In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 31 oktober 2023, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit door de verweerder is overschreden en dat eiser rechtsgeldig in gebreke is gesteld. Hierdoor was het beroep terecht ingediend.
De rechtbank heeft besloten dat de verweerder binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen op de aanvraag van eiser. Indien de verweerder deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 209,25, en dat het door eiser betaalde griffierecht van € 184,- door de verweerder moet worden vergoed.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige besluitvorming door bestuursorganen en de mogelijkheid voor eisers om beroep in te stellen bij niet tijdig beslissen. De rechtbank heeft in deze zaak een wegingsfactor van 0,25 gehanteerd, omdat het belang van de zaak als zeer beperkt werd beschouwd. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangemerkt als een belangrijke uitspraak in het bestuursrecht, specifiek binnen het vreemdelingenrecht.