ik tegen [verdachte 1] zeg dat ik het wel voor je wil regelen maar in de normale bedrijfsvoering komen we eigenlijk al elke week geld te kort. Want ik ken (ntv) Het is niet zo dat er 300.000 euro op de rekening staat en we niets doen. Nou dat we zeggen het staat lekker bij ons dan op de rekening.
[betrokkene 33]
: Nou. Ik begon me al af te vragen waar haalt [verdachte 4] dan het geld vandaan.
[verdachte 4]
: Nee maar begrijp je wat ik bedoel.
[betrokkene 33]
: Jaa. Ja
[verdachte 4]
: het is natuurlijk constant.
In Encrochat-berichten van 3 april 2020 vanaf 21:18 uur heeft outdoorfeline@encrochat.com ( [verdachte 1] ) aan stylishgin ( [verdachte 4] ) bericht:
We moeten ook even met rhenen kijken het is zo tijd en hypotheek word een probleem (….) Anders gaan we roosendaal verkopen hebben dat geld wit nodig (…) En ik vind dat niks te laat zijn met dingen ook al kunnen we er niks aan doen ik vind dat met die bentley ook echt kut vooral omdat die reizeger er van weet (…) Ze praten er over op dat kamp me jongste zus maakte al op merking jan hebben we zaak gedaan is nu april (…) We gaan ook niks meer op deze manier kopen (…) Daarom wil ik het ook met rhenen nu gaan regelen dat wr op tijd zijn
Verklaring [verdachte 1] en [verdachte 4]
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij een gedeelte van de winst zou krijgen van ‘Pakket Roosendaal’, omdat sprake was van een samenwerkingsverband.
‘Verder weet ik er weinig van af. Ik heb [verdachte 4] in contact gebracht met [verdachte 15] en [verdachte 14] . Wat ze toen precies deden, weet ik niet, maar ik zou een deel van de winst krijgen omdat ik ze met elkaar in contact heb gebracht.’Waarom [verdachte 15] hem op 21 maart 2019 vroeg naar Roosendaal, kon [verdachte 1] niet uitleggen. In het gesprek van 15 april 2019 had [verdachte 1] alleen de prijs opgeschroefd om het pand zo te verkopen voor de mensen die hij met elkaar in contact had gebracht en die samenwerkten.
[verdachte 4] heeft verklaard dat hij geld liet rondgaan in alle bedrijven, omdat geld soms eerder beschikbaar was. Hij kon dat geld dan eerst gebruiken bij een andere transactie. Daarbij vond hij het dan vaak overzichtelijker als de transacties binnen de B.V.’s via [betrokkene 27] verliepen en niet direct tussen de twee B.V.’s. Verder heeft [verdachte 4] verklaard dat hij zich kan voorstellen dat [verdachte 15] op 21 maart 2019 naar [verdachte 1] stapte, omdat zij elkaar al erg lang kennen, en voorts:
“De rode draad van de samenwerking tussen [verdachte 1] en mij is dat hij deel uitmaakte van deze afspraken en dan keken we achteraf wat de verdeling zou zijn op basis van inzet, inbreng en dergelijke”.[verdachte 4] heeft ook nog verklaard dat er ondanks de liquiditeitsproblemen binnen [betrokkene 27] wel diverse mogelijkheden waren om het bedrag van € 740.000,-- bij elkaar te krijgen. Er was niet in de hele [betrokkene 27] groep sprake van liquiditeitsproblemen.
“We hadden genoeg voorraad en we hadden een aantal panden waar geen hypotheek op zat”.
Van misdrijf afkomstig
[verdachte 1] heeft op 15 april 2019 gezegd dat hij voor de tien loodsen in Roosendaal, één miljoen 50 heeft betaald, waarvan twee ton zwart en 850 op papier. De loodsen zijn niet op zijn naam gekomen, maar op die van [verdachte 29] voor – op papier – een koopsom van € 850.000,-.
Zoals hiervoor vastgesteld hebben [verdachte 4] en [verdachte 15] met behulp van een valse maatschapsovereenkomst en twee valse facturen een grondslag gecreëerd voor de betaling van € 100.000,- aan [verdachte 29] . Daarmee was € 100.000,- geregeld voor de halletjes in Roosendaal, maar er moest óók nog een bedrag van € 32.000,- komen. Dat geld heeft [verdachte 4] geregeld, hoewel ‘ze’ in de in de normale bedrijfsvoering al elke week geld te kortkwamen.
Op 3 april 2020, dus een klein jaar later, heeft [verdachte 1] tegen [verdachte 4] gezegd dat Roosendaal kan worden verkocht om wit geld te regelen voor een volgende vastgoedtransactie, de transactie Rhenen.
Uit dit alles blijkt dat [verdachte 1] en [verdachte 4] beiden zeggenschap hadden over pakket Roosendaal en dat zij samen hebben verhuld dat [verdachte 1] (mede) rechthebbende was op dat pakket. Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden, alsmede de omstandigheid dat geld van zowel [verdachte 1] als van [verdachte 29] wordt vermoeden van misdrijf afkomstig te zijn, is óók het vermoeden gerechtvaardigd dat het pakket Roosendaal van misdrijf afkomstig is.
De verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 4] hebben dat vermoeden niet ontzenuwd.
Daderschap [verdachte 29] en feitelijke leidinggeven
De koop van het pakket Roosendaal heeft plaatsgevonden binnen de sfeer van [verdachte 29] . Het is gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon, óók voor zover daarbij is witgewassen. Daarmee is sprake van daderschap.
Uit het voorgaande blijkt verder dat zowel [verdachte 1] als [verdachte 4] samen leiding hebben gegeven aan [verdachte 29] voor zover het gaat om de koop en eventuele verkoop van het pakket Roosendaal. Zij worden ook wat deze vastgoedtransactie beiden aangemerkt als feitelijke leidinggever van [verdachte 29] .
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat [verdachte 1] , [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, en [verdachte 29] in vereniging het pakket Roosendaal hebben witgewassen.
5.5.3.6.2 B3.3.2 [locatie 39]
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggevende, en [verdachte 29] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van de onroerende zaak aan de [locatie 20] .
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 19 januari 2018 is aan [verdachte 29] geleverd een stuk grasland gelegen aan de [locatie 20] voor een bedrag van € 10.000,-- . Dat geld is afkomstig van een bankrekening van [verdachte 29] , die het op haar beurt van [verdachte 27] heeft ontvangen.
In een gesprek van 19 maart 2019 heeft [verdachte 1] gezegd: ‘
Ik heb nog een stuk grond in Hoeven dat eh, die dinge’,waarop een anoniem gebleven man heeft geantwoord ‘
ja, je hebt overal wel stukkies’en ‘
Kunnen we niet wat ruilen? Of scheelt je dat ook niet?’
In een gesprek van 10 mei 2019 is gezegd:
[verdachte 1]
: konden jullie dat stuk grond niet vinden?
[betrokkene 33]
: ..(ntv) leggen, maar hij zegt, het is een 110, ik zeg dan heb je een goed stuk grond, ik zeg, o, dat is het vliegveld is 110. Ik zeg hé? 110?
[verdachte 4]
: Dat staat bij de notaris
[betrokkene 33]
: Da's het vliegveld eigendom, stuk van het vliegveld
[verdachte 4]
: 100%, ik heb het opgezocht in die akte, 110
[betrokkene 33]
: heb je die akte hier klaarleggen?
[verdachte 1]
: (ntv) hij is zelf op die grond wezen kijken,.
Nnman: echt?
[betrokkene 33]
: laatste huis, 108, is een plantenkweker en dan..(ntv).volgt van [verdachte 1] .. 110, vliegveld eigendom
[verdachte 1]
: Dat zou mooi zijn als we dat gedaan hebben, moet kenne toch.
NNman: een stuk van de landingsbaan
NNman: was mooi als je de landingsbaan gekocht had in plaats van delen van de landingsbaan.
NNman: Da's wel makkelijk he? (lacht) Dat zou mooi zijn.
(…)
[verdachte 1]
: (…) Ik heb dit al, uh, ik denk 10, 15, ik denk langer als 10 jaar
[betrokkene 33]
: langer, langer, denk ik
[verdachte 1]
: ..langer, van Toontje toen van Hennie. (…) Maar ik ben daar ehh vijftien jaar geleden een keer wezen kijken
NNman: is wel mooi..(ntv).. Hij zal morgen wel naar mij toe komen, ik rij er wel even naar toe, hij zegt leg de papieren klaar moet ik meebrengen.
(…)
[verdachte 4]
: Oude [locatie 39] in Hoeven (fan.)
[betrokkene 33]
: ..das vliegveld .. (ntv).dat stuk.
[verdachte 4]
: Ja. Perceel heidegrond, met als kadastrale omschrijving terrein grasveld, plaatselijk bekend Oude [locatie 39] , 4744 RG Bossenhoofd, kadastraal bekend gemeente Hoeven.
Verklaringen [verdachte 1] en [verdachte 4]
heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het stukje grond via de vennootschap heeft gekocht als pensioenvoorziening. Als het tot een afrekening zou komen tussen hem en [verdachte 1] zou dit stukje grond onderdeel van de verrekening zijn.
[verdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij op de hoogte was van het stukje grond en [verdachte 4] daarop had gewezen. Hij heeft ontkend dat het al 10, 15 jaar zijn grond is.
Van misdrijf afkomstig
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het stuk grond aan de [locatie 39] al langere tijd in het bezit was van [verdachte 1] . De rechtbank hecht geen geloof aan de verklaring van [verdachte 4] en [verdachte 1] dat het perceel was bedoeld voor [verdachte 29] , mede omdat hun afspraken over verrekening onduidelijk zijn gebleven en niet aannemelijk zijn geworden. Bovendien wordt dit weersproken door de inhoud van de aangehaalde gesprekken. Het kan niet anders dan dat het onderbrengen van het perceel in de vennootschap het samen onderbrengen van het bezit van [verdachte 1] in de vennootschapsconstructie is geweest, om het zodoende de schijn van een legaal bezit te verschaffen. Daaruit volgt dat [verdachte 29] , [verdachte 4] en [verdachte 1] hebben verhuld dat [verdachte 1] rechthebbende is op dit stuk grond.
[verdachte 29] heeft op papier de koopsom betaald. Zoals eerder is overwogen is het vermoeden gerechtvaardigd dat geld van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen van misdrijf afkomstig is. Dat vermoeden is, gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen het vermogen van [verdachte 1] , ook gerechtvaardigd voor zover de koopsom ten laste is gekomen van [verdachte 1] . De verdachten hebben geen verklaring gegeven die dit vermoeden ontzenuwt.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat stuk grond aan de [locatie 39] onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Daderschap [verdachte 29] en feitelijke leidinggeven
De koop van de [locatie 39] heeft plaatsgevonden binnen de sfeer van [verdachte 29] . Het is een gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. Daarmee is sprake van daderschap.
Zowel [verdachte 1] als [verdachte 4] zijn betrokken geweest bij de koop van de [locatie 20] en daarmee opgetreden als feitelijke leidinggever van de [verdachte 29] .
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] , [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, en [verdachte 29] in vereniging het stuk grond aan de [locatie 39] te Bosschenhoofd hebben witgewassen.
5.5.3.6.3 B3.3.3 [VVE] , B3.3.4 [locatie 49] Dongen, B3.3.5 [locatie 22] te Den Bosch en B5.15 Amigo S bestand
Aan [verdachte 1] , [verdachte 4] en [verdachte 15] , alle drie in persoon en als feitelijke leidinggever, aan [verdachte 14] en aan [verdachte 29] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van onroerende zaken aan de [locatie 21] te Vlaardingen, [locatie 49] te Dongen en de [locatie 22] te Den Bosch.
Daarbij zou [verdachte 14] in vereniging een contante betaling aan [betrokkene 68] van € 35.000,-- hebben witgewassen en zou [verdachte 15] als feitelijke leidinggever in vereniging vier contante betalingen van € 7.500,-- aan [betrokkene 69] (in totaal € 30.000,--) hebben witgewassen.
Aan [verdachte 1] , [verdachte 4] en [verdachte 14] in persoon en [verdachte 15] in persoon en als feitelijke leidinggevende wordt verder verweten dat zij in vereniging geldbedragen hebben witgewassen zoals vermeld in een excel-document met de bestandsnaam “20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx”
Bij [verdachte 4] gaat het om een bedrag van € 280.684,--, althans geldbedragen, zoals vermeld in de tabbladen “Joker projecten”, “Joker Failliet reken form (2)” van een excel-document met de bestandsnaam “20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx”.
Bij [verdachte 1] en [verdachte 14] gaat het om geldbedragen, zoals genoemd in een document met de bestandsnaam “20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx”, waaronder (in totaal) een bedrag van € 817.500,-- althans van € 696.500,--.
Bij [verdachte 15] gaat het om één of meer (contante) geldbedrag(en), (onder meer) zoals genoemd in (het/de tabblad(en) “Amigo S” en/of “Joker Failliet reken form (2)” en/of “Joker Failliet” van) het document met bestandsnaam “20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx” (waaronder het/de geldbedrag(en) € 51.500,‐ en/of € 50.000,‐ en € 25.000,‐, en/of € 178.334,‐ (totaal “van zet”), althans enig geldbedrag).
5.5.3.6.3.1 Geldigheid dagvaarding [verdachte 15]
De verdediging heeft betoogd dat de dagvaarding partieel nietig dient te worden verklaard nu op onderdelen onvoldoende duidelijk is waar de verdenking op berust.
Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de dagvaarding onvoldoende duidelijk is voor zover het betreft de aan [verdachte 15] tenlastegelegde bedragen van € 25.000,-- en € 50.000,-- aangezien die bedragen meermalen terugkomen in zijn dossier. Aldus is het niet duidelijk op welke specifieke bedragen van die omvang de tenlastelegging ziet. In zoverre zal de rechtbank de dagvaarding van [verdachte 15] nietig verklaren.
5.5.3.6.3.2 Omvang van de tenlastelegging van [verdachte 1] , [verdachte 14] en [verdachte 15] met betrekking tot het excel-bestand ‘vanamigostraat’
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat [verdachte 1] en [verdachte 14] niet alleen worden veroordeeld voor het witwassen van het in de tenlastelegging genoemde bedrag van € 817.500,--, maar daarnaast ook nog voor het witwassen van een bedrag van € 213.334,-- genoemd in tabblad ‘Joker Failliet reken form’. Laatstgenoemd bedrag is niet opgenomen in de tenlastelegging, terwijl andere bedragen dat wel zijn. Gelet ook op de omvang van het Excel-bestand ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’ en het grote aantal bedragen dat daarin wordt genoemd, beschouwt de rechtbank dit bedrag als niet ten laste gelegd. De rechtbank zal zich daarom niet buigen over de vraag of [verdachte 1] en [verdachte 14] dit bedrag van € 213.334,-- hebben witgewassen.
Voorafgaande aan de terechtzitting heeft de officier van justitie per mail laten weten dat voor [verdachte 15] naast de expliciet ten laste gelegde bedragen ook nog van belang zijn een bedrag van € 150.000,-- , een bedrag van € 5.000,-- en een bedrag van € 35.000,--. Ter terechtzitting heeft de officier van justitie gevorderd dat [verdachte 15] – onder andere – wordt veroordeeld voor het witwassen van de twee laatstgenoemde bedragen, dus voor het bedrag van € 5.000,-- en het bedrag van € 35.000,--. Mede gelet op de omvang van het Excel-bestand ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’ en het grote aantal bedragen dat daarin wordt genoemd, beschouwt de rechtbank deze bedragen als niet ten laste gelegd. Daarom zal de rechtbank geen oordeel geven over de vraag of [verdachte 15] bedragen van € 150.000,-- en/of € 5.000,-- en/of € 35.000,‐ heeft witgewassen.
5.5.3.6.3.3 Vrijspraak van [verdachte 4] met betrekking tot het excel-bestand ‘vanamigostraat’
Ter terechtzitting heeft de officier van justitie geconcludeerd dat [verdachte 4] dient te worden vrijgesproken van het witwassen van een bedrag van € 280.684,--, zoals vermeld in een excel-document met de bestandsnaam “20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx”. De rechtbank volgt dat standpunt en spreekt [verdachte 4] hiervan vrij.
5.5.3.6.3.4 [VVE] , [locatie 49] Dongen en [locatie 22] te Den Bosch
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 29 juli 2004 is de besloten vennootschap [betrokkene 70] . opgericht. Op
30 november 2015 is de statutaire naam van de besloten vennootschap gewijzigd van [betrokkene 70] . (hierna: [betrokkene 70] ) in [betrokkene 37] .. Van 21 juli 2015 tot 21 december 2015 was [betrokkene 71] bestuurder van [betrokkene 37] , toen nog genaamd [betrokkene 70] . [verdachte 15] is sinds 30 november 2015 enig aandeelhouder en sinds 21 december 2015 bestuurder van [betrokkene 37]
Op 29 september 2015 heeft [betrokkene 37] een appartementsrecht aan de [locatie 21] te Vlaardingen gekocht van [betrokkene 72] . tegen betaling van een koopprijs van € 150.000,--.
Op 24 september 2015 heeft [betrokkene 37] gekocht en op 5 maart 2016 is aan haar geleverd een perceel bosgrond aan de [locatie 40] te Dongen voor een koopprijs van € 50.000,--.
Op 26 september 2016 heeft [betrokkene 73] aan [betrokkene 37] geleverd een perceel grond met daarop een woonwagen aan de [locatie 22] te Den Bosch voor een koopprijs van € 150.000,-- .
In augustus 2018 is de executoriale verkoop van het appartementsrecht aan de [locatie 21] te Vlaardingen in gang gezet. Op 16 augustus 2018, de dag waarop de veiling is aangemeld, heeft [verdachte 15] een sms gestuurd naar [verdachte 1] met de tekst: ‘
me welgemeende excuus zie je van de week [verdachte 15] ’. Uit een telefoongesprek van 21 augustus 2018 tussen [verdachte 1] en [verdachte 14] volgt dat [verdachte 1] wil dat [verdachte 15] de veiling
‘heel vlug gaat regelen’. Op 26 september 2018 heeft [verdachte 15] zichzelf gemeld bij het politiebureau om een vrijheidsstraf van 19 dagen uit te zitten. Op 27 september 2018 heeft [betrokkene 35] gebeld naar [betrokkene 74] . In dat gesprek heeft [betrokkene 74] gezegd dat [verdachte 15] zich heeft gemeld omdat hij zich zorgen maakt over de openbare verkoop van Vlaardingen. [betrokkene 35] wil alles weten over het beslag op de panden van [betrokkene 37] en heeft gezegd dat zij de belangen van iemand anders behartigt.
Op 7 oktober 2018 hebben [verdachte 1] , [verdachte 14] , [betrokkene 35] en [betrokkene 36] elkaar gesproken in het [hotel] in Nootdorp over het onroerend goed en de schuldeisers van [betrokkene 37] . Tijdens dat gesprek is onder meer het volgende gezegd:
[verdachte 1] :
Vlaardingen heb ik gekocht vier jaar geleden. (…) ik heb er een paar ton in verbouwd. (…) daar heb ik voor twee ton in verbouwd. (…) dat andere huis, dat in Den Bosch (…) dat was een van de hoogste van [moterclub] . Die heb die wagen gekocht. (….) Rotterdam The Hague is helemaal niet van hem, die was van mij.. (…) ik heb van hem gekocht. (…) Vlaardingen zat in Rotterdam The Hague. Toen heb ik gezegd het is makkelijker om van mij de hele BV over te gaan.
(…)
[betrokkene 74] :
Met die mafketel Suijker (…)
[verdachte 1] :
(…) dus Rotterdam The Hague Hague was eigenlijk van mij. Toen Rotterdam The Hague van mij was, toen kocht ik van [verdachte 15] een stuk grond in uh ..Dongen. (…) Toen kocht ik die, toen kocht ik mijn wagen in Den Bosch (…) Rotterdam Den Haag, die BV dat moet gewoon naar een BV van mij. En dat was ik met hem aan het regelen .
Vervolgens is besproken de onroerende zaken ‘uit [betrokkene 37] ’ te halen.
[verdachte 1] :
Luister als we, uh voorlopig koopcontract gaan maken.
[betrokkene 35] :
Maar hij moet tekenen ..
[verdachte 1] :
Hij zit in in in Alphen
[betrokkene 35] :
(…) Als die drie koopaktes ingeschreven zijn en we lossen de huidige problemen op( [verdachte 14] praat er door heen, zegt iets over problemen tackelen. [betrokkene 35] vervolgt)
en dan is het in ieder geval effe rustig.
(…)
[verdachte 1] :
Dat ik die drie dingen er af krijg. Dat ik Vlaardingen vrij krijg, dat ik Den Bosch vrij krijg (…) Vlaardingen krijg en dat stuk grond.
(…)
[verdachte 14]
: Jij moet even de koopakte maken maar dan heb je stukken nodig. Want je moet weten (…) adressen en dingen (…)
[verdachte 1] :
Als jij de koopakte maakt kennen wij toch die naam invullen?
[betrokkene 35] :
Ja
[verdachte 14] :
Ja.
(…)
[verdachte 1] :
Dan, dan moet het op [betrokkene 27] B.V. [locatie 18] Uithoorn. (…)
We halen overal beslag af, dan gaan we draaien. Dan op gegeven ogenblik komt het geld op een rekening te staan. Want we draaien, als we dat niet, als we dat op een andere manier doen, dan komen er problemen. (…) Het geld wat ik betaal dan, dat gaat naar een BV toe, Rotterdam The Hague (…) Kijk, dat moet gelijk van Rotterdam The Hague in een keer een bankrekening afgehaald worden. Want dat is mijn geld, dat moet weer terug. (…)
Nee maar kijk, ik heb gewoon ik ik ik eh(opm: [verdachte 1] stottert)
een, een vriend van mij heeft een autobedrijf, die heeft daar een onroerend goed BV bij, daar staat nog een beetje onroerend goed in wat onbelast is dingetje, die heeft het al…
[betrokkene 35] :
Noem maar effe een naam, kijk..
[verdachte 1] :
en die ken .. en die ken het ook kopen. En die ken zelfs, weet je wat het is, die ken ik morgen op papier een paar dure auto’s laten verkopen .. en en en(opm: [verdachte 1] stottert)
, dat geld op zijn rekening storten en gewoonweg overmaken naar die BV. Maar alleen het moet naar een ....(woord niet te verstaan)
… daar, als ik het maar terug krijg, anders ben ik dat ook weer kwijt.
Op 10 oktober 2018 heeft [betrokkene 35] [verdachte 15] bezocht in de penitentiaire inrichting Alphen aan den Rijn. Tijdens dat bezoek heeft [verdachte 15] de koopovereenkomsten ondertekend van
- de [locatie 22] te ’s-Hertogenbosch ( [betrokkene 37] aan Stichting Aandelen Beheer [betrokkene 27] voor € 150.000,--),
- de [locatie 21] te Vlaardingen ( [betrokkene 37] aan Stichting Aandelen Beheer [betrokkene 27] voor € 150.000,--) en
- de [locatie 23] te Dongen ( [betrokkene 37] aan Stichting Aandelen Beheer [betrokkene 27] voor € 50.000,-- .
Blijkens die overeenkomsten heeft [betrokkene 27] op 10 oktober 2018 van [betrokkene 37] gekocht
- het appartementsrecht aan de [locatie 21] te Vlaardingen ,
- het perceel grond met daarop een woonwagen aan de [locatie 22] te Den Bosch en
- het perceel bosgrond aan de [locatie 23] te Dongen.
Op 24 oktober 2018 zijn deze drie koopovereenkomst ingeschreven in het kadaster.
Op 5 december 2018 heeft [betrokkene 37] het perceel grond met de woonwagen aan de [locatie 22] te Den Bosch geleverd, niet aan [betrokkene 37] , maar aan [verdachte 29] voor een koopprijs van € 150.000,--. Daarvoor, op 26 november 2018, had [verdachte 29] het perceel grond met de woonwagen aan de [locatie 22] te Den Bosch al verkocht aan [verdachte 13] .
[verdachte 4] en [verdachte 14] hebben op 14 november 2018 en 19 december 2018 telefonisch contact gehad over het transport van deze onroerende zaken in Vlaardingen, Dongen en Den Bosch. Zo heeft [verdachte 14] aan [verdachte 4] gevraagd of deze de concepten van de notaris [notaris] had ontvangen waarop [verdachte 4] heeft geantwoord dat ze binnen waren. Op 19 december 2018 heeft [verdachte 14] tegen [verdachte 4] gezegd dat [verdachte 4] meteen moest reageren als het totaalbedrag van de panden meer dan drie ton was. [verdachte 14] heeft tegen [verdachte 4] gezegd om welke panden het ging:
“dus het is Vlaardingen, Dongen en de Sleutelbloem.”Ook zijn er op 28 december 2018 mails doorgestuurd tussen [verdachte 14] , [verdachte 4] en [betrokkene 35] over deze onroerende zaken. Verder zijn die dag sms-berichten uitgewisseld tussen [betrokkene 35] en [verdachte 14] over deze onroerende zaken. In januari 2019 heeft [verdachte 14] contact met anderen gehad over het transport van deze drie onroerende zaken.
Op 28 januari 2019 heeft [verdachte 29] het perceel grond met de woonwagen aan de [locatie 22] te Den Bosch geleverd aan [verdachte 13] voor een koopprijs van € 155.000,--.
Eveneens op 28 januari 2019 is aan [verdachte 29] geleverd het appartementsrecht aan de [locatie 21] te Vlaardingen en het perceel bosgrond aan de [locatie 23] te Dongen voor een totale koopprijs van € 150.000,--, waarvan een gedeelte van € 120.000,-- is toegekend aan de [locatie 21] te Vlaardingen en een gedeelte van € 30.000,-- is toegekend aan de [locatie 23] te Dongen.
Op 23 mei 2019 heeft [verdachte 29] verkocht en op 18 juni 2019 geleverd aan [betrokkene 41] voor € 70.000,-- het perceel bosgrond aan de [locatie 23] te Dongen .
Deze feitelijke gang van zaken staat naar het oordeel van de rechtbank vast. De vraag is of hierbij sprake is geweest van witwassen.
Van misdrijf afkomstig
Op grond van de mededelingen van [verdachte 1] op 7 oktober 2018 in Nootdorp en de vastgestelde feitelijke gang van zaken in samenhang beschouwd met zijn eigen verklaringen staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat [verdachte 1] de feitelijk rechthebbende was op het appartement in Vlaardingen, de woonwagen in Den Bosch en het stuk grond in Dongen. Omdat [verdachte 1] geen (nauwelijks) legale inkomsten en geen legaal vermogen had is het vermoeden gerechtvaardigd dat dit appartement, deze woonwagen en dit stuk grond van misdrijf afkomstig zijn. Van [verdachte 1] mag een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring worden verwacht dat deze voorwerpen niet van misdrijf afkomstig zijn.
Verklaringen [verdachte 1]
Ten overstaan van de politie heeft [verdachte 1] – zakelijk weergegeven – verklaard dat [verdachte 15] ‘Vlaardingen’ en een stukje grond bij Tilburg in de buurt heeft gekocht op [betrokkene 37] . Die twee dingen zouden de winst zijn voor [verdachte 1] en stonden op naam van de B.V. van [verdachte 15] , omdat [verdachte 1] een potje wilde hebben. Hij wilde in één keer vijf, zes, zeven ton onroerend goed in een B.V.-tje hebben, omdat dat makkelijk was. [verdachte 1] heeft verder verklaard dat hij de woonwagen aan de Sleutelbloemstraat heeft gekocht van een overleden vriend en dat hij aan [verdachte 15] heeft gevraagd een hypotheek te regelen voor die woonwagen.
Ter terechtzitting van 11 mei 2023 heeft [verdachte 1] aanvullend en op onderdelen anders verklaard, namelijk dat de panden niet op zijn naam stonden, maar op naam van [verdachte 15] , omdat hij zelf geen hypotheek kon krijgen en geen bankrekening kon openen. De Sleutelbloemstraat heeft [verdachte 1] niet gekocht, maar heeft [verdachte 15] gekocht op verzoek van [verdachte 1] , die er wel gebruik van maakte en erin woonde. De huur zou tussen [verdachte 1] en [verdachte 15] worden verrekend. Als de woonwagen doorverkocht zou worden dan hadden [verdachte 1] en [verdachte 15] ieder recht op een gedeelte van de winst. Het appartement in Vlaardingen en het stuk grond in Dongen heeft [verdachte 1] gekregen van [verdachte 15] nadat hij hem had geholpen met verschillende aankopen. [verdachte 1] hoefde daar geen geld voor, maar wilde daar wel een stukje onroerend goed voor. Op enig moment zou dat onroerend goed naar hem toekomen, aldus [verdachte 1] .
[verdachte 1] verklaring dat hij het appartement en het stuk grond van [verdachte 15] heeft gekregen in ruil voor ‘dingen’ die hij voor hem had ‘opgelost en gedaan’ is vaag, niet bevestigd en bovendien onwaarschijnlijk. Ook [verdachte 1] verklaring dat [verdachte 15] financiering had geregeld voor de woonwagen die hij, [verdachte 1] , had gekocht is niet bevestigd en niet waarschijnlijk. Datzelfde geldt voor [verdachte 1] enigszins gewijzigde verklaring ter terechtzitting dat niet hij zelf, maar [verdachte 15] de woonwagen heeft gekocht en dat later huur zou worden verrekend en dat eventuele winst bij verkoop zou worden gedeeld. De verklaringen van [verdachte 1] ontzenuwen het witwasvermoeden dan ook niet.
Conclusie
Er is geen andere conclusie mogelijk dan de conclusie dat [verdachte 1] [betrokkene 37] heeft gebruikt om te verhullen dat hij de werkelijk rechthebbende was op het appartement in Vlaardingen, de woonwagen in Den Bosch en het stuk grond in Dongen.
[verdachte 15]
, de bestuurder van [betrokkene 37] , was in deze een stroman van [verdachte 1] met wiens medewerking [verdachte 1] [betrokkene 37] heeft gebruikt om te verhullen dat de onroerende zaken die op papier door [betrokkene 37] waren gekocht in werkelijkheid van hem waren. Dat [verdachte 15] wist dat de onroerende zaken van [verdachte 1] waren kan immers worden afgeleid uit het sms-bericht van 16 augustus 2018 waarin [verdachte 15] zijn excuus maakt aan [verdachte 1] , maar ook uit de omstandigheid dat hij zichzelf heeft gemeld bij het politiebureau om een vrijheidsstraf uit te zitten omdat hij zich zorgen maakte over de openbare verkoop van Vlaardingen en de omstandigheid dat hij op 10 oktober 2018 in de penitentiaire inrichting de koopovereenkomsten heeft getekend waarbij [betrokkene 37] de [locatie 22] te ’s-Hertogenbosch, de [locatie 21] te Vlaardingen en de [locatie 23] te Dongen heeft verkocht aan Stichting Aandelen Beheer [betrokkene 27] .
[verdachte 15] heeft aldus opzettelijk in nauwe en bewuste samenwerking met [verdachte 1] van misdrijf afkomstige voorwerpen verhuld en dus witgewassen. De gedraging heeft plaatsgevonden in de sfeer van [betrokkene 37] want de gedraging past in de normale bedrijfsvoering, welke rechtspersoon immers het bezit van onroerend goed tot normale bedrijfsactiviteit had en [verdachte 15] heeft daaraan feitelijke leiding gegeven. De opzet van [verdachte 15] als enig bestuurder en aandeelhouder van [betrokkene 37] kan aan [betrokkene 37] worden toegerekend.
[verdachte 29] en [verdachte 4]
Uit het voorgaande vloeit voort dat [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen door het kopen van de [locatie 22] te ’s-Hertogenbosch, de [locatie 21] en de [locatie 23] te Dongen de rol heeft overgenomen van [betrokkene 37] en dat [verdachte 4] , de bestuurder van [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen, de rol heeft overgenomen van [verdachte 15] .
Ten aanzien van het aandeel en de wetenschap van [verdachte 4] overweegt de rechtbank als volgt. Ter terechtzitting van 11 mei 2023 heeft [verdachte 4] verklaard dat hij dacht dat [verdachte 1] recht had op de panden wegens het aanbrengen van transacties. [verdachte 4] heeft ze met zijn onroerend goed B.V. overgenomen, in de wetenschap dat er een connectie was met [verdachte 1] . Zijn betrokkenheid is terug te leiden tot en gebaseerd op de samenwerking met [verdachte 1] . Hieruit trekt de rechtbank de conclusie dat [verdachte 4] wist dat de [locatie 22] , de [locatie 21] en de [locatie 23] van [verdachte 1] waren, te meer nu de hele [betrokkene 37] deal niet de belangen van [verdachte 29] , maar die van [verdachte 1] als rechthebbende diende.
Immers, [verdachte 4] , althans [verdachte 29] , heeft een schuld van [betrokkene 37] aan [bedrijf 9] (hierna te noemen: [bedrijf 9] ) – het aannemingsbedrijf van [verdachte 14] – overgenomen en daarop afbetaald.
‘Tussen [verdachte 15] en [verdachte 14] stond nog een nota open en die nam ik ook over. [betrokkene 27] nam namelijk het pand in Vlaardingen over en dat was na de verbouwing een mooi pand’,aldus [verdachte 4] ter terechtzitting van 11 mei 2023. Dat [verdachte 29] een schuld heeft overgenomen blijkt hierna ook uit andere bewijsmiddelen. De nieuwe eigenaar van een pand is echter niet zonder meer verplicht een dergelijke schuld op zich te nemen en het appartement kostte [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen op deze manier aanzienlijk meer dan de koopprijs.
De aankoop van de woonwagen en de verkoop ervan aan [verdachte 13] is evenmin zakelijk te noemen. [verdachte 13] is degene die door [verdachte 1] tijdens het gesprek van 7 oktober 2018 in Nootdorp wordt aangeduid als ‘
een van de hoogste van [moterclub] ’. ‘Die heb die wagen gekocht’, heeft [verdachte 1] in dat gesprek gezegd. Niet duidelijk is geworden waarom de woonwagen niet rechtstreeks door [betrokkene 37] aan [verdachte 13] is geleverd. Ook boekhouder [betrokkene 39] heeft willen weten waarom [verdachte 4] er tussen moet zitten. Hij vond het niet handig dat de Sleutelbloemstraat Den Bosch nog op de balans stond op 31 december. Omdat hij er € 5000,-- aan kon verdienen, heeft [verdachte 4] hem uitgelegd. [betrokkene 39] vond dat te weinig winst om zo'n actie te doen . Daarbij komt dat [verdachte 13] aan de transactie een schuld van ongeveer € 50.000,-- aan [verdachte 29] heeft overgehouden. Dat de vennootschap dit bedrag niet bij [verdachte 13] heeft geïncasseerd en evenmin hypothecaire zekerheid heeft bedongen, is onzakelijk te noemen.
[verdachte 29] heeft de Vierbundersweg gekocht voor een bedrag van € 30.000,-- en verkocht aan Drost voor een bedrag van € 70.000,--. Ook dat is een transactie die opvalt, juist vanwege de relatief grote winst die [verdachte 29] ermee lijkt te hebben gemaakt.
De rechtbank stelt vast dat [verdachte 1] en [verdachte 4] in vereniging hebben verhuld dat [verdachte 1] de rechthebbende was op de onroerende zaken aan de [locatie 21] te Vlaardingen, [locatie 49] te Dongen en de [locatie 22] te Den Bosch door die op naam te zetten van [verdachte 29] .
Ook [verdachte 29] zelf heeft deze verhullingshandeling gepleegd. De gedraging heeft namelijk plaatsgevonden in de sfeer van [verdachte 29] , want de gedraging – het aanschaffen van onroerende zaken – past in haar normale bedrijfsvoering. [verdachte 1] en [verdachte 4] hebben daaraan leiding gegeven. Zij hebben daarmee niet alleen in persoon maar ook als feitelijke leidinggever gehandeld.
De opzet van [verdachte 4] als enig bestuurder en aandeelhouder van de [verdachte 29] en Beleggingen kan aan de rechtspersoon worden toegerekend.
[verdachte 14]
Uit de hiervoor beschreven contacten van november 2018 tot en met januari 2019 volgt dat [verdachte 14] zich actief heeft bemoeid met het transport van de onroerende zaken in Vlaardingen, Dongen en Den Bosch. [verdachte 14] heeft verklaard dat hij zelf de grootste schuldeiser was van [verdachte 15] . [verdachte 14] zou alleen zijn opgekomen voor zijn eigen financiële belangen en heeft daarvoor wel samengewerkt met [verdachte 1] en [betrokkene 35] . Ter terechtzitting van 11 mei 2023 heeft [verdachte 14] verklaard dat [verdachte 1] , [betrokkene 35] en hij alle drie individueel een vordering hadden op [verdachte 15] , maar dat ieder werkte voor zijn eigen centjes.
