ECLI:NL:RBDHA:2023:16834

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 november 2023
Publicatiedatum
8 november 2023
Zaaknummer
NL23.22427
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De staatssecretaris heeft de aanvraag niet in behandeling genomen op basis van de Dublinverordening, omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser, die Gambiaanse nationaliteit heeft, heeft op 27 april 2023 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Nederland heeft op 8 juni 2023 een verzoek om terugname gedaan aan Kroatië, dat op 22 juni 2023 is geaccepteerd. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en voert aan dat de staatssecretaris niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Kroatië, omdat er structurele tekortkomingen zijn in de bescherming van Dublinclaimanten in dat land. De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2023 behandeld en concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij slachtoffer zal worden van pushbacks bij overdracht naar Kroatië. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Kroatië. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.22427

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. C.J. Ullersma),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

(gemachtigde: mr. W. Epema).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het besluit van 3 augustus 2023 (hierna: het bestreden besluit) niet in behandeling genomen omdat Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
2. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
3. De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2023 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser aan de hand van de argumenten die hij heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
5. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
6. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. [1] Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [2]
7. Eiser stelt dat hij geboren is op [geboortedatum] en de Gambiaanse nationaliteit heeft.
8. Op 27 april 2023 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend. Nederland heeft op 8 juni 2023 bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek op 22 juni 2023 geaccepteerd.
Het bestreden besluit
9. In het bestreden besluit staat dat Kroatië verantwoordelijk is voor de inhoudelijke behandeling van de asielaanvraag van eiser. Verweerder verwijst daarvoor naar het feit dat eiser eerder in Kroatië een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Verweerder ziet geen aanleiding om de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken.
Het standpunt van eiser
10. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat de staatssecretaris niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Kroatië. Eiser onderbouwt dit als volgt. De Afdeling [3] heeft op 13 september 2023 uitspraak gedaan, waarbij zij heeft geoordeeld dat de staatssecretaris weer vreemdelingen mag overdragen aan Kroatië. [4] Volgens eiser is de motivering van de Afdeling onvoldoende en gaat zij niet uit van de juiste feiten en omstandigheden. Zo heeft de Afdeling ten onrechte de brief van de Kroatische autoriteiten van 15 november 2022 als voldoende overtuigend beoordeeld, nu de informatie uit de brief niet overeenkomt met de feitelijke situatie. [5] Verder heeft de Afdeling ten onrechte overwogen dat
pushbacksalleen aan de buitengrenzen plaatsvinden. Uit getuigenissen van het Border Violence Monitoring Network volgt namelijk dat pushbacks ook diep in Kroatië in plaatsvinden. Daarnaast stelt eiser dat de onderzoeksplicht moet worden omgedraaid. Dit betekent dat niet eiser, maar de staatssecretaris moet bewijzen dat Dublinclaimanten geen slachtoffer worden van pushbacks. Tot slot heeft de Afdeling de rapportage van Human Rights Watch van mei 2023 niet bij haar beoordeling betrokken. Om deze redenen kan de Afdelingsuitspraak van 13 september 2023 niet worden gevolgd.
11. Als de bovenstaande beroepsgrond niet slaagt, verzoekt eiser aan deze rechtbank om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) over de ondeelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en over hoever de onderzoeksplicht van de overdragende lidstaat reikt. Als de rechtbank geen prejudiciële vragen stelt, verzoekt eiser dat de zaak wordt aangehouden in afwachting van het antwoord van het Hof op de prejudiciële vragen van deze rechtbank, zittingsplaats ’s-Hertogenbosch, van 15 juni 2022 [6] over de ondeelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [7]
Het oordeel van de rechtbank
12. Het staat niet ter discussie dat Kroatië in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag.
13. De staatssecretaris mag in beginsel ten opzichte van Kroatië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten hun internationale verplichtingen nakomen. Eiser moet aannemelijk maken dat dit in zijn geval anders is. Bij deze beoordeling is ook het arrest Jawo [8] van belang. Als blijkt dat sprake is van structurele tekortkomingen, dan moeten die tekortkomingen een bijzonder hoge drempel bereiken om onder het bereik van artikel 3 van het EVRM [9] en artikel 4 van het Handvest [10] te vallen.
14. De staatssecretaris heeft terecht overwogen dat ten opzichte van Kroatië mag worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Allereerst ziet de rechtbank geen aanleiding om af te wijken van de uitspraak van de Afdeling van 13 september 2023. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Dublinclaimanten slachtoffer worden van pushbacks bij overdracht naar Kroatië. Zo is niet gebleken dat de getuigenissen van het Border Violence Monitoring Network afkomstig zijn van Dublinclaimanten. Ook is niet gebleken dat de informatie uit de rapportage van Human Rights Watch van mei 2023 over Dublinclaimanten gaat. Het omdraaien van de onderzoeksplicht is niet aan de orde, nu eiser niet met objectieve informatie aannemelijk heeft gemaakt dat de staatssecretaris niet meer van het vermoeden kan uitgaan dat Kroatië aan zijn internationale verplichtingen voldoet ten aanzien van Dublinclaimanten. Tot slot wordt vastgesteld dat eiser heeft verklaard dat hij na het indienen van zijn asielaanvraag opvang in Kroatië had. [11] Hij is vervolgens op eigen initiatief uit Kroatië vertrokken. De vrees dat hij als Dublinclaimant slachtoffer zal worden van pushbacks, is dus niet gebaseerd op zijn eigen ervaringen. De beroepsgrond slaagt niet.
15. Verder ziet de rechtbank geen aanleiding om prejudiciële vragen te stellen over hoever de onderzoeksplicht van de overdragende lidstaat reikt. De Afdeling heeft dit in haar uitspraak van 13 april 2022 voldoende toegelicht aan de hand van de rechtspraak van het Hof. [12] Er bestaat ook geen aanleiding om prejudiciële vragen te stellen over de ondeelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel of om de zaak aan te houden vanwege de prejudiciële vragen van zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch. De Afdeling heeft zich in haar uitspraak van 13 september 2023 uitgelaten over de deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor situaties zoals deze aan de hand van de rechtspraak van het Hof. Uit die rechtspraak volgt niet dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel ondeelbaar is. De rechtbank sluit zich bij dit oordeel aan.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser kan worden overgedragen aan Kroatië. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013.
2.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Eiser verwijst in dat verband naar meerdere uitspraken van diverse zittingsplaatsen van deze rechtbank, waaronder de uitspraak van zittingsplaats Amsterdam van 6 juni 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:8122.
7.In dat kader verwijst eiser naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, van 20 september 2023 met zaaknummer NL23.17774.
8.Arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:2018.
9.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
10.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
11.Pagina 5 van het ‘Rapport Aanmeldgehoor Dublin’ van 19 mei 2023.
12.ECLI:NL:RVS:2022:1043, rechtsoverwegingen 4.1 tot en met 4.3.