ECLI:NL:RBDHA:2023:17372

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
14 november 2023
Zaaknummer
NL23.11555
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf op basis van familierechtelijke relatie en identiteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) beoordeeld. Eiseres had de aanvraag ingediend voor verblijf als familie- of gezinslid bij haar gestelde moeder, referente. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag aanvankelijk afgewezen op 22 maart 2021, en na een aantal heroverwegingen bleef de afwijzing in stand. De rechtbank had eerder op 21 december 2022 een besluit van de staatssecretaris vernietigd, maar na een nieuw besluit op 26 april 2023 bleef de afwijzing opnieuw gehandhaafd.

Tijdens de zitting op 27 september 2023 heeft de rechtbank de argumenten van eiseres en de staatssecretaris gehoord. Eiseres betoogde dat de staatssecretaris de overgelegde stukken, waaronder verklaringen van referente en haar nicht, niet correct had beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor haar identiteit en de familierechtelijke relatie met referente. De rechtbank benadrukte dat eiseres geen identiteitsdocumenten had overgelegd en dat de verklaringen niet overtuigend waren.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor de mvv in stand blijft. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen in hoger beroep gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.11555

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. I. Vreeken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

(gemachtigde: mr. P. Boelhouwer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid’ bij [naam] (referente).
1.1.
De staatssecretaris heeft de aanvraag van eiseres met het besluit van 22 maart 2021 afgewezen. Met het besluit van 9 september 2021 op het bezwaar van eiseres is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De staatssecretaris heeft dit besluit op 4 februari 2022 ingetrokken en op 20 oktober 2022 een nieuw besluit op bezwaar genomen. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen dit besluit op 21 december 2022 gegrond verklaard en het besluit vernietigd. [1] Vervolgens heeft de staatssecretaris op 26 april 2023 een nieuw besluit op bezwaar genomen, waarin de staatssecretaris opnieuw bij de afwijzing van de aanvraag is gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 27 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, referente en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het bestreden besluit
4. Op 25 juni 2020 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een mvv bij referente, haar gestelde moeder. Ter onderbouwing van haar aanvraag heeft eiseres enkele stukken overgelegd: een foto van eiseres, een verklaring van [naam 2] (de nicht van referente) en verschillende ingevulde vragenlijsten. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiseres geen documenten heeft overgelegd die haar identiteit of de familierechtelijke relatie tussen haar en referente aannemelijk maken.
Is de beoordeling van de staatssecretaris met betrekking tot de overgelegde stukken onzorgvuldig?
5. Eiseres betoogt allereerst dat de beoordeling van de staatssecretaris van de door referente overgelegde stukken met betrekking tot de identiteit van eiseres en de familierechtelijke relatie met referente onvolledig en onjuist is. Eiseres stelt dat de staatssecretaris in zijn beoordeling de verklaring van de nicht van referente, de verklaringen van referente over haar gestelde dochter tijdens de hoorzitting van 9 september 2022 en de verklaringen van referente over haar gestelde dochter tijdens haar asielprocedure ten onrechte niet heeft meegewogen. Eiseres stelt dat al deze verklaringen bijeengenomen en in onderling verband bezien de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referente aannemelijk maken.
5.1.
Dit betoog slaagt niet. Eiseres stelt weliswaar dat de staatssecretaris deze stukken niet heeft meegewogen, maar legt niet uit wat er concreet uit deze stukken blijkt en tot welk oordeel de staatssecretaris op basis van deze stukken had moeten komen. Zonder nadere toelichting ziet de rechtbank niet in tot welk resultaat dit had moeten leiden, dan wel waarom de staatssecretaris die verklaringen – meer dan de staatssecretaris nu heeft gedaan – in het bestreden besluit had moeten meewegen.
Heeft eiseres haar identiteit en familierechtelijke relatie met referente aannemelijk gemaakt?
