ECLI:NL:RBDHA:2023:16957

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 augustus 2023
Publicatiedatum
9 november 2023
Zaaknummer
NL23.14653
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van eiser tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat deze niet tijdig heeft beslist op de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser heeft zijn asielaanvraag op 21 oktober 2022 ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Staatssecretaris op grond van het besluit WBV 2022/22 de beslistermijnen voor asielaanvragen heeft verlengd met negen maanden. Dit besluit is van toepassing op asielaanvragen die nog niet waren beslist op de datum van inwerkingtreding, en dus ook op de aanvraag van eiser.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de ingebrekestelling van eiser, die op 29 april 2023 is ingediend, te vroeg was, omdat de verlengde beslistermijn pas op 21 januari 2024 afloopt. Eiser betoogde dat de Staatssecretaris hem individueel op de hoogte had moeten stellen van de verlenging van de beslistermijn, maar de rechtbank volgde dit standpunt niet. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie waarin is vastgesteld dat individuele kennisgeving niet vereist is bij de verlenging van beslistermijnen op basis van de Vreemdelingenwet.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van beroep wegens niet tijdig beslissen. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, en is openbaar gemaakt op 9 augustus 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.14653
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P.J. Schüller), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat verweerder niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en heeft gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
3. Sinds 27 september 2022 is het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. Dit geldt ook voor asielaanvragen die zijn ingediend vóór 1 januari 2023. Eiser betwist dat zich een situatie voordoet als bedoelt in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser vindt daarom dat verweerder met de WBV 2022/22 de beslistermijn niet geldig heeft verlengd en dat hij verweerder niet prematuur in gebreke heeft gesteld. Eiser verzoekt de rechtbank het beroep gegrond te verklaren, verweerder op te dragen alsnog een besluit te nemen en hier een rechterlijke dwangsom aan te verbinden.
1. Op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Dit volgt uit artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
4. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De rechtbank verwijst voor de motivering naar de uitspraak van deze rechtbank van 24 maart 2023.4 Hierin heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Eiser heeft op 21 oktober 2022 zijn asielaanvraag ingediend. De asielaanvraag van eiser valt dus onder het toepassingsbereik van de WBV 2022/22. Dit betekent dat de beslistermijn in zijn zaak met negen maanden is verlengd en verweerder uiterlijk op 21 januari 2024 op de aanvraag moet beslissen. De ingebrekestelling van 29 april 2023 is hierdoor te vroeg ingediend.
5. Eiser voert verder aan dat de staatssecretaris de verlenging van de beslistermijn individueel aan hem bekend had moeten maken.
6. De rechtbank volgt dit standpunt niet. De Afdeling heeft in de uitspraak van 8 december 2016 overwogen dat de staatssecretaris bij de verlenging van de beslistermijn op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 geen individuele kennisgevingen aan de vreemdelingen hoeft te versturen.5 Daarmee is de manier waarop de staatssecretaris de beslistermijnen heeft verlengd, namelijk door de WBV te publiceren in de Staatscourant, niet onrechtmatig.
7. Wat hiervoor is overwogen leidt tot het oordeel dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep op grond van het niet tijdig beslissen door verweerder, als bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
8. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van V.M. de Waard, griffier.
5 ABRvS 8 december 2016, ECLI:NL:RVS:2016:3232.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
09 augustus 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.