ECLI:NL:RBDHA:2023:17756

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
20 november 2023
Zaaknummer
SGR 22/7821
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewetuitkering en geschil over medische beoordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een Slowaakse man, en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de beëindiging van zijn Ziektewet (ZW) uitkering. De eiser had zich in 2021 ziekgemeld met rugklachten en ontving sindsdien een ZW-uitkering. Het Uwv beëindigde deze uitkering per 11 juli 2022, na een beoordeling van zijn arbeidsmogelijkheden. Eiser was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het Uwv een onvolledig beeld had van zijn medische situatie, onder andere vanwege een taalbarrière en onvoldoende medische rapportages. Tijdens de zitting op 24 oktober 2023 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de medische rapportages van de verzekeringsartsen beoordeeld en geconcludeerd dat het Uwv zijn besluiten op zorgvuldige wijze heeft genomen. De rechtbank oordeelde dat de subjectieve beleving van de eiser niet relevant was voor de beoordeling van zijn geschiktheid voor arbeid. De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische grondslag van het bestreden besluit door het Uwv werd onderschreven en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7821

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], uit [woonplaats], eiser

(gemachtigde: mr. D.J. Prins),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), verweerder
(gemachtigde: G.M. Folkers-Hooijmans).

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv de uitkering die eiser ontving op grond van de Ziektewet (ZW) per 11 juli 2022 beëindigd.
Bij besluit van 4 november 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en dat besluit gehandhaafd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend met als bijlage een medische rapportage van 16 februari 2023.
Van eiser is op 13 oktober 2023 een brief met bijlagen ingekomen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 oktober 2023. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Voor eiser is verder verschenen zijn vriendin, [naam], en J. Jurikova, tolk. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiser
Eiser, die de Slowaakse nationaliteit heeft, is in 2020 naar Nederland gekomen. Hij was laatstelijk, van 21 september 2020 tot en met 18 april 2021, werkzaam als inpakker van groenten en fruit. Op 26 januari 2021 heeft hij zich ziekgemeld met rugklachten. Op 19 april 2021 is hij ziek uit dienst getreden. Per die datum is hem een ZW-uitkering toegekend.
1.2.
Primaire besluit
In het kader van een eerstejaars ZW-beoordeling is eiser op 26 april 2022 onderzocht door de primaire arts. Die heeft een sociaal-medische beoordeling verricht die is neergelegd in een medisch onderzoeksverslag van dezelfde datum. Dit verslag is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts. De beperkingen van eiser zijn vastgelegd in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML).
Aan de hand van de FML zijn door de arbeidsdeskundige sociaal-medische zaken (de arbeidsdeskundige) diverse functies voor eiser geduid. De arbeidsdeskundige heeft op 12 mei 2022 een rapport uitgebracht. Daarin wordt op grond van de FML vastgesteld dat eiser niet geschikt is voor zijn eigen werk. De arbeidsdeskundige SMZ heeft (vervolgens) functies gezocht die eiser in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft de volgende functies opgeleverd:
SBC-code 111180: Producemedewerker industrie (samenstellen van producten);
SBC-code 264050: Medewerker tandtechniek;
SBC-code 267071: Assemblagemedewerker besturingskasten en panelen.
In aanvulling hierop heeft de arbeidsdeskundige SMZ de volgende functies geselecteerd:
4. SBC-code 267041: Assemblagemedewerker elektrotechnische producten;
5. SBC-code 111230: Bezorger pakketten e.d. (auto).
Vervolgens heeft het Uwv het primaire besluit genomen op de grond dat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. De ZW-uitkering is beëindigd per 11 juli 2022, wat tevens de datum in geding is.
