ECLI:NL:RBDHA:2023:1604
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en procesbelang in bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 8 februari 2023, wordt het beroep van eiser behandeld dat is ingesteld op 15 augustus 2022. Eiser had beroep aangetekend omdat de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag van 8 december 2021. Op 20 oktober 2022 heeft de staatssecretaris alsnog een beslissing genomen en een verblijfsvergunning asiel verleend aan eiser, geldig tot 8 december 2026. Echter, de staatssecretaris heeft in zijn besluit vastgesteld dat hij geen dwangsom verschuldigd is wegens het niet tijdig beslissen.
Eiser heeft de rechtbank op 25 oktober 2022 laten weten dat hij zijn beroep handhaaft. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft met betrekking tot het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, waardoor de staatssecretaris geen bestuurlijke dwangsommen aan eiser kan verbeuren.
De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser met zijn beroep niet kan bereiken wat hij wil. Eiser heeft echter recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de rechtbank zijn vastgesteld op € 418,50. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot het genoemde bedrag. Deze uitspraak is gedaan door rechter mr. J.F.I. Sinack, in aanwezigheid van griffier N.A. D’Hoore, en is openbaar gemaakt.