ECLI:NL:RBDHA:2023:17503

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
16 november 2023
Zaaknummer
NL23.5839
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verblijfsdocument EU/EER voor stiefouder op basis van marginale zorg- en opvoedtaken

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, op 14 september 2023 uitspraak gedaan in de zaak van een eiser uit Sierra Leone die een verblijfsdocument EU/EER aanvroeg op basis van zijn rol als stiefouder van een Nederlands kind. Eiser, die sinds 2019 in Nederland verblijft, had eerder asiel aangevraagd, maar deze aanvraag was afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij meer dan marginale zorg- en opvoedtaken verricht voor het kind, dat hij niet de biologische vader is van, maar wel een affectieve relatie mee heeft. De rechtbank oordeelde dat de afwijzing van de aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid terecht was, omdat er geen daadwerkelijke afhankelijkheidsrelatie bestond die zou vereisen dat het kind de Europese Unie zou moeten verlaten als aan eiser geen verblijfsrecht werd verleend. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen recht heeft op het gevraagde verblijfsdocument en ook geen griffierecht terugkrijgt. De rechtbank heeft daarbij ook de belangen van het kind in overweging genomen, maar concludeerde dat de dagelijkse zorg voor het kind primair bij de partner van eiser ligt.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.5839
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A.S. Sewman),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. J. van Raak).