Het uitsluitend of voornamelijk behartigen van de eigen belangen staat echter niet aan het medeplegen van witwashandelingen in de weg. Voorts maakt de verklaring van [verdachte 14] niet duidelijk waarom hij en [verdachte 4] op 14 november 2018 en 19 december 2018 telefonisch contact hebben gehad over het transport van de panden Vlaardingen, Dongen en Sleutelbloem en waarom [verdachte 14] daarover mails en sms-berichten heeft ontvangen en verzonden op 28 december 2018. Ook nog in januari 2018 heeft [verdachte 14] contact met anderen gehad over dit transport . Deze contacten hebben niet rechtstreeks met de eigen financiële belangen van [verdachte 14] te maken. Mede gelet op de hierna te bespreken betaling aan schuldeiser [schuldeiser] is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking om de onroerende zaken van [verdachte 1] veilig te stellen en – opnieuw – te verhullen dat [verdachte 1] rechthebbende was. Dat [verdachte 14] ook wetenschap had dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren wordt hierna overwogen.
Betaling schuldeisers
Uit de eerder genoemde feiten en omstandigheden leidt de rechtbank af dat [verdachte 1] , [betrokkene 35] , [verdachte 14] en [betrokkene 36] / [betrokkene 74] hadden besproken dat het beslag van de onroerende zaken ‘af moest’ en dat daarom de schuldeisers moesten worden betaald.
Contant geldbedrag van € 35.000,-- aan [schuldeiser]
[bedrijf 10] (hierna te noemen: [schuldeiser] ) is een vastgoedontwikkelaar die op 24 april 2018 conservatoir beslag heeft gelegd onder [betrokkene 37] in verband met een vordering van € 135.232,50. Op 7 oktober 2018 in Nootdorp is besproken dat een regeling moet worden getroffen met [schuldeiser] .
[betrokkene 35]
: Dat is (ovst) nee nee, dat is van [schuldeiser] (ovst) hij gooit het door de war. Of te minste, kijk wij noemen [schuldeiser] de architect... (…)
[verdachte 1]
: Maar die man van de maquette wil toch ook bij hem thuis geen 50 man van de motorclub binnen hebben ? (…) Dan dan luister, als [schuldeiser] daar beslag op heeft gelegen en hun weten dat, dan lopen hun met vijftig of met honderd man het kantoor binnen en dan slaan ze het hele kantoor aan (ovst) (…)
[betrokkene 74]
: Er is beslaglegging.
(…)
[verdachte 1]
: Luister, (ovst) we halen die panden eruit. (…) In het uiterste geval kost dat twee ton.
[betrokkene 35]
: ja.
[verdachte 1]
: Dat is heel erg. en die twee ton komt bij [verdachte 15] op het lijstje
(…)
[betrokkene 35]
: [verdachte 1] , een (ovst) twee ton (ovst) , [schuldeiser] , toegekend, de RBG -..22.000
[verdachte 1]
: (ovst) Beetje dealen
[betrokkene 35]
: Precies, ja, ja
[verdachte 14]
: Weet je waar je voor moet zorgen? Kijk die BV die (ovst) ga je nooit meer redden (…)
[verdachte 1]
: Nee, maar ik wil die BV niet hebben, het gaat mij om die panden. (…)
(door elkaar)
[verdachte 14]
: (ovst) die panden eruit trekken
[betrokkene 75] , directeur en tevens eigenaar van [schuldeiser] , heeft als getuige verklaard dat er voor de schuld van [betrokkene 37] een schikking is getroffen van € 53.000,-- na de zomer van 2018. Hij had daarover contact met [verdachte 15] , [betrokkene 74] , [betrokkene 35] en [verdachte 14] . Met [verdachte 14] werden de concrete afspraken gemaakt. Voor de schikking van € 53.000,-- is € 35.000,-- contant betaald en is € 18.000,-- overgeboekt. Het contant betaalde bedrag van € 35.000,-- werd op 26 oktober 2018 door [verdachte 14] overhandigd in briefjes van € 50,--. Die zaten in een plastic zak, aldus [betrokkene 75] .
Op 24 oktober 2018 had [betrokkene 75] eerst met [betrokkene 35] en daarna met [verdachte 14] contact:
[betrokkene 75]
: Ehm, even de vraag van maken jullie alles bancair over?
[verdachte 14]
: Neu, niet alles denk ik.
[betrokkene 75]
: Hoeveel niet, dan houden we daar rekening mee?
[verdachte 14]
: Ehm, ik denk 35 niet
[betrokkene 75]
: 35 niet?
[verdachte 14]
: Ja ja
[betrokkene 75]
: Ehm, dan moeten we even kijken hoe we dat doen, want wij kunnen dat niet zomaar op de bank zetten, want dan moeten wij
[verdachte 14]
: Ik heb vorige week we hebben vorige week een afspraak gemaakt met de heren die er zaten dat was geen probleem.
[betrokkene 75]
: Hm, ja, voor de, eh, kijk, als wij op de bank zetten, eh, WFF, dan moeten wij vragen waar het vandaan komt
[verdachte 14]
: Ja, maar ik zou hem niet in één keer storten
[betrokkene 75]
: Nee, nee, maar dat
[verdachte 14]
: Ik zou hem niet in één keer storten. Ik zou hem in drie maanden storten. Dan ben je, heb je geen enkel probleem.
[betrokkene 75]
: Ja ja, oke, ehm
[verdachte 14]
: Maar dat heb ik besproken en dat was geen probleem
[betrokkene 75]
: Ja
[verdachte 14]
: Ja?
[betrokkene 75]
: Gaan wij zorgen in ieder geval dat er een briefje komt.
[verdachte 14] heeft ontkend dat hij een plastic tas met contant geld heeft overhandigd aan [betrokkene 75] . Hij is alleen chauffeur geweest van iemand anders.
Echter, op 26 oktober 2018 heeft [verdachte 14] aan [betrokkene 75] ge-smst: ‘
Ik rij nu weg uit Den Haag ik ben iets vertraagd’en
‘Excuus daarvoor’.Daarop heeft [betrokkene 75] geantwoord: ‘
tot zo’. Daaruit blijkt dat [verdachte 14] en [betrokkene 75] een afspraak met elkaar hadden en dat [verdachte 14] dus niet alleen chauffeur was. Bovendien heeft [verdachte 14] ter terechtzitting van 6 juli 2023 verklaard:
“Ik ben daar bij [schuldeiser] geweest toen [verdachte 15] betaald heeft. Ik heb met hem het geld nageteld en ik heb hem die overeenkomst zien ondertekenen”. Zijn betrokkenheid bij de transactie blijkt voorts uit het telefoongesprek van 24 oktober 2018, waarin hij [betrokkene 75] heeft geadviseerd hoe hij het contante geld het beste verder kon witwassen.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat [verdachte 14] (een gedeelte van) een schuld aan [schuldeiser] heeft betaald. Hij heeft in vereniging een contant geldbedrag van € 35.000,-- voorhanden gehad, overgedragen en daarvan gebruik gemaakt. Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden alsmede [verdachte 1] financiële achtergrond is het vermoeden gerechtvaardigd dat dit contante geldbedrag van misdrijf afkomstig is. Dat vermoeden is niet ontzenuwd. Hierna wordt nog overwogen dat [verdachte 14] wetenschap had dat dit geldbedrag van misdrijf afkomstig was.
Bedrag van € 178.334,‐- inclusief betalingen aan [betrokkene 69] van in totaal € 30.000,--
[betrokkene 69] was een schuldeiser van [betrokkene 37] . Volgens haar bestuurder, [betrokkene 76] , heeft hij bij wijze van aflossing van een deel van de schuld op vier data steeds een bedrag van € 7.500,-- contant ontvangen van [betrokkene 37] , in totaal € 30.000,--.
Conclusie
De rechtbank kan niet vaststellen dat [verdachte 15] hier enige bijdrage aan heeft geleverd. Immers, [betrokkene 77] heeft wel verklaard wel dat [verdachte 15] één van die vier bedragen heeft betaald, maar deze verbleef in die periode bij Parnassia Rivierduinen en was daarmee niet in de gelegenheid om betalingen te doen aan [betrokkene 77] .
Inclusief deze betaling van € 30.000,-- aan [betrokkene 69] is voor een bedrag van € 178.334,-- aan schulden van [betrokkene 37] afbetaald. Dit gehele bedrag heeft [verdachte 15] volgens het openbaar ministerie witgewassen, naar de rechtbank begrijpt omdat de schulden van [betrokkene 37] door zijn toedoen zijn ontstaan en hij had moeten weten dat [verdachte 1] deze dan vervolgens zou moeten gaan betalen. Die redenering kan geen standhouden. Dit levert immers nog geen nauwe en bewuste samenwerking op tussen [verdachte 1] en [verdachte 15] . [verdachte 15] wordt dan ook vrijgesproken van het witwassen van het bedrag van € 178.334,--, inclusief het bedrag van € 30.000,--.
5.5.3.6.3.5 [verdachte 29] en Amigo S bestand
Inleiding
Op een computer, in beslag genomen op de [locatie 41] te Voorburg, het vestigingsadres van [bedrijf 9] , is een excel-bestand aangetroffen met de naam ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’. Het excel-bestand is onderverdeeld in diverse tabbladen. Het eerste tabblad heeft de naam ‘Amigo S’.
‘Totaal 817500’
Op het tabblad Amigo S staat een tabel die eindigt met ‘Totaal 817500’. Het op de tenlastelegging van [verdachte 1] en [verdachte 14] genoemde bedrag van € 817.500,-- heeft betrekking op dit getal.
Op het tabblad Amigo S is onder ‘Totaal 817500’ een tweede tabel opgenomen, waarin regels staan met steeds een datum, een positief of negatief geldbedrag en een omschrijving. De vroegste datum is 31 januari 2016. De laatste datum is 13 januari 2020. De tweede tabel bevat 10 positieve en 132 negatieve geldbedragen. De positieve geldbedragen vormen bij elkaar opgeteld een totaalbedrag van € 478.500 en zijn omschreven met de woorden ‘cont list’, ‘cont lijst’, ‘cont lijt’ en ‘ende’. Ze corresponderen met 10 getallen opgenomen in de eerste tabel eindigend met ‘Totaal 817500’ en zijn daar omschreven met de woorden ‘afgeboekt op cont lijst’, ‘afgeboekt op contant’ en ‘ende / afgeboekt op contant’. De negatieve geldbedragen hebben omschrijvingen als ‘harley zwart’, ‘kolk pm 53’, ‘goten oosteinde’, ‘ [verdachte 23] lekkage’, ‘wilhelmina’, ‘joker (…)’, ‘makelaar’, ‘aanbetaling speelgoed kemp garage’. Die omschrijvingen zijn in verband te brengen met [verdachte 1] . De tweede tabel eindigt met twee regels met de woorden ‘saldo totaal - € 45.612,28 A te goed’ en daaronder ‘
negatief is [verdachte 14] te goed’.
Er zijn 29 negatieve geldbedragen voor in totaal een bedrag van € 6.101,69 aangetroffen als betaling vanaf bankrekeningen van [verdachte 14] , [bedrijf 9] , [betrokkene 47] en [betrokkene 81] (een stichting die wordt bestuurd door [verdachte 14] ). De overige 103 negatieve bedragen zijn niet aangetroffen op bankrekeningen. Ook de 10 positieve bedragen die optellen tot een totaalbedrag van € 478.500 zijn niet aangetroffen op bankrekeningen.
De tweede tabel van tabblad Amigo S bevat een regel die luidt: ‘21-11-2016 -87,12 belasting privé’. [bedrijf 12] heeft de belastingaangifte 2015 van [verdachte 1] opgesteld en op 18 november 2016 ingediend bij de belastingdienst. Eveneens op 18 november 2016 heeft [bedrijf 12] een factuur van € 87,12 verstuurd aan [bedrijf 9] . Dit bedrag is op 25 november 2016 vanaf een bankrekening op naam van [bedrijf 9] betaald. Dit is één van de 29 negatieve bedragen die is teruggevonden als betaling vanaf een aan [verdachte 14] gelieerde bankrekening.
Annend [betrokkene 78] van [bedrijf 12] heeft, zakelijk weergegeven, als getuige verklaard dat [verdachte 1] via [verdachte 14] klant bij hem was geworden, dat hij de aangifte 2015 voor [verdachte 1] had opgesteld en dat werkzaamheden voor [verdachte 1] werden gefactureerd aan en betaald door [verdachte 14] . Ter terechtzitting van 11 april 2023 heeft [verdachte 1] verklaard dat [betrokkene 78] van [bedrijf 12] zijn belastingaangifte had gedaan, dat hij [betrokkene 78] had leren kennen via [verdachte 14] en dat hij geld had gegeven aan [verdachte 14] om [betrokkene 78] te betalen. Verder heeft hij verklaard dat [verdachte 14] voor hem betaalde en dat hij later [verdachte 14] betaalde.
De regel ‘21-11-2016 -87,12 belasting privé’ duidt dus aan dat [verdachte 14] een rekening van € 87,12 voor [verdachte 1] heeft betaald. Kennelijk heeft [verdachte 1] [verdachte 14] daarvoor geld heeft gegeven.
Tussenconclusie
Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de tweede tabel op het tabblad Amigo S een registratie bevat van 10 contante bedragen van in totaal € 478.500,-- die [verdachte 1] aan [verdachte 14] heeft gegeven om uitgaven voor hem te doen. De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt dat het om contante bedragen gaat door de aanduiding van de verschillende bedragen als “cont” en “cont lijst” en deze niet zijn terug zijn te vinden op de bankrekeningen. Voorts leidt de rechtbank hieruit af dat de tabel een registratie bevat van 132 bedragen van in totaal € 524.112,28 aan uitgaven door [verdachte 14] voor [verdachte 1] , alles in de periode van 31 januari 2016 tot en met 13 januari 2020.
‘Afgeboekt op wilhelmi’
Op 7 oktober 2018 in Nootdorp heeft [verdachte 1] gezegd:
Vlaardingen heb ik gekocht vier jaar geleden. (…) ik heb er een paar ton in verbouwd. (…) daar heb ik voor twee ton in verbouwd.Kosten voor de verbouwing van het appartement aan de [VVE] in Vlaardingen komen voor in het excel-bestand met de naam ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’ in de volgende vier regels van de eerste tabel van het tabblad Amigo S:
12-09-2017 24500 afgeboekt op wilhelmi
16-01-2018 20000 afgeboekt op wilhelmi
17-06-2018 10000 afgeboekt op wilhelmi
24-04-2019 25000 afgeboekt op wilhelmi.
In totaal is daarmee 79500 ‘afgeboekt op wilhelmi’. Het excel-bestand met de naam ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’ heeft verder een zesde tabblad met de naam Wilhelmina. Dat tabblad begint met dezelfde getallen, maar dan genoteerd als bedragen, en daaraan toegevoegd een vijfde bedrag, aangeduid als ‘factuur’:
24.500,00
20.000,00
10.000,00
58.000,00 factuur
25.000,00.
Onder deze vijf bedragen staan regels met de tekst: ‘werklijst -160.865,80 14-02-2019’, ‘totaal -23.365,80’, ‘negatief is [verdachte 14] te goed’ en ‘afgeboekt in totaallijst 23365,8 14-02-2019’. De tweede tabel van het tabblad Amigo S bevat een regel die luidt:
14-02-2019 -€ 23.365,80 wilhelmina.
In een bij [bedrijf 9] inbeslaggenomen computer zijn werkstaten aangetroffen. Bovenaan deze werkstaten staat de kop ‘ [VVE] 2’. Het bestand ‘werkstaten 2018’, is voor het laatst gewijzigd op 11 december 2018, dus vóór 14 februari 2019, en eindigt met een totaalbedrag van € 148.587,23. Het bestand ‘werkstaten 2019’, voor het laatst gewijzigd op 15 maart 2019, dus ná 14 februari 2019, gaat om dezelfde lijst met aanvullingen en eindigt met een totaalbedrag van € 164.699,57.
In verband met de regel ‘58.000,00 factuur’ is relevant dat in de administratie van [verdachte 29] is een factuur aangetroffen van [bedrijf 9] aan haar van 29 maart 2019 van € 58.000,01 (inclusief btw) met omschrijving ‘RENOVATIE OVEREENKOMST: [locatie 50] Vlaardingen, Conform acte van sessie/ overeenkomst dd 1-11-2018, Zijnde schuld overname [verdachte 15] ’. Voorts is een stuk aangetroffen op briefpapier van [bedrijf 9] gedateerd 1 november 2018 en genaamd akte van cessie/overeenkomst waarin [bedrijf 9] en [verdachte 29] zijn overeengekomen dat [verdachte 29] ‘na aankoop van de [locatie 50] te Vlaardingen de schuld van [verdachte 15] aan [bedrijf 9] overneemt’ van € 58.000,--. In de periode van 20 november 2019 tot en met 19 april 2020 heeft [verdachte 29] vijf keer een bedrag van € 6.444,44 in totaal € 32.222,20 overgeboekt naar een bankrekening ten name van [bedrijf 9] , een aantal keer onder vermelding van het factuurnummer van de zojuist genoemde factuur.
De bedragen € 24.500,--, € 20.000,--, € 10.000,-- en € 25.000,-- zijn niet terug te vinden op een aan [verdachte 14] gelieerde bankrekening. Voor het bedrag van € 23.365,80 dat hij nog tegoed had heeft [verdachte 14] zich verhaald op het totaalbedrag van € 478.500,-- dat hij contant van [verdachte 1] heeft ontvangen.
Tussenconclusie
De rechtbank concludeert uit voorgaande dat de post '58.000’ factuur door [verdachte 4] als schuld is overgenomen. Voorts volgt uit bovenstaande dat [verdachte 14] van [verdachte 1] een bedrag van (€ 24.500,-- plus € 20.000,-- plus € 10.000,-- plus € 25.000,-- is) € 79.500,-- in contanten heeft ontvangen voor werkzaamheden in het appartement aan de [VVE] in Vlaardingen.
Afgeboekt op PM 53
[verdachte 1] en [verdachte 23] hebben ingeschreven gestaan op het adres [locatie 42] te Voorburg. Tot 31 december 2021 was [bedrijf 11] eigenaar van dit pand. In het arrest in de ontnemingszaak tegen [verdachte 1] heeft het gerechtshof Den Haag op 15 december 2016 genoegzaam aannemelijk geacht dat [verdachte 1] feitelijk eigenaar is van [bedrijf 11] . [verdachte 14] heeft ter terechtzitting van 11 mei 2023 erkend dat hij zich heeft voorgesteld als aannemer van de [locatie 42] en dat hij daar is begonnen met verbouwen.
Ook de woning aan de [locatie 42] te Voorburg komt voor in het excel-bestand met de naam ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’. De volgende drie regels staan in eerste tabel van het tabblad Amigo S:
14-12-2017 10000 afgeboekt op PM 53
09-01-2018 5000 afgeboekt op PM 53
08-04-2018 30000 afgeboekt op PM 53.
Het excel-bestand met de naam ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’ heeft verder een achtste tabblad met de naam Prinses M. Dat tabblad begint met dezelfde getallen:
10000
5000
30000.
Daaronder staat: ‘werklijst -51746,29 14-02-2019’, ‘totaal -6746,29’ en ‘negatief is [verdachte 14] te goed’. De tweede tabel van het tabblad met de naam Amigo S bevat een regel die luidt
14-02-2019 -€ 6.745,29 prinses m.
De bedragen € 10.000,--, € 5.000,-- en € 30.000,-- zijn niet terug te vinden op onderzochte bankrekeningen.
Tussenconclusie
[verdachte 14] heeft zich voor het bedrag van € 6.745,29 dat hij nog tegoed had verhaald op de contante betalingen van [verdachte 1] van in totaal € 478.500,--. De rechtbank concludeert dat [verdachte 14] van [verdachte 1] een bedrag van (€ 10.000,-- plus € 5.000,-- plus € 30.000,-- is) € 45.000,-- in contanten heeft ontvangen voor werkzaamheden de woning aan de [locatie 42] te Voorburg.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat [verdachte 14] een bedrag van in totaal € 478.500,-- contant van [verdachte 1] heeft gekregen. Daarnaast heeft hij nog een bedrag van € 79.500,-- en een bedrag van € 45.000,-- contant van [verdachte 1] ontvangen als betaling voor werkzaamheden van [bedrijf 9] aan het appartement aan de [locatie 21] te Vlaardingen en de woning aan de [locatie 42] te Voorburg.
Verklaringen [verdachte 1] en [verdachte 14]
Ter terechtzitting van 11 mei 2023 heeft [verdachte 1] erkend dat hij met [verdachte 14] een afspraak heeft gemaakt om de [locatie 50] te verbouwen. [verdachte 14] heeft erkend dat hij daar heeft verbouwd in opdracht van [verdachte 1] . De rekeningen stuurde [verdachte 14] naar [verdachte 15] , althans [betrokkene 37] , de feitelijke eigenaar, zo heeft [verdachte 14] verklaard. Volgens [verdachte 1] heeft [betrokkene 27] zijn, [verdachte 1] , schuld overgenomen. Volgens [verdachte 14] heeft [verdachte 4] alle kosten overgenomen toen het pand was getransporteerd.
Die verklaringen zijn echter niet te rijmen met de tabbladen Amigo S en Wilhelmina van het excel-bestand met de naam ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’ en de werkstaten gewijzigd op 11 december 2018 en 15 maart 2019. Voor zover de verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 14] moeten worden opgevat als een alternatief scenario stuiten die af op de bewijsmiddelen.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte 1] en [verdachte 14] voorhanden hebben gehad, hebben overgedragen en de werkelijke herkomst hebben verhuld van contante geldbedragen van € 478.500,--, € 79.500,-- en € 45.000,--, in totaal een bedrag van € 603.000,--. Op grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden alsmede [verdachte 1] financiële achtergrond is het vermoeden gerechtvaardigd dat dit contante geldbedrag van € 603.000,- van misdrijf afkomstig is. Dat vermoeden is niet ontzenuwd.
De ten laste gelegde bedragen die op het tabblad Amigo S worden aangeduid met ‘afgeboekt op Hbeek’, ‘afgeboekt op maus’ en ‘afgeboekt op Joker aankoop/ lening/ projecten’ zijn volgens het openbaar ministerie ook witgewassen. Naar het oordeel van de rechtbank bevat het dossier onvoldoende informatie om bewezen te achten dat [verdachte 1] deze geldbedragen voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen aan [verdachte 14] . Het Excel-bestand ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’ biedt weliswaar aanknopingspunten, maar er is onvoldoende verband te leggen met andere informatie uit het dossier. In zoverre spreekt de rechtbank dan ook vrij.
5.5.3.6.3.6 [verdachte 15] € 51.500,--
Telefoongesprekken
In twee telefoongesprekken op 1 februari 2019 hebben [verdachte 1] en [betrokkene 35] besproken dat [verdachte 14] en [verdachte 15] met zijn tweeën aan de gang moeten en dat [verdachte 1] en [betrokkene 35] op de achtergrond gaan controleren. Er is onder meer gesproken over een back-up in de vorm van salaris voor [verdachte 15] . Zo is gezegd:
[verdachte 1] :
En weet je wat het is, als je iemand zo ken houden, en je moet hem controleren (…)
[betrokkene 35] :
(…) maar ik ga als ik met hem zit ook zeggen van euh, kijk als jij een back-up hebt in de zin van salaris, dan kan het niet anders dan dat je hem overal op in kopieert, weet je, dan kan het niet zijn, het ene wel en het andere niet, dan is het echt een samenwerking
[verdachte 1]
: Ja en je moet zijn mails scannen, je moet in kunnen loggen bij hem, dat je ziet wat
[betrokkene 35] :
Nou dat zei ik, ik ging tegen hem zeggen, want ik zit maar toch met [verdachte 14] steeds, [verdachte 14] heeft een relatie en die heeft heel veel onroerend goed, en die stoten soms dingen af en daar zie ik een hele grote rol van [verdachte 15].
[betrokkene 47]
Op 11 april 2019 heeft [verdachte 14] de besloten vennootschap [betrokkene 47] opgericht. Volgens [verdachte 14] ter terechtzitting van 11 mei 2023 was GVB een samenwerkingsverband waarbinnen [verdachte 15] werkte om zijn schulden aan [verdachte 1] , [betrokkene 35] en [verdachte 14] af te lossen. Binnen [betrokkene 47] zou [verdachte 14] de controle doen, [betrokkene 35] de contracten en [verdachte 1] zou met [betrokkene 27] helpen met de financiering. Bij de rechter-commissaris heeft [verdachte 14] verklaard dat hij [betrokkene 47] heeft opgericht ‘om alle zaken zuiver te houden’ in de overeenkomst die [verdachte 15] , [betrokkene 35] , [verdachte 1] en hijzelf waren aangegaan. ‘
[betrokkene 66] liep in een faillissement, dus kon niets kopen, [verdachte 1] had niets op naam en wilde dat ook niet en met [verdachte 15] ging het niet goed. Ik had het vehikel en zette dus alles op mijn naam. En naar ieders inzet kreeg hij/zij zijn/haar deel weer terug. (…) Dus als [betrokkene 66] of [verdachte 15] een pand aanbrachten dan kreeg iedereen zijn deel zoals dat op papier was genoteerd. [verdachte 15] kon ons dan alle drie terugbetalen, het deel waarop iemand recht had’.
Berichten en gesprekken uit de periode mei 2019 tot en met augustus 2020 bevestigen de samenwerking. In een e-mail bericht van 23 februari 2020 aan [verdachte 14] , althans [betrokkene 47] , en [betrokkene 35] blijkt dat de samenwerking onder meer inhoudt dat [verdachte 15] ‘iedere zaak’ die hij doet eerst neerlegt bij GVB.
GVB was in de periode van mei 2019 tot en met maart 2020 betrokken bij zes vastgoedtransacties, waaronder de transactie met het pand [locatie 38] te Voorburg (naar aanleiding waarvan [verdachte 4] en [verdachte 15] valselijk een maatschapsovereenkomst en twee facturen hebben opgemaakt. Daarover elders in dit vonnis meer). Vijf van de zes transacties, waaronder de transactie met het pand [locatie 38] , zijn ABC-transacties. Dat wil zeggen: transacties waarbij aangekocht vastgoed vrijwel direct met aanzienlijke winst wordt doorverkocht aan een derde.
Op 12 juni 2020 hebben [betrokkene 35] en [verdachte 1] het faillissement van [verdachte 15] besproken. [verdachte 1] heeft daarbij gezegd dat als [verdachte 15] netjes was geweest zij hem niet naar de kloten hadden laten gaan. [betrokkene 35] heeft dat beaamd en gezegd dat zij ervoor zorgden dat hij een inkomen had en dat zij op zijn geld letten.
Salaris [verdachte 15] - tabblad Joker projecten van het excel-bestand ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’
In de periode 14 juni 2019 tot en met 6 juni 2020 heeft [betrokkene 47] per bank een bedrag van in totaal € 124.321,66 aan [verdachte 15] betaald. Alle betalingen zijn met bijbehorende datum opgenomen in het excel-bestand ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’, en wel in het derde deel met de kop ‘Joker rekening courant en salaris’ van een tweede tabblad genaamd ‘Joker projecten’. Daaruit – en ook uit andere bewijsmiddelen – blijkt dat met ‘Joker’ in het excel-bestand ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’ [verdachte 15] wordt bedoeld. Maar ook blijkt uit het excel-bestand dat [verdachte 15] naast betalingen per bank contante betalingen heeft ontvangen.
Het excel-bestand ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’, tweede tabblad genaamd ‘Joker projecten’, derde deel met de kop ‘Joker rekening courant en salaris’ bevat onder andere regels waarin een datum, een getal en de omschrijving ‘salaris’ staan. Het gaat om een periode van 27 februari 2019 tot en met 8 juni 2018 en een periode van 7 september 2019 tot en met 24 oktober 2019 en om 17 getallen van wisselende grootte, bij elkaar opgeteld 28.500.
In de tweede tabel op het tabblad Amigo S zijn dezelfde 17 getallen terug te vinden, steeds met dezelfde data, met dien verstande dat er vóór de getallen steeds een minteken en een euroteken staat, zodat aangenomen kan worden dat het gaat om bedragen die zijn afgeboekt. De bedragen zijn in die tabel aangeduid met de woorden ‘joker feb’, ‘joker maart’, ‘joker april’, ‘joker mei’, ‘joker juni’, ‘joker september’ en ‘joker oktober’ en zijn niet aangetroffen op bankrekeningoverzichten.
Het excel-bestand ‘20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx’, tabblad Amigo S, tweede tabel bevat ook vier regels met datum, bedrag en omschrijving ‘joker mei/peter’, ‘kosten [verdachte 4] auto’, ‘spelegoed pallets, joker en hulp’ en ‘joker klokkenman’. De vier bedragen opgeteld zijn samen een bedrag van € 23.000,--.
Conclusie
De tweede tabel bevat, zoals eerder is overwogen, 10 positieve en 132 negatieve geldbedragen. De 132 negatieve bedragen omvatten de 17 salarisbetalingen aan joker. Al eerder is de conclusie getrokken dat de 132 negatieve geldbedragen betalingen zijn door [verdachte 14] voor [verdachte 1] en dat de 10 positieve bedragen van in totaal € 478.500,-- contante betalingen zijn van [verdachte 1] aan [verdachte 14] om uitgaven te bekostigen. De rechtbank concludeert dan ook dat [verdachte 14] een van [verdachte 1] afkomstig contant bedrag van € 28.500,-- bij wijze van salaris aan [verdachte 15] heeft betaald.
Er is geen andere conclusie mogelijk dan dat dit bedrag uit enig misdrijf afkomstig is. [verdachte 15] was als bestuurder van [betrokkene 37] stroman van [verdachte 1] . [verdachte 15] is vervolgens voor [betrokkene 47] aan de slag gegaan om schulden aan (onder andere) [verdachte 1] af te lossen. Om hem daartoe in de gelegenheid te stellen ontving hij geldbedragen die door anderen salaris of inkomen werden genoemd. Een deel van dat zogenaamde salaris of inkomen ontving hij contant van [verdachte 14] . [verdachte 15] moet hebben geweten dat hij door deze contante bedragen aan te aannemen van misdrijf afkomstige voorwerpen heeft verworven en daarmee heeft witgewassen.
Vrijspraak
Ten aanzien van het bedrag van € 23.000,-- treft de rechtbank in het dossier onvoldoende informatie aan over de achtergrond van de vier bedragen waaruit dit bedrag is opgebouwd, waardoor niet kan worden vastgesteld dat deze bedragen aan [verdachte 15] zijn betaald. In zoverre volgt dan ook vrijspraak.
5.5.3.6.3.7 Wetenschap van [verdachte 14]
moet hebben geweten dat de onroerende zaken aan de [locatie 21] te Vlaardingen, [locatie 49] te Dongen en de [locatie 22] te Den Bosch en de contante geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. [verdachte 14] wist dat [verdachte 1] panden bezat en grote contante geldbedragen voorhanden had. Hij wist ook dat die panden niet op naam van [verdachte 1] stonden en dat [verdachte 1] dat ook niet wilde. Na een periode van detentie van [verdachte 1] heeft [verdachte 14] namelijk stukken van [verdachte 1] gekregen en bij elkaar gevoegd voor het doen van belastingaangifte
‘en daar heeft nooit eigendom van vastgoed op gestaan. (…) [verdachte 1] had niets op naam en wilde dat ook niet’. Maar bij [betrokkene 47] zou [verdachte 1] wel
‘met [betrokkene 27] helpen met de financiering’. [verdachte 14] moet uit de belastingstukken van [verdachte 1] hebben opgemaakt dat [verdachte 1] geen inkomsten opgaf aan de belastingen. [verdachte 14] moet zich hebben afgevraagd hoe [verdachte 1] dan toch over grote, contante geldbedragen kon beschikken en waarom [verdachte 1] betalingsverkeer aan hem, [verdachte 14] , had uitbesteed en in plaats van het zelf, via de bank te regelen. Het kan niet anders dan dat [verdachte 14] wist dat het vermogen van [verdachte 1] van misdrijf afkomstig was.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen:
  • dat [verdachte 1] , [verdachte 4] , en [verdachte 15] , alle drie in persoon en als feitelijke leidinggever, [verdachte 14] en [verdachte 29] in vereniging de onroerende zaken aan de [locatie 21] te Vlaardingen, [locatie 49] te Dongen en de [locatie 22] te Den Bosch,
  • dat [verdachte 14] in vereniging een contante betaling aan [betrokkene 68] van € 35.000,--,
  • dat [verdachte 1] en [verdachte 14] geldbedragen, zoals genoemd in een document met de bestandsnaam “20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx”, tot een totaal een bedrag van € 603.000,-- en
  • dat [verdachte 15] in persoon in vereniging met een ander een geldbedrag van € 28.500,‐-
hebben witgewassen.
5.5.3.6.4 B3.3.6 [locatie 3] te Lijnden
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, en aan [verdachte 29] en [verdachte 5] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van de onroerende zaak aan de [locatie 3] te Lijnden.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 5 januari 2018 heeft [betrokkene 79] aan [verdachte 29] verkocht en op 17 april 2018 aan haar geleverd een bedrijfsunit met parkeerplaatsen aan de [locatie 3] te Lijnden voor een bedrag van € 270.000,-- .
[verdachte 29] heeft het aankoopbedrag inclusief kosten minus een bedrag van € 50.000,-- in vijf delen overgeboekt naar de derdenrekening van de notaris.
Het eerste bedrag van € 30.000,-- is overgeboekt naar de derdenrekening van de notaris op 1 maart 2018. Dit bedrag is betaald uit de verkoop van een auto met kenteken [kenteken 69] door [verdachte 27] op 1 maart 2018 voor € 39.000,--. Vervolgens is een bedrag van € 30.000,-- overgemaakt van [verdachte 27] naar [betrokkene 27] en van daar naar [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen en van daar naar de notaris. De verkoopfactuur van de auto is niet aangetroffen in de boekhouding van de [betrokkene 27] -vennootschappen.
Het tweede bedrag van € 58.434,37 is op 20 maart 2018 overgeboekt naar de derdenrekening van de notaris. Dit bedrag werd betaald uit een viertal contante stortingen van elk € 15.000,-- op 20 maart 2018, gestort op rekeningen van [betrokkene 27] , [verdachte 29] , [verdachte 28] en [verdachte 27] . Vanuit die vennootschappen zijn bedragen overgemaakt naar [verdachte 27] en van daar naar [betrokkene 27] en van daar naar [verdachte 29] en van daar uiteindelijk een bedrag van € 58.434,37 naar de notaris.
Het derde bedrag van € 60.000,-- is op 21 maart 2018 overgeboekt naar de derdenrekening van de notaris. Dit bedrag werd betaald uit een viertal contante stortingen van € 15.000,-- elk op 21 maart 2018, gestort op rekeningen van [betrokkene 27] , [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen, [verdachte 28] en [verdachte 27] . Alle bedragen zijn overgemaakt naar [verdachte 27] en van daar is een bedrag van € 59.000,-- overgemaakt naar [betrokkene 27] en van daar een bedrag € 59.000,-- naar [verdachte 29] en van daar een bedrag € 60.000,-- naar notaris.
Het vierde bedrag van € 40.000,-- is op 11 april 2018 overgeboekt naar de derdenrekening van de notaris. Dit bedrag is van [verdachte 27] overgemaakt naar [betrokkene 27] en van daar via [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen naar de notaris.
Het vijfde bedrag van € 50.000,-- is op 16 april 2018 overgeboekt naar de derdenrekening
van de notaris. Het bedrag werd betaald uit een viertal contante stortingen van € 15.000,-- elk op 13 en 16 april 2018 op de rekeningen van [verdachte 28] en [verdachte 27] . Van [verdachte 28] is een bedrag van € 30.000,-- overgemaakt naar [betrokkene 27] . Van [verdachte 27] is een bedrag van € 20.000,-- overgemaakt naar [betrokkene 47] . Van [betrokkene 27] is een bedrag van € 50.000,-- overgemaakt naar [verdachte 29] en van daar naar de notaris.
Onderaan de koopovereenkomst staat een handgeschreven tekst inhoudende dat op de koopprijs een bedrag van € 50.000,-- verschuldigd blijft. Dit bedrag dient de koper binnen tien jaar af te lossen met een minimale aflossing van € 5.000,-- per jaar.
Van de bankrekening van [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen is op 6 maart 2018 een bedrag van € 1.000,-- en op 12 april 2018 een bedrag van € 1.000,-- overgeboekt naar een bankrekening ten name van [betrokkene 79] met als kenmerk ‘conform overeenkomst’. Volgens de boekhouding van de [betrokkene 27] -vennootschappen staat nog een bedrag van € 48.000,-- open.
In een gesprek van 19 maart 2019 tussen [verdachte 1] en NN-mannen komt het volgende aan de orde:
NN1: (…) Maar jullie hebben toch ook daar een hal in Houten, of niet ...
[verdachte 1] : Ja
NN1: ... ergens? Ergens in Beverwijk of zo?
[verdachte 1] : Die is verkocht. Maar ik heb nog eentje in Lijnden, dat is aan het water bij eh, Badhoevedorp.
NN2: Oh ja Lijnden.
NN1: Ja, Leiden, want daar zit...
[verdachte 1] : Lijnden.
NN2: Lijnden. Lijnden.
NN3: Oh Lijnden, oh dat weet ik niet.
In een gesprek van 21 maart 2019 heeft [verdachte 1] gezegd: ‘
Weet je wie ook eh .... ik heb .. we hebben bij [betrokkene 91] en [betrokkene 90] heb ik natuurlijk .. had ik een beetje mee te verrekenen heb ik die loods toen genomen’.