6. Eiseres betoogt dat de staatssecretaris haar identiteit en de familierechtelijke relatie met referente ten onrechte niet aannemelijk heeft geacht. Volgens eiseres stelt de staatssecretaris zich ten onrechte op het standpunt dat op basis van het geheel aan verklaringen en documenten nader onderzoek naar de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referente niet in de rede ligt. Voor het ontbreken van documenten met betrekking tot de identiteit van eiseres en de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referente heeft referente voldoende verklaard. Verder stelt eiseres dat de staatssecretaris ten onrechte niet is toegekomen aan de toets van het gezinsleven van artikel 8 van het EVRM.
Toetsingskader
6.1.
Uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 26 januari 2022 [2] en 31 maart 2022 [3] en de uitwerking van deze uitspraken in de Werkinstructie 2022/7 – die analoog van toepassing is op reguliere aanvragen in het kader van gezinshereniging – volgt dat per individueel geval moet worden onderzocht of de identiteit en de familierechtelijke relatie tussen de referent en/of het gezinslid in grote lijnen als aannemelijk kan worden beschouwd.
Identiteitsdocument
6.2.
Eiseres stelt dat de verklaringen over het ontbreken van een identiteitsdocument ten onrechte niet aannemelijk zijn geacht. Eiseres is pas op [datum] meerderjarig geworden en tot die tijd kon zij zelf geen identiteitsdocument aanvragen. Daarbij wijst eiseres erop dat in Eritrea pas in 2018 mondjesmaat werd gestart met het uitgeven van identiteitskaarten, nadat er sinds 2014 lange tijd niet of nauwelijks identiteitskaarten werden uitgegeven. [4] Eiseres wilde vanaf dat moment echter geen identiteitsdocument aanvragen, omdat zij zich voor de autoriteiten moest schuilhouden om te voorkomen dat zij in militaire dienst moest. Zij stelt voldoende te hebben uitgelegd hoe zij zich zonder identiteitsdocument in het dagelijks leven heeft kunnen handhaven. De staatssecretaris werpt – volgens eiseres – ten onrechte tegen dat het bevreemdt dat zij zich vier jaar lang door Eritrea heeft kunnen verplaatsen zonder dat haar gevraagd is zich te legitimeren. Hoewel uit het algemeen ambtsbericht over Eritrea blijkt dat dit vooral lukt in gebieden waar nomadische volkeren leven, [5] is dit ook eiseres gelukt. Zij woonde namelijk in een dorp van waaruit de bewegingen van legervoertuigen konden worden waargenomen, zodat eiseres zich steeds kon verstoppen voor de autoriteiten en kon ontkomen aan razzia’s in haar dorp.
6.3.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris werpt op basis van de algemeen ambtsberichten over Eritrea [6] eiseres niet ten onrechte tegen dat zij onvoldoende heeft uitgelegd hoe zij, nadat zij meerderjarig is geworden, zich door Eritrea heeft kunnen verplaatsen zonder dat haar naar identificerende documenten is gevraagd. Eiseres heeft verklaard op 20 kilometer van de hoofdstad van Eritrea te hebben gewoond en dat zij zich steeds heeft moeten verplaatsen. Uit de ambtsberichten over Eritrea volgt dat mensen zonder identiteitsdocumenten zich alleen kunnen verplaatsen als zij de militaire verlofpas van een ander gebruiken. Gelet daarop acht de staatssecretaris terecht niet aannemelijk dat eiseres zich vier jaar lang door Eritrea heeft kunnen verplaatsen zonder dat haar naar een legitimatiebewijs is gevraagd. De enkele stelling dat eiseres zich vier jaar lang heeft kunnen verplaatsen door zich te verstoppen, doet aan dat standpunt niet af en daarmee legt eiseres – in weerwil van wat uit de ambtsberichten voor Eritrea blijkt – niet uit waarom dat háár wel is gelukt.
Geboorteakte
6.4.
