ECLI:NL:RBDHA:2023:15947

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 oktober 2023
Publicatiedatum
24 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.31884
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en zicht op uitzetting naar Marokko met belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 oktober 2023 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van de eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 22 februari 2023 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zitting nodig was en heeft het onderzoek op 16 oktober 2023 gesloten.

De rechtbank heeft overwogen dat er zicht is op uitzetting naar Marokko, ondanks de tijd die verstreken is sinds de aanvraag voor een laissez-passer (lp). De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris actief contact heeft gezocht met de Marokkaanse autoriteiten en dat er geen reden is om aan te nemen dat de lp niet zal worden afgegeven. Eiser heeft niet voldoende feiten of omstandigheden aangedragen die de maatregel van bewaring onredelijk bezwarend maken. De rechtbank concludeert dat het belang van de staatssecretaris bij voortduring van de maatregel zwaarder weegt dan het belang van eiser bij invrijheidsstelling.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier W. van Loon, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31884

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 22 februari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Op verzoek van de rechtbank heeft verweerder bij brief van 13 oktober 2023 een reactie op de gronden ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft [2] en het onderzoek op 16 oktober 2023 gesloten.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Marokkaanse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Hierbij wordt verwezen naar de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van
2 maart 2023, 31 maart 2023, 21 juli 2023 en 11 september 2023. [3] Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in het laatste beroep, 4 september 2023, de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. Eiser voert aan dat geen sprake is van zicht op uitzetting naar Marokko. De aanvraag voor een lp [4] is acht maanden geleden ingediend en er is nog steeds geen zicht op een presentatie bij de Marokkaanse autoriteiten of afgifte van de lp. Verder voert eiser aan dat bij een afweging van alle belangen de maatregel van bewaring niet langer gerechtvaardigd kan worden geacht.
5. De rechtbank stelt voorop dat in zijn algemeenheid sprake is van zicht op uitzetting naar Marokko. [5] De sinds het indienen van de lp-aanvraag verstreken tijd leidt zonder nadere aanknopingspunten niet op voorhand tot twijfel over de vraag of de Marokkaanse autoriteiten in eisers geval een lp zullen afgeven of dat er een presentatie zal plaatsvinden. Verweerder heeft in zijn brief van 13 oktober 2023 toegelicht dat hij voor de zaak van eiser aandacht heeft gevraagd bij de Marokkaanse autoriteiten en dat deze werkwijze meermaals heeft geleid tot afgifte van een lp. Verder heeft verweerder toegelicht dat de Marokkaanse autoriteiten kenbaar hebben gemaakt dat niet in iedere zaak een presentatie in persoon noodzakelijk is. De omstandigheid dat (nog) geen presentatie in persoon is gepland, leidt daarom niet tot het oordeel dat er geen sprake is van zicht op uitzetting. Op eiser rust voorts de plicht om zijn actieve en volledige medewerking te verlenen aan zijn uitzetting. Uit de inhoud van de meest recente verslagen van de vertrekgesprekken volgt dat eiser zich passief opstelt. Daarnaast volgt uit de brief van verweerder van 13 oktober 2023 dat niet is gebleken dat eiser pogingen heeft ondernomen om aan documentatie te komen. Er zijn door eiser geen concrete aanknopingspunten naar voren gebracht die erop wijzen dat aan hem geen lp zal worden afgegeven als hij wel aan zijn verplichting tot medewerking voldoet. De beroepsgrond slaagt niet.
6. De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat een belangenafweging in zijn voordeel dient uit te vallen. Er zijn door eiser geen feiten of omstandigheden gesteld die de bewaring onredelijk bezwarend voor hem maken of voor verweerder aanleiding hadden moeten geven om de bewaring op te heffen. De rechtbank concludeert dat aan het belang van verweerder bij voortduring van de maatregel meer gewicht toekomt dan aan het belang van eiser bij invrijheidsstelling.
7. Tot slot leidt ambtshalve toetsing ook niet tot het oordeel dat de maatregel van
bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig
was.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw.
4.Laissez-passer.
5.Zie hiervoor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 14 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3269.