In een gesprek op 9 mei 2019 heeft [verdachte 4] tegen [verdachte 15] gezegd: ‘W
eet je wat het is, Kijk wat het is dat is dus het nadeel van tijd gaat snel. We hadden een halletje in Lijnden (fon) dat is een prachtig halletje.. (…) ja.. langs het water.. kijk dat staat nu al weer een jaar staat dat leeg en het nadeel is je krijgt ook vragen bij toevallig zit die boekhoudster zit hier zit hiernaast. Die vraagt ook al een paar keer aan me je hebt 275.000 euro daaraan betaald en eh…..’.
In een gesprek op 5 juli 2019 heeft [verdachte 4] tegen [verdachte 5] gezegd:
[verdachte 4]
: Het kost tweehonderdachtentachtigduizend tweehonderdachtenzestig euro.
[verdachte 5]
: Heftig
[verdachte 4]
: hmm?
[verdachte 5]
: Dat is heftig. Tweehonderdachtentachtig? Met eh…
[verdachte 4]
: Ja, op papier dus hè
[verdachte 5]
: Ja
[verdachte 4]
: Omdat die vijftig eh die lening erbij gekomen is
[verdachte 5]
: Ja. Dus waar ga ik het voor kopen, op papier?
[verdachte 4]
: Als ik het goed begrepen heb van jou wil je een bedrag aanbetalen en de rest krijg je een voorlopige hypotheek. (Ntv) drie jaar of zoiets, weet je wel. Of zo veel eerder als later als partijen met elkaar overeenkomen en dan eh (ntv)
(…)
[verdachte 4]
: en dat hele verhaal van die zonnestudio' s, dus qua timing komt het in principe wel goed uit. Dat je zou zeggen: ik verkoop het voor 250, en je krijgt in één keer 250 op je rekening gestort. Ja, daar kan ik iets anders mee doen.
[verdachte 5]
: Ja, maar dan krijg je dat. Dan zorg ik dat je dat krijgt. Snap je? Dan hoef ik van jou helemaal niks. Dan doen we dat.
[verdachte 4]
: Ja, dat lukt denk je?
[verdachte 5]
: Ja, nee, dat lukt niet, denk je dat lukt!
[verdachte 4]
: Dan moet ik wel eventjes overleggen met onze vriend. Dat die eh...
[verdachte 5]
: die zegt gewoon doen zoals het wil. En als je het niet wil geef je het maar terug.
[verdachte 4]
: ja, maar je weet hoe die is. Als je het vraag is het: kijk maar, doe maar.
[verdachte 5]
: jij moet het niet vragen. Snap je? (…)
[verdachte 4] :
ja, maar weet je wat ik zo moeilijk vind is kijk, wat wel eens zo moeilijk is met hem met communiceren is eh, kijk, je merkt aan hem bijvoorbeeld, dat vind ik he. Dan ga ik gewoon zeggen hoe ik dat voel. (…) kijk de laatste paar weken ben ik echt van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat bezig met die zonnestudio's, waar ik de eerste gesprekken niet bijgezeten heb.
In een gesprek van 25 september 2019 heeft [verdachte 4] tegen boekhouder [betrokkene 39] gezegd: ‘
Ja, uh Lijnen (fon) die gaat tussen nu en twee, drie weken gaat die ook draaien, uh, die betaalden ze in eerste instantie honderdvijfentwintig (125), zestig (60) in een horloge, vijfenzestig (65) in geld en dan die tweehonderdvijfenzeventig (275), tweehonderdduizend (200.000) Euro, die gaat ie een hypotheek krijgen, daar gaat ‘ie ook gewoon rente elke maand over betalen.’
Op 9 oktober 2019 heeft [verdachte 29] aan [verdachte 5] verkocht en op 11 oktober 2019 geleverd de bedrijfsunit met parkeerplaatsen aan de [locatie 3] te Lijnden voor een bedrag van € 275.000,-. Bij het doorverkopen van de loods aan [verdachte 5] heeft [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen de lening van € 50.000,-- van [betrokkene 79] niet afgelost.
In een door [verdachte 29] en [verdachte 5] ondertekende koopovereenkomst gedateerd 9 oktober 2019 inzake de verkoop van [locatie 51] te Lijnden staat onder meer volgende:
- Koopprijs € 275.000,--
- Er zal een waarborgsom worden betaald van 10 procent
- Partij B zal € 115.000,-- voldoen. Dit bedrag is opgebouwd als volgt: levering van een horloge Audemars Piguet Royal Oak Offshore Barichello ter waarde van € 65.000,-- en een overboeking van € 50.000,--. De rest wordt betaald middels een lening op basis van hypotheek.
In het boekhoudprogramma van de [betrokkene 27] -vennootschappen is in verband met de verkoop van [locatie 3] te Lijnden geboekt een lening/hypotheek van € 275.000,-- met datum 1 september 2019, een betaling van de € 50.000,-- als aanbetaling bedrijfspand, datum 11 oktober 2019 en een verrekening van € 65.000,-- inzake Vorstenbosch-horloge Exclusief, datum 31 december 2019.
Op 31 oktober 2019 heeft [verdachte 5] een bedrag van € 19.048,33 overgeboekt naar een notariskantoor in verband met de aankoop van de Lijnderdijk. Dit bedrag kon worden betaald omdat vooraf een bedrag van € 40.000,-- binnenkwam afkomstig van een bankrekening op naam van J.B. v.d. Pol met omschrijving ‘aankoop AP horloge’.
[verdachte 5] heeft [verdachte 29] in de periode van december 2019 tot en met september 2020 maandelijks rente en aflossing betaald over een bedrag van € 160.000,--.
Verklaringen [verdachte 1] , [verdachte 4] en [verdachte 5]
[verdachte 1] heeft verklaard dat het pand “
van [verdachte 4]” was, maar dat hij, [verdachte 1] , het kon verkopen als hij de kans had. Het gesprek van 21 maart 2019 gaat volgens [verdachte 1] over een ander pand.
[verdachte 4] heeft verklaard dat hij het pand zelf had willen gaan gebruiken als “
wij” weggingen bij de [locatie 19] . Hij heeft maar € 2.000,-- afbetaald op de lening van [betrokkene 79] , omdat hij na 16 september 2020 niets meer met de bedrijven heeft gedaan.
[verdachte 5] heeft tegenover de politie gezwegen over de herkomst van een horloge, merk Audemars Piquet waarmee de Lijnderdijk zou zijn betaald. Ter terechtzitting heeft hij op de vraag welk horloge onderdeel uitmaakte van de koopovereenkomst verklaard dat dit een Montoya was en geen Barichello. Als dit wel zo in de koopovereenkomst staat, is dat fout. Hij had nog een tweede Audemars Piguet horloge. Dat was een dameshorloge van zijn vrouw. Dat had hij al een hele tijd, vóór 2010.
Verder heeft [verdachte 5] verklaard dat hij wist dat de loods van [betrokkene 79] was geweest en dat nog een bedrag van € 50.000,-- aan [betrokkene 91] moest worden betaald. Op de vraag wat hij als koper daarmee te maken had, heeft hij geantwoord van mening te zijn dat je niet iets kan verkopen als het nog niet volledig is afbetaald en dat hij niet iets gaat kopen waar nog een schuld van een ander op zit.
Op de vraag wie in het gesprek van 5 juli 2019 met ‘onze vriend’ werd bedoeld heeft [verdachte 5] geen antwoord willen geven
Van misdrijf afkomstig
De rechtbank maakt uit het gesprek van 21 maart 2019 op dat [verdachte 1] rechthebbende was op de hal aan de [locatie 3] te Lijnden nadat hij iets had verrekend met [betrokkene 91] en [betrokkene 90] . Uit het gesprek van 5 juli 2019 blijkt dat [verdachte 4] en [verdachte 5] beiden wisten dat [verdachte 1] rechthebbende was op de hal. Bij het maken van afspraken over de aflossing door [verdachte 5] heeft [verdachte 4] namelijk gezegd dat hij dat wel eventjes moest overleggen met onze vriend. Deze vriend was, zo blijkt uit het verdere verloop van dit gesprek, [verdachte 1] .
Toch heeft niet [verdachte 1] de hal op zijn naam genomen, maar heeft [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen de hal gekocht van [betrokkene 90] , de vader van [betrokkene 91] . Met zijn verklaring dat het pand “
van [verdachte 4] was”, maar dat hij het kon verkopen als hij de kans had heeft [verdachte 1] blijkbaar gedoeld op hun onderlinge samenwerking. Deze samenwerking was niet vastgelegd op papier en het is de rechtbank ook niet duidelijk geworden welke mondelinge afspraken er golden, behalve dan de afspraak dat zij aan het ‘einde van de rit’ tot een afrekening zouden komen naar gelang hun inbreng. De verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 4] zijn daarmee vaag en bovendien onaannemelijk, zeker in het licht van de aangehaalde gesprekken.
Aan de aankoop van de hal ging een groot aantal contante stortingen op rekeningen van de [betrokkene 27] vennootschappen vooraf en voorts transacties met auto’s die boekhoudkundig onvoldoende waren vastgelegd. Dat geld werd rondgepompt door de [betrokkene 27] vennootschappen voordat het werd overgemaakt op de rekening van de notaris. Daarmee is niet duidelijk of dit bedrag werkelijk afkomstig was uit de bedrijfsvoering van de [betrokkene 27] vennootschappen of ter beschikking was gesteld door [verdachte 1] . In beide gevallen is het vermoeden gerechtvaardigd dat de koopsom is betaald met geld dat van misdrijf afkomstig was. Bovendien heeft [verdachte 29] slechts een bedrag van € 2.000,-- afgelost op de schuld van oorspronkelijk € 50.000,-- aan (de erfgenamen van) [betrokkene 91] , hetgeen onzakelijk is aan de kant van [betrokkene 91] en duidt op witwassen.
Uiteindelijk heeft [verdachte 5] de hal gekocht van [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen. Hij is daarbij een deel van de koopsom schuldig gebleven aan [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen.
“Daar gaat ie ook gewoon rente elke maand over betalen”,heeft [verdachte 4] tegen boekhouder [betrokkene 39] gezegd alsof het iets bijzonders was, terwijl in het normale zakelijke verkeer gebruikelijk is dat rente wordt betaald over een schuld.
Verder blijkt uit het gesprek van [verdachte 4] en [verdachte 5] dat met [verdachte 5] een koopprijs ‘op papier’ werd afgesproken, die [verdachte 5] zelf nogal aan de hoge kant vond. Volgens [verdachte 4] kwam dat omdat die lening van die vijftig erbij is gekomen, daarmee doelend op de schuld van [verdachte 29] van dan nog € 48.000,-- aan de erven [betrokkene 91] . Bij een gebruikelijke zakelijke verhouding kan een verkoper haar schuld aan haar voorganger echter niet doorschuiven naar de koper. [verdachte 5] had met de schuld van [verdachte 29] aan [betrokkene 91] niets te maken. Ook dit alles is onzakelijk en duidt op witwassen.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is het vermoeden gerechtvaardigd dat de hal aan de [locatie 3] te Lijnden uit enig misdrijf afkomstig is. [verdachte 1] , [verdachte 4] en [verdachte 5] hebben geen verklaring gegeven die dat vermoeden ontzenuwt. Er is dan ook geen andere conclusie mogelijk is dan dat het ten laste gelegde voorwerp onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
[verdachte 29] , [verdachte 4] en [verdachte 1] hebben verhuld dat [verdachte 1] rechthebbende was op deze hal en [verdachte 5] wist dat. De samenwerking waarover [verdachte 1] en [verdachte 4] hebben verklaard is onderdeel van de verhullingshandelingen. Omdat [verdachte 1] en hij deel uitmaken van één criminele drugsorganisatie moest [verdachte 5] minst genomen hebben vermoed dat de hal van misdrijf afkomstig was.
Daderschap [verdachte 29] en feitelijke leidinggeven
De koop en verkoop van de hal aan de [locatie 3] te Lijnden heeft plaatsgevonden binnen de sfeer van [verdachte 29] . Het is gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. Daarmee is sprake van daderschap.
Uit het voorgaande blijkt dat zowel [verdachte 1] als [verdachte 4] betrokkenheid hebben bij de koop en verkoop van de hal aan de [locatie 3] te Lijnden. Zij worden ook wat deze vastgoedtransactie beiden aangemerkt als feitelijke leidinggever van de [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] , [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen en [verdachte 5] in vereniging de loods aan de [locatie 3] te Lijnden hebben witgewassen.
5.5.3.6.5 B3.3.7 [locatie 29] , 8 en 10 te Rhenen
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggevende, en [verdachte 29] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van aanbetalingen voor de [locatie 29] , 8 en 10 te Rhenen.
Feitelijke gang van zaken
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 18 september 2019 heeft [verdachte 29] een koopovereenkomst gesloten met [betrokkene 1] . Overeengekomen werd dat [betrokkene 27] een bedrijfshal met een kantoor en een woning met een garage en schuur gelegen aan de [locatie 29] , 8 en 10 te Rhenen (hierna ook: de Addenshoeve) zou overnemen. De overeengekomen kooprijs betrof € 1.200.000,--. De overeenkomst hield verder in dat de overdracht zou plaatsvinden uiterlijk 1 oktober 2020 tenzij partijen anders schriftelijk overeen zouden komen. De bedrijfshallen zouden verhuurd blijven en aan de huurders zou een huurverhoging van € 8.500,-- worden doorgevoerd. [betrokkene 1] behield de mogelijkheid de woning ter beschikking te houden tot 1 oktober 2021. De overeenkomst hield voorts in dat aanbetaling zou plaatsvinden door overboeking van € 100.000,-- en de levering van vier auto’s met een totale waarde van € 230.000,--. De resterende koopsom zou via de notaris worden voldaan. Het is [verdachte 4] niet gelukt de financiering van het resterende bedrag van rond te krijgen waardoor de levering van het pand nooit heeft plaatsgevonden. De koop is dan ook nooit voltooid.
[verdachte 29] heeft het bedrag van € 100.000,-- alsmede de levering van de tenlastegelegde auto’s voor een totale waarde van € 230.000,-- aan [betrokkene 1] wel voldaan.
[betrokkene 1] had het perceel in 2009 voor € 1.450.000,-- aangekocht.
[betrokkene 1] heeft over de verkoop van de Addenshoeve dat hij in 2019 de [locatie 29] , 8 en 10 te Rhenen heeft verkocht aan [verdachte 4] van autobedrijf [betrokkene 27] . Hij wilde verkopen omdat hij de hele tijd “krap” zat. Hij heeft verklaard vier auto’s en een bedrag van € 100.000,-- (in kleinere bedragen) te hebben ontvangen als aanbetaling. De auto’s vertegenwoordigden een waarde van € 230.000,-- onderverdeeld in € 75.000,-- voor een Ferrari, € 75.000,-- voor een Porsche, € 30.000,-- voor een bus en € 50.000,-- voor een Mercedes SL. In een nadere verklaring heeft [betrokkene 1] verklaard dat hij niet wist dat de koopovereenkomst inzake de verkoop Addenshoeve voor € 1.200.000,-- in het kadaster was geregistreerd. Zijn broer [betrokkene 41] heeft verklaard dat [verdachte 1] aan hem had gezegd interesse te hebben in de Addenshoeve en dat hij zijn broer daarbij heeft betrokken. [verdachte 1] en [verdachte 4] hebben samen met [betrokkene 1] en zijn broer onderhandeld over de verkoop.
In een gesprek van 17 september 2019 heeft [verdachte 1] tegen [verdachte 15] gezegd wat de Addenshoeve per maand zou opleveren aan huurinkomsten en dat hij het voor zijn kleinzoon, kleine [betrokkene 52] , wilde hebben. [verdachte 4] heeft in een gesprek van 23 oktober 2019 over de betaling van het pand gesproken en heeft daarbij gezegd dat hij met auto’s en een beetje geld wilde betalen en een hypotheek nodig had van € 870.000,--.
Uit onderzoek naar de bankrekeningen van de [betrokkene 27] vennootschappen blijkt dat diverse overboekingen zijn gedaan naar [betrokkene 1] . In totaal is er in de periode van 14 oktober 2019 tot en met 18 december 2019 een bedrag € 100.000,-- in zes delen overgemaakt. Voorafgaand aan die overboekingen werd de rekening van [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen gevoed met stortingen verricht door [verdachte 5] , [betrokkene 27] , [verdachte 27] en [verdachte 28] .
Onder deze stortingen bevonden zich twee contante stortingen. Een daarvan betrof een contante storting van € 3.935,-- die is gestort op de rekening van [betrokkene 96] en die via [betrokkene 27] naar [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen is gedaan. De herkomst van deze storting kon niet uit de administratie worden afgeleid. De herkomst van de contante storting van € 15.000,-- afkomstig van [verdachte 28] op 17 december 2019 aan [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen kon evenmin worden verklaard vanuit de administratie.
Een Ferrari F430, voorzien van het kenteken [kenteken 44] zou voor een bedrag van € 75.000,-- worden verrekend met de koopprijs. Een Porsche 911 Turbo, voorzien van het kenteken [kenteken 61] , zou voor en bedrag van € 50.000,-- worden verrekend met de koopprijs. Een Mercedes 500 SL, voorzien van het kenteken [kenteken 59] , zou een bedrag van € 50.000,-- worden verrekend met de koopprijs. Een Mercedes Bus, voorzien van het kenteken [kenteken 62] , zou een bedrag van € 30.000,-- worden verrekend met de koopprijs. Al deze auto’s stonden op naam van [verdachte 27] en zijn op 23 december 2019 overgegaan naar [betrokkene 1] .
Verklaringen [verdachte 1] en [verdachte 4]
[verdachte 1] heeft verklaard dat hij samen met [verdachte 4] de onderhandelingen en besprekingen heeft gevoerd over de aankoop van de Addenshoeve. Het was geen deal die uitsluitend bedoeld was voor hem. [verdachte 1] heeft wel de Porsche 911 Turbo en Mercedes 500 SL ter beschikking gesteld aan [verdachte 27] maar die auto’s zouden niet afkomstig zijn uit enig misdrijf. Over de andere auto’s heeft [verdachte 1] verwezen naar de verklaring van [verdachte 4] .
[verdachte 4] heeft ontkend dat de aanbetaling bestaande uit het geldbedrag van € 100.000,-- en de vier auto’s ter waarde van € 230.000,-- van enig misdrijf afkomstig zijn. Die auto’s zouden afkomstig zijn uit diverse daaraan ten grondslag liggende ruiltransacties.
Van misdrijf afkomstig
De vraag die voorligt is of het bedrag van € 100.000,-- en de vier auto’s van misdrijf afkomstig zijn.
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat de [betrokkene 27] vennootschappen zich kenmerkten door een gebrekkige administratie, dat veel verkoopfacturen ontbraken, dat geen of tegenstrijdige boekingen zijn aangetroffen in administratiesysteem AFAS en/of de Access Database, dat betalingen niet zijn verwerkt in het kasboek (voor zover al een kasboek is aangetroffen) en/of niet zijn aangetroffen op bankrekeningen. Ook ten aanzien van deze transactie is te zien dat [verdachte 4] schoof met geld en goederen tussen de bedrijven onderling, zonder de onderlinge rekening-courant verhoudingen en verrekeningen tussen vennootschappen inzichtelijk vast te leggen. De inbreng van auto’s van [verdachte 1] en financiële verhouding met hem is ook hier niet vastgelegd. Daarbij had [verdachte 1] , zoals eerder is vastgesteld, geen legale inkomsten of vermogen, waarvan [verdachte 4] op de hoogte was. Daarnaast geldt ook hier dat alle bedrijfsactiviteiten die hebben plaatsgevonden zijn terug te voeren op van misdrijf afkomstige voorwerpen van de start van de [betrokkene 27] -vennootschappen. Dat alles leidt tot een vermoeden dat het gaat om van misdrijf afkomstige voorwerpen.
De verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 4] leveren geen concrete verifieerbare verklaringen op die dat vermoeden kunnen ontzenuwen.
[verdachte 4] heeft welbewust gefaciliteerd dat vermogen en/of inkomen van [verdachte 1] uit handen van justitie bleef zodat zij konden toewerken naar stabiel, legaal inkomen voor alle twee en hun naasten. De Addenshoeve heeft [verdachte 1] via [verdachte 29] willen kopen voor zijn kleinzoon. [verdachte 4] heeft die aankoop gefaciliteerd en de transactie de schijn van een zakelijke transactie willen geven. [verdachte 1] , [verdachte 4] en [verdachte 29] hebben daarmee verhullingshandelingen gepleegd.
Daderschap [verdachte 29] en feitelijke leidinggeven
De betalingen voor de Addenshoeve hebben plaatsgevonden binnen de sfeer van [verdachte 29] . Het is een gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. Daarmee is sprake van daderschap.
Omdat ook [verdachte 1] bij koop van de Addenshoeve was betrokken en daarmee uiteindelijk zijn kleinzoon wilde begunstigen, worden hij en [verdachte 4] ook voor wat deze vastgoedtransactie aangemerkt als feitelijke leidinggever van de [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat [verdachte 4] en [verdachte 1] zowel als natuurlijk persoon en als feitelijke leidinggever hebben witgewassen. Voorts acht de rechtbank bewezen dat [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen heeft witgewassen. Het betreft in dit geval:
-een geldbedrag van € 100.000,--
-een Ferrari met kenteken [kenteken 44]
-een Porsche met kenteken [kenteken 61] ,
-een Mercedes met kenteken [kenteken 63] en
-een Mercedes bus met kenteken [kenteken 64] .
5.5.3.6.6 B3.3.8 Panden [betrokkene 1]
5.5.3.5.6.1 [locatie 43] te Randwijk
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggevende, en aan [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van de [locatie 43] te Randwijk.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 14 februari 2018 heeft [betrokkene 80] aan [verdachte 29] geleverd een berging/stalling met ondergrond, erf en verder aan- en toebehoren, gelegen aan de [locatie 34] te Randwijk. [betrokkene 41] had de [locatie 43] van [betrokkene 80] gekocht. [verdachte 29] heeft de rechtsverhouding als koper overgenomen van [betrokkene 41] .
In de akte van levering van 14 februari 2018 staat dat de koopsom reeds is voldaan tussen verkoper en [betrokkene 41] in het kader van een bestaande rekening-courant van [betrokkene 41] en verkoper en voorts dat de koop tussen [betrokkene 41] en koper [verdachte 29] is gesloten voor een koopprijs van € 125.000,-, die door koper reeds is voldaan aan [betrokkene 41] door betaling op een daartoe bestemde rekening.
Er zijn tien facturen aangetroffen, gedateerd 9 december 2017, van [verdachte 29] aan Handelsonderneming [betrokkene 41] , [locatie 52] Ochten. Op alle facturen staat: "betaling: verrekening met aankoop [locatie 43] te Randwijk". De facturen betreffen de verkoop van Chinese meubelen en een 9-tal voertuigen met een totaal bedrag van € 125.000,-, als volgt omschreven op de facturen:
- partij Chinese meubelen € 10.000,- (..)
- Amerikaanse Bullit auto € 15.000,- (..)
- Quad geel € 5.000,- (..)
- Quad rood € 5.000,- (..)
- Motor met zijspan € 15.000,- (..)
- Hotrod € 15.000,- (..)
- Motorcruiser Ocean 37 "Falcons Crest" € 25.000,- (..)
- Legermotor [kenteken 68] € 12.500,- (..)
- Audi A6 3.0 TDi Allroad [kenteken 67] € 7.500,- (..)
- Mercedes Benz 500 [kenteken 66] € 15.000,- (..)
[betrokkene 41] heeft als getuige over [locatie 43] te Randwijk verklaard dat het pand niet meer van hem was maar was verkocht aan [verdachte 29] / [verdachte 4] voor een bedrag van € 125.000,--. Het pand was ingeruild tegen voertuigen.
In een gesprek van 9 mei 2019 tussen [verdachte 15] en [verdachte 4] komt het volgende aan de orde.
[verdachte 15]
: Wat moet je voor dat Randwijk (fon) hebben? Wat wil je daarvoor hebben? (…) of wil je het niet verkopen. Willen jullie niks verkopen?
[verdachte 4]
: Jawel, jawel Randwijk kan wel verkocht worden.
[verdachte 15]
: Ik ben daar wezen kijken. (…) Waar denk je ongeveer over dat spulletje?
[verdachte 4]
: Ehm ik zou het er met [verdachte 1] over moeten hebben, maar ik denk dat we ergens in de buurt van de 2,5 ton willen hebben.
[verdachte 15]
: Zo dan. Ja ntv?
[verdachte 4]
: Vind je dat te veel?
[verdachte 15]
: Ja schrik me dood. (…)
[verdachte 4]
: Is toch een leuk halletje of niet (…) de WOZ-aanslag ligt ook op dat niveau, de WOZ-aanslag ligt ook ongeveer op dat bedrag
[verdachte 15]
: Ja dat zal best kunnen, schrik er een beetje van. Zou je mogen wonen in die caravan? Hebben altijd mensen gewoond gewoon?
[verdachte 4]
: Weet ik niet.
[verdachte 15]
: Het is natuurlijk een auto terreintje of zo geweest, het is ook hard he
[verdachte 4]
: Ja
[verdachte 15]
: Ja ja is natuurlijk van [verdachte 1] , ik denk als die dat eenmaal hebt dan wil die het eigenlijk niet ver.., maar je moet ook een beetje lucht gaan generen op een gegeven moment.
[verdachte 4]
: dat klopt.
Verklaringen [verdachte 1] en [verdachte 4]
[verdachte 1] en [verdachte 4] hebben verklaard dat de koop van de Bredeweg in Randwijk één van hun gezamenlijke projecten is geweest. [verdachte 1] heeft de ruil gemaakt en [verdachte 4] was daarbij betrokken en zorgde voor de afwikkeling. [verdachte 4] heeft ter terechtzitting en in zijn schriftelijke verklaring van ieder voorwerp betrokken bij deze ruil de herkomst aangegeven. Ook ten aanzien van dit stuk grond zou uiteindelijk een verdeling worden gemaakt tussen [verdachte 1] en [verdachte 4] .
[verdachte 4] heeft over het gesprek van 9 mei 2019 ter terechtzitting verklaard dat hij over een eventuele verkoop met [verdachte 1] zou overleggen, omdat hij betrokken was bij de verkrijging van het pand. [verdachte 1] had wat [verdachte 4] betreft ook de bevoegdheid het pand te verkopen zonder voorafgaande toestemming van [verdachte 4] . [verdachte 1] heeft verklaard dat hij in dat geval wel een deel van de winst zou hebben gekregen.
Van misdrijf afkomstig
Blijkens het gesprek van 9 mei 2019 is [verdachte 1] rechthebbende op de stalling aan de [locatie 43] te Randwijk. [verdachte 4] heeft in dat gesprek immers tegen [verdachte 15] gezegd dat hij met [verdachte 1] moet overleggen wat de stalling moet kosten en heeft [verdachte 15] geantwoord dat het natuurlijk van [verdachte 1] is. Toch staat de stalling op naam van [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen. [verdachte 1] , [verdachte 4] en [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen hebben daarmee verhuld dat [verdachte 1] rechthebbende is op deze stalling. De verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 4] over de samenwerking en [verdachte 1] rechten op een deel van de winst zijn vaag en onaannemelijk en de rechtbank gaat daaraan voorbij.
De vraag is wie de stalling uiteindelijk heeft gefinancierd. Voor zover [verdachte 29] de koopsom heeft betaald door aan [betrokkene 41] een partij Chinese meubelen en negen voertuigen te geven, geldt op grond van eerdere overwegingen in dit vonnis dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat voorwerpen van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen van misdrijf afkomstig zijn. Mocht de stalling (deels) zijn betaald met van [verdachte 1] afkomstige voorwerpen, dan geldt eveneens op grond van eerdere overwegingen in dit vonnis dat het vermoeden gerechtvaardigd is dat voorwerpen van [verdachte 1] van misdrijf afkomstig zijn.
[verdachte 1] en [verdachte 4] hebben geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven dat de stalling niet van misdrijf afkomstig is. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat de stalling aan de [locatie 43] te Randwijk middellijk uit enig misdrijf afkomstig is.
Daderschap [verdachte 29] en feitelijke leidinggeven
De koop van de [locatie 43] te Randwijk heeft plaatsgevonden binnen de sfeer van [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen. Het is een gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon, óók voor zover daarbij is witgewassen. Daarmee is sprake van daderschap.
Omdat ook [verdachte 1] bij de koop van de [locatie 43] te Randwijk was betrokken en bij de verkoop zou zijn betrokken wordt hij, net als [verdachte 4] , ook voor wat deze vastgoedtransactie aangemerkt als feitelijke leidinggever van de [verdachte 29] .
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] , [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, en [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen in vereniging de stalling aan de [locatie 34] te Randwijk hebben witgewassen.
5.5.3.5.6.2 [locatie 28] te Alphen
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggevende, en aan [verdachte 29] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van een Ferrari met kenteken [kenteken 60] , een partij jojo’s en een bedrag van € 165.000,-- ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaak gelegen aan de [locatie 28] te Alphen.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 16 september 2019 heeft [verdachte 29] een voormalige champignonkwekerij aan de [locatie 28] te Alphen gekocht van [betrokkene 41] .
Uit de koopovereenkomst blijkt dat [verdachte 29] een aanbetaling heeft gedaan van € 40.000,-. Daarnaast is een Ferrari [kenteken 60] ter waarde van € 100.000,-- geleverd en werden jojo’s ter waarde van € 75.000,-- en een woning in Duitsland ter waarde van € 70.000,-- geleverd. Het restant van € 115.000,-- zou worden voldaan in geld of goederen.
Volgens [betrokkene 41] heeft hij het perceel verkocht aan [verdachte 4] en stond de overdracht gepland voor december 2019. De koopprijs was € 400.000,--, waarvan een deel is aanbetaald via de bank. Ook heeft hij (veel) jojo's ontvangen en een Ferrari California uit 2011. Verder zou hij nog een woning in Duitsland ontvangen. [verdachte 1] was bij de onderhandelingen betrokken, volgens [betrokkene 41] .
Van een bankrekening van [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen is in de periode van 23 augustus 2019 tot en met 3 juni 2020 een bedrag van in totaal € 165.000,-- overgeboekt naar een bankrekening ten name van [betrokkene 41] .
Dit bedrag van € 165.000,- is afkomstig van bankrekeningen van [verdachte 27] en [verdachte 28] . Een deel van het bedrag van € 165.000,-- is te herleiden tot contante stortingen. Minimaal € 38.000,-- aan contante stortingen heeft te maken met de aankoop van [locatie 28] .
In een gesprek tussen [verdachte 4] en boekhouder [betrokkene 39] op 25 september 2019 zijn de panden Alphen en Beneden Leeuwen van [betrokkene 41] en het pand Rhenen (de Addenshoeve) van zijn broer [betrokkene 1] aan de orde gekomen.
[verdachte 4]
: (…) Alphen, (…) Beneden Leeuwen en Rhenen
[betrokkene 39]
: Hoe ga je 't allemaal financieren?
[verdachte 4]
: Weet ik niet. (ntv) komt wel goed.
[betrokkene 39]
: (ntv) je moet het toch ergens vandaan te zien te trekken. Kijk, langs de achterkant komt het allemaal wel goed, dat geloof ik ook wel, maar langs de voorkant heb je last om het te vinden, neem ik aan, of niet?
[verdachte 4]
: Ja, daar ga jij me bij helpen (...) nee, maar dan moeten we gewoon effetjes kijken, (ntv), die, uh, dinges, die uh, Alphen, uhm, die heb al een groot deel gehad natuurlijk, in de zin van spullen. Die hoeft niet zo heel veel geld meer te hebben. Beneden-Leeuwen, is hetzelfde verhaal. En Rhenen, da's wel een serieus bedrag, acht-zeventig (870) en..
[betrokkene 39]
: (ntv) auto's ingedaan?
[verdachte 4]
: Ja, voor uh, voor die, uh. die uh, vier-dertig (430), toch?
D: Maar zit mijn grote vriend er ook achter, dan dit, of is het alleen jij, dit? Is de grote roerganger op de achtergrond, doet die weer mee...
[verdachte 4]
: Ja
[betrokkene 39]
: Of ben alleen jij, dit? Met zijn tweeën, he?
[verdachte 4]
: Ja
[betrokkene 39]
: Wel voorzichtig zijn (ntv) hij kan niet netjes financieren (ntv)
[verdachte 4]
: Nul
[betrokkene 39]
: Hm?
[verdachte 4]
: Nul
[betrokkene 39]
: Ja
(…)
[verdachte 4]
: Alphen, dat kost uh, op papier vierhonderdduizend Euro, uh, dat kost in het echt, dus netto gewoon teruggerekend, ik denk tweezestig ergens die kant uit. Dus ik wilde het niet voor tweezestig omdat je daar namelijk straks, als je het gaat verkopen, heel veel winst op maakt, dus de auto hebben we nu gewoon, uh, echt op winst uitgeboekt omdat ze daar in Uithoorn niet zo heel veel meer gebeurd, is het prima dat daar nu een winst, je had het ook netto netto door kunnen berekenen, dan had het pand veel minder gekost maar dan moet je straks, omdat dat ook weer verkocht wordt, moet je daar ook weer afrekenen, dus denk ik middel het een klein beetje tussen het een (1) en het ander en dan geef je die vierhonderdduizend (ntv)
[betrokkene 39]
: Wordt Alphen verkocht of ga je dat ook verkopen?
[verdachte 4]
: Ja, wacht even, dan gaat Alphen, gaat ook een beetje weer, want anders krijg je straks met anderen gezeik, dat als je straks twee-vijf-en-zeventig heb en dan ga je een beetje verbouwen en dan levert het straks in een keer giga-winst op, dat ze zeggen ja weet je wat het is, het klopt daar niet, dus het moest een beetje reëel zijn.
Van misdrijf afkomstig
Uit het voorgaande blijkt dat [betrokkene 41] een bedrag van € 165.000,--, een grote partij jojo's en een Ferrari heeft ontvangen van [verdachte 29] als aanbetaling voor de voormalige champignonkwekerij aan de [locatie 28] te Alphen. Op grond van overwegingen eerder in dit vonnis is het vermoeden gerechtvaardigd dat geld en voorwerpen afkomstig van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen van misdrijf afkomstig zijn. Dat geldt eens te meer voor het bedrag van minimaal € 38.000,-- aan contante stortingen.
Uit het gesprek tussen [verdachte 4] en boekhouder [betrokkene 39] op 25 september 2019 blijkt dat voor de [locatie 28] op papier een koopprijs van € 400.000,-- is afgesproken, maar dat de werkelijke koopprijs ongeveer € 260.000,-- bedroeg. [verdachte 4] wilde daar bij een latere verkoop geen te grote winst maken. Boekhoudkundig heeft [verdachte 4] een en ander willen rechtvaardigen door de auto – de rechtbank neemt aan de Ferrari – op winst uit te boeken in [verdachte 27] . Ook op grond van dit gesprek is het vermoeden gerechtvaardigd dat de betalingen ten aanzien van de vastgoedtransactie [locatie 28] te Alphen een vorm van witwassen zijn.
Verklaringen [verdachte 1] en [verdachte 4]
[verdachte 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de Dreumelweg heeft geruild en dat [verdachte 4] die ruil afwikkelde. Op voorhand werd niet besproken wie welk aandeel zou krijgen. [verdachte 4] heeft deze verklaring van [verdachte 1] bevestigd. Hij, [verdachte 4] , zorgde voor de betaling en de winst die het zou opleveren zou verdeeld worden in de [betrokkene 27] -vennootschappen.
[verdachte 1] en [verdachte 4] hebben daarmee geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring gegeven dat het geldbedrag en de andere voorwerpen die zijn aangewend voor de Dreumelweg niet van misdrijf afkomstig zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het ten laste gelegde geldbedrag en de andere voorwerpen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Daderschap [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen en feitelijk leidinggeven
De koop van de hal aan de [locatie 28] te Alphen heeft plaatsgevonden binnen de sfeer van [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen. Het is gedraging die past in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon. Daarmee is sprake van daderschap.
Omdat ook [verdachte 1] bij de onderhandelingen aangaande de [locatie 28] te Alphen was betrokken wordt hij, net als [verdachte 4] , ook voor wat deze vastgoedtransactie aangemerkt als feitelijke leidinggever van [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen en – voor zover geld, jojo’s en Ferrari daar vandaan komen – als feitelijke leidinggever van de andere [betrokkene 27] / [verdachte 30] vennootschappen.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] , [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, en [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen in vereniging bedrag van € 165.000,--, een partij jojo's en een Ferrari hebben witgewassen.
5.5.3.7 B3.5 Witwassen [bedrijf 1]
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, aan [verdachte 20] en [verdachte 16] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van ongeveer € 595.000 en/of de activa in zonnestudio’s.
Aan [verdachte 31] is ten laste gelegd het in vereniging witwassen van de activa in zonnestudio’s.
Aan [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] is verder ten laste gelegd valsheid in geschrifte in vereniging met betrekking tot een intentieverklaring, een geldleenovereen-komst en een koopovereenkomst.
Aan [verdachte 31] is ten laste gelegd valsheid in geschrifte in vereniging met betrekking tot die intentieverklaring en koopovereenkomst.
