ECLI:NL:RBDHA:2023:16581

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 oktober 2023
Publicatiedatum
3 november 2023
Zaaknummer
NL23.21802
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag op basis van internationale bescherming in een andere lidstaat

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 13 oktober 2023, wordt het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 27 juli 2023 de aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming geniet in Slowakije. De rechtbank behandelt het beroep en de argumenten van eiser, die stelt dat hij vreest te worden uitgezet naar Syrië en dat hij slecht is behandeld in Slowakije. De rechtbank concludeert dat eiser geen voldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn claims over slechte behandeling en dat zijn asielaanvraag terecht niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank verwijst naar relevante wetgeving, waaronder artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000 en artikel 8 van het EVRM, en stelt vast dat de aanwezigheid van familieleden in Nederland niet in de weg staat van de niet-ontvankelijkheid van de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris niet verplicht was om ambtshalve te beoordelen of eiser in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op basis van artikel 8 van het EVRM. De uitspraak eindigt met de conclusie dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.21802

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 oktober 2023 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. T. der Bedrosian),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: S.J. de Vries).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 27 juli 2023 deze aanvraag niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser internationale bescherming heeft in Slowakije. Ook heeft de staatssecretaris eiser opgedragen naar het grondgebied van Slowakije te gaan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak met zaaknummer NL23.21803, op 11 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. A.D. Kupelian, als waarnemer van de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser niet-ontvankelijk mocht verklaren op grond van artikel 30, eerste lid en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en of het besluit in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Mocht de staatssecretaris de asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaren?
4. Eiser voert aan dat hij vreest te worden uitgezet naar Syrië, omdat zijn asielaanvraag in eerste instantie is afgewezen. Hij wil ook niet terug naar Slowakije, omdat hij daar slecht is behandeld en gediscrimineerd. Hij heeft ook geen banden met dat land.
4.1
Niet in geschil is dat eiser internationale bescherming geniet in Slowakije. Hieruit volgt dat er geen reden bestaat om aan te nemen dat hij vanuit Slowakije zal worden uitgezet naar Syrië. De staatssecretaris stelt zich verder terecht op het standpunt dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij in Slowakije slecht is behandeld en gediscrimineerd. Als deze omstandigheden zich wel hebben voorgedaan, dan ligt het op de weg van eiser om hierover te klagen bij de Slowaakse autoriteiten. Zoals de staatssecretaris terecht stelt zijn deze ondervonden problemen niet zodanig dat daardoor al sprake is van een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest. Dat eiser geen banden heeft met Slowakije wordt niet gevolgd nu uit vaste rechtspraak [1] volgt dat alleen al omdat een vreemdeling in een lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet, sprake is van een zodanige band met die lidstaat dat het voor hem redelijk zou zijn naar dat land te gaan. [2] Voor het overige heeft eiser geen beroepsgronden gericht tegen de niet-ontvankelijkverklaring van de aanvraag.
Heeft de staatssecretaris zijn standpunt over artikel 8 van het EVRM voldoende gemotiveerd?
5. Eiser betoogt dat hij voldoende aannemelijk gemaakt heeft dat er een familierechtelijke band bestaat tussen hem en zijn echtgenote en kinderen. Eiser wenst het familieleven samen met zijn echtgenote en kinderen in Nederland uit te voeren, aangezien hij geen band heeft met Slowakije en hij daar slecht is behandeld en gediscrimineerd. Een eventuele terugkeer naar Slowakije is in strijd met artikel 8 van het EVRM.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat aan eisers wens om bij zijn familieleden in Nederland te verblijven geen betekenis toekomt bij de toepassing van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 en artikel 3.106a van het Vb 2000. De rechtbank verwijst naar het arrest van het Hof van Justitie in de zaak XXXX tegen België van 22 februari 2022. [3] Uit dat arrest volgt dat de aanwezigheid van familieleden er niet aan in de weg staat om gebruik te maken van de mogelijkheid om een asielaanvraag niet-ontvankelijk te verklaren wegens verleende internationale bescherming in een andere lidstaat. Voor zover eiser heeft bedoeld te betogen dat ambtshalve beoordeeld had moeten worden of eiser in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van 8 van het EVRM overweegt de rechtbank dat de staatssecretaris terecht stelt dat hij daartoe op grond van artikel 3.6a, tweede lid, van het Vb 2000 niet verplicht is en eiser dat standpunt in beroep niet gemotiveerd heeft bestreden. De door de staatssecretaris in het voornemen en het besluit gemaakte opmerkingen over de familieleden in Nederland zijn, zoals de staatssecretaris in het verweerschrift heeft toegelicht, ten overvloede gemaakt en daarmee was eiser het eens. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de daartegen aangevoerde beroepsgronden te bespreken.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet-ontvankelijk verklaard heeft. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ABRvS 12 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:442 en ABRvS 31 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1270
2.Zoals bedoeld in artikel 3.106a, tweede lid, van het Vb 2000.
3.Hof van Justitie 22 februari 2022, ECLI:EU:C:2022:103, punt 44.