In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 november 2023, in de zaak met zaaknummer NL23.4845, beoordeelt de rechtbank het verzoek van de verzoeker om een veroordeling van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in de proceskosten. Dit verzoek is gedaan naar aanleiding van de intrekking van het beroep van de verzoeker tegen het besluit van de staatssecretaris van 14 februari 2023, waarbij de aanvraag van de verzoeker om een verblijfsvergunning asiel niet in behandeling is genomen. De verzoeker heeft zijn beroep ingetrokken omdat de staatssecretaris het besluit heeft ingetrokken.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat in geval van intrekking van het beroep, omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, het bestuursorgaan in de proceskosten kan worden veroordeeld, mits daarom wordt verzocht. De staatssecretaris heeft het besluit van 14 februari 2023 ingetrokken, waardoor de verzoeker in de nationale procedure zal worden opgenomen. De staatssecretaris stelt echter dat er geen reden is voor proceskostenvergoeding, omdat de overdrachtstermijn buiten zijn toedoen is verstreken.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag van de verzoeker alsnog in behandeling heeft genomen, maar dit is geen tegemoetkoming aan de verzoeker, maar een gevolg van het verstrijken van de tijd. Daarom bestaat er geen aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van de verzoeker. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af. Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer - Gulyas, rechter, in aanwezigheid van E.J. Iflé, griffier, en is openbaar gemaakt.