Aan [verdachte 30] & [verdachte 32] is ten laste gelegd valsheid in geschrifte in vereniging met betrekking tot die geldleenovereenkomst.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
[verdachte 20] en [verdachte 16] waren via [betrokkene 32] . bestuurder van [betrokkene 32] . [betrokkene 32] heeft op 1 en 3 mei 2018 in totaal € 60.000,-- via de bank betaald voor twee [bedrijf 13] zonnebankstudio’s van, indirect, [betrokkene 88] . [betrokkene 32] heeft in juni en juli 2018 € 340.000,-- via de bank betaald voor drie [bedrijf 14] zonnebankstudio’s inclusief een beautycentrum van, indirect, [betrokkene 89] .
[verdachte 20] en [verdachte 16] hebben op 24 en 26 april 2018 in verschillende kleinere bedragen voor een totaalbedrag van € 46.230,-- aan contanten gestort op hun persoonlijke bankrekeningen en eveneens in verschillende kleinere bedragen voor een totaalbedrag van € 17.560,-- aan contanten gestort op hun gezamenlijke zakelijke bankrekeningen. Dit geld is direct aangewend voor de aanschaf van de [bedrijf 13] zonnestudio’s.
[verdachte 20] en [verdachte 16] hebben in de maanden mei tot en met juli 2018 in verschillende kleinere bedragen voor een totaalbedrag van € 135.150,-- aan contanten gestort op hun persoonlijke en zakelijke bankrekeningen. Dit geld is direct en aangewend voor de aanschaf van de [bedrijf 14] zonnestudio’s.
In een gesprek van [verdachte 4] , [betrokkene 26] , [betrokkene 33] op 19 februari 2019 is het volgende gezegd:
[verdachte 4]
: ‘Hij is 37, want die Bentley die was [kenteken 65] en RV, [verdachte 20] , en hij was op dat moment 37. (…)
[betrokkene 26]
: Ja want hij ging vol gas hoor van de zomer toen een periode. Dat jij op 'n gegeven moment ook zei: Nou dit is niet normaal. Zo makkelijk als ie erom vroeg. Ja en [verdachte 1] gaf dat, maar het was echt niet normaal! Het ging met, met vijftig, vijfenzeventig, honderd, honderdvijftig, het ging met bakken tegelijk.
[verdachte 4]
: Ja en het was nog niet gebracht of hij vroeg alweer het volgende. (…)
[betrokkene 26]
: Ja en gewoon tot 's nachts 12 uur eh 11 uur: "Heb je hem gesproken? Ken ik het ophalen?" Ik zeg tegen [verdachte 4] : dat klopt gewoon niet! (…)
[verdachte 4]
: En hij was gewoon echt dat ie letterlijk zegt. Uh, ‘s middags, op zaterdagmiddag om uh 5 uur, uh, breng honderdvijftig naar me toe. En zondagochtend om 9 uur vroeg ie, zat ie al weer te bellen of die er maandag nog vijfenzeventig bij kon krijgen. (…)
[betrokkene 26]
: Dus ja, [verdachte 1] is daar ook een beetje, eh, ik vind het een dubbel verhaal. Die gaat wel héél Makkelijk, hè?(…) Ik bedoel een jongen van 37 die wekelijks zo makkelijk komt. (…)
[verdachte 4]
: Ja, het is heel simpel. Dat stopt ook niet. Als [verdachte 1] er vrijdag een goed gevoel bij heeft dan gooit ie weer nieuw geld in, geloof mij maar, 100%. (…)
[verdachte 4]
: Nou ja, (…) de helft, als ik het goed begrepen heb, heb die zo betaald voor die overnames. En die andere helft op de bank. En die hebt gewoon ervoor gezorgd dat die op enige manier op zijn rekening terechtkwam.(…)
[betrokkene 33]
: Ja, maar ja, maar van de andere kant, vind ik ook jullie niet vrijuit gaan. Want jij zegt het gaat over een half miljoen, en dat is in gedeeltes betaald. Dan vraag je je dan niet af waar is dit bedrag voor? Want het wordt wel gegeven en er wordt ook geen verantwoording voor afgelegd.
[verdachte 4]
: Nou uh, in principe, uh, uh, weet jij eigenlijk beter waar het aan besteed is dan ik, want jij hebt er de eerste keer bij gezeten.
[betrokkene 45] : Hij wou een paar zonnestudio's overnemen.
[verdachte 4]
: Ja. Daar is dat voor gebruikt, maar hoe die deal precies geweest is. (…)
[betrokkene 26]
: Nee, maar [verdachte 4] , je hebt van de zomer al tegen [verdachte 1] gezegd van "Stop maar". Die had er nòg meer in gedouwd. (…) Kijk, en vergeet niet dat [verdachte 20] natuurlijk ook in de top van [verdachte 1] kwam, hè? [verdachte 1] staat nu ook effe vandaag alweer anders, is alweer veel meer geland, als een half jaar terug was het natuurlijk B.A. zelf. Toen was-ie helemaal The King. (…) Ja maar, maar van de zomer, [verdachte 4] , was die helemaal over de top. Alles kon’.
Blijkens een schriftelijke overeenkomst gedateerd 1 augustus 2018 heeft [verdachte 16] in de periode van 25 april 2018 tot en met 1 augustus 2018 van [verdachte 30] & [verdachte 32] een geldbedrag ter hoogte van € 75.000,-- geleend “
voor de aanschaf van een zestal zonnebankstudio's”. Volgens de overeenkomst heeft [verdachte 20] hiervoor aan [verdachte 16] toestemming verleend en is hij tevens akkoord gegaan met de voorwaarden. Het contract vermeldt in tweevoud te zijn opgemaakt op 1 augustus 2018 en is door [verdachte 4] , [verdachte 16] en [verdachte 20] ondertekend.
Volgens [verdachte 4] is [verdachte 20] in mei, juni 2018 een keer bij hem geweest om te praten dat hij geld wilde lenen om de zonnestudio’s over te nemen.
Tijdens een gesprek van 13 maart 2019 heeft [verdachte 20] in aanwezigheid van [verdachte 16] tegen [verdachte 4] gezegd:

Wat ik, wat ik vorig jaar een paar keer moeilijk heb gevonden, is dat we uhh, dat er geen goeie afspraken zijn gemaakt. En dat heb ik één of twee keer nog benoemd, tegen jou, of [verdachte 1] , ik weet niet zeker wie het was. En ik zou het fijn vinden om goeie afspraken te maken. Ik ben me wel degelijk, ben me er terdege van bewust dat ik een uh, uh, uh, een partner in m'n bedrijf heb zitten, een financieel partner. Uh en ben me er van bewust dat ik dat we, volgens mij goed werk hebben gedaan, om, om, om, om, om het geheel legaal op de bank te krijgen, om dingen te kopen. Ennn, we hebben een vrij strenge accountant, zelfs die heeft uh geen vragen. Ehmm (De deurbel gaat.) Ja, heeft geen vragen met cash storten (…) Dus, we hebben daar goeie dingen in gedaan. En ik wil heel graag goeie afspraken maken”.
Verder had [verdachte 1] volgens [verdachte 20] met hem afgesproken dat [verdachte 1] dochter op de loonlijst zou komen:
“ik zou z'n dochter op de loonlijst zetten en hij wilde eventueel zelf wel elke maand even wat geld geven, zodat we haar kon betalen, zodat (…) ze gewoon netto geld had”. Ook [verdachte 21] , [verdachte 1] jongste dochter, had aanvankelijk van haar vader begrepen dat zij op de loonlijst zou komen en dat ze daar niets speciaals voor zou hoeven doen.
Volgens een schriftelijke intentieverklaring, gedateerd op 18 maart 2019 en ondertekend door [verdachte 4] (namens [verdachte 30] Participations) en [verdachte 16] en [verdachte 20] (namens [betrokkene 32] en [betrokkene 32] Holding) hadden partijen ten doel een samenwerkingsovereenkomst of de overname van een zevental zonnebankstudio’s door [verdachte 30] Participations. Daarvoor werd door [verdachte 30] Participations op 25 en 28 maart 2019 tweemaal € 10.000,- overgemaakt naar [betrokkene 32] .
Naar de bankrekening van [betrokkene 32] is op 25 en 28 maart 2019 tweemaal € 10.000,- overgemaakt met als omschrijving ‘eerste betaling cf overeenkomst’ en ‘tweede betaling conform overeenkomst’.
Op 20 maart 2019 hebben [verdachte 4] en [verdachte 1] uitvoerig met elkaar over zaken gesproken. Over de zonnebanken werd in dit gesprek gezegd:
“ [verdachte 1] :
Ik denk dat voordat ik daar echt geld in gaat, uh, dat ik dat lijntje doorknip. Kijk die zes zonnebanken, als daar nog drie ton bij moet totaal, die brengen wel een keer acht ton op, dus dan is die acht ton ingedekt. Of acht en een halve ton, dat zou dan veertig ruggen zijn. (…) maar je moet wel die lijntjes doorknippen, want dan staat er vier ton schuld alleen op die winkels. (…) Nou ik denk (…) hij betaalt negen procent bij de investeringsmaatschappij, dat we vijf procent rente in dingen moeten brengen. We zijn compagnons in die zaken, we hebben betaald, en de zaak moet, de zaak moet vijf procent rente nog betalen. Over acht ton is veertig rooien per jaar, dat is de man twintig rooien en dan moet je het zelfde geld uit de zonnebank krijgen als dat hun eruit krijgen. (…) Als je dan ook nog is ieder twee rooien in de maand eruit krijgt heb je bijna vier rooien in de maand gewoon wit op je rekeningetje van hun vandaan. En je moet zo zien, de zonnebanken die worden niet echt veel minder waard. Dan laat je als de zaak echt goed loopt ook een aflossinkie van doen, al is het maar een halve ton per jaar op de zes zaken, tien ruggen per zaak.
[verdachte 4]
: Ja.
[verdachte 1]
: Die kant moet je een beetje op.
[verdachte 4]
: Hé, maar wil je wel dat [verdachte 21] echt uhm, d'r actief ermee aan de gang gaat of niet?
[verdachte 1]
: Ja, één of twee dagen in de week, meer hoeft ze niet te doen. Eén dag in de week is genoeg. Dan ziet [verdachte 21] genoeg.
[verdachte 4]
: Dan ziet [verdachte 21] genoeg.”
Op 5 mei 2019 heeft [verdachte 20] een e-mail gezonden aan [verdachte 4] inhoudende, onder meer:
“Beste [verdachte 4] ,
Graag stuur ik je hierbij in vertrouwen informatie toe van onze onderneming [betrokkene 32] . Ik hoop van harte dat je ons wilt en kunt helpen (…) We zijn nu opzoek naar een oplossing waarbij we alle 9 vestígingen overeind blijven en weer winstgevend worden (…)”
en heeft [verdachte 4] per e-mail geantwoord:
“Goedenavond [verdachte 20] en [verdachte 16] ,
Mail ontvangen. Ik ga het doornemen en kom er snel op terug.
Gr. [verdachte 4] ”.
Op 4 juni 2019 heeft [verdachte 4] tegen [verdachte 16] en [verdachte 20] gezegd dat hij een huurcontract had gemaakt, maar:
“dat voor nu even het belangrijkste is, ik moet gewoon een intentieverklaring hebben, dat wij hier al over in gesprek waren.”Vervolgens hebben [verdachte 16] , [verdachte 20] en [verdachte 4] besproken wanneer zij elkaar voor het laatst hebben gezien. [verdachte 4] heeft vervolgens gezegd:
“17 maart stuur je ( [verdachte 20] ) mij een berichtje, morgenochtend, morgenmiddag om 13 uur effe de boel bespreken. Dus vandaar dat ik 18 maart hier op gezet heb.”Uit het verdere verloop van het gesprek bleek dat er gesteggel was over de inhoud van de overeenkomst en of de overeenkomst nog aangepast kon worden. Dit bleek niet mogelijk, aangezien [verdachte 4] de overeenkomst
“niet heeft opgeslagen, echt niet. Ik heb gisteravond op de computer van mijn zoon gemaakt en ik heb uitgeprint en voor de rest heb ik het niet opgeslagen. (..) ik heb ik het niet op deze computer gezet omdat je ziet wanneer die is opgeslagen is, en uh en ik wil gewoon dat risico niet lopen.”[verdachte 20] heeft in dit verband in aanwezigheid van [verdachte 16] tegen [verdachte 4] gezegd: “
nou ja, ik denk dit, ik zet ook weleens iets in het verleden in elkaar zal maar zeggen”.Voorts heeft [verdachte 4] gezegd:
“ik doe dit niet met een andere reden als twee redenen. Om te zorgen dat boekhoudkundig die 20.000 euro een bestemming hebben, want die boekhouder heeft daar een paar keer om gevraagd. En ik heb er wat haast mee gemaakt vanwege het feit dat ik morgen graag zo compleet mogelijk bij die schade kom want namelijk die verzekeringsexpert van de uh de verzekering van het pand maar de Vereniging van Eigenaren hebben een contra-expert inge... en die zijn er morgen allebei. De contra-expert staat natuurlijk aan onze kant, aan de andere kant die wil zo min mogelijk uit betalen. En ik kom morgen met een zo'n compleet mogelijk dossier van kijk dit is wat het is”.
Volgens een door [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] ondertekende koopovereenkomst tussen [betrokkene 32] B.V. en [verdachte 30] Participations gedateerd 14 juni 2019 heeft [verdachte 30] Participations van [betrokkene 32] de activa van zes zonnestudio’s gekocht. De totale koopsom van de activa bedroeg € 545.000,--. De koopovereenkomst was ondertekend op 14 juni 2019. De levering zou op 16 juni 2019 plaatsvinden.
Op 21 juni 2019 zijn opgericht de vennootschappen [betrokkene 31] (financiële holding) en zes dochtervennootschappen. [betrokkene 31] is dochtervennootschap van [verdachte 30] Participations. De specifieke bedrijfsactiviteit betrof de exploitatie en het beheer van zonnebankstudio’s. In een gesprek op 12 juli 2019 met [betrokkene 33] heeft [verdachte 4] gezegd dat hij nieuwe B.V.’s heeft opgericht en de overname van de zonnestudio’s onderhands heeft geregeld via een activa-passiva-transactie.
Op 4 juli 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verdachte 16] , [verdachte 20] en [verdachte 4] . Er is gesproken over het “nog maken van een overeenkomst voor € 75.000,-, voor de administratie”. [verdachte 4] heeft gezegd:
“Het gaat erom dat ik erin ga zetten dat .. voor dat bedrag, die € 75.000 een soort eerste kooprecht of ehh pand recht komt.” Kijk in principe, hier moet je ook even nadenken, € 75.000 is natuurlijk best wel veel in contant. Het is op zich wel prettig omdat het in kleinere bedragen geweest is. lk doe dat vanaf die Duits BV en waarom? Omdat ik daar nagenoeg geen huur(fon) gestort heb (stukje ovst) maar wel in Spanje. Dus ik kan natuurlijk zeggen dat ik dat geld heb (fon) contant gehad die dag en om iedere keer naar Duitsland te rijden om dat te doen is lastig geweest dus ik heb dat op die manier heb ik dat zo gedaan. Op de rekening courant boek ik dat dan weer terug van die Duitse BV weer teruggaat hier naar Nederland toe.. [betrokkene 27] heeft een rekening courant verhouding met dingens (fon) [betrokkene 27] kan dit met [verdachte 30] doen dus dat.. dat trekt mekaar dan allemaal wel weer recht maar ik kan hier in Nederland kan ik die € 75.000 niet terug krijgen want die kassa (fon) -ovst-ik heb vorig jaar die hele WWFT gebeuren gehad enzo allemaal.”
[verdachte 20] heeft een andere werkwijze voorgesteld:
“wat je kan doen, dat ik zeg dat ook ik geld geleend heb, hij heeft geld geleend – ntv- dat ik meeteken, het akkoord vindt.”
Verder heeft [verdachte 4] gevraagd of hij de overeenkomst op een B.V. of op [verdachte 16] als privépersoon moest zetten. [verdachte 16] heeft geantwoord dat hij een deel privé en een deel via zijn bedrijf [bedrijf 15] had ingebracht. Ook heeft [verdachte 4] voorgesteld om geen exacte datum in de overeenkomst op te nemen, maar bijvoorbeeld “een periode van 25 april tot 1 augustus”. [verdachte 20] heeft vervolgens gezegd:
“Eens, maar dan klopt die toch? Ik teken mee dat ik akkoord ben dat het pandrecht bij jou legt.”
Op 5 juli 2019 heeft [verdachte 4] tegen [verdachte 5] gezegd:
“ [verdachte 4] :
kijk de laatste paar weken ben ik echt van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat bezig met die zonnestudio's, waar ik de eerste gesprekken niet bijgezeten heb. Want die jongen is van de zomer ook nog eens een keertje geweest. (ntv) toen keek ie mij aan. (ntv) ik zou het niet doen. Want dat heb geen zin. Want ik heb er vanaf het begin af aan geen vertrouwen in gehad. En eh, nou dat het allemaal tramalant is moet ik dat in principe allemaal...
[verdachte 5]
: gaan oplossen.
[verdachte 4]
: gaan recht breien. Maar het is verpand aan de bank, het moet allemaal terugwerkende kracht contracten maken. (bel) en dingen in elkaar gaan zetten om het een beetje geloofwaardig allemaal te gaan doen. Nou, dat zit er nu allemaal redelijk goed uit. Dus dat gaat ook allemaal de goeie kant op. En je merkt aan hem dat ie dat wel ook wel weer top vindt weet je wel. Vanochtend was ie er effetjes, dan is ie ook super goed te spreken.”
In een gesprek van 14 juli 2019 heeft [verdachte 1] in aanwezigheid van [verdachte 4] tegen [betrokkene 46] gezegd:

Maar weet je wat het is, als je in Nederland komt en je bent twee weken in Nederland, klinkt raar, dan wil ik van mijn kinderen en kleinkinderen genieten. Dan wil ik het naar mijn zin hebben. Niet twee weken met een pistool in de rondte, overal ruzie gaan maken en ellende gaan maken voor je eigen geld of je eigen spullen. Weet je wat het is, we hebben zonnebanken. Hij is nou twee weken of drie weken constant bezig ermee en iedere dag geld erin en dingen erin om het naar ons eigen toe te krijgen. Omdat je niks kan verantwoorden. Maar (…) in die paar jaar tijd dat we hier zitten kennen we inmiddels wel wat verantwoorden. (…) Nou, dat is niet langzamerhand gegaan, dat is gewoon snel gegaan. Dus nu, als we morgen (…) de uitverkoop houden en een zooitje dingen die ik niet kwijt ben, dingen wegzetten gewoon dan (…) hebben we (…) een witte pot.”
Op 18 september 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verdachte 16] , [verdachte 20] en [verdachte 4] . Zij spraken over een koopcontract voor de overname van zonnebankstudio’s. [verdachte 20] leverde alle documenten aan en [verdachte 4] besprak de inhoud van de overeenkomst.
[verdachte 20]
: (…) weet je zo'n curator wil natuurlijk alles weten (…) Ja dat wordt dan een discussie tussen mij en onze advocaat en de curator. (…) Alleen het enige wat ik niet wil is dat dat er straks gezeik uitkomt over hetgeen wat wij met ooit elkaar hebben afgesproken. Daar ben ik een beetje huiverig voor. (…) Mijn advocaat (…) zegt ook van ja, weet je dat, dat contract moet gewoon wel heel erg kloppen zegt ze. (…) Ja en dus dat verhaal moet goed zijn waardoor je gewoon tegen zo'n curator in alle eerlijkheid kan zeggen van joh (…) Zit dus geen bestuurlijke aansprakelijkheid, zitten geen
gekke dingen bij, wij nemen ons verlies en dat is twee ton, dus we benadelen de onderneming daar niet mee, hè..(…)
[verdachte 20]
: Dus dan heb je, dan neem jij hem over op de 16°. Want het eerste salaris ..(ntv).. zo overnemen. Oké, dus dan hebben we deze getekend op de 15°. Dat vinden we wel prima toch, op zaterdag? Of 14 juni dat is een vrijdag. Eens? Ik ga typen.(…)
[verdachte 4]
: Was het zonnetegoed nog hoger als tweehonderdvijftigduizend euro? (….) Ja, maar dan doe je toch gewoon voor het gemak gemangeerd (fonetisch; rechtbank neemt aan: gemaximeerd
) op driehonderdduizend euro?
[verdachte 20]
: Dat is prima. Alleen je moet wel zien te voorkomen dat dan, ik zou twee tachtig doen. Anders zegt de curator doe mij nog effe zeventien ruggen.
[verdachte 4]
: Dan doe je twee vijvenzeventig.
[verdachte 20]
: Ja, dan heb je te veel betaald.
[verdachte 4]
: Ja.
[verdachte 20]
: Dat is in je voordeel.(…)
[verdachte 20]
: Kom even terug. Uhm, wie is de koper ook alweer? Dat is [verdachte 30] Participations, toch?(…) Is [verdachte 30] zijn twee woorden? (…) Heb je ook een tweede naam [verdachte 4] of niet? Is het gewoon [verdachte 4] ? M. Koper?
Op de vraag hoe hij [verdachte 20] en [verdachte 16] heeft leren kennen heeft [verdachte 4] geantwoord:
‘ [verdachte 20] vorig jaar. [verdachte 16] heb ik later leren kennen. (…) [verdachte 20] is hier een keer vorig jaar een keertje geweest. Het zal precies ruim een jaar terug Ik denk dat het, euh, mei, juni geweest is. Toen kwam hij in principe hier praten om, eh, dat ie geld wilde lenen om de zonnestudio's over te nemen’.
Hoogte bedrag
De eerste vraag is hoeveel (contant) geld [verdachte 1] , [verdachte 4] , [verdachte 31] en/of [verdachte 30] & [verdachte 32] aan [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben gegeven.
Verklaring verdachten
Ter terechtzitting van 6 maart 2023 heeft [verdachte 1] verklaard dat hij contant geld had overhandigd om in de zonnebanken te stoppen. Ter terechtzitting van 18 april 2023 heeft [verdachte 1] verder verklaard dat hij met drie andere mensen in totaal minimaal € 500.000,-- heeft geïnvesteerd in zonnebankstudio’s. “
Die drie mensen gaven contant geld aan mij en ik gaf het in delen aan [verdachte 4] , [verdachte 20] of [verdachte 16] . Het overhandigen van het geld gebeurde op diverse plekken in Nederland. Ik weet niet hoe vaak deze ontmoetingen hebben plaatsgevonden. Ik weet niet meer precies welke afspraken we hadden over de wijze van terugbetalen”.[verdachte 1] heeft verder verklaard dat hij niets weet van een lening van [verdachte 30] Participations en [verdachte 30] & [verdachte 32] aan [verdachte 16] .
[verdachte 4] heeft verklaard dat hij niet weet hoeveel [verdachte 1] heeft geïnvesteerd in de zonnebankstudio’s. Hij heeft verder verklaard dat hij één keer geld gebracht heeft bij [verdachte 20] en dat er een andere keer geld bij mij opgehaald en dat dit geld was klaargelegd door [verdachte 1] zelf. Hij had het gekregen in een tasje en doorgegeven aan [verdachte 20] . Hij heeft verder verklaard dat [verdachte 30] & [verdachte 32] € 75.000,-- in contanten heeft uitgeleend voor de gehele onderneming en dat [verdachte 1] op enig moment wel wist dat [verdachte 30] & [verdachte 32] investeerde in de zonnebankstudio’s. [verdachte 4] heeft ook verklaard dat [verdachte 31] € 20.000,-- per bank heeft gegeven. [verdachte 16] was in de veronderstelling dat er € 445.000,-- was geïnvesteerd in de zonnebankstudio’s.
[verdachte 20] heeft verklaard dat hij ervan uit gaat dat hij en [verdachte 16] allebei € 100.000,-- hebben geleend, dus samen € 200.000,--. [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben beiden verklaard het eerder niet was gelukt financiering te krijgen van een reguliere bank of investeerder voor de zonnebankstudio’s.
Verdere feiten en omstandigheden
In een gesprek op 5 juli 2019 heeft [verdachte 1] over de zonnebanken tegen [verdachte 4] gezegd:
‘ik geef niet zo maar 500 ruggen’.In een gesprek van [verdachte 4] , [betrokkene 26] , [betrokkene 33] op 19 februari 2019 komt aan de orde dat
‘een half miljoen’in gedeeltes is betaald aan [verdachte 20] . Die gesprekken bevestigen [verdachte 1] verklaring ter zitting dat hij minimaal € 500.000,-- heeft geïnvesteerd.
Op papier is € 60.000,-- voor twee [bedrijf 13] zonnebankstudio’s en € 340.000,-- voor drie [bedrijf 14] zonnebanken betaald. De totale investering zou dan € 400.000,-- bedragen. In een gesprek van 22 mei 2019 opgenomen in het bedrijfspand van [verdachte 27] hebben [verdachte 20] en [verdachte 16] met [verdachte 4] echter besproken dat zij ‘bij [naam 3] ’ 390 hebben betaald, waarvan 340 ‘voor in de boeken’. In een gesprek van 25 maart 2019 heeft [verdachte 1] gezegd dat hij Rijswijk en Wassenaar kocht voor 130 ruggen samen. [betrokkene 88] heeft in tranen verklaard
‘dat ze het nooit had moeten aannemen’. Uit het gesprek van 19 februari 2019 maakt de rechtbank op dat [verdachte 4] in de veronderstelling verkeerde dat de helft van de overnamesom contant werd betaald en de andere helft via de bank en dat [verdachte 20] ervoor heeft gezorgd dat contant geld op zijn rekening terechtkwam.
Uit een foto van aantekeningen op een notitieblaadje en uit een gevonden pdf file is op te maken dat de [bedrijf 13] zonnebankstudio’s een koopprijs hebben van € 125.000,-- en dat de [bedrijf 14] zonnebankstudio’s een koopprijs hebben van € 390.000,--. Ook uit een gesprek van [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] op 11 juni 2019 kan worden opgemaakt dat in april, mei, juni en juli 2018 contante betalingen zijn gedaan aan Duine. Uit dit alles wordt afgeleid dat zowel voor de [bedrijf 13] zonnebankstudio’s als voor de [bedrijf 14] zonnebankstudio’s naast de betalingen per bank ook contante betalingen zijn gedaan en dat de totale koopprijs € 515.000,-- bedraagt.
Conclusie
De rechtbank concludeert dat [verdachte 1] en [verdachte 4] en/of [verdachte 30] Participations en [verdachte 30] & [verdachte 32] samen in totaal ongeveer € 500.000,-- aan [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben gegeven, waarvan € 20.000,-- per bank en de rest contant. De rechtbank gaat daarmee voorbij aan de verklaring van [verdachte 20] .
Van misdrijf afkomstig
De volgende vraag is of dit bedrag van ongeveer € 500.000,-- aan cashgeld van misdrijf afkomstig is.
Voor [verdachte 1] geldt dat hij geen legaal inkomen of vermogen had terwijl hij is veroordeeld wegens grootschalige drugshandel, waardoor het vermoeden bestaat dat een door hem beschikbaar gesteld bedrag van misdrijf afkomstig is. Al eerder is overwogen dat [verdachte 1] er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat hij op legale wijze inkomsten heeft verworven, die voldoende waren om in zijn luxe levensstijl en verdere uitgaven te bekostigen.
Ook over de herkomst van het geld dat [verdachte 1] aan [verdachte 20] en [verdachte 16] heeft gegeven heeft [verdachte 1] geen afdoende verklaring afgelegd. Voor het eerst ter terechtzitting van 6 maart 2023 heeft [verdachte 1] verklaard dat hij niet alleen heeft geïnvesteerd, maar dat drie anderen óók geldbedragen hebben gegeven. Die verklaring is niet verifieerbaar, omdat [verdachte 1] niet heeft willen zeggen wie die anderen zijn, en is ook niet op andere wijze aannemelijk geworden. De rechtbank is van oordeel dat [verdachte 1] dan ook geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven voor de herkomst van de contante gelden die hij heeft verstrekt.
Voor het totaalbedrag van € 95.000,-- (€ 75.000,-- + € 20.000,--) dat op papier door [verdachte 30] & [verdachte 32] en [verdachte 31] ter beschikking was gesteld geldt dat dit volgens [verdachte 4] afkomstig is uit de bedrijfsvoering van de [betrokkene 27] en [verdachte 30] vennootschappen. Het zou gaan om huurinkomsten vanuit Duitsland. De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat de boekhouding van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen niet inzichtelijk is, zodat ook in zoverre geen verklaring kan worden gevonden voor dat geldbedrag. Daar komt bij dat [verdachte 4] op 4 juli 2019 tegen [verdachte 20] en [verdachte 16] heeft gezegd dat hij het bedrag van € 75.000,-- inbracht via ‘die Duitse B.V.’, omdat hij het in Nederland niet meer in de kas kon doen na een Wwft-controle. Daaruit maakt de rechtbank op dat dit geld niet werkelijk afkomstig was uit [verdachte 30] & [verdachte 32] . Niet duidelijk is geworden waar het wél vandaan is gekomen.
De bedragen ter beschikking gesteld door [verdachte 1] dan wel afkomstig uit de bedrijfsvoering van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen zijn middellijk uit enig misdrijf afkomstig, niet alleen het bedrag van € 75.000,-- dat contant ter beschikking is gesteld, maar ook het bedrag van € 20.000,-- dat via de bank is betaald. Alle bedrijfsactiviteiten van [betrokkene 27] / [verdachte 30] vennootschappen zijn immers terug te voeren op van misdrijf afkomstige voorwerpen en de handel in legale, in de zin van niet van misdrijf afkomstige voorwerpen, is niet te onderscheiden van de handel in voorwerpen die wél van misdrijf afkomstig zijn.
Wetenschap en rol van [verdachte 4]
De rechtbank concludeert dat [verdachte 1] en [verdachte 20] weliswaar eerst gesprekken hebben gevoerd buiten aanwezigheid van [verdachte 4] , maar dat [verdachte 4] al vrij snel daarna in contact was gekomen met [verdachte 20] en [verdachte 16] . [verdachte 4] heeft in een afgeluisterd gesprek gezegd dat [verdachte 20] in mei, juni 2018 is komen praten, omdat hij geld wilde lenen om de zonnestudio’s over te nemen. Volgens [betrokkene 26] heeft [verdachte 4] in de zomer (de rechtbank begrijpt: het jaar 2018) al tegen [verdachte 1] gezegd dat hij moest ophouden er nog meer geld in te stoppen. Zelf heeft [verdachte 4] op 5 juli 2019 tegen [verdachte 5] gezegd dat hij er vanaf het begin af aan geen vertrouwen in heeft gehad.
Op grond van de verklaringen van [verdachte 1] en [verdachte 4] , die elkaar op dat punt ondersteunen en ook worden ondersteund door andere bewijsmiddelen en dus in zoverre bruikbaar zijn voor bewijs, stelt de rechtbank vast dat [verdachte 4] in de zomer van 2018 op verzoek van [verdachte 1] (tonnen) contant geld in tasjes heeft overhandigd aan [verdachte 20] , blijkbaar zonder dat hij ‘er’ vertrouwen in had. Alleen al vanwege die gang van zaken – tonnen contant geld in tasjes – moest hij ervan uitgaan dat hij bezig was met het overdragen van geld dat van misdrijf afkomstig was, te meer nu [verdachte 4] wist, zoals de rechtbank al heeft overwogen, dat [verdachte 1] in het verleden voor drugsdelicten was veroordeeld, een ontnemingsvordering had lopen en niets op zijn naam kon hebben, dat [verdachte 1] zijn inkomen en/of vermogen niet kon verantwoorden en buiten het zicht van justitie en de belastingdienst wilde houden en dat [verdachte 1] er ook zonder bankrekening een luxe levensstijl op na hield.
Valse intentieverklaring
Op 4 juni 2019 heeft [verdachte 4] aan [verdachte 20] en [verdachte 16] gevraagd een intentieverklaring te tekenen gedateerd 18 maart 2019 waarbij [betrokkene 32] en [verdachte 30] Participations afspreken ‘de mogelijkheden tot een samenwerkingsovereenkomst of een overname aan te gaan’ en [verdachte 30] Participations in het kader daarvan omstreeks 25 maart en omstreeks 28 maart twee betalingen zal doen van € 10.000,00 elk aan [betrokkene 32] Het schriftelijk stuk is daarmee geantidateerd, ‘in het verleden in elkaar gezet’, zoals [verdachte 20] dat heeft genoemd. Daarbij heeft [verdachte 4] de computer van zijn zoon gebruikt, omdat hij niet het risico wilde lopen dat iemand zou zien wanneer het document was opgeslagen. Dit betekent dat de intentieverklaring in strijd met de waarheid is opgesteld en daarmee vals is. Ook inhoudelijk is de intentieverklaring vals. [verdachte 30] Participations en [betrokkene 32] waren eind maart 2019 het stadium reeds lang gepasseerd dat de mogelijkheden tot een samenwerking werden onderzocht.
[verdachte 4] , [verdachte 16] en [verdachte 20] hebben de intentieverklaring derhalve op onderdelen valselijk opgemaakt. De intentieverklaring is op 16 september 2020 aangetroffen op het adres [locatie 35] in De Meern, waar op dat moment de [betrokkene 27] / [verdachte 30] - vennootschappen kantoor hielden. [verdachte 4] heeft de intentieverklaring dus voorhanden gehad.
Valse geldleenovereenkomst
Zoals hierboven is geconcludeerd was het bedrag van € 75.000,-- niet werkelijk afkomstig uit [verdachte 30] & [verdachte 32] . [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben ‘voor de administratie’ na een overleg op 4 juli 2019 een lening van € 75.000,-- vastgelegd in een schriftelijk stuk dat volgens de tekst ervan is overeengekomen en ondertekend op 1 augustus 2018. Hiermee is sprake van antidatering van de geldleenovereenkomst. [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben deze overeenkomst immers opgemaakt en ondertekend ná het lenen van het in de overeenkomst genoemde geldbedrag. De datum van de overeenkomst is daarom vals.
Dit betekent dat de geldleenovereenkomst in strijd met de waarheid is opgesteld. [verdachte 4] , [verdachte 16] en [verdachte 20] hebben de geldleenovereenkomst op onderdelen valselijk opgemaakt. Op 16 september 2020 is de geldleenovereenkomst tussen [verdachte 30] & [verdachte 32] en [verdachte 16] aangetroffen op het adres [locatie 35] in De Meern. Op 21 juli 2021 is op het adres Werftstrasse 25 in Düsseldorf – zijnde het adres van de boekhouder van [verdachte 30] GmbH - een kopie van deze overeenkomst aangetroffen. [verdachte 4] heeft de geldleenovereenkomst daarmee voorhanden gehad.
Valsheden instrumenteel aan witwassen
Met de valse intentieverklaring en de valse geldleningsovereenkomst is de werkelijke gang van zaken verhuld en daarmee is sprake van witwashandelingen. Dat blijkt ook uit de mededelingen van [verdachte 4] op 5 juli 2019 dat hij met terugwerkende kracht allemaal contracten moest maken en dingen in elkaar moest gaan zetten om de trammelant met de zonnestudio’s een beetje geloofwaardig recht te breiden. [verdachte 4] heeft achteraf de grondslag gefingeerd voor betalingen aan [verdachte 20] en [verdachte 16] die al hadden plaatsgevonden. Daarmee heeft hij [verdachte 30] & [verdachte 32] en [verdachte 30] Participations ingezet als witwasvehikel voor een bedrag van € 75.000,-- en een bedrag van € 20.000,--.
Wetenschap en rol van [verdachte 20] en [verdachte 16]
Ook [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben geweten dat zij van misdrijf afkomstig geld aannamen en daarmee voorhanden hadden en gebruikten, omdat het ging om ongeveer € 500.000,-- contant geld in tasjes. Hun verklaring dat zulke grote bedragen in contanten in hun branche gebruikelijk zijn, schuift de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde. Een bedrag van € 500.000,-- in contanten duidt ongeacht de branche op witwassen. Daarbij komt dat niet meteen al in het begin is vastgelegd
dat[verdachte 20] en [verdachte 16] geld ontvingen,
hoeveelzij ontvingen,
van wiezij dat ontvingen en
welke voorwaardenaan de betaling waren verbonden. Er zijn geen afspraken gemaakt over terugbetaling en rente. Er zijn geen aandelen in de vennootschap verkocht. Wél heeft [verdachte 20] met [verdachte 1] afgesproken dat diens jongste dochter [verdachte 21] op de loonlijst zou komen en dat [verdachte 1] daarvoor eventueel zelf elke maand wat geld zou geven. De pas achteraf opgestelde, valse overeenkomsten hebben slechts betrekking op een bedrag van in totaal € 95.000,--. En dat allemaal terwijl het [verdachte 20] en [verdachte 16] niet was gelukt financiering te krijgen van een reguliere bank of investeerder. [verdachte 20] en [verdachte 16] hebben dan ook op zijn minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op het witwassen van van misdrijf afkomstige geldbedragen door van een onbekende geldschieter zonder enige vorm van zekerheid en zonder enige mondelinge of schriftelijke afspraak tassen contant geld aan te nemen.