Inleiding

1. Eiser komt uit Sierra Leone en is geboren op [1999] . Eiser is vanaf 2019 in Nederland. Eiser heeft eerst asiel aangevraagd. Deze aanvraag heeft verweerder met het besluit van 29 januari 2021 afgewezen. Ook heeft verweerder aan eiser een inreisverbod van twee jaar opgelegd. Deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, heeft het beroep van eiser tegen het besluit van 29 januari 2021 met de uitspraak van 22 juni 2021 ongegrond verklaard.1
2. Eiser heeft een relatie met mevrouw [partner] (de partner). De partner heeft een zoontje [A] uit een eerdere relatie, waarover zij het eenhoofdig gezag heeft. [A] heeft de Nederlandse nationaliteit. Eiser is niet de biologische vader van [A] . Wel is eiser al bijna drie jaar in het leven van [A] . Dit is zo sinds [A] ongeveer één jaar en een paar maanden oud is.
3. Eiser heeft op 15 december 2021 een aanvraag ingediend tot afgifte van een verblijfsdocument EU/EER. Eiser stelt dat hij als verzorgende stiefouder op grond van artikel 20 van het VWEU2 een van [A] afgeleid verblijfsrecht heeft. Eiser doet hierbij een beroep op het arrest Chavez-Vilchez3.
4. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 5 juli 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 februari 2023 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
5. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1. NL.21.2333.
2 Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
3 ECLI:EU:C:2017:354.
6. De rechtbank heeft het beroep, samen met de zaak NL23.5840, op 3 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de partner, de gemachtigde van eiser, L. Pomper als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Griffierecht
7. Eiser heeft verzocht om vrijstelling van de verplichting om griffierecht te betalen. Eiser heeft voldoende aangetoond dat hij aan de voorwaarden voor deze vrijstelling voldoet. De rechtbank wijst het verzoek toe. Dit betekent dat eiser geen griffierecht hoeft te betalen.
Het bestreden besluit
8. Verweerder vindt dat hij eisers aanvraag terecht heeft afgewezen, omdat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij meer dan marginale zorgtaken verricht voor [A] . Uit de door eiser overgelegde stukken blijkt dat hij een affectieve relatie heeft met [A] en enige zorgtaken verricht. Het grootste deel van de opvoedings- en zorgtaken ligt echter bij de partner en de kinderopvang. Ook heeft eiser niet aangetoond dat er een zodanige afhankelijkheidsverhouding bestaat dat [A] het grondgebied van de Europese Unie moet verlaten als aan eiser geen verblijfsrecht wordt toegekend. Dit betekent dat het arrest Chavez
-Vilchez niet op eiser van toepassing is en eiser hier geen rechten aan kan ontlenen.
Het toetsingskader
9. Uit het arrest Chavez-Vilchez volgt dat artikel 20 van het VWEU zich verzet tegen de weigering van een verblijfsrecht aan familieleden van een Unieburger als dit tot gevolg heeft dat de Unieburger het effectieve genot van de voornaamste aan zijn status ontleende rechten wordt ontzegd. Dit is alleen zo in zeer bijzondere situaties. Één zo'n zeer bijzondere situatie is de situatie dat tussen een familielid dat derdelander is en een kind dat Unieburger is een daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding bestaat, waardoor het kind de Europese Unie (Unie) moet verlaten als aan het familielid een verblijfsrecht wordt ontzegt. Verweerder vereist dat dat familielid meer dan marginale zorg- en opvoedtaken verricht voor het kind. Als dat familielid slechts zorg- en opvoedtaken met een marginaal karakter verricht, of alleen omgang heeft met dat kind, dan bestaat geen daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding. In dat geval loopt dat kind door weigering van verblijf aan dat familielid niet het risico dat het feitelijk wordt gedwongen het grondgebied van de Unie te verlaten. Het is in eerste instantie aan een vreemdeling om de gegevens te verschaffen die aantonen dat een daadwerkelijke afhankelijkheidsverhouding als bedoeld in het arrest Chavez-Vilchez bestaat.4 Deze rechtspraak is ook van toepassing op – zoals in het geval van eiser en [A] – stiefouders en stiefkinderen.5
De zorg- en opvoedtaken
10. Eiser betwist dat hij niet verantwoordelijk is voor het levensonderhoud van [A] en dat hij slechts marginale zorgtaken verricht. Eiser heeft nog geen juridische verplichting om voor [A] te zorgen, maar er loopt inmiddels wel een procedure bij de rechtbank met het verzoek om eiser en zijn partner gezamenlijk met het gezag over [A] te belasten. Dat de verhouding tussen eiser en [A] nog niet geformaliseerd is, neemt daarnaast niet weg dat eiser wel feitelijk zorgtaken op zich neemt en zich verplicht voelt om voor [A] te
zorgen. Dit blijkt ook uit de door eiser en zijn partner opgestelde vaststellingsovereenkomst, de foto’s en overgelegde verklaringen. Eiser vindt dat verweerder het bestreden besluit onvoldoende heeft gemotiveerd omdat niet blijkt dat verweerder onder meer de verklaring van de huisarts heeft meegenomen. Eiser stelt verder dat hij, anders dan verweerder aanneemt, wel met zijn partner en [A] samenwoont en een gezamenlijke huishouding voert. Eiser heeft een eigen woning en staat ingeschreven op een ander BRP6-adres. Omdat de woning van de partner te klein is, slaapt eiser meestal in zijn eigen huis. Verder wonen eiser en zijn partner samen. Ook hieruit blijkt dat sprake is van meer dan marginale zorg.
11. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich op het standpunt mocht stellen dat eiser onvoldoende heeft onderbouwd dat hij meer dan marginale zorgtaken verricht. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
12. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn zorgtaken een aantal stukken overgelegd. De objectieve stukken waaruit de zorgtaken blijken zijn de verklaring van de huisarts van 16 februari 2023 en de verklaring van de kinderopvang van 5 januari 2023. In de verklaring van de huisarts staat dat eiser altijd samen met zijn partner met [A] op het spreekuur verschijnt. In de verklaring van de kinderopvang van 5 januari 2023 staat dat eiser vanaf januari 2022 [A] dagelijks van de kinderopvang ophaalt en [A] af en toe brengt. Uit deze beide stukken blijkt inderdaad dat eiser enige zorg draagt voor [A] , maar niet dat dit zorgtaken zijn met een meer dan marginaal karakter.7 Verder heeft eiser een verklaring van zijn partner overgelegd, een vaststellingsovereenkomst en een verzoekschrift om aan eiser het gezamenlijk gezag over [A] toe te kennen. Dit zijn geen objectieve stukken, omdat deze enkel tot stand zijn gekomen op basis van de verklaringen van eiser en zijn partner zelf. Deze stukken zijn zonder objectieve stukken die onderbouwen dat eiser meer dan marginale zorg- en opvoedtaken verricht onvoldoende. Uit de overgelegde foto’s volgt dat sprake is van een affectieve relatie tussen eiser en [A] . Omdat foto’s slechts momentopnamen zijn, geven deze echter weinig inzicht in de daadwerkelijke rol die eiser speelt in de opvoeding en verzorging van [A] . Deze vormen dus op zichzelf ook geen bewijs van structurele zorg- en opvoedingstaken. Uit de ingediende stukken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat eiser een steun voor zijn partner is in de zorg voor [A] , maar niet dat eiser de rol van ouder op zich heeft genomen en meer dan marginale zorgtaken heeft.
13. Anders dan eiser aanvoert hoefde verweerder bij de beoordeling niet aan te nemen dat eiser met zijn partner en [A] samenwoont en een financiële bijdrage levert in de zorg voor [A] . Eiser staat in het BRP ingeschreven op een eigen adres en heeft bij de hoorzitting ook verklaard dat hij thuis slaapt. Dat eiser zijn partner en [A] vaak bezoekt is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om van samenwoning uit te gaan. Eiser heeft daarbij enkel gesteld en niet onderbouwd dat hij een financiële bijdrage levert. Verweerder hoefde in deze omstandigheden dus geen aanwijzing te zien voor dat eiser meer dan marginale zorgtaken verricht.
14. De rechtbank oordeelt verder dat het bestreden besluit geen motiveringsgebrek bevat, omdat verweerder de verklaring van de huisarts niet heeft betrokken. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit op dezelfde dag is genomen als de dag waarop de gemachtigde van eiser de verklaring van de huisarts naar verweerder heeft toegestuurd. Het
6 Basisregistratie Personen
besluit en de verklaring van de huisarts hebben elkaar dus gekruist, waardoor verweerder het in het besluit niet mee kon nemen. Dit komt voor rekening en risico van (de gemachtigde van) eiser, omdat deze de verklaring van de huisarts na de afgesproken termijn voor het indienen van stukken heeft opgestuurd. Verder heeft verweerder de verklaring van de huisarts wel in het verweerschrift beoordeeld. Deze verklaring is dus inmiddels ook inhoudelijk bij de beoordeling betrokken.
De afhankelijkheidsrelatie
15. Eiser vindt dat wel sprake is van een afhankelijkheidsrelatie tussen hem en [A] in de zin van het arrest Chavez-Vilchez. Omdat verweerder de zorgtaken die eiser verricht ten onrechte als marginaal bestempelt, kan de beoordeling van de afhankelijkheidsrelatie ook geen stand houden. Verweerder heeft onvoldoende betrokken dat [A] eiser ziet als zijn vader. Daarnaast heeft verweerder de gevolgen die uitzetting voor de ontwikkeling en het welzijn van [A] kunnen hebben onvoldoende betrokken. In dit verband wijst eiser erop dat de biologische vader van [A] sinds de geboorte geen enkele rol speelt in het leven van [A] en de partner het eenhoofdig gezag heeft. Verweerder werpt ten onrechte tegen dat eiser geen objectieve stukken heeft overlegd waaruit dit blijkt. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd hoe hij rekening heeft gehouden met de belangen van [A] .
16. Uit rechtsoverweging 11, 12 en 13 van deze uitspraak volgt dat verweerder terecht de zorgtaken van eiser als marginaal heeft aangemerkt. Dit betekent dat er slechts een beperkte afhankelijkheidsrelatie tussen eiser en [A] bestaat. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich daarom voldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat er geen daadwerkelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiser [A] bestaat als bedoeld in het arrest Chavez-Vilchez. Hierbij heeft verweerder voldoende gemotiveerd hoe rekening is gehouden met de belangen van [A] . Dat een scheiding van eiser enige impact zal hebben op [A] mocht verweerder onvoldoende vinden. Eiser heeft niet aangetoond dat het weigeren van een verblijfsrecht onevenredig zware gevolgen zal hebben voor [A] . Verweerder mocht hierbij van belang vinden dat [A] vanaf zijn geboorte bij de partner woont en dat zij de dagelijkse en primaire zorg voor [A] draagt. Daarnaast kan eiser ook op afstand een rol in het leven van [A] blijven vervullen. Ook verder is niet gebleken dat [A] gedwongen wordt om het grondgebied van de Unie te verlaten als een eiser een verblijfsrecht wordt ontzegd. De partner beschikt in Nederland over een van [A] afgeleid verblijfsrecht op grond van het arrest Chavez-Vilchez.

Conclusie en gevolgen

17. Het beroep is ongegrond. Dat betekent eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van mr.
R.G.A. Beijen, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
14 september 2023

Documentcode: [documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.