In deze zaak hebben eisers beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. De eisers, die verblijfsvergunningen aanvragen om bij hun in Nederland verblijvende minderjarige dochter/zus te kunnen zijn, hebben de rechtbank verzocht om een uitspraak te doen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen op de aanvraag is overschreden en dat eisers rechtsgeldig in gebreke hebben gesteld. Hierdoor is het beroep gegrond verklaard.
De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvragen van eisers. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de hoogte van de dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, omdat er al 42 dagen zijn verstreken sinds verweerder in gebreke is. Daarnaast zijn de proceskosten van eisers vergoed tot een bedrag van € 209,25, en moet verweerder het griffierecht van € 184,- vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 3 oktober 2023. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld, omdat partijen daarmee instemden. De rechtbank heeft de zaak als eenvoudig gekwalificeerd, wat heeft geleid tot een lagere wegingsfactor voor de proceskostenvergoeding.