Daar komt nog bij dat [verdachte 20] en [verdachte 16] in de periode van april tot en met juli 2018 toeren hebben moeten uithalen om ongeveer € 200.000,-- contant geld in kleine delen op door hen gecontroleerde bankrekeningen te krijgen en daarmee de twee verkopers van de zonnebanken per bank te betalen, voor zover die per bank zijn betaald. Tijdens een gesprek van 13 maart 2019 heeft [verdachte 20] in aanwezigheid van [verdachte 16] tegen [verdachte 4] gezegd ‘
dat we, volgens mij goed werk hebben gedaan, om (…) het geheel legaal op de bank te krijgen’.Verder is opmerkelijk dat heeft [verdachte 20] in mei 2019 een e-mail heeft gezonden aan [verdachte 4] waarin hij doet alsof hij op zoek is naar een nieuwe financier voor de zonnebankstudio’s, terwijl dan al gedurende een jaar tijd aanzienlijke bedragen via en/of door [verdachte 4] ter beschikking zijn gesteld.
[verdachte 16] heeft zich verweerd met de stelling dat hij zich niet met de financiering heeft bemoeid en dat hij ook nooit zelf geld heeft aangenomen van [verdachte 4] of [verdachte 1] , maar contant geld kreeg van [verdachte 20] . Dat [verdachte 16] rechtstreeks van [verdachte 4] of [verdachte 1] contant geld heeft aangenomen kan niet worden vastgesteld, maar vast staat wel dat hij via [verdachte 20] contant geld heeft gekregen. Ook voor [verdachte 16] was toen duidelijk dat dit contante geld niet van een bonafide investeerder afkomstig kon zijn. Hij kan zich er niet achter verschuilen dat hij zich niet heeft bemoeid met de financiering, voor zover dat al juist mocht zijn.
Activa in zonnestudio’s en een valse koopovereenkomst
Volgens een schriftelijke overeenkomst van 14 juni 2019 heeft [verdachte 31] activa gekocht van [betrokkene 32] . De schriftelijke overeenkomst kon echter niet op die datum zijn ondertekend, omdat nog over de tekst ervan wordt gesproken door [verdachte 4] en [verdachte 20] en de tekst door [verdachte 20] werd getypt op 18 september 2019. [verdachte 4] heeft erkend dat hij deze overeenkomst ‘heeft teruggebracht in de tijd’. De overeenkomst is vals in de zin van geantidateerd.
Ter zitting verklaard van 18 april 2023 heeft [verdachte 4] verklaard dat de zonnebankstudio’s direct na oprichting van de B.V.’s zijn overgenomen
. ‘Op de eerste dag, direct na de oprichting van de nieuwe B.V.’s, hebben we de loonachterstanden van het personeel betaald en viel de feitelijke bedrijfsvoering onder onze B.V.’s.’Die B.V.’s, te weten [betrokkene 31] en zes dochtervennootschappen, zijn opgericht op 21 juni 2019. Op 12 juli 2019 heeft [verdachte 4] in een gesprek gezegd dat hij de overname onderhands heeft geregeld via een activa-passiva-transactie. Op 14 juli 2019 heeft [verdachte 1] gezegd: ‘
we hebben zonnebanken. Hij is nou twee weken of drie weken constant bezig ermee en iedere dag geld erin en dingen erin om het naar ons eigen toe te krijgen’.Die uitspraak strookt met de datum van oprichting van de B.V’s. De rechtbank concludeert dat de zonnebankstudio’s in de loop van de maand juni 2019 feitelijk in bezit zijn gekomen van [verdachte 30] Participations.
Over de voor de activa te betalen prijs bestond in juni 2019 echter nog geen overeenstemming. Pas op 18 september 2023 hebben [verdachte 20] en [verdachte 4] overleg gevoerd hoe de prijs zo kon worden opgebouwd dat er niet daadwerkelijk betaald hoefde te worden – de passiva van de zonnebanken, waaronder de lening van € 75.000,-- aan [verdachte 16] , vormden samen de koopsom – maar de curator toch zou afzien van het inroepen van de actio pauliana of het aansprakelijk stellen van de bestuurders. Omdat in juni 2019 geen overeenstemming bestond over de prijs hebben [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] de schriftelijke activa-passiva-overeenkomst ook in dat opzicht valselijk opgemaakt.
Aangezien [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] deze overeenkomst hebben opgemaakt en ondertekend ná de overdracht en levering van de zonnebankstudio’s is ook de koopovereenkomst in strijd met de waarheid is opgesteld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat voldoende wettig en overtuigend bewijs dat [verdachte 4] , [verdachte 16] en [verdachte 20] de koopovereenkomst op onderdelen valselijk hebben opgemaakt. De koopovereenkomst tussen [betrokkene 32] B.V. en [verdachte 30] Participations is op 16 september 2020 aangetroffen op het adres [locatie 35] in De Meern. [verdachte 4] heeft de koopovereenkomst derhalve voorhanden gehad. Ook deze valsheid heeft tot doel de werkelijke gang van zaken te verhullen.
[verdachte 1] , [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] wisten dat in de zonnebankstudio’s een grote som van misdrijf afkomstig geld is gestoken. Daarmee wisten ze dat de activa ook van misdrijf afkomstig waren. Naar het oordeel van de rechtbank is de overname van de inventaris en voorraad van de zonnebankstudio’s dan ook aan te merken als een witwashandeling, namelijk het verwerven respectievelijk overdragen.
De overname van de goodwill van de zonnebankstudio’s beschouwt de rechtbank niet als witwassen, omdat goodwill geen zaak en geen vermogensrecht is en daarmee geen voorwerp in de zin van de witwasbepalingen.
Daderschap [verdachte 31] en [verdachte 30] & [verdachte 32] en feitelijke leidinggeven
[verdachte 30] Participations en [verdachte 30] & [verdachte 32] hebben zich op verschillende manieren laten gebruiken als witwasvehikel. Daarmee is sprake van daderschap van beide rechtspersonen. Zowel [verdachte 1] als [verdachte 4] hebben leiding gegeven aan dit witwassen. Zij worden aangemerkt als feitelijke leidinggever van de vennootschappen, ook voor wat deze gedragingen betreft.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen:
  • dat [verdachte 1] en [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, aan [verdachte 20] en [verdachte 16] in vereniging ongeveer € 500.000,-- en de activa (inventaris en voorraad) in zonnestudio’s hebben witgewassen;
  • dat [verdachte 31] in vereniging de activa (inventaris en voorraad) in zonnestudio’s heeft witgewassen;
  • dat [verdachte 4] , [verdachte 20] en [verdachte 16] in vereniging valsheid in geschrifte met betrekking tot een intentieverklaring, een geldleenovereenkomst en een koopovereenkomst hebben gepleegd;
  • dat [verdachte 31] in vereniging valsheid in geschrifte heeft gepleegd met betrekking tot de intentieverklaring en koopovereenkomst en
  • dat [verdachte 30] & [verdachte 32] in vereniging valsheid in geschrifte met betrekking tot de geldleenovereenkomst heeft gepleegd.
5.5.3.8 Valsheid in geschrift huurovereenkomst
Aan [verdachte 4] is daarnaast ten laste gelegd valsheid in geschrifte met betrekking tot een huurovereenkomst (feit 3) en aan [verdachte 29] en [verdachte 31] is ten laste gelegd valsheid in geschrifte in vereniging met betrekking tot diezelfde huurovereenkomst (feit 2).
Feiten en omstandigheden
Op 16 september 2020 is op het adres [locatie 35] in De Meern een huurovereenkomst aangetroffen. De huurovereenkomst was gedateerd op 21 mei 2019 en was ondertekend door [verdachte 4] namens de verhuurder ( [verdachte 29] ) en door [verdachte 4] namens de huurder ( [verdachte 30] Participations). De huurovereenkomst betrof de verhuur van kantoorruimte gelegen aan de [locatie 21] te Vlaardingen. De huur bedroeg € 2.000,- per maand en de huurovereenkomst werd afgesloten voor de duur van vijf jaren, ingaande op 15 juni 2019 en lopende tot 15 juni 2024.
Gesprekken bij [verdachte 27]
Blijkens het gesprek van 28 mei 2019 was [verdachte 4] in gesprek met [verdachte 16] en [verdachte 20] en vertelde hij dat er een grote brand was geweest bij een pand aan de [locatie 21] te Vlaardingen. Later die dag was [verdachte 4] ook met ‘ [betrokkene 97] de verzekeringsman’ in gesprek over de brand in Vlaardingen. Ze spraken uitvoerig over hoe de verzekering via de Vereniging van Eigenaren (VvE) was geregeld. [verdachte 4] vertelde dat recent voor € 150.000,- verbouwd was en vroeg zich af of hij hier iets voor had moeten regelen, of dat hij misschien onderverzekerd zou zijn. [betrokkene 97] vroeg aan [verdachte 4] of hij enig idee had of iets van de verbouwing in de polis van de VvE was opgenomen. Volgens [betrokkene 97] was anders huurdersbelang nog een optie.
Op 4 juni 2019 was [verdachte 4] in gesprek met [verdachte 20] en [verdachte 16] . Naast de intentieverklaring werd ook gesproken over een huurcontract. [verdachte 4] zei:
“ik heb gewoon een huurcontract gemaakt maar je moet voor mij, wat even het belangrijkste is ik moet gewoon een intentieverklaring hebben. (…) Ik heb nu een huurcontract heb ik opgemaakt, die gewoon ingaat op 15 juni bij voorbeeld weet je wel”.
“€ 2.000,- is een reële huurprijs was en ik ga kijken of het verlies van huurpenningen onder de dekking valt. Normaal gesproken kan dat pand niet leeg blijven staan zonder dat er huur uit komt. Dus dan zouden wij een BV in schrijven op het gebied van zonnebankstudio’s.(…) Ik kan natuurlijk niet met niks aankomen bij die man, dat ik zeg van luister uh hoe heet het, ja we hadden het pand aan ons zelf gehuurd. Je hebt het waarschijnlijk voor € 20.000 per maand verhuurd zeker, weet je. lk ga het gewoon voor een normaal bedrag, iets van € 2.000 per maand of zo ga ik dat doen.”[verdachte 4] vertelde dat alleen indien hij bij de notaris aan zou komen met een intentieverklaring én een huurcontract:
“je kon zeggen dat we er al veel langer mee bezig waren”.
[verdachte 4] heeft verklaard dat hij het huurcontract aan een contactpersoon van de VvE heeft overhandigd. Op 20 juli 2019 zei [verdachte 4] tegen [betrokkene 39] :
“De verzekering gaat me uitbetalen voor Vlaardingen.”
Uit onderzoek naar de bankrekeningen van [verdachte 29] bleek dat in de periode van 25 juli 2019 tot en met 6 november 2019 drie geldbedragen werden bijgeschreven van een bankrekeningnummer op naam van VvE [VVE] NZ. Hierbij werd tweemaal € 4.000,- bijgeschreven met als omschrijving ‘huurderving twee maanden’ en eenmaal een geldbedrag van ‘huurderving twee maanden minus achterstand VvE’.
Conclusies
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat [verdachte 4] de hiervoor onder B3.5 besproken valse intentieverklaring niet alleen nodig had als gefingeerde grondslag voor twee betalingen van in totaal € 20.000,--, maar ook als grondslag voor een huurovereenkomst tussen [verdachte 29] en [verdachte 30] Participations met betrekking tot het pand aan de [locatie 21] te Vlaardingen. Dat pand zou volgens dat schriftelijk stuk, de huurovereenkomst, moeten dienen als kantoorruimte van [verdachte 30] Participations.
Dat stuk is valselijk opgemaakt, want volgens de tekst van de huurovereenkomst ondertekend op 21 mei 2019, maar in werkelijkheid ondertekend na de brand in het pand Wilhelminahaven op 28 mei 2019. De huurovereenkomst is dus geantidateerd. Bovendien is het pand verbouwd voor [verdachte 1] , die het wilde gebruiken voor bewoning en niet als kantoorruimte voor een van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] vennootschappen, zo volgt uit afgeluisterde gesprekken. Het kan dan ook niet anders dan dat [verdachte 4] de huurovereenkomst slechts heeft opgesteld, in zijn hoedanigheid van bestuurder van [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen en [verdachte 31] , met het doel een verzekeringsmaatschappij verzekeringspenningen te laten uitkering voor het zogenaamde huurdersbelang. Hij heeft het stuk daarvoor ook gebruikt.
Op grond van voorgaande stelt de rechtbank vast dat [verdachte 4] de huurovereenkomst voorhanden heeft gehad, valselijk heeft opgemaakt en daarvan gebruik heeft gemaakt, hetgeen blijkt uit de drie bijschrijvingen op de bankrekening van [verdachte 29] voor
‘huurderving’.
Daderschap [verdachte 29] en [verdachte 30] Participations
Het valselijk opmaken van de huurovereenkomst door [verdachte 29] en [verdachte 30] Participations is dienstig geweest aan de [betrokkene 27] / [verdachte 30] rechtspersonen, omdat verzekeringspenningen zijn uitgekeerd. Daarmee is sprake van daderschap van beide rechtspersonen.
Bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen:
  • dat [verdachte 4] valsheid in geschrifte met betrekking tot een huurovereenkomst heeft gepleegd en
  • dat [verdachte 29] en [verdachte 31] in vereniging valsheid in geschrifte hebben gepleegd met betrekking tot die huurovereenkomst.
5.5.3.9 B3.7 Witwassen overig vastgoed Spanje
Aan [verdachte 2] is ten laste gelegd het witwassen van de appartementen aan de [locatie 44] te Benalmádena, Malaga, Spanje (feit 4).
Aan [verdachte 8] is ten laste gelegd het witwassen van het appartement aan de [locatie 45] te Benalmádena, Malaga, Spanje (feit 4).
Aan [verdachte 4] , in persoon en als feitelijke leidinggever, en aan [verdachte 34] (hierna ook: [verdachte 34] ) is ten laste gelegd het witwassen van het appartement aan de [locatie 27] te Benalmádena, Malaga, Spanje (twee maal feit 1).
Aan [verdachte 34] , en aan [verdachte 1] en [verdachte 4] , beide als feitelijke leidinggever, is ten laste gelegd het witwassen van een bedrag van € 106.000,- (twee maal feit 1 en één maal feit 4).
Niet-ontvankelijkheidsverweer inzake [verdachte 8]
is in Spanje aangehouden en overgeleverd aan Nederland. Op grond van artikel 27, tweede lid, van het Kaderbesluit 2002/584/JBZ wordt een overgeleverd persoon niet vervolgd, berecht of anderszins van zijn vrijheid beroofd wegens enig ander vóór de overlevering begaan feit dan dat de reden tot de overlevering is geweest, behoudens in de in het eerste en derde lid bedoelde gevallen.
De raadsman van [verdachte 8] heeft aangevoerd dat [verdachte 8] voor een drietal strafbare feiten is overgeleverd aan Nederland. Deze zijn in het dictum van de beschikking van de Spaanse onderzoeksrechter van 9 oktober 2020 omschreven, te weten deelname aan een criminele organisatie, witwassen van geld en misdrijven tegen de volksgezondheid. Dat betekent dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk is in de vervolging ten aanzien van het witwassen (feit 4) nu dit hier niet onder valt, aldus de raadsman
De rechtbank overweegt dat in het Europees aanhoudingsbevel dat aan de beschikking van de Spaanse rechter ten grondslag ligt artikel 420bis Sr uitdrukkelijk staat vermeld. In de beschikking staan de verdenkingen opgesomd waarvoor de overlevering van [verdachte 8] is verzocht. De beschikking vermeldt daaromtrent onder meer als onderdeel van die verdenkingen:
Medeplegen witwassen 24 mei 2018 tot en met heden in Nederland en/of Spanje
[verdachte 8] is op papier eigenaar van een appartement/penthouse, gelegen aan het volgende adres: [locatie 46] te Benalmádena (Málagal. Dit appartement is aangekocht voor een verkoopprijs die ver beneden de normaal te verwachten verkoopprijs ligt. De betalingen die zijn gedaan zijn vreemd. Ze zijn o.a. uitgesteld en zonder rente. De verdenking is ontstaan dat het appartement eigenlijk van [verdachte 2] is.
De Spaanse onderzoeksrechter heeft het verzoek tot overlevering integraal toegewezen en geen enkele overweging opgenomen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de toestemming niet is verleend voor alle verdenkingen. Dat in het dictum alleen de drie door de raadsman genoemde omschrijvingen staan genoemd is daarvoor onvoldoende. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.
Feitelijke gang van zaken
De rechtbank leidt uit de bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
Volgens een notariële akte heeft [verdachte 8] in mei 2018 een appartement gekocht aan de [locatie 46] te Benalmádena, Malaga, Spanje (hierna ook: appartement A) voor een bedrag van € 400.000,--, waarbij een bedrag van € 88.000,-- direct is voldaan en een bedrag van € 300.000,-- vóór 22 juli 2019 moest worden voldaan. Volgens een andere notariële akte heeft [verdachte 34] in september 2019 een appartement gekocht aan de [locatie 27] te Benalmádena, Malaga, Spanje (hierna ook: appartement B) voor een bedrag van € 280.000,--, te betalen in veertien maandelijkse termijnen van € 20.000,-- elk, waarvan de eerste verviel op 13 oktober 2019 en de laatste op 13 november 2020. Beide appartementen grenzen aan elkaar en liggen op de bovenste verdieping van een gebouw met een balkon rondom.
In de periode van november 2019 tot en met juli 2020 heeft [verdachte 30] Holding een bedrag van (totaal) € 106.000,-- overgemaakt naar [verdachte 34] , waarvan een gedeelte van € 50.000,-- is gebruikt als betaling voor appartement B.
In een gesprek van 8 juli 2019 heeft [verdachte 1] gezegd dat zijn zoon een paar jaar terug een
“penthousje”had gekocht en dat hij nu zijn buren erbij heeft gekocht,
“dus hij heb nou een dak voor zijn eigen alleen”. Later in dit gesprek heeft [verdachte 1] tegen [verdachte 5] gezegd:
“ [betrokkene 52] heeft z’n buurman gekocht. Dan laat ik dat van die buurman gelijk op dat….op die B.V. zetten. Het koop…..voorlopige koopcontract op die B.V. maken. Want hij kocht de buurman voor 6 ton en zijn eigen huis…z’n eigen huis kost iets van 7 ton. Nou kocht ie de buurman erbij voor 6 ton (…) Ik moet ‘m uuhh nog 260 ruggen geven … zwart. Dan hebt ie 23 zwart gehad en dan krijgt hij iets van 280 op papier en dan gaat die eruit. Dan maakt ie het koopcontract van die 280 en dan over….binnen 14 maanden moet ie 280 betalen. Maar [betrokkene 52] gaat dan verhuizen…van de rechterkant naar de linkerkant. Dan hebt ‘ie net iets meer uitzicht en de appartementen zijn hetzelfde. (…) Dan heb die een penthouse van 1,3. (…) Het voordeel bij die van [betrokkene 52] …die heb bij alle twee heb ‘ie nou drie ton zwart gegeven.”.
[verdachte 2] heeft eerst appartement A en daarna ook appartement B in gebruik genomen.
Verklaringen
[verdachte 2] heeft ontkend dat beide appartementen van hem waren. Hij heeft verklaard dat hij appartement A van [verdachte 8] huurde. De huur heeft hij een aantal keer zelf betaald. Af en toe heeft hij het appartement onderverhuurd aan vrienden en kennissen. Zijn vader heeft een aantal keer de huur voor hem betaald. Later is hij tijdelijk in appartement B van [verdachte 4] getrokken, terwijl hij appartement A nog steeds huurde. Voor appartement B betaalde hij geen huur en had hij geen huurovereenkomst met [verdachte 4] of [verdachte 34] . In de toekomst had hij, [verdachte 2] , appartement B wel willen kopen, maar hij had zelf het geld niet.
[verdachte 8] heeft ook ontkend dat appartement A van [verdachte 2] was en heeft bevestigd dat [verdachte 2] dit appartement, samen met een ander, van hem huurde.
[verdachte 4] heeft ontkend dat appartement B van [verdachte 2] was, maar ging er wel vanuit dat die het op termijn zou kopen. [verdachte 4] heeft bevestigd dat [verdachte 2] het appartement gebruikte, dat er geen huurovereenkomst was en dat er ook geen huur werd betaald. Het bedrag van (totaal) € 106.000,-- overgemaakt naar [verdachte 34] was volgens [verdachte 4] afkomstig uit de bedrijfsvoering van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen.
Koopprijs en betalingsvoorwaarden beide appartementen
Appartement B heeft in 2019 te koop gestaan voor een vraagprijs van € 630.000,--. Een vergelijkbaar appartement, een penthouse aan de [locatie 53] , is in oktober 2018 verkocht voor een bedrag van € 650.000,--. De in de notariële aktes vastgelegde koopprijzen van € 400.000,-- voor appartement A en van € 280.000,-- voor appartement B liggen aanzienlijk lager.
Met de kopers van appartement A is afgesproken dat een gedeelte van € 300.000,- pas na ruim een jaar betaald hoefde te worden. Appartement B zou worden afbetaald in veertien maandelijkse termijnen van € 20.000,-- elk, waarvan de eerste termijn verviel op 13 oktober 2019 en de laatste op 13 november 2020. Zowel de prijs als de betalingsregeling voor beide appartementen is daarmee onzakelijk vanuit de verkopers gezien.
[locatie 45]
[betrokkene 86] en [betrokkene 87] , de verkopers van appartement A, hebben tussen 23 juli 2019 en 2 augustus 2019 zes maal een bedrag van € 50.000,--, in totaal dus € 300.000,--, ontvangen vanaf een bankrekening op naam van [betrokkene 83] (hierna: [betrokkene 83] ). [betrokkene 83] is de wettige echtgenote van [verdachte 8] , van wie hij gescheiden leeft.
Bij de politie heeft [betrokkene 82] verklaard dat het appartement aan de [locatie 45] één van drie appartementen is die hij heeft gekocht, dat [verdachte 1] hem heeft gezegd dat hij een huurder had voor het appartement en dat [betrokkene 82] geld voor de aankoop heeft geleend van [betrokkene 83] . Er was een betalingstermijn van een jaar vastgesteld met de verkopers en toen hij op na dat jaar het geld niet had, heeft hij hulp gevraagd van [betrokkene 83] .
[betrokkene 83] heeft verklaard dat zij een bedrag van € 300.000,-- wilde investeren en dat [betrokkene 82] had voorgesteld te investeren in een appartement in Spanje, zodat zij het kon verhuren en op die manier inkomsten kon hebben. [verdachte 8] was haar geen geld verschuldigd. Het appartement zou later op haar naam komen. Destijds kon dat niet omdat de verkopende partij haast zou hebben. Op verdere vragen kon zij geen antwoord geven.
Ter terechtzitting heeft [betrokkene 82] anders verklaard dan bij de politie, namelijk dat het de bedoeling was dat het huis voor [betrokkene 83] was, maar dat het hem handiger leek om de woning op zijn naam te zetten omdat zij geen Spaans sprak. Het bedrag van € 88.000,-- had hij alleen voorgeschoten.
[betrokkene 82] en [betrokkene 83] hebben daarmee op relevante onderdelen verschillend verklaard over de reden van de gang van zaken rondom deze betalingen. Daarbij komt nog het volgende.
Als de aankoop van appartement A was bedoeld als investering van [betrokkene 83] , dan is opmerkelijk dat het appartement op naam van [verdachte 8] is gezet en niet op naam van [betrokkene 83] . [verdachte 8] was niet bij de notaris aanwezig, dus ook [betrokkene 83] had het appartement kunnen kopen zonder zich in persoon bij de notaris te vervoegen. Ook is opmerkelijk dat [verdachte 8] [betrokkene 83] geen hypotheekrecht heeft gegeven op het appartementsrecht. Verder is opmerkelijk dat [verdachte 8] een bedrag van € 88.000,-- heeft voorgeschoten en ook dat in een aangetroffen geldleenovereenkomst geen maandelijkse aflossing, maar aflossing aan het einde van de looptijd van 30 jaar is vastgelegd. Bovendien heeft [betrokkene 83] als getuige in eerste instantie verklaard dat [verdachte 8] haar geen geld schuldig was en had zij op de meeste vragen over de aankoop van het appartement geen antwoord. Zij heeft geen rentebetaling ontvangen en geen huuropbrengst, dus geen rendement gehad op haar investering.
Daarbij komt dat uit de getuigenverklaring van verkoopster [getuige 1] kan worden opgemaakt dat eerst een vermoedelijk Nederlands stel interesse heeft getoond in haar appartement en dat daarna een man met de naam [verdachte 8] kwam kijken, die zei dat het stel dat de flat eerder had bekeken hem over de flat had verteld.
Uit een door [verdachte 8] verstrekte huurovereenkomst volgt dat appartement A is gehuurd door [betrokkene 85] . Van enige huurbetaling door hem is echter niet gebleken. Keus heeft als getuige verklaard dat hij het huurcontract nog nooit had gezien, dat de handtekening onder het huurcontract niet van hem is, dat hij [verdachte 8] nog nooit heeft gezien, dat hij zijn identiteitskaart is kwijt geraakt en dat hij geen idee heeft wie zijn persoonsgegevens heeft gebruikt.
Verder heeft [verdachte 8] verklaard dat hij een paar huurbetalingen van [verdachte 2] heeft ontvangen voor het appartement. Dat was niet op een vaste datum en het waren contante betalingen. Soms heeft hij de betalingen ontvangen via [verdachte 1] en soms via een vriend van hen. Hij heeft de huurinkomsten op zijn bankrekening gestort en niet aan [betrokkene 83] (door)betaald.
Contante betalingen en de onzakelijke verhouding tussen [verdachte 8] en zijn huurder zijn aanwijzingen voor witwassen.
[locatie 27]
[verdachte 34] , opgericht in Spanje in augustus 2019 om - volgens [verdachte 4] - horloges en auto’s te kunnen verkopen, heeft in september 2019 op verzoek van [verdachte 1]
een appartementgekocht.
Volgens [verdachte 4] ging het niet uitsluitend om een vriendendienst aan [verdachte 1] , maar had [verdachte 34] ook een zakelijk belang bij deze transactie. Het appartement was niet duur en er was een prettige betalingsregeling afgesproken met de verkopers. Als [verdachte 2] het niet had willen hebben, dan waren er nog wel andere mogelijkheden, aldus [verdachte 4] .
[verdachte 34] heeft echter slechts twee maal een bedrag van € 25.000,-- aan de verkopers betaald en is verder niet in staat gebleken de betalingsregeling na te komen. Dat deze transactie voor [verdachte 34] een zakelijke transactie was is dan ook onaannemelijk. Daarbij komt dat op het moment dat [verdachte 34] niet langer in staat bleek de betalingsregeling na te komen [verdachte 14] vanaf februari 2021 de contacten met betrekking tot de aankoop van dit penthouse heeft overgenomen en heeft geprobeerd de koop van appartement B over te nemen met [betrokkene 84]
Conclusie
[verdachte 1] heeft gezegd dat [verdachte 2] de appartementen A en B heeft gekocht. Zijn gedetailleerde uiteenzetting dat op papier een prijs van € 280.000,- is overeengekomen voor appartement B, te betalen binnen veertien maanden, sluit exact aan op de tekst van de notariële akte van de verkoop van appartement B aan [verdachte 34] . [verdachte 2] heeft beide appartementen in gebruik genomen. Op grond hiervan en voorts vanwege de opmerkelijke, onzakelijke gang van zaken rond de aanschaf en verhuur van beide appartementen concludeert de rechtbank dat de appartementen aan de [locatie 44] te Benalmádena niet van [betrokkene 82] en [verdachte 34] maar in werkelijkheid van [verdachte 2] waren. [betrokkene 82] en [betrokkene 83] hebben niet werkelijk € 300.000,-- eigen geld geïnvesteerd. Er was sprake van een schijnconstructie met de bedoeling te verhullen wie in werkelijkheid de eigenaar was.
De betaling voor beide appartementen is uiteindelijk voor rekening gekomen van [verdachte 2] of van [verdachte 1] . Bovendien zou daarbij (zwart) méér worden betaald dan de prijs genoemd in de notariële aktes. Dit alles terwijl noch [verdachte 2] noch [verdachte 1] bekende, legale inkomsten hadden. Wel zijn zij betrokken bij drugsdelicten en daaruit wordt doorgaans crimineel inkomen gegenereerd. Dit levert het vermoeden op dat beide appartementen middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn. Een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring die dat vermoeden ontzenuwt ontbreekt.
[verdachte 2] , [verdachte 8] , [verdachte 4] en [verdachte 34] hebben tezamen en in vereniging verhullingshandelingen gepleegd. Daarbij wordt de aankoop van het appartement aan de [locatie 53] aan [verdachte 34] toegerekend, omdat [verdachte 34] als eigenaar over dit appartement kon beschikken, terwijl [verdachte 4] daaraan feitelijk leiding heeft gegeven.
De rechtbank is al eerder in dit vonnis tot de conclusie gekomen dat geld uit de bedrijfsvoering van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen middellijk van misdrijf afkomstig is. Dat geldt dus ook voor het bedrag van in totaal € 106.000,-- dat voor zover dat door één van die vennootschappen aan [verdachte 34] ter beschikking is gesteld.
De overboeking aan en ontvangst door [verdachte 34] van dit bedrag past in de voor de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen gebruikelijke gang van zaken om geld over te hevelen naar de vennootschap waar het nodig was en heeft daarmee naar het oordeel van de rechtbank plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon. Die gedraging kan daarom in redelijkheid aan [verdachte 34] worden toegerekend en [verdachte 4] heeft daaraan leidinggegeven.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 2] tezamen met anderen de appartementen aan de [locatie 44] te Benalmádena, Malaga, Spanje heeft witgewassen door verhullingshandelingen te plegen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 8] tezamen met anderen het appartement aan de [locatie 45] te Benalmádena, Malaga, Spanje heeft witgewassen door verhullingshandelingen te plegen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 34] tezamen met anderen het appartement aan de [locatie 27] te Benalmádena, Malaga, Spanje heeft witgewassen door verhullingshandelingen te plegen en een geldbedrag van € 106.000,-- heeft witgewassen door dat bedrag te verwerven, voorhanden te hebben, over te dragen, om te zetten en/of ervan gebruik te maken.
Verder acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 4] in persoon en als feitelijke leidinggever van [verdachte 34] samen met anderen het appartement aan de [locatie 27] te Benalmádena, Malaga, Spanje heeft witgewassen door verhullingshandelingen te plegen.
Tot slot acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 4] als feitelijke leidinggever van [verdachte 34] in vereniging datzelfde geldbedrag van € 106.000,-- heeft witgewassen door dat bedrag te verwerven, voorhanden te hebben, over te dragen, om te zetten en/of ervan gebruik te maken.
Op de tenlastelegging van [verdachte 1] staat bij rechtspersonen waaraan hij leiding zou hebben gegeven niet [verdachte 34] genoemd, en overigens ook niet [verdachte 30] Holding. Derhalve kan niet bewezen worden verklaard dat hij feitelijke leiding heeft gegeven aan handelen door één van beide vennootschappen en volgt voor hem vrijspraak voor dit onderdeel van de tenlastelegging.
5.5.3.10 Gewoonte
Gelet op de duur en intensiteit verklaart de rechtbank bewezen dat van witwassen een gewoonte is gemaakt.
5.5.4
B.4 Criminele organisatie witwassen en valsheid in geschrifte (feit 5)
[verdachte 1] , [verdachte 4] , [verdachte 2] , [verdachte 6] , [verdachte 10] , [verdachte 11] , [verdachte 5] , [verdachte 12] , [verdachte 9] , [verdachte 14] , [verdachte 27] , [verdachte 28] , [verdachte 29] , [verdachte 31] , [verdachte 30] & [verdachte 32] en [verdachte 30] worden ervan verdacht te hebben deelgenomen aan een organisatie die het oogmerk heeft het plegen van witwassen en valsheid in geschrifte.
Juridisch kader
Van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr is sprake als het gaat om een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen de verdachte en ten minste één andere persoon. Het kan daarbij gaan om natuurlijke personen en/of rechtspersonen.
Van deelneming aan een dergelijke organisatie kan slechts dan sprake zijn als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in gedragingen dan wel gedragingen ondersteunt die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in die artikelen bedoelde oogmerk. Het is niet vereist dat vast komt te staan dat de betrokkene heeft samengewerkt of bekend is met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. De deelneming moet voor de betrokkene op zichzelf worden beoordeeld. Het is dus bijvoorbeeld niet van belang of andere personen meer hebben gedaan of een belangrijker rol vervulden dan de betrokkene. Daarnaast is niet van belang of de betrokkene is vrijgesproken van betrokkenheid bij een misdrijf dat in het verband van de organisatie is begaan.
Voor deelneming in de zin van artikel 140 Sr is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. De betrokkene hoeft geen wetenschap te hebben van concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd.
Het gaat bij het misdrijf van artikel 140 Sr niet om het daadwerkelijk gepleegd zijn van misdrijven, maar om het oogmerk tot het plegen van misdrijven. Voor dat oogmerk kan ook het naaste doel van de organisatie volstaan. Het is niet vereist dat het plegen van misdrijven de voornaamste bestaansgrond van de organisatie is.
Het oogmerk hoeft niet nader te zijn omschreven in de tenlastelegging, maar moet wel uit de bewijsvoering blijken. Daarbij kan onder meer betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie al zijn gepleegd, aan het meer duurzaam of gestructureerde karakter van de samenwerking – zoals dat kan blijken uit de onderlinge verdeling van werkzaamheden of onderlinge afstemming van activiteiten van deelnemers binnen de organisatie met het oog op het bereiken van het gemeenschappelijke doel van de organisatie – en, meer algemeen, aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
De rechtbank beoordeelt aan de hand van dit juridisch kader of de ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen.
Organisatie
Zoals eerder in dit vonnis is overwogen was sprake van witwassen van uiteenlopende aard, namelijk het witwassen van (contante) geldbedragen, onroerende zaken, voertuigen, vaartuigen, horloges en activa van zonnebankstudio’s. Voor het witwassen werd gebruik gemaakt van vennootschappen die specifiek daarvoor waren opgericht. Zoals eerder vastgesteld waren [verdachte 1] en [verdachte 4] de feitelijke leidingevers van deze vennootschappen. Reeds hieruit kan worden afgeleid dat sprake was van een samenwerkingsverband tussen [verdachte 4] , [verdachte 1] en de rechtspersonen [verdachte 27] , [verdachte 28] , [verdachte 29] , [verdachte 31] en [verdachte 30] & [verdachte 32] en [verdachte 30] . Dat die samenwerking duurzaam en bestendig was, blijkt onder meer uit de lange duur en de steeds intensievere vorm van die samenwerking. Ook was sprake van een zekere structuur. Dit leidt de rechtbank mede af uit de gelaagde opbouw van de verschillende vennootschappen die allemaal met elkaar waren verbonden. Met kapitaal van de ene vennootschap werd de andere vennootschap opgericht. Deze structuur is planmatig binnen de organisatie tot stand gekomen. Dit alles leidt tot de conclusie dat sprake was van een organisatie als bedoeld in artikel 140 Sr.
Oogmerk van de organisatie
Uit de bewezenverklaarde witwasfeiten blijkt dat de organisatie het oogmerk had tot het plegen van misdrijven met betrekking tot witwassen en dat het witwassen van geldbedragen en andere voorwerpen een gemeenschappelijk doel was. Ter verwezenlijking van dit gemeenschappelijke doel heeft [verdachte 4] de verschillende [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen opgericht, waarbij sommige vennootschappen gericht waren op een specifieke tak van het witwassen van - kort gezegd - crimineel vermogen. De rechtbank gaat hier nader op in bij het bespreken van de rol van iedere verdachte binnen de organisatie.
De rechtbank ziet in het dossier geen aanwijzingen dat de criminele organisatie het oogmerk had tot het plegen van valsheid in geschrifte. De bewezenverklaarde valsheden in geschrifte waren instrumenteel aan het witwassen en geen doel op zich. Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat dit onderdeel niet kan worden bewezen. Zij zal de verdachten van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Deelneming aan de organisatie
De rechtbank is van oordeel dat van de criminele organisatie in elk geval deel hebben uitgemaakt: [verdachte 1] , [verdachte 4] , [verdachte 14] , [verdachte 27] , [verdachte 28] , [verdachte 29] , [verdachte 31] , [verdachte 30] & [verdachte 32] en [verdachte 30] . Zij hebben op hoofdlijnen op de hierna te noemen wijze deelgenomen aan de organisatie.
Ten aanzien van [verdachte 6] , [verdachte 2] , [verdachte 10] , [verdachte 11] , [verdachte 5] , [verdachte 12] en [verdachte 9] is de rechtbank van oordeel dat zij met hun handelen onvoldoende aandeel hebben gehad in en evenmin voldoende ondersteunende gedragingen hebben verricht die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Dit betekent dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat zij hebben deelgenomen aan de organisatie met het oogmerk witwassen. Zij worden van dit feit vrijgesproken.
[verdachte 4]
heeft vanaf 2016 diverse vennootschappen opgericht. In iedere vennootschap was een eigen bedrijfsactiviteit ondergebracht zoals het handelen en beheer van onroerend goed, de handel in (exclusieve) horloges, handel in voertuigen, lease van personenauto’s en exploitatie van zonnebankstudio’s. [verdachte 4] was (indirect) bestuurder van alle vennootschappen. Bewezen is verklaard dat hij samen met [verdachte 1] niet alleen in persoon maar ook als feitelijke leidinggever van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen jarenlang heeft witgewassen.
