ECLI:NL:RBDHA:2023:17372
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van familierechtelijke relatie en identiteit
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres had de aanvraag ingediend voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar gestelde moeder, referente. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag aanvankelijk afgewezen op 22 maart 2021, en na een aantal heroverwegingen bleef de afwijzing in stand. De rechtbank had eerder op 21 december 2022 een besluit van de staatssecretaris vernietigd, maar na een nieuw besluit op 26 april 2023 bleef de afwijzing opnieuw gehandhaafd.
Tijdens de zitting op 27 september 2023 heeft de rechtbank de argumenten van eiseres en de staatssecretaris gehoord. Eiseres betoogde dat de staatssecretaris de overgelegde stukken, waaronder verklaringen van referente en haar nicht, niet correct had beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor haar identiteit en de familierechtelijke relatie met referente. De rechtbank benadrukte dat eiseres geen identiteitsdocumenten had overgelegd en dat de verklaringen niet overtuigend waren.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor de mvv in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.