ECLI:NL:RBDHA:2023:16053

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2023
Publicatiedatum
25 oktober 2023
Zaaknummer
NL23.28550
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt de rechtmatigheid van de aan eiseres opgelegde maatregel van bewaring beoordeeld. Deze maatregel is op 7 mei 2023 opgelegd en is onderwerp van meerdere vervolgprocedures. De rechtbank heeft eerder op 23 mei, 20 juni, 18 juli, 3 augustus en 25 augustus 2023 uitspraken gedaan over deze maatregel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft een voortgangsrapportage overgelegd, waar eiseres op heeft gereageerd. Tijdens de zitting op 19 september 2023 was de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig, maar eiseres en haar gemachtigde waren afwezig.

De rechtbank toetst of het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is, aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de maatregel van bewaring rechtmatig is. De rechtbank legt uit dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld in de uitzettingsprocedure, ondanks de zorgen van eiseres over het gebrek aan contact met de Chinese autoriteiten en de afwezigheid van fysieke bezoeken door de regievoerder. De rechtbank stelt vast dat er wel degelijk telefonische contacten zijn geweest en dat er stappen zijn ondernomen om de uitzetting te bevorderen.

De rechtbank concludeert dat er geen grond is om te oordelen dat de rechtmatigheidsvoorwaarden voor de maatregel van bewaring niet zijn voldaan. De uitspraak eindigt met de beslissing om het beroep ongegrond te verklaren en het verzoek om schadevergoeding af te wijzen. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Rashid, griffier, en is openbaar gemaakt op 22 september 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.28550

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , v-nummer: [nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. P. Boelhouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het voortduren van de aan eiseres opgelegde maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Deze maatregel is opgelegd op 7 mei 2023 en duurt nog voort.
1.1.
De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring eerder getoetst. Op het eerste beroep is beslist bij uitspraak van 23 mei 2023. [1] Op het eerste vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 20 juni 2023. [2] Op het tweede vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 18 juli 2023. [3] Op het derde vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 3 augustus 2023. [4] Op het vierde vervolgberoep is beslist bij uitspraak van 25 augustus 2023. [5]
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiseres heeft hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 19 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiseres en haar gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het voortduren van de maatregel van bewaring
rechtmatig is. Zij doet dat onder meer aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. Het beroep is ongegrond. Het voortduren van de maatregel van bewaring is niet
onrechtmatig. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit
oordeel heeft.
Toetsingskader
4. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij de afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, dan verklaart zij het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan. [6]
4.1.
Uit de uitspraak van 25augustus 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom beoordeelt de rechtbank nu alleen of de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek (op 22 augustus 2023) rechtmatig is.
Werkt de staatssecretaris voldoende voortvarend aan de uitzetting?
5. Eiseres voert aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend aan de uitzetting werkt. Sinds de laatste beoordeling is er geen contact geweest tussen de staatssecretaris en de Chinese autoriteiten. Eiseres betoogt dat zij sinds 10 mei 2023 niet meer fysiek door de regievoerder is bezocht. Er is enkel sprake van (summiere) telefonische gesprekken. Eiseres betoogt verder dat op 11 september een brief is verstuurd aan de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) met de vragen of een presentatie in persoon gefaciliteerd wordt met de Chinese autoriteiten en welke informatie nog ontbreekt. Op deze vragen heeft DT&V niet gereageerd.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris heeft wel voldoende voortvarend gehandeld. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat de staatssecretaris op 22 augustus 2023 een nieuwe laissez-passer aanvraag heeft ingediend. Op de zitting heeft de staatssecretaris medegedeeld dat op 1 september 2023 is gerappelleerd bij de Chinese autoriteiten. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat door partijen erkend wordt dat de regievoerder telefonisch contact heeft gehad met eiseres. Verder heeft de staatssecretaris op de zitting toegelicht dat er tot nu toe telefonische gesprekken met eiseres zijn gevoerd, vanwege fysieke problemen van de regievoerder. Daarbij heeft de staatssecretaris aangegeven dat in de toekomst weer fysieke vertrekgesprekken zullen worden gevoerd. Gelet op het voorgaand en de korte periode sinds de laatste beoordeling door de rechtbank, is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld.
Leidt ambtshalve toetsing tot een ander oordeel?
7. Los van de door eiseres aangevoerde beroepsgrond, ziet de rechtbank in de door de staatssecretaris en eiseres verstrekte gegevens geen grond om te komen tot het oordeel dat aan de rechtmatigheidsvoorwaarden voor deze maatregel niet is voldaan. [7]

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de voortduring van de inbewaringstelling van eiseres rechtmatig is en de staatssecretaris geen schadevergoeding aan eiseres hoeft te betalen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.M. Verhoeven, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Rashid, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 23 mei 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:2896.
2.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 20 juni 2023, NL23.17066 (niet gepubliceerd).
3.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 18 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:10799.
4.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 3 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:12276.
5.Rb. Den Haag (zp. Arnhem) 25 augustus 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:13577.
6.Dat staat in artikel 96, derde lid, van de Vw 2000.
7.Vergelijk HvJEU 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858.