Meteen al bij de oprichting van de eerste drie [verdachte 29] -vennootschappen heeft [verdachte 4] een contant bedrag van € 15.000,- witgewassen. Direct daarna heeft hij witgewassen bij de overname van de bedrijfsvoorraad van [bedrijf 2] door [verdachte 27] . Die overname was slechts een constructie om voertuigen van [verdachte 1] over te hevelen van [bedrijf 2] naar [verdachte 27] . Dit was het startpunt van het witwasvehikel dat de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen uiteindelijk hebben gevormd. [verdachte 4] heeft via [verdachte 29] samen met [verdachte 1] diverse onroerende zaken in Nederland verworven. Een deel van het Nederlandse vastgoed behoorde [verdachte 1] toe. [verdachte 4] heeft uiteindelijk via [verdachte 34] ook nog een appartement voor [verdachte 2] gekocht in Spanje. [verdachte 4] zorgde er via [verdachte 29] en [verdachte 31] ook voor dat [verdachte 1] geld kon investeren in zonnebankstudio’s en dat later de activa van die studio’s werden veiliggesteld.
[verdachte 4] was dag en nacht bezig met de dagelijkse gang van zaken binnen de [betrokkene 27] -vennootschappen. Hij beheerde de bankrekeningen, verzorgde de administratie, regelde in- en verkopen en was verantwoordelijk voor ondertekening van documenten zoals overeenkomsten, facturen en aktes. Hij betaalde het personeel en was constant bereikbaar en aanwezig in het bedrijfspand van [verdachte 27] . Hij heeft in al die jaren geen deugdelijke administratie van die vennootschappen bijgehouden en heeft bovendien valsheid in geschrift gepleegd. Mede daardoor konden geldbedragen en andere voorwerpen van [verdachte 1] via de vennootschappen worden verhuld. [verdachte 4] wist dat en heeft hierin gefaciliteerd. Hij was integraal betrokken bij het witwassen van crimineel vermogen.
[verdachte 4] had dus een leidende rol in de organisatie.
[verdachte 1]
[verdachte 4] heeft de [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen opgericht die als witwasvehikel hebben gediend voor crimineel vermogen van [verdachte 1] . Bij het witwassen heeft [verdachte 4] vanaf het begin tot het einde intensief samengewerkt met [verdachte 1] . Zij waren samen jarenlang feitelijke leidinggevers van de [betrokkene 27] / [verdachte 30] vennootschappen. [verdachte 1] bracht voertuigen en horloges in, bemoeide zich met de dagelijkse gang van zaken binnen de vennootschappen en maakte ongelimiteerd gebruik van voertuigen die op naam stonden van [verdachte 27] , [verdachte 30] of andere [betrokkene 27] / [verdachte 30] -vennootschappen. Onroerende zaken van [verdachte 1] werden op naam van [verdachte 29] gezet. Zijn investering in de zonnebankstudio’s werd veilig gesteld door de activa van die zonnebankstudio’s te laten kopen door [verdachte 30] Participations.
Voor [verdachte 1] bestond er “geen verschil” tussen de verschillende [verdachte 29] -vennootschappen. Hij zag het conglomeraat als één geheel waar hij vrijelijk gebruik van kon maken. Dit blijkt ook uit het feit dat [verdachte 4] en [verdachte 1] “aan het einde van de rit” met elkaar zouden afrekenen.
[verdachte 1] had daarmee een leidende rol in de organisatie.
[verdachte 27]
was opgericht met een startkapitaal dat van misdrijf afkomstig was. De bedrijfsactiviteit van [verdachte 27] was de handel in voertuigen. Vlak na de oprichting heeft [verdachte 27] de handelsvoorraad van in totaal 57 voertuigen overgenomen van [bedrijf 2] . Die overname was slechts een constructie om voertuigen van [verdachte 1] over te hevelen van [bedrijf 2] naar [verdachte 27] . Hierdoor beschikte [verdachte 27] over een van misdrijf afkomstige handelsvoorraad, waarmee zij nadien verder heeft gehandeld. De handel van [verdachte 27] breidde zich jaar na jaar uit met steeds meer en luxere voertuigen waar onder andere [verdachte 1] en zijn relaties gebruik van konden maken. Voertuigen op naam van [verdachte 27] werden ook gebruikt als ruilmiddel bij de handel in onroerende goederen.
[verdachte 27] had daarmee een belangrijke en faciliterende rol in de organisatie.
[verdachte 28]
was opgericht met een startkapitaal dat van misdrijf afkomstig was. De bedrijfsactiviteit van [verdachte 28] was de handel in exclusieve horloges. [verdachte 4] handelde al in horloges, maar ging met zijn bedrijf in 2014 failliet. Hij heeft de horlogehandel in samenwerking met [verdachte 1] nieuw leven in kunnen blazen met [verdachte 28] . De horlogehandel in [verdachte 28] groeide in de jaren na de oprichting explosief. [verdachte 4] en [verdachte 1] hadden veelvuldig contact met elkaar over deze handel. Bovendien werd de opbrengst van de horlogehandel gebruikt voor de aanschaf van voertuigen door [verdachte 27] en bij vastgoedtransacties door [verdachte 29] .
[verdachte 28] had dus een faciliterende rol in de organisatie.
[verdachte 29]
heeft eerst een stuk grasland in Bosschenhoofd, een bedrijfshal in Lijnden en een berging/stalling in Randwijk gekocht, terwijl [verdachte 1] de werkelijke eigenaar was. Zij is daarmee vrijwel direct na haar oprichting begonnen met het verhullen van eigendom van [verdachte 1] en daarmee met witwassen. Vervolgens heeft [verdachte 29] een woonwagen in Den Bosch, een appartement in Vlaardingen en een perceel bosgrond in Dongen gekocht. Ook van deze drie onroerende zaken was [verdachte 1] de werkelijke eigenaar.
[verdachte 29] heeft verder tien loodsen in Roosendaal gekocht. Bij de financiering daarvan heeft zij valsheid in geschrift gepleegd. [verdachte 29] heeft een woning en bedrijfshal met kantoor te Rhenen gekocht, die [verdachte 1] wilde hebben voor zijn kleinzoon kleine [betrokkene 52] , en voorts een oude champignonkwekerij te Alphen. Zij heeft die panden aanbetaald met geld en voertuigen die op papier afkomstig waren van [betrokkene 27] / [verdachte 30] vennootschappen. [verdachte 29] maakte daarmee gebruik van baten die waren verkregen door middel van witwashandelingen op het gebied van handel in voertuigen en horloges of fungeerde als dekmantel voor inbreng van geld en/of andere voorwerpen van [verdachte 1] .
[verdachte 29] had daarmee een faciliterende rol in de organisatie.
[verdachte 31]
had als bedrijfsactiviteit het aanbieden van auto's op basis van participatie en/of gezamenlijk bezit. In afwijking van die bedrijfsactiviteit heeft [verdachte 30] Participations een zestal zonnebankstudio’s van het bedrijf van [verdachte 16] en [verdachte 20] overgenomen. De koopovereenkomst heeft zij achteraf opgemaakt. Deze zonnebankstudio’s waren aangeschaft door [verdachte 20] en [verdachte 16] met contant geld van [verdachte 1] . Voor een deel van dat bedrag heeft [verdachte 30] Participations een valse geldleenovereenkomst opgesteld.
Verder heeft [verdachte 31] in 2020 elf voertuigen van [verdachte 30] overgenomen. Uit het dossier is gebleken dat deze voertuigen uitsluitend werden overgenomen wegens het opzeggen van de verzekering van die voertuigen. [verdachte 31] heeft het aankoopbedrag nooit betaald.
[verdachte 31] had daarmee een faciliterende rol in de organisatie.
[verdachte 30] & [verdachte 32]
[verdachte 30] & [verdachte 32] is opgericht voor de handel en verhuur van voertuigen. Zij handelde in Duitsland en voornamelijk in luxe voertuigen zoals een Benltey Mulsanne en Mercedes-Benz Maybach. Deze voertuigen behoorden feitelijk toe aan [verdachte 1] . De verhuur van de voertuigen die op naam stonden van deze vennootschap, geschiedde voornamelijk op mondelinge huurovereenkomsten of leasecontracten. Hiermee konden [verdachte 1] en zijn relaties gebruik maken van de voertuigen, zonder daarvoor te hoeven betalen en werd de eigendom van de voertuigen verhuld. Daarnaast werden contante geldbedragen gestort op de bankrekening van [verdachte 32] zonder aan te wijzen bron.
[verdachte 30] & [verdachte 32] had een faciliterende rol in de organisatie.
[verdachte 30]
kocht in 2017 vijftien voertuigen van [verdachte 27] en liet daarbij van de koopprijs van € 418.000,-- een gedeelte van € 363.600,-- onbetaald. [verdachte 30] verkocht in 2020 elf voertuigen aan [verdachte 31] . [verdachte 31] liet daarbij de koopprijs van € 317.760,-- onbetaald.
Niet alleen [verdachte 1] , maar ook [verdachte 6] , [verdachte 13] , [verdachte 10] en [betrokkene 47] ( [verdachte 14] ) hadden meerdere jaren een rekening bij [verdachte 30] open staan in verband met de huur van voertuigen. [verdachte 30] betaalde [verdachte 1] salaris. Daar stond geen regulier dienstverband tegenover.
[verdachte 30] had daarmee een faciliterende rol in de organisatie.
[verdachte 14]
heeft gedurende een periode van vier jaar voor een bedrag van € 478.500,-- aan rekeningen van [verdachte 1] betaald. Hij ontving dit bedrag contant. Daarnaast ontving hij een bedrag van € 79.500,-- en een bedrag van € 45.000,-- contant als betaling voor werkzaamheden voor [verdachte 1] door zijn aannemersbedrijf. [verdachte 14] heeft hiermee crimineel geld van [verdachte 1] in het normale handelsverkeer gebracht.
[verdachte 14] werkte daarnaast samen met [verdachte 1] en [verdachte 4] om te regelen dat de woonwagen in Den Bosch, het appartement in Vlaardingen en het perceel bosgrond te Dongen aan [verdachte 29] kon worden overgedragen. Die onroerende zaken waren eigendom van [verdachte 1] . [verdachte 14] heeft voor [verdachte 1] contant geld aan de schuldeiser betaald. Hij werkte eraan mee dat een nog openstaande rekening van [verdachte 1] van € 58.000,-- werd overgenomen door [verdachte 29] . Dit alles om deze onroerende zaken veilig te stellen voor [verdachte 1] .
[verdachte 14] had daarmee een uitvoerende rol in de organisatie.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande, in onderling verband en samenhang bezien verklaart de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat sprake was van een criminele organisatie met het oogmerk witwassen, waaraan hebben deelgenomen: [verdachte 1] , [verdachte 4] , [verdachte 14] , [verdachte 27] , [verdachte 28] , [verdachte 29] , [verdachte 30] Participations en [verdachte 30] & [verdachte 32] en [verdachte 30] . Voorts verklaart de rechtbank wettig en overtuigend bewezen de voor hen strafverzwarende omstandigheid dat dat [verdachte 1] en [verdachte 4] leiders waren binnen de witwasorganisatie.
5.5.5
Verdovende middelen (feiten 6 en 7)
5.5.5.1 Juridische kaders voorbereidingshandelingen en medeplegen
De volgende begrippen komen hierna in dit vonnis veelvuldig voor. Daarom zet de rechtbank reeds hier de juridische kaders daarvan uiteen.
Voorbereidingshandelingen
Er is sprake van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet indien de verdachte opzettelijk (1) een ander tracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daar daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid middelen of lichtingen te verschaffen (2), zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van dat feit tracht te verschaffen, en/of (3) voorwerpen, vervoersmiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstig moet vermoeden dat deze bestemd zijn tot het plegen van dat feit. Er moet worden beoordeeld of deze handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm ten tijde van het handelen dienstig kunnen zijn voor het misdadige doel dat de verdachte met deze handelingen voor ogen had. Een voornemen en/of vraag uitzetten kan al een dergelijke strafbare handeling opleveren indien deze handeling concreet op het doel is gericht.
Medeplegen
Om te kunnen spreken van medeplegen moet er sprake zijn van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met (een) ander(en) bij het plegen van een strafbaar feit en moet de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht aan het feit hebben geleverd. De bijdrage van de medepleger kan worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit, maar ook voor of na het plegen van het strafbare feit. Om tot een bewezenverklaring van medeplegen te komen is niet vereist dat de verdachte lijfelijk aanwezig is geweest bij het plegen van het feit. Ook hoeft niet elke medepleger exact op de hoogte te zijn van de bijdrage(n) van de andere medepleger(s). De vraag of er sprake is van medeplegen ziet op de mate waarin door de verdachten is samengewerkt en minder op de vraag wie welke feitelijke handeling heeft verricht. Bij de beoordeling van de vraag of er sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking komt waarde toe aan de volgende factoren: de intensiteit van de samenwerking, eventuele taakverdeling, de rol in de voorbereiding, gezamenlijke uitvoering en afhandeling van het delict en het belang van die rol, het zich niet terugtrekken op daarvoor geëigende tijdstippen en de aanwezigheid op de beslissende momenten.
5.5.5.2 Duiding van chatberichten
Door de verdediging is betoogd dat op basis van het procesdossier geen eenduidige betekenis kan worden gegeven aan veelvoorkomende termen, afkortingen en benamingen uit de chatgesprekken. De inhoud van de chatgesprekken is daarmee te onduidelijk om de conclusie te dragen dat de gesprekken gingen over (het voorbereiden van) de handel in en/of productie van verdovende middelen.
De rechtbank stelt vast dat in de chatgesprekken regelmatig afkortingen of versluierd taalgebruik worden gebruikt. Het betreffen afkortingen die kunnen duiden op verdovende middelen, kwaliteitsaanduidingen voor verdovende middelen, de productie van synthetische verdovende middelen, maar ook termen die personen aanduiden.
De politie heeft op basis van openbaar toegankelijke bronnen, feiten van algemene bekendheid en onderzoek naar prijzen van verdovende middelen en (pre)precursoren duiding gegeven aan verschillende termen en begrippen die in de chatgesprekken zijn gebruikt. De rechtbank verenigt zich met die uitleg van de politie. Zo is deze duiding in lijn met hetgeen de rechtbank ambtshalve bekend is geworden uit andere Opiumwetzaken. Daarbij komt dat deze duiding doorgaans past bij de context van de gevoerde gesprekken en de samenhang tussen chatberichten en afbeeldingen die bij sommige chatberichten zijn verstuurd. [verdachte 1] en [verdachte 3] hebben ter terechtzitting een deel van deze duiding ook bevestigd, te weten dat ‘tp’ staat voor transport, ‘pap’ voor geld, ‘bruin’ voor heroïne en ‘m’ voor MDMA. [verdachte 1] heeft voorts verklaard dat met “streep” een douaneambtenaar of havenmedewerker wordt bedoeld. Uit de context van sommige chatgesprekken kan voorts worden afgeleid dat met “strepen” ook - zoals de politie ook concludeert - de kwaliteit van de verdovende middelen wordt aangeduid.
Aanwijzingen dat in de chatberichten over andere zaken werd gesproken dan de handel in of het bereiden van (synthetische/hard) drugs ontbreken vrijwel volledig in het dossier. Bovendien hebben de verschillende verdachten zich over de inhoud van de chatberichten veelal beroepen op hun zwijgrecht, hetgeen voor de rechtbank geen aanleiding geeft om een andere betekenis toe te kennen aan die inhoud dan de meest voor hand liggende. Dat neemt niet weg dat de rechtbank per hierna te bespreken zaaksdossier steeds zal beoordelen of die meest voor de hand liggende betekenis op basis van de (context van de) chatberichten ook echt kan worden aangenomen.
5.5.5.3 Zaaksdossiers
5.5.5.3.1 B1.8 [locatie 43] Randwijk
Op 16 september 2020 heeft een doorzoeking plaatsgevonden in een loods op het perceel [locatie 43] te Randwijk. In de loods werden diverse goederen en chemicaliën aangetroffen die volgens de politie zouden duiden op de restanten van een lab voor de fabricering van synthetische drugs. Zo werden waterstofgasflessen, jerrycans, een ketel, centrifuges, vriezers, maatbekers en vaten aangetroffen met daarin – onder andere – aceton, zoutzuur, ethanol, caustic soda en tolueen. Daarnaast werd in totaal 100 liter vloeistof bevattende MDMA en 415 liter vloeistof bevattende methamfetamine aangetroffen.
Aan [verdachte 1] en [verdachte 4] (subsidiair als opdrachtgever dan wel feitelijke leidinggever van [verdachte 29] ) is ten laste gelegd dat zij de MDMA en methamfetamine voorhanden hebben gehad. [verdachte 4] en [verdachte 1] hebben ontkend iets te hebben geweten van deze spullen in de loods.
De rechtbank stelt vast dat dat de loods vanaf 14 februari 2018 eigendom was van [verdachte 29] . In de administratie van [verdachte 29] zijn geen huurinkomsten met betrekking tot het perceel aangetroffen. De loods was dus in haar bezit en werd blijkbaar niet verhuurd. Verder is uit telecomgegevens gebleken dat [verdachte 4] zich op 7 oktober 2019 en 25 mei 2020 in Randwijk heeft bevonden, nu zijn mobiele telefoon op voornoemde data een zendmast op de Bredeweg 10 te Randwijk heeft aangestraald. Ook is gebleken dat er een voertuig is aangetroffen bij de loods die op naam heeft gestaan van [verdachte 27] B.V. en heeft [verdachte 4] in een gesprek op 25 mei 2020 gezegd dat een auto van een klant op het afgesloten terrein van de loods aan de [locatie 43] stond.
Voor de beoordeling van de vraag of een verdachte een voorwerp opzettelijk voorhanden heeft gehad, is van belang of de verdachte zich in meer of mindere mate bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van de goederen en daar een zekere beschikkingsmacht over kon uitoefenen (vgl. ECLI:NL:HR:2020:504).
Alhoewel is vastgesteld dat [verdachte 4] in Randwijk aanwezig is geweest, de loods op naam stond van een bedrijf waar hij directeur van was en hij er een auto heeft gestald, valt uit het dossier verder onvoldoende op te maken dat [verdachte 4] zich in meer of mindere mate bewust moet zijn geweest van de inhoud van de loods. Immers, onduidelijk is wanneer de goederen in de loods zijn gekomen en uit niets blijkt dat [verdachte 4] daar vaker is geweest dan twee keer in acht maanden tijd.
Ten aanzien van [verdachte 1] kan wel worden vastgesteld dat hij betrokken was bij de aanschaf van de loods door [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen begin 2018, maar kan niet worden vastgesteld dat hij (nadien) ook maar één keer in de loods aan de [locatie 43] is geweest. Dat hij zich in meer of mindere mate bewust moet zijn geweest van de inhoud van de loods blijkt dan ook nergens uit.
Dit betekent dat het (opzettelijk) aanwezig hebben van die verdovende middelen niet wettig en overtuigend bewezenverklaard kan worden. [verdachte 1] wordt dan ook vrijgesproken van het onder 1, sub g ten laste gelegde feit en [verdachte 4] van het onder 7 primair ten laste gelegde feit.
Aan [verdachte 4] is onder feit 7 subsidiair nog ten laste gelegd dat hij als opdrachtgever dan wel feitelijke leidinggever van [verdachte 29] zich schuldig heeft gemaakt aan het (opzettelijk) aanwezig hebben van de verdovende middelen. Hiervoor dient eerst te worden vastgesteld dat de rechtspersoon een strafbaar feit heeft begaan en daarna of [verdachte 4] voor die gedraging strafrechtelijk aansprakelijk is. De rechtbank is van oordeel dat de aanwezigheid van voornoemde verdovende middelen niet aan [verdachte 29] kan worden toegerekend. De aanwezigheid van verdovende middelen heeft niet plaatsgevonden in de sfeer van de rechtspersoon, past niet in de normale bedrijfsvoering van de rechtspersoon en is de rechtspersoon ook niet dienstig geweest. [verdachte 29] heeft geen strafbaar feit gepleegd, zodat [verdachte 4] ook wordt vrijgesproken van het onder 7 subsidiair ten laste gelegde feit.
5.5.5.3.2 B1 4.6.22 Deelonderzoek Chapada
Inleiding
In zaaksdossier Chapada zijn naar aanleiding van observaties en afgeluisterde telefoongesprekken diverse locaties in beeld gekomen die zouden dienen als opslaglocaties voor (pre-)precursoren voor de productie van verdovende middelen. Dit betroffen twee garageboxen aan de [locatie 54] te Den Hoorn, een loods op het adres Rietlanden 5a te Beverwijk en een loods aan de [locatie 55] te Bergschenkhoek.
Tenlastelegging
Aan [verdachte 19] is ten laste gelegd het aanwezig hebben van verdovende middelen (lijst I en II) en het (mede)plegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet met betrekking tot de productie van synthetische verdovende middelen. Aan [verdachte 11] is ten laste gelegd het opzettelijk aanwezig hebben van hennepolie. Aan [verdachte 6] en [verdachte 4] is ten laste gelegd het (mede) plegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet met betrekking tot de productie van synthetische verdovende middelen.
[locatie 54] Den Hoorn
Uit een observatie van 9 augustus 2019 bleek dat [verdachte 19] aanwezig was bij twee garageboxen aan de [locatie 54] te Den Hoorn. Hij was op dat moment alleen en betrad de garageboxen. Na zijn aanhouding op 12 september 2019 werden in zijn voertuig sleutels aangetroffen die bleken te passen bij de garageboxen van nummers 1 en 4 van de [locatie 54] te Den Hoorn.
Uit een observatie van 26 augustus 2019 bleek dat [verdachte 19] in totaal 29 dozen in de garageboxen aan de [locatie 54] in Den Hoorn plaatste. In deze garageboxen werden vervolgens tijdens de doorzoekingen op 13 september 2019 en 17 september 2019 - onder andere - vijf liter fenylacetronotril, 2820 kilogram BMK-glycidezuur en 822,5 gram marihuana aangetroffen.
[locatie 55] Bergschenhoek
Uit een observatie van 11 september 2019 bleek dat [verdachte 19] aan de [locatie 55] in Bergschenhoek diverse dozen verplaatste vanuit een loods naar een voertuig. In deze loods werd vervolgens tijdens de doorzoeking op 12 september 2019 – onder andere – diverse flesjes en slangetjes, mallen voor de productie van zetpillen en zes liter hennepolie aangetroffen. De loods werd gehuurd door Videmic, een bedrijf op naam van [verdachte 11] .
Rietlanden 5a Beverwijk
Uit een observatie van 12 september 2019 bleek dat [verdachte 19] met Guus Hoencamp aanwezig was bij een loods op het adres Rietlanden 5a te Beverwijk. [verdachte 19] verplaatste een doos vanuit de loods in de kofferruimte van een voertuig.
In deze loods werd vervolgens tijdens de doorzoeking op 12 september 2019 in diverse dozen in totaal 1625 kilogram magnesiumsulfaat en 25 kilogram calciumcarbonaat aangetroffen. De dozen waren vastgebonden met tie-wraps en werden bemonsterd op DNA. Uit het DNA-onderzoek van het NFI bleek dat – kort gezegd – het DNA van [verdachte 19] aanwezig was op de tie-wraps. Verder bleek uit de getuigenverklaring van [betrokkene 98] dat hij op 4 september 2019 telefonisch contact heeft gehad met [verdachte 19] voor de aanschaf van 1500 kilogram bitterzout, ook wel bekend als magnesiumsulfaat. Deze partij magnesiumsulfaat was op 7 september 2019 bij [betrokkene 98] opgehaald.
[verdachte 11]
huurde via zijn bedrijf Videmic de loods aan de [locatie 55] in Bergschenhoek. Op 19 september 2019 voerde [verdachte 6] met een onbekend gebleven persoon een gesprek in de ‘mancave’ van [betrokkene 27] . In dit OVC-gesprek sprak [verdachte 6] over de aanhouding van ‘ [verdachte 19] ’ met betrekking tot het in opdracht van de eigenaar opruimen van een loods. De huurder van deze loods verbleef in het buitenland en was niet van plan zich te melden. In deze loods stond “een chemisch of laborantengebeuren, voor zetpillen te maken” en “allemaal flesjes om te vullen met THC-olie”.
De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van het OVC-gesprek op diverse punten overeen komt met wat in de loods aan de [locatie 55] in Bergschenhoek is aangetroffen. De huurder van deze loods, [verdachte 11] , verbleef in het buitenland. Daarmee stelt de rechtbank vast dat [verdachte 6] het had over [verdachte 11] . Gelet op het gegeven dat [verdachte 19] een dag na zijn bezoek aan deze loods aangehouden werd en het DNA van [verdachte 19] in deze loods is aangetroffen, stelt de rechtbank tevens vast dat [verdachte 6] met ‘ [verdachte 19] ’ doelt op [verdachte 19] . Er zijn ook geen aanwijzingen in het dossier dat een andere ‘ [verdachte 19] ’ in de loods aanwezig is geweest.
Gelet op het voornoemde gaat de rechtbank ervanuit dat [verdachte 19] de loods te Bergschenhoek aan het opruimen was voor [verdachte 11] . De meest voor de hand liggende conclusie is dan ook dat [verdachte 11] en [verdachte 19] zich in meer of mindere mate bewust moeten zijn geweest van de in de loods aangetroffen goederen, waaronder zes liter hennepolie en dit opzettelijk voorhanden hebben gehad. [verdachte 11] en [verdachte 19] hebben hier geen enkele verklaring tegenover gesteld.
De raadsman van [verdachte 11] heeft betoogd dat op basis van het dossier niet is vast te stellen of sprake is geweest van strafbare hennepolie, nu geen informatie beschikbaar is over de concentratie THC in de aangetroffen hennepolie.
De rechtbank overweegt als volgt. Vaststelling van de concentratie THC in hennepolie is geen vereiste volgens de Opiumwet. ‘Hennepolie’ is immers in de Opiumwet gedefinieerd als ‘een concentraat van planten van het geslacht Cannabis (hennep), verkregen door extractie van hennep en hasjiesj, al dan niet vermengd met olie’. De aangetroffen stof is blijkens het onderzoek van het NFI hennepolie en daarmee een middel als bedoeld op lijst I van de Opiumwet.
Gelet op het voornoemde is de rechtbank van oordeel dat sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van zes liter hennepolie.
[verdachte 19]
Met betrekking tot de aangetroffen BMK-glycidezuur, fenylacetronotril en marihuana overweegt de rechtbank als volgt. Voornoemde middelen zijn aangetroffen in de garageboxen van de [locatie 54] in Den Hoorn. [verdachte 19] huurde deze garageboxen, was in het bezit van de sleutels van deze garageboxen en heeft zich blijkens de observatie de toegang verschaft tot de garageboxen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [verdachte 19] zich in meer of mindere mate bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van de in de garagebox aangetroffen middelen. Hij heeft ook geen enkele verklaring afgelegd waaruit zou kunnen volgen dat dit niet zo is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het opzettelijk voorhanden hebben van deze middelen.
Ten aanzien van de aangetroffen gedroogde marihuana stelt de rechtbank vast dat dit valt onder het begrip hennep van de Opiumwet. Dat de marihuana vervuild was, maakt dit niet anders. Anders dan de raadsman heeft betoogd, is daarmee alsnog sprake van 822,5 gram van een stof bevattende hennep.
Verder heeft de raadsman betoogd dat de marihuana werd aangetroffen bij een doorzoeking op 17 september 2019 en dat aldus niet bewezen kan worden dat [verdachte 19] deze marihuana, zoals ten laste gelegd, op 13 september 2019 voorhanden heeft gehad. De rechtbank stelt vast dat [verdachte 19] op 12 september 2019 voor het laatst aanwezig is geweest in de garagebox en op die dag werd aangehouden. Na zijn aanhouding hebben op 13 en 17 september 2019 diverse doorzoekingen plaatsgevonden. Er is geen enkele aanwijzing dat de marihuana in de tussenliggende periode in de loods is geplaatst. De rechtbank verwerpt daarom het verweer van de raadsman.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het omstreeks 13 september 2019 opzettelijk voorhanden hebben van 822,5 gram van een stof bevattende hennep.
Wat betreft de aangetroffen magnesiumsulfaat en calciumcarbonaat overweegt de rechtbank als volgt. Voornoemde chemicaliën zijn aangetroffen in een loods aan de Rietlanden 5a Beverwijk. [verdachte 19] heeft zich - blijkens observaties - op de dag van de doorzoeking de toegang tot deze loods verschaft. Bovendien is het DNA van [verdachte 19] aangetroffen op de dozen waarin deze middelen werden aangetroffen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [verdachte 19] zich in meer of mindere mate bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van de in de loods aangetroffen middelen. Hij heeft ook geen enkele verklaring afgelegd waaruit zou kunnen volgen dat dit niet zo is. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor het opzettelijk voorhanden hebben van deze middelen.
Daarnaast heeft [verdachte 19] samen met [verdachte 11] zes liter hennepolie voorhanden gehad in de loods aan de [locatie 55] in Bergschenhoek. De rechtbank verwijs hiervoor naar hetgeen hierover bij [verdachte 11] is overwogen.
Op basis van het voornoemde stelt de rechtbank vast dat [verdachte 19] - naast hennepolie en marihuana - magnesiumsulfaat, calciumcarbonaat, BMK-glycidezuur en fenylacetronotril opzettelijk voorhanden heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat voornoemde chemicaliën dienden als (pre)precursor voor de productie van synthetische verdovende middelen zoals amfetamine. De rechtbank acht hiervoor de (combinatie van) aanzienlijke aangetroffen hoeveelheden van voornoemde chemicaliën relevant. Daarnaast werden in de garageboxen aan de Rijksstraatweg in Den Hoorn elf farmaceutische boeken en één catalogus met laboratoriumbenodigdheden aangetroffen. Bovendien bestaat voor BMK-glycidezuur geen significant legaal gebruik. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van wettig en overtuigend bewijs voor voorbereidingshandelingen voor de productie van synthetische verdovende middelen.
[verdachte 6]
De rechtbank stelt vast dat [verdachte 6] blijkens het dossier betrokkenheid heeft bij de handel in (partij)goederen via het bedrijf ‘Outlet Beverwijk’. Blijkens de Facebookpagina van dit bedrijf werden (partij)goederen aangeboden vanuit een loods op het adres Rietlanden 5 te Beverwijk. Het procesdossier bevat niet meer dan dat [verdachte 6] voor het laatst op 13 maart 2019 (partij)goederen via Facebook heeft aangeboden. De rechtbank is van oordeel dat het dossier daarmee onvoldoende aanknopingspunten biedt voor voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet met betrekking tot de productie van synthetische verdovende middelen. Dit betekent dat [verdachte 6] ten aanzien van dit onderdeel van het onder feit 2 ten laste gelegde feit partieel wordt vrijgesproken.
[verdachte 4]
De rechtbank stelt vast dat voor [verdachte 4] op basis van het zaaksdossier Chapada geen enkele betrokkenheid volgt ten aanzien van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet met betrekking tot de productie van synthetische verdovende middelen. Dit betekent dat [verdachte 4] ten aanzien van dit onderdeel van het onder 6 ten laste gelegde feit partieel wordt vrijgesproken.
5.5.5.3.3 B1 4.7.4.2.9 Uithaal (liften) Antwerpen
Op de bijlage bij de tenlastelegging van [verdachte 4] staat het zaaksdossier B1 4.7.4.2.9 Uithaal (liften) Antwerpen genoemd. Dit zaaksdossier is niet met [verdachte 4] ter zitting besproken en hij komt ook niet in dit zaaksdossier voor. De rechtbank spreekt hem ten aanzien van dit zaaksdossier dan ook vrij.
5.5.5.3.4 B1 4.7.4.2.16 Voorbereiding transport Zuid-Amerika – Nederland – Engeland [verdachte 7] met [betrokkene 2]
Aan [verdachte 1] , [verdachte 7] en [verdachte 4] is ten laste gelegd dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor de uitvoer van cocaïne. Aan [verdachte 1] is dit feit ook als voltooide uitvoer ten laste gelegd.
Chatberichten
In de periode van 16 mei 2020 tot en met 2 juni 2020 hadden [verdachte 1] en [verdachte 7] contact met [betrokkene 99] .
Op 16 mei 2020 vroeg [betrokkene 99] aan [verdachte 7] of hij middelen had om 20 stuks van Nederland naar Engeland te versturen. [verdachte 7] reageerde daarop dat [betrokkene 99] dat aan hun vriend moest vragen. Direct daarna vroeg [betrokkene 99] aan [verdachte 1] of hij 20 blokken naar Engeland kon sturen en zei dat er nog 120 aankwamen. “Ik kan dat” reageerde [verdachte 1] .
Op 19 mei 2020 zei [betrokkene 99] tegen [verdachte 1] dat hij nu met die jongen voor die transporten zat en dat de mannen in Liverpool contact wilden leggen. Hij vroeg aan [verdachte 1] of het contact via zijn jongen die “hier” was kon lopen. [verdachte 1] zei dat dit goed was. [betrokkene 99] is woonachtig in Panama. [verdachte 7] verbleef van 8 maart 2020 tot 13 maart 2020 in Panama.
[betrokkene 99] nam vervolgens per abuis contact op met [verdachte 4] . Hij moest [verdachte 7] hebben. Daarna hadden [betrokkene 99] en [verdachte 7] contact over een transport van Nederland naar Engeland. [verdachte 7] had later ook zelf contact met de contactpersoon in Liverpool over de mogelijkheden van een transport. [verdachte 7] zei dat hij het de volgende dag zou bevestigen. Twee dagen later zei [verdachte 7] tegen de contactpersoon in Engeland dat hij hem niet was vergeten, maar dat hij nog wachtte op antwoord van zijn transportman. Daarna had [verdachte 7] weer contact met [betrokkene 99] . [betrokkene 99] zei dat er nog 120 lagen die naar Nederland moesten en stuurde een foto mee. Op de foto zijn veel witte verpakte blokken te zien. Deze kwamen uit Peru. [verdachte 7] wilde de persoon uit Engeland in persoon zien. Op 2 juni 2020 zei [betrokkene 99] dat die jongen uit Engeland in Amsterdam was en dat [verdachte 7] contact met hem moest opnemen als hij hem wilde zien. Of zij elkaar uiteindelijk hebben ontmoet volgt niet uit de berichten.
Cocaïne?
Dat het ging om cocaïne leidt de rechtbank af uit het feit dat er werd gesproken over blokken uit Peru in combinatie met de foto van witte blokken, lijkend op blokken cocaïne.
Conclusie
De rechtbank leidt uit de berichten af dat [verdachte 1] voor [betrokkene 99] een transport kon regelen voor blokken van Nederland naar Engeland. [betrokkene 99] regelde dit vervolgens met goedkeuring van [verdachte 1] met [verdachte 7] . [verdachte 7] had hierover contact met de contactpersoon in Engeland en wilde hem in persoon zien om hierover te praten. [verdachte 7] had dit uitgezet bij zijn transportman, maar wachtte nog op antwoord. De handelingen van [verdachte 1] en [verdachte 7] waren concreet gericht op het organiseren van een transport van cocaïne van Nederland naar Engeland.
De rechtbank verklaart op grond van het vorenstaande wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] en [verdachte 7] samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor het uitvoeren van cocaïne naar Engeland.
Nu niet is vast komen te staan dat er daadwerkelijk cocaïne is verstuurd naar Engeland wordt [verdachte 1] vrijgesproken van dit zaaksdossier ten aanzien van feit 1, de voltooide uitvoer.
[verdachte 4] heeft in dit zaaksdossier geen rol gespeeld, anders dan dat per ongeluk contact met hem werd opgenomen door [betrokkene 99] . De rechtbank spreekt hem daarom vrij van dit zaaksdossier.
5.5.5.3.5. B1 4.7.4.3.6 Handel 14 kilo bruin Valencia
[verdachte 1] , [verdachte 17] , [verdachte 4] , [verdachte 6] , [verdachte 10] , [verdachte 2] en [verdachte 13] worden er in dit zaaksdossier van verdacht in de periode van 29 maart 2020 tot en met 22 mei 2020 voorbereidingshandelingen te hebben gepleegd voor – kort gezegd – de handel in 14 kilo heroïne en [verdachte 17] en [verdachte 1] – kort gezegd – voor het aanwezig hebben en verkoop van die partij drugs.
Het openbaar ministerie is niet-ontvankelijk verklaard ten aanzien van dit zaaksdossier inzake [verdachte 17] .
Ten laste gelegd?
Bij [verdachte 6] en [verdachte 4] is dit zaaksdossier niet in de bijlage genoemd en evenmin is de 14 kilo heroïne expliciet genoemd in de tekst van de tenlastelegging. Dit betekent dat dit zaaksdossier niet aan hen is ten laste gelegd.
Chatberichten
De rechtbank leidt uit de in de bewijsmiddelen opgenomen chatberichten het volgende af.
Op 23 april 2020 stuurde [verdachte 17] naar [verdachte 1] “heb bruin en wat blokken nog als je klokken heb met stale band wil ik ruilen nog”. [verdachte 1] vroeg vervolgens aan [verdachte 4] of er nog klokken waren. [verdachte 4] stuurde daarop foto’s van horloges door aan [verdachte 1] . [verdachte 1] en [verdachte 17] onderhandelden over de prijs en kwamen eruit. Er werd afgesproken dat [verdachte 17] 14 stuks bruin gaf voor drie klokken van [verdachte 1] . [verdachte 17] stuurde dat hij 10 stuks goede bruine en 4 stuks donker sterke bruine in Valencia klaar zou leggen.
