ECLI:NL:RBDHA:2023:15367
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van de aanvraag voor een Nederlands paspoort en de gevolgen van onrechtmatige beschikking
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiser tegen de weigering van de minister van Buitenlandse Zaken om zijn aanvraag voor een Nederlands paspoort in behandeling te nemen. Eiser, geboren in Suriname, heeft zijn aanvraag ingediend op 12 maart 2020, maar deze werd afgewezen op basis van het standpunt dat hij niet over de Nederlandse nationaliteit beschikte. De rechtbank oordeelt dat de weigering om de aanvraag in behandeling te nemen een inhoudelijk besluit is en dat de motivering van het besluit niet deugdelijk is. De rechtbank wijst op de onrechtmatige beschikking van de ambassadeur in 1989, die het paspoort van de moeder van eiser ten onrechte heeft ingehouden, wat grote gevolgen heeft gehad voor eiser en zijn gezin. De rechtbank stelt vast dat eiser, door de onjuiste informatie van de ambassadeur, jarenlang in de veronderstelling verkeerde dat hij geen Nederlandse nationaliteit meer had. Dit heeft geleid tot het verlies van zijn nationaliteit op basis van de tienjaarstermijn, zonder dat hij in staat was om deze termijn te stuiten. De rechtbank concludeert dat de minister opnieuw moet beslissen op het bezwaar van eiser, met inachtneming van de uitspraak, en dat het bestreden besluit vernietigd moet worden. Tevens wordt de minister veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.