Eiseres betoogt dat de verklaringen van referente over het ontbreken van een geboorteakte of uittreksel uit het geboorteregister aannemelijk zijn. Uit het algemeen ambtsbericht over Eritrea [7] blijkt niet dat een geboorteakte in zijn algemeenheid beschikbaar is, dan wel dat het gebruikelijk is om er een te hebben. Tevens blijkt uit dit ambtsbericht dat een geboorteakte een vrij nieuw fenomeen is en dat het op het platteland moeilijk is om een geboorteakte te verkrijgen. Om die reden is het volgens eiseres plausibel dat referente de geboorte van haar dochter nooit heeft geregistreerd.
6.5.
Dit betoog slaagt. Uit de uitspraak van de Afdeling van 26 januari 2022 [8] volgt dat het ontbreken van een geboorteakte een vreemdeling uit Eritrea in beginsel niet mag worden tegengeworpen, tenzij er concrete aanwijzingen zijn dat de vreemdeling wél een geboorteakte had (moeten hebben), bijvoorbeeld als de vreemdeling daar zelf over heeft verklaard. Is dit niet het geval, dan mag de staatssecretaris de vreemdeling niet tegenwerpen dat hij geen geboorteakte heeft. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat de staatssecretaris het ontbreken van een geboorteakte niet aan eiseres mag tegenwerpen. De staatssecretaris heeft immers niet gemotiveerd dat er concrete aanwijzingen zijn dat eiseres over een geboorteakte heeft beschikt en deze blijken ook niet op een andere manier uit het dossier.
Vaccinatieboekje
6.6.
Eiseres betoogt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft uitgelegd waarom hij haar verklaring over het ontbreken van het vaccinatieboekje opnieuw tegenwerpt in het bestreden besluit van 26 april 2023, nadat haar dit in een eerder (vernietigd) besluit niet meer werd tegengeworpen. Daarnaast betwist eiseres dat haar verklaringen met betrekking tot het vaccinatieboekje summier zijn. Volgens eiseres heeft de hoormedewerker maar één vraag over het vaccinatieboekje gesteld en was het voor de hoormedewerker kennelijk evident dat er niet meer over het kwijtraken van dit document te vertellen was.
6.7.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiseres summier en afwisselend over het vaccinatieboekje heeft verklaard. De rechtbank ziet in het enkele feit dat de staatssecretaris in een eerder besluit niet heeft tegengeworpen dat er summier en afwisselend over het vaccinatieboekje is verklaard, geen reden voor het oordeel dat de staatssecretaris dat helemaal niet aan eiseres mag tegenwerpen. Het staat de staatssecretaris immers vrij om (in bezwaar) terug te komen van een eerder ingenomen standpunt. Verder stelt de staatssecretaris terecht dat referente heeft verklaard dat eiseres heeft beschikt over een vaccinatieboekje en een doopakte. De staatssecretaris mocht hieraan de conclusie verbinden dat er in het geval van eiseres sprake is van enige vorm van registratie en dat er in elk geval sprake is van een vaccinatieboekje. Het enkele feit dat de hoormedewerker maar één vraag over het vaccinatieboekje heeft gesteld doet gezien de verklaring van referente hier niet aan af.
Doopakte
6.8.
Eiseres stelt dat zij een doopakte heeft gehad, maar deze heeft verloren nadat die aan de ouders van referente was gegeven toen eiseres bij hen kwam wonen. Eiseres is nog wel naar de kerk gegaan om een nieuwe doopakte te vragen, maar dit werd door de kerk geweigerd. Daarnaast stelt eiseres dat, net als bij het vaccinatieboekje, de hoormedewerker maar één vraag hierover gesteld heeft en het kennelijk voor de hoormedewerker evident is dat er niet meer over het kwijtraken van dit document te vertellen was.