[verdachte 17] stuurde [verdachte 1] op zijn verzoek een aantal foto’s van de blokken. [verdachte 1] stuurde op 28 april 2020 één van deze foto’s (het donkere blok) door aan [verdachte 2] . Deze stuurde de foto op zijn beurt aan het account Megamarbz. Deze vond de prijs te hoog. [verdachte 2] stuurde vervolgens dat het in Valencia lag en hij dacht dat het goed was. [verdachte 2] liet toen aan [verdachte 1] weten dat “de jongen” door kreeg dat het te duur was. [verdachte 1] gaf [verdachte 2] door wat de prijzen waren en dat gaf [verdachte 2] dan weer door aan Megamarbz met daarbij de mededeling dat het van een bekende was.
[verdachte 1] stuurde ook aan [verdachte 6] dat hij klokken had geruild voor bruin met die Belg, waarop [verdachte 6] reageerde dat het lekker ging met de Belg.
Ook stuurde [verdachte 1] aan [verdachte 13] dat hij de heroïne mocht kopen “voor 12 met garantie” en dat het is top spul was “boven de 9 strepen”. Op verzoek van [verdachte 13] stuurde [verdachte 1] twee van de foto’s die hij eerder van [verdachte 17] had gekregen. [verdachte 13] vroeg ook of het kon worden getest in Spanje. [verdachte 13] stuurde de foto’s door aan het account Grapepoint die vroeg welke stempel het was en of het om twee soorten bruin ging.
In gesprekken vanaf 17 mei 2020 had het account [betrokkene 100] voorts contact met [verdachte 10] . Hieruit volgt dat er een taalbarrière was met ‘ouwe’ en dat [verdachte 10] maar naar ‘de ouwe’ moest schrijven. Uit de gesprekken volgt dat [betrokkene 100] 10 kilo van ‘de lichte’ wilde hebben en ‘ze’ een kilo donkere wilden omruilen en dat hij geld had achtergelaten in de woning van ‘ouwe’. [verdachte 1] berichtte aan [verdachte 10] dat ruilen niet kon. [betrokkene 100] berichtte vervolgens aan [verdachte 10] dat “De oude zei gisteren dat er 14 stuks zijn”. [verdachte 10] gaf door dat hij het zou gaan vragen en deed dit vervolgens ook bij [verdachte 1] .
Heroïne
De rechtbank leidt uit de berichten af dat met ‘bruin’ heroïne wordt bedoeld. Zoals reeds eerder is overwogen, wordt met bruin doorgaans heroïne bedoeld. Dat het hier ook daadwerkelijk over heroïne gaat volgt verder uit de foto’s van de blokken, de prijzen die moeten worden betaald voor de blokken en dat het gaat om een kwaliteit van 9 strepen.
Kilo’s?
In de chatberichten gaat het steeds over stuks. Gelet op de prijs die wordt genoemd voor de stuks in combinatie met het gegeven dat in de gesprekken tussen [betrokkene 100] en [verdachte 10] stuks en kilo’s door elkaar worden gebruikt stelt de rechtbank vast dat het hier over 14 kilo gaat.
Verklaring [verdachte 1]
Uit de chatberichten kan op geen enkele manier worden afgeleid dat deze deal iets te maken had met een schuld die [verdachte 1] zou hebben overgenomen, wat daar verder ook van zij. De rechtbank gaat aan de verklaring van [verdachte 1] op dit punt dan ook voorbij.
Rol [verdachte 1]
Uit bovenstaande volgt dat [verdachte 1] de 14 kilo heroïne van [verdachte 17] heeft gekocht en deze aldus voorhanden heeft gehad. Ook heeft hij voorbereidingshandelingen gepleegd voor de doorverkoop van de blokken door gesprekken te voeren met [verdachte 2] en [verdachte 13] die zeer concreet gericht waren op die verkoop.
Rol [verdachte 2]
heeft geprobeerd de blokken te verkopen aan Megamarbz en daar concrete gesprekken over gevoerd en hij heeft die informatie teruggekoppeld aan [verdachte 1] . Aldus heeft [verdachte 2] voorbereidingshandelingen gepleegd voor de verkoop van de 14 kilo heroïne.
Rol [verdachte 13]
Ook [verdachte 13] heeft actief handelingen verricht die gericht waren op de verkoop van de 14 kilo heroïne. Zo heeft hij contact met een account gehad over de blokken en stuurde hij de foto’s die hij van [verdachte 1] kreeg door. Ook nam hij bij vragen opnieuw contact op met [verdachte 1] en vroeg hij hem of het kon worden getest. Dit levert voldoende concreet bewijs op dat [verdachte 13] voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor de verkoop van de blokken.
Rol [verdachte 10]
Ten aanzien van [verdachte 10] geldt dat deze weliswaar bezig lijkt te zijn met de drugshandel, maar onduidelijk blijft of de 10 kilo die [betrokkene 100] wil hebben direct te maken hebben met de 14 kilo heroïne van [verdachte 1] . Het enkele bericht van [betrokkene 100] dat hij van ‘de ouwe’ had gehoord dat deze 14 stuks had, is daarvoor onvoldoende. Dat betekent dat [verdachte 10] zal worden vrijgesproken van dit zaaksdossier.
5.5.5.3.6. B1 4.7.4.4.1 Gebruik, betalingen en verlengingen PGP’s
Aan [verdachte 1] , [verdachte 18] , [verdachte 6] , [verdachte 7] en [verdachte 12] is ten laste gelegd dat zij samen met anderen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I), door onder meer PGP-telefoons en/of PGP-abonnementen te (laten) bestellen, (laten) betalen of te gebruiken. Aan [verdachte 1] is dit ook als voltooid delict ten laste gelegd.
Aan [verdachte 4] is dit zaaksdossier niet afzonderlijk in de bijlage bij de tenlastelegging genoemd. Nu in de tekst van de tenlastelegging expliciet PGP-telefoons en/of PGP-abonnementen bestellen, betalen en gebruiken wordt genoemd, acht de rechtbank de dagvaarding in zoverre voldoende bepaald en was het voor de verdachte duidelijk dat hij van dit zaaksdossier werd verdacht. De rechtbank zal dit onderdeel van de tenlastelegging in zijn zaak dan ook beoordelen.
Aan [verdachte 9] is dit zaaksdossier alleen in de bijlage bij zijn tenlastelegging genoemd in het kader van de verdenking van deelname aan een criminele organisatie die als oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in de artikelen 10, 10a en 11 van de Opiumwet en niet onder feit 1. In de tekst van de tenlastelegging onder feit 1 worden expliciet PGP-telefoons en/of PGP-abonnementen bestellen, betalen en gebruiken genoemd. Dit maakt dat de rechtbank de dagvaarding in zoverre voldoende bepaald acht en was het voor de verdachte duidelijk dat hij van dit zaaksdossier werd verdacht. De rechtbank zal dit onderdeel van de tenlastelegging in zijn zaak dan ook beoordelen.
Gebruik PGP-telefoons
Zoals hiervoor is overwogen (onder PGP-identificatie) hebben alle verdachten gebruik gemaakt van één of meer PGP-telefoons. [verdachte 1] , [verdachte 7] , [verdachte 6] , [verdachte 9] en [verdachte 12] hebben van deze telefoons gebruik gemaakt bij het plegen van voorbereidingshandelingen voor - kort gezegd - handel in verdovende middelen op lijst I, dan wel voor voltooide drugsdelicten. Hiervoor wordt verwezen naar al hetgeen hiervoor is opgenomen.
Chatberichten
Uit de chatberichten volgt dat [verdachte 1] contact had met ‘pgp-master’ over het verlengen van het SkyECC-account van [verdachte 18] . Ook liet [verdachte 1] [verdachte 4] PGP-accounts verlengen.
Voorts had [verdachte 1] contact met [verdachte 7] over het leveren van een SkyECC-telefoon bij de eigenaar van een B.V. [verdachte 7] zou deze aan die eigenaar afleveren.
Uit de chatberichten volgt verder dat [verdachte 6] PGP-accounts heeft verlengd, onder andere dat van [verdachte 12] , en daar geld voor heeft betaald.
Uit de chatberichten volgt dat [verdachte 4] contact had met ‘pgp-master’ over het verlengen en betalen van een aantal Encrochat- en SkyECC-accounts, waaronder dat van hemzelf, [verdachte 18] en [verdachte 1] .
Conclusie
De rechtbank verklaart ten aanzien van [verdachte 1] en [verdachte 6] het bestellen, betalen en gebruiken van PGP-telefoons en/of PGP-abonnementen dan ook wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank verklaart voorts het gebruik van PGP-telefoons door [verdachte 7] en [verdachte 9] wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van [verdachte 12] verklaart de rechtbank het laten bestellen en laten betalen en het gebruiken van PGP-telefoons en/of PGP-abonnementen wettig en overtuigend bewezen.
Uit de bewijsmiddelen volgt ten aanzien van [verdachte 4] niet dat hij gebruik heeft gemaakt van de PGP-telefoon(s) ten behoeve van voorbereidingshandelingen ten aanzien van verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet. Evenmin volgt uit de bewijsmiddelen dat [verdachte 4] bij het verlengen van de PGP-abonnementen wist dat dit dienstig zou zijn aan - kort gezegd - de handel in harddrugs. De rechtbank spreekt [verdachte 4] dan ook vrij van dit zaaksdossier.
Ten aanzien van [verdachte 18] overweegt de rechtbank dat zij op grond van de zaaksdossiers niet kan vaststellen dat hij gebruik heeft gemaakt van de PGP-telefoon(s) ten behoeve van voorbereidingshandelingen ten aanzien van verdovende middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet, zodat hij ook van dit zaaksdossier zal worden vrijgesproken.
5.5.5.3.7 B1 4.7.4.7.3 Stashauto’s
Aan [verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 4] , [verdachte 6] en [verdachte 12] is ten laste gelegd dat zij voorbereidingshandelingen hebben gepleegd voor de invoer, uitvoer dan wel handel in verdovende middelen zoals genoemd op lijst I van de Opiumwet en daarbij gebruik te maken van (voertuigen met) stashplekken. Aan [verdachte 1] is dit ook als voltooid delict ten laste gelegd.
In de zaaksdossiers worden deze voorbereidingshandelingen ook aan [verdachte 10] , [verdachte 9] , [verdachte 3] , [verdachte 11] en [verdachte 7] verweten. Deze zaaksdossiers staan echter niet genoemd op de bijlagen bij de tenlasteleggingen van [verdachte 10] , [verdachte 9] , [verdachte 3] , [verdachte 11] en [verdachte 7] . Nu in de tekst van de tenlastelegging expliciet stashauto’s worden genoemd, acht de rechtbank de dagvaarding in zoverre voldoende bepaald en was het voor de verdachten duidelijk dat zij van dit zaaksdossier werden verdacht. De rechtbank zal dit onderdeel van de tenlastelegging in hun zaak dan ook beoordelen.
Dat geldt niet voor [verdachte 17] . Op de bijlage bij zijn tenlastelegging staan deze zaaksdossiers niet genoemd en ook uit de tekst van de tenlastelegging volgt dit niet zodat deze zaaksdossiers niet aan hem ten laste zijn gelegd. De rechtbank zal zich in zijn geval dan ook niet buigen over de vraag of hij voorbereidingshandelingen heeft gepleegd door gebruik te maken van stashplekken.
[verdachte 9]
Op 7 april 2020 had [verdachte 9] contact met ‘meneer Dalton’ over het versturen van ‘vieze’ naar Liverpool in stash. Zij spraken over aantallen en het vervoer via DHL in stash.
Op 13 april 2020 had [verdachte 9] contact met goldspeedy over de kosten van het versturen van onder andere 10 “bruin” naar Engeland via een stash transport.
Zoals eerder overwogen wordt met vieze en bruin doorgaans heroïne bedoeld, behoudens contra-indicaties, en deze termen worden afwisselend gebruikt met “bottems”. [verdachte 9] heeft geen verklaring afgelegd welke betekenis hier - anders dan de gangbare betekenis – aan kan worden gegeven. Mede in het licht van de bewijsmiddelen in andere zaaksdossiers waarin het ook gaat over stashplekken en stashtransporten voor harddrugs, stelt de rechtbank vast dat [verdachte 9] daarover kon beschikken en aldus met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
[verdachte 11]
Op 6 juni 2020 had [verdachte 11] contact met snailsoldier over een transport ‘miauw’ in een stashplek. Zoals eerder overwogen wordt met miauw miauw doorgaans mefedron bedoeld, behoudens contra-indicaties. [verdachte 11] heeft geen verklaring afgelegd welke betekenis hier - anders dan de gangbare betekenis – aan kan worden gegeven.
Mede in het licht van de bewijsmiddelen in andere zaaksdossiers waarin het ook gaat over stashplekken en stashtransporten voor harddrugs, stelt de rechtbank vast dat [verdachte 11] daarover kon beschikken en aldus met anderen voorbereidingshandelingen heeft gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
[verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 4] , [verdachte 6] , [verdachte 12] , [verdachte 10] en [verdachte 7]
Uit de chatgesprekken volgt dat deze verdachten gebruik hebben gemaakt van stashplekken en voertuigen met stashplekken. Uit de bewijsmiddelen in andere zaaksdossiers volgt dat [verdachte 1] , [verdachte 5] , [verdachte 6] , [verdachte 12] , [verdachte 10] en [verdachte 7] daarvan gebruik hebben gemaakt voor de (voorbereiding van) ‘handel’ in harddrugs. Aldus stelt de rechtbank vast dat deze verdachten door daarover te beschikken en gebruik te maken voorbereidingshandelingen hebben gepleegd in het kader van de Opiumwet (lijst I).
Dat is anders voor [verdachte 4] . Onvoldoende kan worden vastgesteld dat de voertuigen met stashplekken waarover hij beschikte, bestemd waren voor handel in harddrugs. Hij wordt van dit zaaksdossier in zoverre dan ook vrijgesproken.
5.5.5.4 Overige vrijspraken
De inhoud van een aantal zaaksdossiers heeft de rechtbank niet gebruikt als bewijsmiddel voor bewezenverklaring van enig strafbaar feit. Voor zover in (de bijlage van) de tenlastelegging van de verdachte opgenomen wordt hij van het betreffende onderdeel vrijgesproken:
  • B1 4.6.4 Februari 2019 OVC [betrokkene 27] A-olie
  • B1 4.6.9 Maart 2019 OVC Tijgerstickers + afspraak Rijnsburg
  • B1 4.6.20 Juli t/m oktober 2019 OVC [betrokkene 27] [verdachte 1] , [betrokkene 101] en Quincy Serberie, Perico, restinformatie onderzoek Niobium en restinformatie onderzoek Vladimir
5.5.6
B.4 Criminele organisatie ex artikel 11b van de Opiumwet (feit 8)
[verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 6] , [verdachte 8] , [verdachte 4] , [verdachte 10] , [verdachte 3] , [verdachte 7] , [verdachte 11] , [verdachte 12] , [verdachte 9] , [verdachte 5] , [verdachte 18] en [verdachte 19] worden ervan verdacht te hebben deelgenomen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van - kort gezegd - drugsmisdrijven (artikel 11b van de Opiumwet).
Vrijspraak [verdachte 4]
wordt vrijgesproken van dit feit, nu niet bewezen kan worden dat hij enig aandeel had met betrekking tot de handel in verdovende middelen, noch dat hij daaraan een ondersteunende rol van voldoende omvang heeft vervuld.
5.5.7
B.2 Geweldsfeiten (feiten 9, 10 en 11)
5.5.7.1 B.2.1 Bedreiging mishandeling [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]
Aan [verdachte 1] , [verdachte 10] en [betrokkene 46] is ten laste gelegd dat zij tezamen en in vereniging [voornaam 2] [slachtoffer 2] (hierna ook: [slachtoffer 2] ) en [voornaam 1] (hierna ook: [slachtoffer 1] ) op 11 juli 2019 in Uithoorn met voorbedachten rade zwaar (primair) dan wel eenvoudig (subsidiair) hebben mishandeld, dat zij hen hebben bedreigd en dat zij hen wederrechtelijk van hun vrijheid hebben beroofd. Aan [verdachte 4] is ten laste gelegd dat hij medeplichtig is geweest aan deze feiten.
Bewijsmiddelen
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank het volgende af.
Op de ochtend van 11 juli 2019 voerden [verdachte 1] , [verdachte 4] en [verdachte 10] een gesprek in [verdachte 27] B.V. in Uithoorn. Daarbij zei [verdachte 1] : “als die gasten komen vanavond, dan loop ik even naar hiernaast. Dan is het maar beter als die boekhouder daar even niet is”. Op een vraag van [verdachte 4] antwoordde [verdachte 1] dat hij geen ruzie ging maken, maar: “geef hem er wel even één” en dat hij “gaat gillen als een speenvarken”. [verdachte 4] zei daarop dat hij zou zorgen dat de boekhouder op tijd weg was, omdat de boekhouder een heel goed beeld had van [verdachte 1] en dat hij dat graag zo wilde houden. [verdachte 10] vroeg daarop “ik ga toch mee, ouwe?” [verdachte 1] zei nog: “ze verwachten ook niet dat er iets uit de klauwen loopt ofzo”. [verdachte 4] moest daarom lachen. Later die dag zei [verdachte 1] tegen [betrokkene 24] “Je moet gewoon als ze binnen zijn die deur dicht trekken en zorgen dat ze niet meer naar buiten kennen want dan ken ik effe mijn gang gaan”.
Die avond kwamen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] langs bij [betrokkene 27] in Uithoorn. Zij waren de eigenaren van [club] in Tilburg waar [verdachte 1] geld in had geïnvesteerd. Er was onenigheid ontstaan toen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] tegen de afspraken in lachgas hadden afgenomen bij iemand anders dan [betrokkene 101] , een bekende van [verdachte 1] .
Uit de camerabeelden volgt dat diezelfde dag om 17.50 uur een persoon bij [betrokkene 27] aankwam die de verbalisanten herkenden als [betrokkene 46] . De zoon en ex-vrouw van [betrokkene 46] herkenden op de stills [betrokkene 46] . [verdachte 4] heeft verklaard dat [betrokkene 46] op 11 juli 2019 in [betrokkene 27] aanwezig was. Vrijwel gelijktijdig met hem kwamen ook [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] bij [betrokkene 27] aan.
Op de geluidsopnamen van de opgenomen gesprekken in [betrokkene 27] is te horen wat zich daar vervolgens heeft afgespeeld. Zo is te horen dat [verdachte 1] heel kwaad was. [verdachte 1] zei gelijk dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] moesten gaan zitten. Direct daarna is een klik te horen op de geluidsopname en zei [verdachte 1] “ik schiet jou door je kop heen, kankerlijer!”. Daarna zei [verdachte 1] nog: “ga weg, ga weg, of ik schiet hem toch voor zijn flikker” en “sla hem dood joh” en is volgens de verbalisanten het geluid van een klap te horen. [slachtoffer 1] zei meerdere keren, met een hoge snikkende stem, dat hij niets gedaan had. Op de geluidsopname zijn vervolgens geluiden te horen die door de verbalisanten zijn herkend als de geluiden van een slede van een vuurwapen die naar achteren werd getrokken, het geluid van een schot dat werd gelost en het geluid van een wapen dat werd ontspannen, gevolgd door de woorden van [verdachte 1] : “Jullie gaan mij betalen of niet betalen dan schiet ik een van jullie kapot en mag je zelf kiezen wie”. [slachtoffer 1] reageerde daarop: “nee nee nee nee nee”. Vervolgens nam de persoon die is herkend als [betrokkene 46] het woord. Hij legde uit dat het probleem zat in het feit dat aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] was verteld dat zij geen gas van anderen mochten betrekken en dat dit toch was gedaan. [verdachte 1] zei nogmaals: “ik schiet je net zo makkelijk kapot waar je hele kankerfamilie bij is”. De man die was herkend als [betrokkene 46] praatte vervolgens verder: “hij neemt het risico. Want hij zegt, bij mijn vriend haal je gewoon het gas. Dan heb je daarnaar te luisteren. Hij zegt dat toch niet voor niks”. Daarna is opnieuw het geluid te horen dat de verbalisanten herkennen als het naar achter halen van de slede van een vuurwapen.
In de periode na 11 juli 2019 werd nog meerdere keren gesproken over het voorval. De dag erna, op 12 juli 2019, zei [verdachte 4] tegen [betrokkene 33] dat [verdachte 1] klappen had gegeven aan een van de jongens.
Op 14 juli 2019 voerde [verdachte 1] een gesprek met [verdachte 4] en een onbekend gebleven man. In dit gesprek zei [verdachte 1] – refererend aan het voorval – dat zijn zwager het er niet mee eens was dat hij een pistool had getrokken en zei hij diezelfde dag tegen de persoon die is herkend als [betrokkene 46] , “ja, ik geloof dat hij dat met die stompen op zijn muil niet zo heel erg vond geloof ik, maar dat ik een pistool op zijn kop heb gezet.”. Vervolgens zei [verdachte 1] : “dat scheelde echt weinig (..) ik denk, ik schiet hem kapot”. De persoon die herkend werd als [betrokkene 46] reageerde daarop: “daarom ging ik even een stap achteruit”.
Ook op 15 oktober 2019 werd over het incident op 11 juli 2019 gesproken en zei [verdachte 4] dat [verdachte 1] een paar klappen had gegeven.
Beoordeling
[betrokkene 46] aanwezig?
De raadsvrouw van [betrokkene 46] heeft aangevoerd dat hij op 11 juli 2019 helemaal niet bij [betrokkene 27] is geweest. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Op 31 augustus 2019 vond een gesprek plaats in [betrokkene 27] waarbij één van de aanwezige personen ‘ [betrokkene 46] ’ werd genoemd. Door verbalisanten is de stem van deze persoon herkend als de stem van de persoon die op 11 juli 2019 en 14 juli 2019 ook bij [betrokkene 27] aanwezig was. Er is onderzoek gedaan naar de uitspraken die deze persoon heeft gedaan op 31 augustus 2019 en daaruit volgde dat dit [betrokkene 46] moest zijn. De rechtbank heeft geen redenen om aan de bevindingen van de verbalisanten te twijfelen. Dit geldt temeer nu de man op de stills van de camerabeelden van 11 juli 2019 bij [betrokkene 27] als [betrokkene 46] is herkend door zijn zoon en zijn ex-vrouw. Bovendien heeft [verdachte 4] verklaard dat [betrokkene 46] op 11 juli 2019 bij [betrokkene 27] aanwezig was. De rechtbank stelt dan ook vast dat de persoon die om 17.50 uur bij [betrokkene 27] aankwam [betrokkene 46] is.
(Poging tot zware) mishandeling met voorbedachten rade
Uit het gesprek dat [verdachte 1] , [verdachte 4] en [verdachte 10] voerden op de ochtend van 11 juli 2019 volgt dat [verdachte 1] op dat moment al van plan was om [slachtoffer 1] die avond een klap te geven en dat ze zouden gaan gillen als een speenvarken. Hier waren [verdachte 4] en [verdachte 10] van op de hoogte.
[verdachte 4] heeft op verzoek van [verdachte 1] zelfs gezorgd dat de boekhouder op tijd weg was en heeft daarmee goedgekeurd dat [verdachte 1] zijn bedrijf gebruikte voor de afspraak met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
Op de ochtend van 11 juli 2019 was dus al duidelijk dat het geen prettig gesprek zou gaan worden en dat [verdachte 1] dus het plan had om [slachtoffer 1] te slaan. Terwijl [verdachte 10] dit wist vroeg hij tot twee keer toe of hij daarbij aanwezig mocht zijn.
[verdachte 1] heeft die avond [slachtoffer 1] ook daadwerkelijk een klap gegeven. Dat leidt de rechtbank af uit het geluid van een klap dat is te horen op de geluidsopnamen. De rechtbank heeft geen enkele reden om te twijfelen aan de duiding die door de verbalisanten is gegeven aan het geluid. Temeer nu in de gesprekken die de verdachten na het incident hebben gevoerd zeer concreet werd gerefereerd aan “stompen op zijn muil” en klappen die door [verdachte 1] waren gegeven.
Met de verdediging en de officieren van justitie is de rechtbank van oordeel dat door het geven van (in ieder geval) één klap niet van een poging tot zware mishandeling kan worden gesproken zodat de verdachten daarvan zullen worden vrijgesproken.
De rechtbank is van oordeel [verdachte 1] op 11 juli 2019 tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer 1] met voorbedachten rade heeft mishandeld door hem een klap te geven.
[verdachte 10] heeft zich, terwijl hij wist van het plan van [verdachte 1] , niet aan de mishandeling onttrokken. Hij heeft getalsmatig bijgedragen aan de mishandeling door daarbij aanwezig te zijn en hij heeft, ondanks zijn kennis vooraf, niet ingegrepen en niet geprobeerd om de mishandeling te stoppen. De rechtbank is van oordeel dat hij daarmee een substantiële bijdrage heeft geleverd zodat hij als medepleger van de mishandeling met voorbedachten rade kan worden aangemerkt.
[betrokkene 46] was op het moment dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aankwamen bij [betrokkene 27] zelf ook net twee minuten binnen. Desondanks had hij geen context nodig toen [verdachte 1] direct heel kwaad werd. [betrokkene 46] begon vervolgens zelf ook meteen aan [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] uit te leggen wat het probleem was. Hij was kennelijk wel op de hoogte dat een gesprek met de mannen zou gaan plaatsvinden. Dat hij ook op de hoogte was dat een mishandeling zou gaan plaatsvinden volgt niet uit het dossier, zodat van voorbedachten rade bij [betrokkene 46] geen sprake was. Hij heeft echter wel een substantiële bijdrage geleverd aan de mishandeling, niet alleen door getalsmatig aanwezig te zijn en niet in te grijpen, maar ook doordat hij uitleg geeft waar [verdachte 1] zo kwaad over is en aldus echt heeft samengewerkt met [verdachte 1] . [betrokkene 46] kan dan ook als medepleger van mishandeling worden aangemerkt.
[verdachte 4] heeft toegestaan dat de mishandeling plaatsvond in zijn bedrijf en heeft ervoor gezorgd dat er geen getuigen van de mishandeling waren door te zorgen dat de boekhouders op tijd weg waren. Ook hij heeft niet ingegrepen door ervoor te zorgen dat de mishandeling niet plaats kon vinden. Zodoende heeft het handelen door [verdachte 4] bijgedragen aan de mishandeling met voorbedachten rade en is hij medeplichtig geweest hieraan.
Bedreiging met een vuurwapen
Door [verdachte 1] zijn meerdere bedreigingen geuit richting [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , niet alleen met woorden als “ik schiet je door je kop”, maar ook door een vuurwapen te tonen, door te halen en daarmee te schieten.
De verdachten hebben ontkend dat een wapen aanwezig was. Op de geluidsopnamen, die ter terechtzitting zijn beluisterd, zijn zoals overwogen geluiden te horen die verbalisanten hebben herkend als het naar achter trekken van de slede van een vuurwapen, het lossen van een schot en het ontspannen van een vuurwapen. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan deze herkenning van de verbalisanten te twijfelen. Temeer nu dit past bij de woordelijke bedreigingen die meerdere keren door [verdachte 1] zijn geuit en bij de gesprekken die in de periode na 11 juli 2019 hebben plaatsgevonden, waar meerdere keren zeer concreet werd gerefereerd aan een vuurwapen, zoals het gesprek waarin [verdachte 1] zei dat hij een vuurwapen op “zijn kop” had gezet.
Om te kunnen spreken van een bedreiging is voldoende dat de bedreiging in het algemeen geschikt is om de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg brengen. De beoordeling of sprake is van vrees bij de betrokkenen is daarmee geobjectiveerd. De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] ruim tien minuten lang in aanwezigheid van vier personen, als het ware in het hol van de leeuw, zijn geïntimideerd en bedreigd met - onder meer - een vuurwapen. De stem van [slachtoffer 1] is hoog en snikkend. Hieruit kan de conclusie worden getrokken dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] vrees is aangejaagd. Dat zij geen aangifte hebben gedaan en geen verklaring hebben willen afleggen bij de politie en de rechter-commissaris, doet daar niks aan af. Sterker nog, zelfs toen [slachtoffer 2] werd gegijzeld door de rechter-commissaris heeft hij geen verklaring willen afleggen en dat zegt naar het oordeel van de rechtbank genoeg over hoe bang hij was voor [verdachte 1] . De rechtbank stelt dan ook vast dat sprake was van een bedreiging van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] .
Rollen verdachten bij de bedreiging
De rechtbank stelt vast dat [verdachte 1] de woordelijke bedreigingen heeft geuit, daarbij een vuurwapen heeft getoond en afgevuurd en ook tegen het hoofd van [slachtoffer 1] heeft gehouden.
[betrokkene 46] was, zoals hiervoor overwogen, ten tijde van het incident pas net binnen bij [betrokkene 27] en hij nam, na [verdachte 1] , direct het woord. Terwijl hij aan het woord was, sprak [verdachte 1] de ene na de andere bedreiging uit. [betrokkene 46] praatte rustig verder en keek er niet van op dat dergelijke bedreigingen werden geuit. Naar het oordeel van de rechtbank schaarde de verdachte zich hiermee achter de bedreigingen die door [verdachte 1] werden geuit en heeft hij deze ondersteund. Hij kan zodoende als medepleger van de bedreiging met een vuurwapen worden aangemerkt.
[verdachte 10] was aanwezig in de ruimte waar de mishandeling plaatsvond en waar de bedreigingen werden geuit. Uit het dossier valt niet af te leiden dat [verdachte 10] op de hoogte was dat een vuurwapen zou worden gebruikt. Op de geluidsopnamen is te horen dat hij vrij snel tegen [verdachte 1] zei “geef dat ding aan, ouwe” en “ouwe, het is goed zo. Geef dat ding maar” waaruit de rechtbank afleidt dat hij heeft ingegrepen en heeft geprobeerd om de dreiging met het vuurwapen te stoppen. Dat hij een substantiële bijdrage aan de bedreiging met een vuurwapen volgt dan ook niet zodat hij van dit feit zal worden vrijgesproken.
Ten aanzien van [verdachte 4] overweegt de rechtbank dat hij weliswaar zijn pand ter beschikking heeft gesteld aan [verdachte 1] die nog een appeltje had te schillen met [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] , maar dat uit het dossier niet kan volgen dat [verdachte 4] op de hoogte was van het feit dat [verdachte 1] hen zou gaan bedreigen met een vuurwapen, zodat hij van medeplichtigheid aan dit feit zal worden vrijgesproken.
Wederrechtelijke vrijheidsberoving
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat de deur van [betrokkene 27] op dat moment op slot zat of dicht werd gehouden. Dat de verdachten daardoor [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] wederrechtelijk van hun vrijheid hebben beroofd volgt dan ook niet zodat de verdachten van dit feit zullen worden vrijgesproken.
Conclusie
De rechtbank spreekt [verdachte 1] , [betrokkene 46] en [verdachte 10] vrij van medeplegen van poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade en medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De rechtbank spreekt [verdachte 4] vrij van medeplichtigheid aan poging tot zware mishandeling met voorbedachten rade, van medeplichtigheid aan bedreiging en van medeplichtigheid aan wederrechtelijke vrijheidsberoving.
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 1] op 11 juli 2019 in Uithoorn samen met anderen en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] heeft mishandeld en dat hij samen met een ander [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft bedreigd.
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [betrokkene 46] op 11 juli 2019 in Uithoorn samen met anderen [slachtoffer 1] heeft mishandeld en dat hij samen met een ander [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] heeft bedreigd.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de mishandeling en de bedreiging voor [verdachte 1] en [betrokkene 46] sprake is van een voortgezette handeling in de zin van artikel 56 van het Wetboek van Strafrecht. De verschillende bewezenverklaarde, elkaar in de tijd opvolgende gedragingen hangen (ook met betrekking tot het 'wilsbesluit') zo nauw met elkaar samen dat de verdachten daarvan in wezen één verwijt wordt gemaakt, terwijl de strekking van de desbetreffende strafbepalingen slechts enigszins uiteenloopt.
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 10] op 11 juli 2019 in Uithoorn samen met anderen en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] heeft mishandeld.
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 4] op 11 juli 2019 medeplichtig is geweest aan de mishandeling met voorbedachten rade van [slachtoffer 1] .
5.5.8
B.4 Criminele organisatie geweld (feit 12)
Aan [verdachte 1] , [verdachte 2] , [verdachte 4] , [verdachte 10] , [verdachte 25] en [verdachte 26] is ten laste gelegd dat zij deel hebben genomen aan een criminele organisatie die het oogmerk had om misdrijven te plegen als bedoeld in de artikelen 284, 285 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 26 van de Wet wapens en munitie. Aan [verdachte 1] is ook ten laste gelegd dat hij leiding heeft gegeven aan deze organisatie.
Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te komen zodat de verdachten van dit feit worden vrijgesproken.
5.5.9
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte 4] de feiten 1, 2, 3, 4, 5 en 9 subsidiair heeft begaan.
De tekst van de bewezenverklaring is als bijlage 3 aan dit vonnis gehecht.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

8.De strafoplegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat hij bij een veroordeling van hem en zijn bedrijven nog jarenlang financiële gevolgen zal ondervinden.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de
omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
In een periode waarin hij financieel aan de grond zat is [verdachte 4] een samenwerking aangegaan met de voor drugsdelicten veroordeelde [verdachte 1] . [verdachte 1] beschikte over geld en vermogen, maar kon niets op zijn naam hebben. [verdachte 4] werd [verdachte 1] ‘man in de bovenwereld’. Hij richtte twee stichtingen, vijftien Nederlandse vennootschappen, een Duitse en een Spaanse vennootschap op. Hij was niet alleen op papier bestuurder van die vennootschappen, maar ook samen met [verdachte 1] feitelijke leidinggever en leider van de criminele witwasorganisatie die zij vormden. Ruim vier jaar lang hebben zij samen van misdrijf afkomstig geld, voertuigen, vaartuigen, horloges, vastgoed en ook activa van zonnebankstudio’s witgewassen. Daarmee is sprake van een lange periode van ingenieus, intensief strafbaar handelen.
Door voertuigen en panden van [verdachte 1] onder te brengen in vennootschappen heeft [verdachte 4] daaraan een ogenschijnlijk legale herkomst gegeven. [verdachte 1] criminele vermogen kon zo uit handen van justitie blijven en worden gebruikt. Door [verdachte 1] eigendom te verhullen heeft [verdachte 4] bijgedragen aan de instandhouding van drugscriminaliteit.
Bovendien heeft [verdachte 4] zelf profijt gehad van het criminele vermogen van [verdachte 1] door samen met hem handel te drijven. Bij die handel zijn drugsopbrengsten in de legale economie terecht gekomen en omgezet in schijnbaar legaal inkomen en vermogen. [verdachte 4] maakte daarvoor ook valse overeenkomsten en facturen op. Hij heeft de concurrentiepositie ondermijnd van ondernemingen die afhankelijk zijn van financiering door een bank en zich wél aan de regels houden en heeft zo de integriteit van het economisch verkeer aangetast.
[verdachte 4] heeft dat ook gedaan door ongeveer € 500.000,-- crimineel geld van [verdachte 1] in tassen aan [verdachte 20] te geven, zodat die met [verdachte 16] kon investeren in zonnebankstudio’s. Toen het eenmaal trammelant werd, de studio’s waren geen commercieel succes, was [verdachte 4] weken lang voor [verdachte 1] in de weer om de situatie geloofwaardig recht te breien. Hij maakte daarvoor valse overeenkomsten op. Ook uit de gesprekken die [verdachte 4] in die periode voerde met [verdachte 20] en [verdachte 16] blijkt dat [verdachte 4] geen boodschap had aan integer zaken doen.
In het nadeel van [verdachte 4] houdt de rechtbank er voorts rekening mee dat hij ook in andere opzichten [verdachte 1] , leden van zijn drugsorganisatie en andere medeverdachten heeft ondersteund. Hij heeft dat gedaan door al dan niet tegen betaling voertuigen ter beschikking te stellen, waaronder een gepantserde auto en voertuigen met stashruimte, door PGP-telefoons te regelen en te betalen, door privé rekeningen van [verdachte 1] voor hem te betalen, door woonruimte en vluchten voor hem te regelen. Hij heeft bovendien toegestaan dat in het bedrijfspand aan de [locatie 19] geweld werd gebruikt tegen twee personen waarmee [verdachte 1] zei een conflict te hebben. Hij heeft ervoor gezorgd dat de boekhouder het pand had verlaten vóór het geweld begon. De boekhouder moest het goede beeld dat hij van [verdachte 1] had vooral niet kwijtraken.
[verdachte 4] was zich terdege bewust van de risico’s die kleefden aan de samenwerking met [verdachte 1] voor hem zelf en voor zijn gezin. Toch heeft hij geen afstand willen nemen van (de drugsgelden van) [verdachte 1] . Integendeel, de relatie werd juist elke maand hechter. Ter terechtzitting heeft [verdachte 4] gedaan alsof ontvlechting van [verdachte 1] geen probleem zou zijn. Hij heeft zich ter terechtzitting gepresenteerd als de bestuurder van succesvolle ondernemingen, die alleen wat liquiditeitsproblemen hadden omdat hij steeds nieuwe kansen aangreep en die nu om zeep waren geholpen door het ingrijpen van politie en justitie. [verdachte 4] heeft daarmee geen enkel inzicht getoond in het kwalijke van zijn handelen.
Het drugsgeld van [verdachte 1] heeft [verdachte 4] gecorrumpeerd. [verdachte 4] heeft jarenlang geld uit de onderwereld ingebracht in de bovenwereld. Hij heeft daarmee drugscriminaliteit gefaciliteerd. Dat soort handelen veroorzaakt maatschappelijke onrust en brengt financieel nadeel toe aan de economie. Het is daarmee een bedreiging voor de samenleving. [verdachte 4] heeft zich daar geen rekenschap van gegeven en heeft alleen oog gehad voor zijn eigen financiële positie en die van zijn gezin.
Voor witwassen en valsheid in geschrift geldt een maximale gevangenisstraf van zes jaren. Voor gewoontewitwassen en voor leiders van een criminele organisatie geldt een strafmaximum van acht jaren gevangenisstraf. Omdat [verdachte 4] meerdere strafbare feiten heeft gepleegd wordt dit strafmaximum met een derde verhoogd.
Het Landelijk Overleg Vak inhoud Strafrecht (LOVS) heeft oriëntatiepunten voor straftoemeting in het geval van fraude. Daarbij wordt witwassen aangemerkt als fraude, mits de gedragingen hebben plaatsgevonden in een frauduleuze context. Bij een benadelingsbedrag van € 1.000.000,-- en hoger is volgens deze oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats van 24 maanden of meer, tot aan het strafmaximum. Anders dan bij klassieke fraude is in witwaszaken de term ‘benadelingsbedrag’ minder bruikbaar. Ook de hoogte van een dergelijke bedrag minder makkelijk vast te stellen. In deze zaak is wel duidelijk dat de inkoopprijs voor voertuigen van [bedrijf 2] en vastgoed die de [betrokkene 27] / [verdachte 30] vennootschappen op papier zijn overeengekomen in totaal meer dan € 3.500.000,-- bedraagt.
[verdachte 4] is blijkens het hem betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van
7 februari 2023 in 2011 veroordeeld voor een vermogensdelict.
De behandeling van de zaak heeft voorts lang geduurd, maar gelet op de omvang en complexiteit van de zaak levert dat geen schending op van de redelijke termijn, te meer nu [verdachte 4] zelf pas in een laat stadium verklaringen heeft afgelegd.
Gelet op alle omstandigheden doet, ondanks de vrijspraken van [verdachte 4] ten aanzien van de drugsfeiten, de eis van het openbaar ministerie geen recht aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten en de jarenlange duur daarvan. De rechtbank veroordeelt [verdachte 4] tot een gevangenisstraf van acht jaren met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Voorlopige hechtenis
Ten aanzien van de voorlopige hechtenis overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis geschorst tot aan het moment van deze einduitspraak. Daar waar door de verdediging is betoogd dat voorlopige hechtenis geen voorschot mag zijn op een eventueel later op te leggen straf, heeft omgekeerd te gelden dat als een veroordeling wordt uitgesproken en een straf is bepaald, in het kader van een goede rechtspleging de samenleving mag verwachten dat die gemotiveerde straf direct ten uitvoer wordt gelegd. De rechter heeft zich immers uitgesproken en bepaald dat het gedrag van de verdachte een straf wenselijk en noodzakelijk maakt. Een hernieuwde schorsing door dezelfde rechter die op het moment van schorsing nadrukkelijk heeft aangegeven dat die tijdelijk was, immers tot het moment waarop vonnis wordt gewezen en met name ingegeven door de lange duur van de behandeling ter terechtzitting, is dan ook niet uit te leggen aan de maatschappij, behoudens in bijzondere gevallen. Een dergelijk bijzonder geval doet zich in dit geval niet voor.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 47, 48, 49, 51, 57, 140, 225, 301, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 6, 7, 8, 9 primair, 10, 11 en 12 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 9 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 5.5.9 bewezen is verklaard en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van gewoontewitwassen,
en
feitelijke leidinggeven aan medeplegen van gewoontewitwassen in de uitoefening van zijn bedrijf, begaan door een rechtspersoon;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,
en
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3:
valsheid in geschrift,
en
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst;
ten aanzien van feit 4:
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 5:
deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
ten aanzien van feit 9 subsidiair:
medeplichtigheid aan mishandeling gepleegd met voorbedachten rade;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
ACHT (8) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
de schorsing van de voorlopige hechtenis eindigt van rechtswege met dit vonnis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.A. van Steen, voorzitter,
mr. F.A.M. Veraart, rechter,
mr. R.E. Perquin, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Siebrand, mr. F.F. Westhoek en R. Claessens, griffiers,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 oktober 2023.
Bijlage 1 Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 16 september 2020, te Uithoorn en/of Zwanenburg en/of Amstelhoek en/of Bosschenhoofd en/of Lijnden en/of Dongen en/of Den Bosch en/of Vlaardingen en/of Roosendaal en/of Randwijk Düsseldorf (Duitsland) en/of Benalmádena (Spanje) en/of Málaga (Spanje), althans in Nederland en/of Duitsland en/of Spanje, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meerdere ander(en), en/of alleen, (van):
- één of meer (contante) geldbedragen, te weten (onder andere):
o € 10.000,- (afkomstig van [verdachte 4] ) en/of € 5.000,- (afkomstig van [betrokkene 24] ) (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 27] B.V. en [verdachte 28] B.V.) en/of
o € 38.700 contant ontvangen zonder verkoopfactuur (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 27] B.V. en [verdachte 28] B.V.) en/of
o één of meer contante stortingen op de rekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte 30] & [verdachte 32] (ter hoogte van in totaal € 54.000,-) (zie onder andere AMB.2648) en/of
o (ongeveer) 595.000 euro, althans één of meerdere geldbedragen (ten behoeve van de overname van en/of investering in en/of exploitatie van één of meerdere zonnebankstudio’s) (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 30] zonnebankstudio’s) en/of
o € 280.684,-, althans/en/of één of meerdere geldbedragen, zoals vermeld in ((onder andere) de/het tabblad(en) “Joker projecten” en/of “Joker Failliet reken form (2)”) in het Exceldocument met de bestandsnaam “20151212 vanamigostraat12 rotterdam.xlsx” (zie onder andere AMB.3106) en/of
o € 100.000, althans één of meerdere geldbedragen, ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaken gelegen aan de [locatie 29] , 8 en 10 te Rhenen (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), en/of
o € 165.000, althans één of meerdere geldbedragen, ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaak gelegen aan de [locatie 28] te Alphen (Gld), althans overgemaakt/betaald aan [betrokkene 1] (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), en/of
- één of meer voertuigen, te weten (onder andere):
o een Bentley GTC met kenteken [kenteken 9] (zie onder andere AMB.2479) en/of
o een Aston Martin DB9 met kenteken [kenteken 10] (zie onder andere AMB.2485 en AMB.3073) en/of
o een Mercedes AMG E 63 S met kenteken [kenteken 11] (zie onder andere AMB.2480) en/of
o een Audi RS6 met kenteken [kenteken 12] (zie onder andere AMB.2482) en/of
o een BMW 540i met het Duitse kenteken [kenteken 13] (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 30] voertuigen) en/of
o een Mercedes-Benz Maybach (met huidig Nederlandse kenteken [kenteken 14] ) (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 30] voertuigen) en/of
o een Porsche Panamera [kenteken 15] (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 30] voertuigen) en/of
o 16 (tot 3 november 2016) en/of 46 (vanaf 3 november 2016) en/of 4 (vanaf 3 november 2016) althans één of meerdere voertuigen (afkomstig) van [bedrijf 2] B.V. (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 27] B.V. en [verdachte 28] B.V.) en/of
o 15 voertuigen uit de bedrijfsvoorraad van [verdachte 30] & [verdachte 32] (waar geen inkoopfactuur aan ten grondslag ligt) (zie onder andere AMB.3137) en/of
o 11 voertuigen die [verdachte 31] in of omstreeks de periode van 12-03-2020 tot en met 25-03-2020 van [verdachte 30] heeft gekocht (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 30] voertuigen) en/of
o één of meer in beslag genomen voertuigen (te weten onder andere 2 inbeslaggenomen vaartuigen en/of 62 inbeslaggenomen voertuigen van [verdachte 27] BV (zie “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel) en/of/waarvan één of meerdere (in beslaggenomen) voertuigen in bezit en/of op kenteken van [betrokkene 42] (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [betrokkene 42] ) en/of 7 in beslag genomen voertuigen van [verdachte 30] & [verdachte 32] (zie “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel) (waaronder een Bentley Mulsanne (met Duits kenteken [kenteken 7] ) (zie onder andere AMB.2481)) en/of 8 in beslag genomen voertuigen van [verdachte 30] Participations B.V. (zie “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel) en/of een in beslag genomen voertuig (Mercedes AMG met kenteken [kenteken 16] , zie “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel) van [verdachte 33] B.V.) en/of
o een Ferrari F430 met kenteken [kenteken 44] en/of een Porsche 911 Turbo met kenteken [kenteken 61] en/of een Mercedes 500 SL met kenteken [kenteken 59] en/of een Mercedes Bus met kenteken [kenteken 62] (ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaken gelegen aan de [locatie 29] , 8 en 10 te Rhenen (zaaksdossier Witwassen [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen B.V.), en/of
o een Ferrari met kenteken [kenteken 60] (ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaak gelegen aan de [locatie 28] te Alphen (Gld)) (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] , en/of
- een partij jojo’s, althans één of meerdere jojo’s (ter waarde van (ongeveer) € 75.000) ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaak gelegen aan de [locatie 28] te Alphen (Gld) (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), en/of
- 24 inbeslaggenomen horloges (zie onder andere “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel en zaaksdossier Witwassen [verdachte 27] B.V. en [verdachte 28] B.V.) en/of
- één of meer onroerende zaken (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), gelegen aan de:
o [locatie 39] te Bosschenhoofd en/of
o [locatie 3] te Lijnden en/of
o [locatie 49] te Dongen en/of
o [locatie 22] te Den Bosch en/of
o [locatie 21] te Vlaardingen en/of
o [locatie 33] , 272, 274, 276 en/of 278 te Roosendaal en/of Schuurakker 5, 5A, 9, 11 en/of 11 A te Roosendaal en/of
o [locatie 43] te Randwijk en/of
o [locatie 27] te Benalmádena, Malaga (Spanje) (zie onder andere zaaksdossier Witwassen overig vastgoed Spanje) en/of
- (de activa (inventaris en/of voorraad en/of goodwill) van) één of meerdere zonnebankstudio’s (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 30] zonnebankstudio’s), althans, (van) één of meerdere voorwerpen,
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den), en/of
(voornoemde voorwerpen) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voornoemde voorwerpen(geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk en/of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren, van welk misdrijf/welke misdrijven verdachte en/of zijn mededader(s) een gewoonte heeft/hebben gemaakt en/of aan welk witwassen verdachte zich schuldig heeft gemaakt in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf (te weten als bestuurder/feitelijk leidinggevende van één of meer voornoemde rechtspersonen);
en/of
[verdachte 27] B.V. en/of [verdachte 28] B.V. en/of [verdachte 29] en/of [verdachte 30] & [verdachte 32] en/of Uni [verdachte 31] . en/of [verdachte 34] . op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2016 tot en met 16 september 2020, te Uithoorn en/of Zwanenburg en/of Amstelhoek en/of Bosschenhoofd en/of Lijnden en/of Dongen en/of Den Bosch en/of Vlaardingen en/of Roosendaal en/of Randwijk Düsseldorf (Duitsland) en/of Benalmádena (Spanje) en/of Düsseldorf (Duitsland) en/of Málaga (Spanje), althans in Nederland en/of Duitsland en/of Spanje, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meerdere ander(en), en/of alleen, (van):
- één of meer (contante) geldbedragen, te weten onder andere:
o € 10.000,- (afkomstig van [verdachte 4] ) en/of € 5.000,- (afkomstig van [betrokkene 24] ) (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 27] B.V. en [verdachte 28] B.V.) en/of
o € 38.700 contant ontvangen zonder verkoopfactuur (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 27] B.V. en [verdachte 28] B.V.) en/of
o één of meer contante stortingen op de rekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte 30] & [verdachte 32] (ter hoogte van in totaal € 54.000,-) (zie onder andere AMB.2648) en/of
o (ongeveer) 595.000 euro, althans één of meerdere geldbedragen (ten behoeve van de overname van en/of investering in en/of exploitatie van één of meerdere zonnebankstudio’s) (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 30] zonnebankstudio’s) en/of
o € 100.000, althans één of meerdere geldbedragen, ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaken gelegen aan de [locatie 29] , 8 en 10 te Rhenen (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] B.V.), en/of
o € 165.000, althans één of meerdere geldbedragen, ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaak gelegen aan de [locatie 28] te Alphen (Gld), althans overgemaakt/betaald aan [betrokkene 1] (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] B.V.), en/of
o één of meer geldbedragen (te weten in totaal € 106.000,-) overgeboekt naar de rekening [rekeningnummer 2] ten name van [verdachte 34] (zie onder andere zaaksdossier Witwassen overig vastgoed Spanje) en/of
- één of meer voertuigen, te weten onder andere:
o een Bentley GTC met kenteken [kenteken 9] (zie onder andere AMB.2479) en/of
o een Aston Martin DB9 met kenteken [kenteken 10] (zie onder andere AMB.2485 en AMB.3073) en/of
o een Mercedes AMG E 63 S met kenteken [kenteken 11] (zie onder andere AMB.2480) en/of
o een Audi RS6 met kenteken [kenteken 12] (zie onder andere AMB.2482) en/of
o een BMW 540i met het Duitse kenteken [kenteken 13] (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 30] voertuigen) en/of
o een Mercedes-Benz Maybach (met huidig Nederlandse kenteken [kenteken 14] ) (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 30] voertuigen) en/of
o een Porsche Panamera [kenteken 15] (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 30] voertuigen) en/of
o 16 (tot 3 november 2016) en/of 46 (vanaf 3 november 2016) en/of 4 (vanaf 3 november 2016) althans één of meerdere voertuigen (afkomstig) van [bedrijf 2] B.V. (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 27] B.V. en [verdachte 28] B.V.) en/of
o 15 voertuigen uit de bedrijfsvoorraad van [verdachte 30] & [verdachte 32] (waar geen inkoopfactuur aan ten grondslag ligt) (zie onder andere AMB.3137) en/of
o 11 voertuigen die [verdachte 31] in of omstreeks de periode van 12-03-2020 tot en met 25-03-2020 van [verdachte 30] heeft gekocht (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 30] voertuigen) en/of
o één of meer in beslag genomen voertuigen (te weten onder andere 2 inbeslaggenomen vaartuigen en/of 62 inbeslaggenomen voertuigen van [verdachte 27] BV (zie “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel) en/of/waarvan één of meerdere (in beslaggenomen) voertuigen in bezit en/of op kenteken van [betrokkene 42] (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [betrokkene 42] ) en/of
7in beslag genomen voertuigen van [verdachte 30] & [verdachte 32] (zie “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel) (waaronder een Bentley Mulsanne (met Duits kenteken [kenteken 7] ) (zie onder andere AMB.2481)) en/of 8 in beslag genomen voertuigen van [verdachte 31] . (zie “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel) en/of een in beslag genomen voertuig (Mercedes AMG met kenteken [kenteken 16] , zie “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel) van [verdachte 33] B.V.) en/of
o een Ferrari F430 met kenteken [kenteken 44] en/of een Porsche 911 Turbo met kenteken [kenteken 61] en/of een Mercedes 500 SL met kenteken [kenteken 59] en/of een Mercedes Bus met kenteken [kenteken 62] (ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaken gelegen aan de [locatie 29] , 8 en 10 te Rhenen (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), en/of
o een Ferrari met kenteken [kenteken 60] (ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaak gelegen aan de [locatie 28] te Alphen (Gld)) (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), en/of
- een partij jojo’s, althans één of meerdere jojo’s (ter waarde van (ongeveer) € 75.000) ten behoeve van de aanbetaling van de onroerende zaak gelegen aan de [locatie 28] te Alphen (Gld) (zaaksdossier Witwassen [verdachte 29] ), en/of
- 24 inbeslaggenomen horloges (zie onder andere “Overzicht in beslag genomen horloges en voertuigen rechtspersonen”, bijlage 2 van B3. Hoofdrelaas financieel en zaaksdossier Witwassen [verdachte 27] B.V. en [verdachte 28] B.V.) en/of
- één of meer onroerende zaken (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [betrokkene 27] Vastgoed & Beleggingen B.V.), gelegen aan de:
o [locatie 39] te Bosschenhoofd en/of
o [locatie 3] te Lijnden en/of
o [locatie 49] te Dongen en/of
o [locatie 22] te Den Bosch en/of
o [locatie 21] te Vlaardingen en/of
o [locatie 33] , 272, 274, 276 en/of 278 te Roosendaal en/of Schuurakker 5, 5A, 9, 11 en/of 11 A te Roosendaal en/of
o [locatie 43] te Randwijk en/of
o [locatie 27] te Benalmádena, Malaga (Spanje) (zie onder andere zaaksdossier Witwassen overig vastgoed Spanje) en/of
- (de activa (inventaris en/of voorraad en/of goodwill) van) één of meerdere zonnebankstudio’s (zie onder andere zaaksdossier Witwassen [verdachte 30] zonnebankstudio’s), althans, (van) één of meerdere voorwerpen,
de werkelijke aard en/of de herkomst heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die voorwerp(en) was/waren, en/of heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den),
en/of
(voornoemde voorwerpen) heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of daarvan gebruik heeft gemaakt,
terwijl [verdachte 27] B.V. en/of [verdachte 28] B.V. en/of [verdachte 29] en/of [verdachte 30] & [verdachte 32] en/of [verdachte 31] . en/of [verdachte 33] B.V. en/of [verdachte 34] Trading & Investments S.L. en/of haar/hun mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat voornoemde voorwerpen (geheel of gedeeltelijk) onmiddellijk en/of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren, van welk misdrijf/welke misdrijven [verdachte 27] B.V. en/of [verdachte 28] B.V. en/of [verdachte 29] en/of [verdachte 30] & [verdachte 32] en/of [verdachte 30] en/of [verdachte 33] B.V. een gewoonte heeft/hebben gemaakt en/of aan welk witwassen voornoemde rechtspersonen zich schuldig hebben gemaakt in de uitoefening van hun bedrijf, tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met een ander (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met een ander (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
2. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 april 2019 tot en met 22 mei 2019 te Uithoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meerdere ander(en) en/of alleen, één of meerdere geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
A) een maatschapsovereenkomst, en/of
B) één of meerdere facturen aan [betrokkene 56] . en/of [betrokkene 58] .,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door valselijk en/of in strijd met de waarheid:
A) in de maatschapsovereenkomst te vermelden dat:
- [verdachte 29] verantwoordelijk is voor de financiering van de aankoop en de storting van de daarbij behorende waarborgsom en/of
- [verdachte 29] op 17 april 2019 economisch eigenaar is geworden van het pand ( [locatie 36] te Voorburg) en/of
- [verdachte 29] zich bezig houdt met de financiële en administratieve ondersteuning van [betrokkene 60] B.V. en/of
- [verdachte 29] de maatschapsovereenkomst heeft getekend op 17 april 2019, en/of
B) in de facturen te vermelden dat er geld (twee keer € 50.000,-) verschuldigd zou zijn vanwege het nakomen van de afspraken zoals genoemd in de (valse) maatschapsovereenkomst (als vermeld onder A), met het oogmerk om de geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
en/of opzettelijk gebruik heeft gemaakt van voornoemde facturen als ware het echt en onvervalst, dan wel opzettelijk voornoemde facturen heeft afgeleverd, door deze te versturen en/of te doen toekomen aan [betrokkene 56] . en/of [betrokkene 58] . en/of voornoemde maatschapsovereenkomst voorhanden heeft gehad,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat deze facturen en/of maatschapsovereenkomst bestemd waren voor zodanig gebruik;
3. hij in of omstreeks de periode van 28 mei 2019 tot en met 6 november 2019 te Uithoorn, althans in Nederland, een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een huurovereenkomst tussen [verdachte 29] . en [verdachte 31] ., valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door valselijk en/of in strijd met de waarheid in de huurovereenkomst op te nemen dat:
- de huurovereenkomst op 21 mei 2019 is overeengekomen en is ondertekend, en/of
- [verdachte 31] . bedrijfsruimte/kantoorruimte gelegen aan de [locatie 21] te Vlaardingen huurt van [verdachte 29] . voor 2.000 euro per maand, met het oogmerk om voornoemde geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
en/of
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van voornoemde huurovereenkomst (tussen [verdachte 29] en [verdachte 31] ., met als ondertekeningsdatum 21 mei 2019), als ware het geschrift echt en onvervalst,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat deze huurovereenkomst bestemd was voor zodanig gebruik, door die (valse en/of vervalste) huurovereenkomst te (doen) verstrekken aan een verzekeringsmaatschappij, althans aan een derde (met het oog op het doen laten uitkeren van verzekeringspenningen)
4. hij in of omstreeks de periode van 28 mei 2019 tot en met 18 september 2019 te Uithoorn, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meerdere ander(en) en/of alleen, geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
A) een intentieverklaring [betrokkene 32] c.s. en [verdachte 30] , en/of
B) een (geldleen)overeenkomst tussen [verdachte 30] & [verdachte 32] en [verdachte 16] , en/of
C) een koopovereenkomst tussen [verdachte 30] en [betrokkene 32] ,
valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst, door valselijk en/of in strijd met de waarheid:
A) in de intentieverklaring op te nemen dat:
- de intentieverklaring op 18 maart 2019 is overeengekomen en is ondertekend door [verdachte 4] , I. [verdachte 16] en/of [verdachte 20] , en/of
- partij B ( [verdachte 31] . en/of [verdachte 4] ) omstreeks 25 maart en omstreeks 28 maart twee betalingen zal doen van 10.000 euro op een bankrekening ten name van [betrokkene 32] onder vermelding van “conform overeenkomst”, doelende op deze overeenkomst (te weten de achteraf opgestelde en geantedateerde intentieverklaring), en/of
B) in de (geldleen)overeenkomst op te nemen dat:
- de overeenkomst op 1 augustus 2018 is overeengekomen en is ondertekend door [verdachte 4] , [verdachte 16] en/of [verdachte 20] , en/of
- [verdachte 16] in de periode van 25 april 2018 tot en met 1 augustus 2018 een bedrag van € 75.000 heeft geleend van [verdachte 30] [verdachte 32] , met een vergoeding van 6% per jaar, en/of
C) in de koopovereenkomst op te nemen dat:
- de koopovereenkomst op 14 juni 2019 is overeengekomen en is ondertekend door [verdachte 4] , [verdachte 16] en/of [verdachte 20] , en/of
- de totale koopsom voor de activa maximaal € 545.000 bedraagt en/of (mede) is opgebouwd uit een Zontegoed van maximaal € 275.000 en/of een (verrekening van) een in 2018 verstrekte lening van € 75.000 aan verkopers aandeelhouder Vera-Lilly B.V., met het oogmerk om voornoemde geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
5. hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 16 september 2020 te Den Haag en/of Uithoorn en/of Amstelhoek en/of op één of meer (andere) plaatsen in Nederland en/of in Duitsland en/of in Spanje, bestuurder is geweest van en/of leiding heeft gegeven aan en/of heeft deelgenomen aan een organisatie die (al dan niet in wisselende samenstellingen) werd gevormd door verdachte en anderen, in elk geval [verdachte 2] en/of [verdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 11] en/of [verdachte 5] en/of [verdachte 12] en/of [verdachte 9] en/of [verdachte 14] en/of één of meerdere rechtspersonen, te weten in elk geval [verdachte 27] B.V. en/of [verdachte 28] B.V. en/of [verdachte 29] en/of [verdachte 31] en/of [verdachte 30] & [verdachte 32] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van (een) misdrijf/misdrijven als bedoeld in:
- artikel 420bis Wetboek van Strafrecht (witwassen) en/of
- artikel 225 lid 1 en lid 2 Wetboek van Strafrecht (valsheid in geschrifte);
6. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 16 september 2020 te Amstelhoek, Uithoorn, Randwijk en/of één of meer andere plaatsen in Nederland en/of in Spanje, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, om een feit bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk
- binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen en/of
- bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren en/of
- vervaardigen,
van één of meer hoeveelheden van één of meerdere materialen bevattende cocaïne, MDMA, amfetamine-olie, methamfetamine (Ice), amfetamine, heroïne, en/of 2C-B,
zijnde (een) middel(en) als vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en/of één of meer hoeveelheden van materialen bevattende (een) ander(e) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
- één of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- zich of één of meer anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- één of meer voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of (andere) betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans ernstige reden had(den) om te vermoeden dat die bestemd waren/was tot het plegen van dat/die feit(en), immers heeft hij en/of één of meer van zijn mededaders opzettelijk daartoe (telkens/meermalen)
- één of meer (grote) hoeveelheden (pre-)precursoren en/of grondstoffen (o.a. aceton, zoutzuur, tolueen, 2-propanol (isopropylalcohol, ‘IPA’), methanol, fosforzuur, ethanol, 2,3-di-benzoyl-wijnsteenzuur en/of caustic soda) opgeslagen, laten opslaan en/of voorhanden gehad en/of
- ten behoeve van (het systeem van) de aankoop, invoer, de uitvoer, het vervoer, de uithaal, de ontvangst, de verkoop en/of de productie van (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I (één of meer) benodigde
- ontmoetingsruimte (in het garagebedrijf van [verdachte 27] B.V.) en/of
- voertuigen en/of
- opslagplaatsen en/of -loodsen (met een stashplek) geprepareerd, (met een stashplek) laten preparen, opgehaald, laten ophalen, overgebracht, laten overbrengen, geregeld, laten regelen, aangeboden, laten aanbieden, ter beschikking gesteld, ter beschikking laten stellen en/of ter beschikking gehad en/of
- één of meerdere PGP-telefoons, althans encryptie-telefoons (o.a. van de aanbieders van Encrochat en/of Sky ECC), en/of abonnementen voor PGP-telefoons, althans encryptietelefoons, gevraagd, laten vragen, besteld, laten bestellen, gekocht, laten kopen, betaald, laten betalen, geleverd, laten leveren, gebruikt, laten gebruiken en/of voorhanden gehad;
7. hij op of omstreeks 16 september 2020 te Randwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- (ongeveer) 30 liter (vloeistof bevattende) methamfetamine (SIN AANK6505NL) en/of
- (ongeveer) 100 liter (vloeistof bevattende) MDMA (AANK6504NL) en/of
- (ongeveer) 245 liter (vloeistof bevattende) methamfetamine (AANK6503NL) en/of
- (ongeveer) 140 liter (vloeistof/materiaal bevattende) methamfetamine (AANK6558NL),
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine en/of MDMA, zijnde methamfetamine en/of MDMA (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte 29] op of omstreeks 16 september 2020 te Randwijk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk aanwezig heeft gehad:
- (ongeveer) 30 liter (vloeistof bevattende) methamfetamine (SIN AANK6505NL) en/of
- (ongeveer) 100 liter (vloeistof bevattende) MDMA (AANK6504NL) en/of
- (ongeveer) 245 liter (vloeistof bevattende) methamfetamine (AANK6503NL) en/of
- (ongeveer) 140 liter (vloeistof/materiaal bevattende) methamfetamine (AANK6558NL),
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine en/of MDMA, zijnde methamfetamine en/of MDMA (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet, tot welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met een ander (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welk(e) bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) verdachte al dan niet tezamen en in vereniging met een ander (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;
8. hij in of omstreeks de periode van 1 november 2016 tot en met 16 september 2020 in één of meer plaats(en) in Nederland en/of België en/of Spanje, heeft deelgenomen aan een organisatie die (al dan niet in wisselende samenstellingen), werd gevormd door verdachte en anderen, in elk geval [verdachte 2] en/of [verdachte 2] en/of [medeverdachte 4] en/of [verdachte 13] en/of [verdachte 5] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 3] en/of [verdachte 7] en/of [verdachte 11] en/of [verdachte 12] en/of [verdachte 9] en/of [verdachte 8] en/of [verdachte 18] en/of [verdachte 19] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven als bedoeld in
- artikel 10, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet en/of
- artikel 10a, eerste lid van de Opiumwet en/of
- artikel 11, derde, vierde en vijfde lid van de Opiumwet;
9. [verdachte 2] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 24] op of omstreeks 11 juli 2019 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meerdere anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door [verdachte 2] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 24] en/of hun mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan S. [slachtoffer 2] en/of Z. [slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] (meermalen) (met een ijzeren pijp en/of een vuurwapen, althans met een (hard en/of zwaar) voorwerp), op/tegen de romp/ribben en/of het hoofd, althans op/tegen het lichaam heeft/hebben geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 11 juli 2019 te Uithoorn, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- een ruimte in een garagebedrijf/-pand (van [verdachte 27] B.V., waarvan verdachte bestuurder was) ter beschikking te stellen aan [verdachte 2] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 24] en/of zijn/hun mededader(s) en/of hem/hun in de gelegenheid te stellen van die ruimte gebruik te maken, en/of
- toe te staan dat [verdachte 2] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 24] en/of zijn/hun mededader(s) die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] naar het garagebedrijf/pand (van [verdachte 27] B.V.) lieten toekomen (wetende dat die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] zouden worden geslagen en/of zouden gaan schreeuwen), en/of
- aan twee (andere) aanwezige personen (te weten twee boekhouders), althans tegen één daarvan, te vragen het pand/gebouw te verlaten, en/of hun naar buiten te begeleiden, althans ervoor te zorgen dat deze twee personen het gebouw/pand verlieten (vóórdat voormeld misdrijf werd gepleegd), en/of
- aanwezig te blijven in/nabij het pand/gebouw en/of niet in te grijpen toen hij, verdachte, (een hoop) geschreeuw en/of geklap (zijnde het geluid van iemand die wordt geslagen) hoorde in/afkomstig uit een ruimte van het pand/gebouw;
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[verdachte 2] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 24] op of omstreeks 11 juli 2019 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet met voorbedachten rade S. [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] heeft/hebben mishandeld, door die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, (meermalen) (met een ijzeren pijp en/of een vuurwapen, althans met een (hard en/of zwaar) voorwerp) op/tegen de romp/ribben en/of het hoofd , althans het lichaam te slaan, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 11 juli 2019 te Uithoorn, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- een ruimte in een garagebedrijf/-pand (van [verdachte 27] B.V., waarvan verdachte bestuurder was) ter beschikking te stellen aan [verdachte 2] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 24] en/of zijn/hun mededader(s) en/of hem/hun in de gelegenheid te stellen van die ruimte gebruik te maken, en/of
- toe te staan dat [verdachte 2] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 24] en/of zijn/hun mededader(s) die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] naar het garagebedrijf/pand (van [verdachte 27] B.V.) lieten toekomen (wetende dat die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] zouden worden geslagen en/of zouden gaan schreeuwen), en/of
- aan twee (andere) aanwezige personen (te weten twee boekhouders), althans tegen één daarvan, te vragen het pand/gebouw te verlaten, en/of hun naar buiten te begeleiden, althans ervoor te zorgen dat deze twee personen het gebouw/pand verlieten (vóórdat voormeld misdrijf werd gepleegd), en/of
- aanwezig te blijven in/nabij het pand/gebouw en/of niet in te grijpen toen hij, verdachte, (een hoop) geschreeuw en/of geklap (zijnde het geluid van iemand die wordt geslagen) hoorde in/afkomstig uit een ruimte van het pand/gebouw;
10. [verdachte 2] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 24] op of omstreeks 11 juli 2019 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk S. [slachtoffer 2] en/of Z. [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door:
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] te verzoeken/te ontbieden naar (het bedrijfspand van) [verdachte 27] BV te komen en/of (vervolgens) mee te nemen naar een apart gelegen ruimte en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] met meerdere personen in die apart gelegen ruimte te houden en/of (vervolgens) de deur(en) van het pand en/of die apart gelegen ruimte dicht te doen en/of af te sluiten, en/of
- tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] (op dringende en/of dreigende toon en/of met luide/verheven stem en/of onder bedreiging van een vuurwapen) (meerdere keren) te zeggen “zitten jij”, en/of
- die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] één of meerdere keren (al dan niet met een voorwerp) te slaan en/of
- (dreigend) een vuurwapen te tonen en/of te richten en/of de slede van een vuurwapen (meerdere keren) naar achteren te trekken en/of een schot te lossen en/of de trekker van een vuurwapen over te halen, en/of
- (daardoor) een dusdanige dreigende en/of intimiderende en/of getalsmatige overmacht-situatie te creëren dat die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] werden belet hun eigen bewegingsvrijheid te bepalen en/of zich te onttrekken aan de situatie en/of de ruimte/het pand te verlaten,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 11 juli 2019 te Uithoorn, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- een ruimte in een garagebedrijf/-pand (van [verdachte 27] B.V., waarvan verdachte bestuurder was) ter beschikking te stellen aan [verdachte 2] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 24] en/of zijn/hun mededader(s) en/of hem/hun in de gelegenheid te stellen van die ruimte gebruik te maken, en/of
- toe te staan dat [verdachte 2] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 24] en/of zijn/hun mededader(s) die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] naar het garagebedrijf/pand (van [verdachte 27] B.V.) lieten toekomen (wetende dat die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] zouden worden geslagen en/of zouden gaan schreeuwen), en/of
- aan twee (andere) aanwezige personen (te weten twee boekhouders), althans tegen één daarvan, te vragen het pand/gebouw te verlaten, en/of hun naar buiten te begeleiden, althans ervoor te zorgen dat deze twee personen het gebouw/pand verlieten (vóórdat voormeld misdrijf werd gepleegd), en/of
- aanwezig te blijven in/nabij het pand/gebouw en/of niet in te grijpen toen hij, verdachte, (een hoop) geschreeuw en/of geklap (zijnde het geluid van iemand die wordt geslagen) hoorde in/afkomstig uit een ruimte van het pand/gebouw;
11. [verdachte 2] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 24] op of omstreeks 11 juli 2019 te Uithoorn, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, S. [slachtoffer 2] en/of Z. [slachtoffer 1] heeft/hebben bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers hebben [verdachte 2] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 24] , tezamen en in vereniging met één of meer van hun mededader(s), althans alleen, opzettelijk dreigend die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ;
- (meermalen) (met een ijzeren pijp en/of een vuurwapen, althans met een (hard en/of zwaar) voorwerp) op/tegen de romp/ribben en/of het hoofd, althans op/tegen het lichaam geslagen, en/of
- (die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] ) de woorden toegevoegd 'sla hem dood' en/of 'ik schiet jou door je kop heen, kankerlijer' en/of 'ga weg, of ik schiet hem toch voor zijn flikker' en/of 'jullie gaan mij betalen of niet betalen dan schiet ik een van jullie kapot en mag je zelf kiezen wie' en/of 'ik schiet je net zo makkelijk kapot waar je hele kankerfamilie bij is', althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard en/of strekking, en/of
- een vuurwapen getoond en/of (meermalen) in hun bijzijn de slede van dat vuurwapen naar achteren gehaald en/of (meermalen) in hun bijzijn de trekker overgehaald en/of een schot gelost en/of een wapen tegen het hoofd gehouden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf hij, verdachte, op of omstreeks 11 juli 2019 te Uithoorn, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door:
- een ruimte in een garagebedrijf/-pand (van [verdachte 27] B.V., waarvan verdachte bestuurder was) ter beschikking te stellen aan [verdachte 2] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 24] en/of zijn/hun mededader(s) en/of hem/hun in de gelegenheid te stellen van die ruimte gebruik te maken, en/of
- toe te staan dat [verdachte 2] en/of [verdachte 10] en/of [verdachte 24] en/of zijn/hun mededader(s) die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] naar het garagebedrijf/pand (van [verdachte 27] B.V.) lieten toekomen (wetende dat die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] zouden worden geslagen en/of zouden gaan schreeuwen), en/of
- aan twee (andere) aanwezige personen (te weten twee boekhouders), althans tegen één daarvan, te vragen het pand/gebouw te verlaten, en/of hun naar buiten te begeleiden, althans ervoor te zorgen dat deze twee personen het gebouw/pand verlieten (vóórdat voormeld misdrijf werd gepleegd), en/of
- aanwezig te blijven in/nabij het pand/gebouw en/of niet in te grijpen toen hij, verdachte, (een hoop) geschreeuw en/of geklap (zijnde het geluid van iemand die wordt geslagen) hoorde in/afkomstig uit een ruimte van het pand/gebouw;
12. hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2019 tot en met 16 september 2020 te Den Haag en/of Rotterdam en/of op één of meer (andere) plaatsen in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie die (al dan niet in wisselende samenstellingen) werd gevormd door verdachte en anderen, in elk geval [verdachte 2] en/of [verdachte 2] en/of [verdachte 10] en/of [medeverdachte 1] en/of [verdachte 25] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [verdachte 26] ,
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van (een) misdrijf/misdrijven als bedoeld in:
- artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (een ander door geweld of enige andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of bedreiging met enige andere feitelijkheid, gericht tegen die ander of tegen een derde wederrechtelijk dwingen iets te doen of niet te doen of te dulden) en/of
- artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht (bedreiging met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen en/of bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling of brandstichting) en/of
- artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (afpersing) en/of
- artikel 26 van de Wet Wapens en Munitie (voorhanden hebben van (een) wapen(s) en munitie van de categorie II en/of III van de Wet wapens en munitie).