6.9.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat eiseres over het ontbreken van een doopakte summier en afwisselend heeft verklaard. Bij de aanvraag van 25 juni 2020 verklaart eiseres dat zij nooit in het bezit is geweest van een doopakte. In de bezwaargronden verklaart eiseres dat zij wel in het bezit is geweest van een doopakte, maar dat de doopakte kwijt is geraakt bij de ouders van referente. De staatssecretaris werpt eiseres niet ten onrechte tegen dat onduidelijk is hoe deze documenten zijn kwijtgeraakt, waarom hier niet eenduidig over is verklaard en welke stappen eiseres ondernomen heeft om deze documenten alsnog boven water te krijgen. De toelichting van eiseres in beroep doet daar niet aan af. Hetzelfde geldt voor het feit dat de hoormedewerker hier één vraag over heeft gesteld. Ten aanzien van de getuigenverklaringen van de nicht van referente hoeft de staatssecretaris daar geen waarde aan te hechten die eiseres daaraan kennelijk gehecht wilt zien. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat de verklaringen van de nicht van referente de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referente niet aannemelijk maakt. Ook de overgelegde foto maakt de familierechtelijke relatie niet aannemelijk. Dit leidt er volgens de rechtbank toe dat de identiteit van eiseres en familierechtelijke relatie tussen eiseres en referente niet aannemelijk is gemaakt.
Conclusie
6.10.
De staatssecretaris heeft eiseres ten onrechte tegengeworpen dat zij niet in het bezit is van een geboorteakte. Dit enkele feit maakt niet dat haar identiteit en de familierechtelijke relatie wel geloofwaardig moet worden geacht. Daartoe kan eiseres ook andere stukken overleggen. Ondanks het ontbreken van een geboorteakte had eiseres dus (ook) met andere documenten haar identiteit en familierechtelijke betrekking met referente aannemelijk kunnen maken. Dit heeft zij niet gedaan. De staatssecretaris heeft terecht tegengeworpen dat eiseres geen identiteitsdocument heeft overgelegd en summier en wisselend heeft verklaard over het bestaan van een vaccinatieboekje en doopakte. Het betoog van eiseres slaagt daarom niet.
Had de staatssecretaris een DNA-onderzoek moeten laten doen?
7. Eiseres stelt dat de staatssecretaris in de specifieke omstandigheden van haar zaak aanleiding had moeten zien om haar een DNA-onderzoek aan te bieden om de familierechtelijke relatie tussen haar en referente vast te stellen. De staatssecretaris heeft dat ten onrechte niet gedaan.
7.1
Dit betoog slaagt niet. Gelet op wat de rechtbank onder 6.10 heeft overwogen heeft de staatssecretaris op basis van de overgelegde documenten en verklaringen, in onderlinge samenhang bezien, zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de identiteit en de familierechtelijke relatie tussen eiseres en referente niet aannemelijk is gemaakt. De staatssecretaris had daarom geen aanleiding hoeven zien om eiseres een DNA-onderzoek aan te bieden.
Verwijzing naar hetgeen eerder in de procedure is aangevoerd
8. Eiseres heeft voor het overige verzocht om dat wat eerder in de procedure is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen in de gronden van beroep. Omdat de staatssecretaris hier in het bestreden besluit op in is gegaan en eiseres deze gronden, anders dan hiervoor al besproken, in beroep niet nader heeft onderbouwd, kan de enkele verwijzing naar eerder aangevoerde bezwaar- en beroepsgronden niet leiden tot het daarmee door eiseres beoogde resultaat.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.A.M. van Boetzelaer-Gulyas, rechter, in aanwezigheid van mr. C.G.H. van der Holst, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Rb. Den Haag (zp Arnhem) 21 december 2022, zaaknummer NL22.21799 (niet gepubliceerd).
2.ABRvS 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:245.
3.ABRvS 31 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:969.
4.Eiseres wijst ter onderbouwing op het Algemeen Ambtsbericht over Eritrea van mei 2022, p. 25-28.
5.Eiseres wijst op het algemeen ambtsbericht over Eritrea van mei 2022, p. 25.
6.De staatssecretaris wijst op het Algemeen Ambtsbericht over Eritrea van 2022 en het Algemeen Ambtsbericht over Eritrea 2020.
7.Eiseres wijst op het algemeen ambtsbericht over Eritrea van november 2020.
8.ABRvS 26 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:245, r.o. 3.1.