1.3.
Bestreden besluit
Het hiervoor bedoelde standpunt heeft het Uwv in het bestreden besluit gehandhaafd. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag een medische rapportage in bezwaarschriftprocedure van 27 oktober 2022 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b), een rapport van een arbeidsdeskundige b&b van 1 november 2022 en CBBS [1] -stukken.
De arbeidsdeskundige b&b heeft in zoverre aanleiding gezien om af te wijken van de door de arbeidsdeskundige SMZ geselecteerde functies door de hiervoor onder 1) (SBC-code 111180), 2) SBC-code 264050 en 4) (SBC-code 267041) bedoelde functies te verwerpen omdat daarmee een te groot beroep wordt gedaan op de Nederlandse leesvaardigheid van eiser. Een nieuwe CBBS-raadpleging door de arbeidsdeskundige b&b leverde geschikte alternatieven voor de verworpen functies met de SBC-codes 111180 en 267041, namelijk:
6. SBC-code 267041: Assemblagemedewerker elektrotechnische producten;
7. SBC-code 111230: Bezorger pakketten e.d. (auto);
8. SBC-code 111180: Productiemedewerker industrie (samenstellen van producten).
Op deze drie SBC-codes baseert de arbeidsdeskundige b&b de theoretische verdiencapaciteit.
Standpunten
2. Eiser acht zichzelf nog niet in staat om enige vorm van arbeid te verrichten. Hij voert aan dat het Uwv een onvolledig beeld heeft van zijn situatie. Vanwege de taalbarrière is het voor hem lastig aan te geven waar hij pijn heeft. Er hadden nadere medische gegevens opgevraagd moeten worden bij de behandelaars van eiser. De rapportages van de bedrijfsarts zijn veel te summier en de verzekeringsarts heeft nauwelijks zelfstandig lichamelijk onderzoek verricht bij eiser. Eiser heeft ernstige rugklachten die doorstralen naar zijn bovenbenen. Aan zijn rechterbeen heeft hij de meeste klachten. Op het door eiser naar de hoorzitting in bezwaar meegebrachte verslag van Kliniek Lange Voorhout van 5 juli 2022 is inhoudelijk niet gereageerd. Er zijn te weinig beperkingen vastgesteld met betrekking tot de algemene dagelijkse levensverrichtingen (ADL). Hij kan slechts korte afstanden van 15 tot 20 kilometer rijden. Eiser voelt zich geestelijk uitgeput en heeft al langer last van psychische klachten. Eiser is van mening dat hij niet in staat is om de geduide functies te verrichten omdat hij (samengevat) als gevolg van zijn rugklachten niet langdurig kan staan, zitten en lopen en hij niet in staat is afstanden van meer dan 15 tot 20 kilometer te rijden, aldus eiser. In de medische rapportage van de verzekeringsarts b&b is verder niet ingegaan op de omstandigheid dat eiser morfinesulfaat gebruikt. Vanwege de bijwerkingen daarvan meent eiser dat hij de geduide functies Bezorger pakketten e.d. (auto) (SBC-code 111230) en assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (SBC-code 267071) niet kan uitoefenen.
3. Het Uwv handhaaft in beroep zijn standpunt zoals weergegeven in het primaire besluit en het bestreden besluit. In de bij het verweerschrift overgelegde medische rapportage in beroepsprocedure van 16 februari 2023 is de verzekeringsarts b&b T.S. de Lange ingegaan op wat eiser in beroep heeft aangevoerd en uitgelegd waarom hij daarin geen aanleiding ziet om zijn eerder ingenomen standpunt te wijzigen. Het Uwv heeft het beroepschrift niet aan een arbeidsdeskundige b&b voorgelegd omdat eiser uitsluitend medische gronden aanvoert.
Beoordeling
4. De rechtbank moet aan de hand van de beroepsgronden beoordelen of het bestreden besluit op een voldoende medische grondslag rust. Tegen de arbeidsdeskundige beoordeling zijn alleen medische gronden ingebracht. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4.1.
De rechtbank stelt vast dat het Uwv zijn besluiten heeft gebaseerd op rapporten van verzekeringsartsen. Dat mag, indien deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende duidelijk zijn. Dat betekent niet dat deze rapporten in beroep niet kunnen worden aangevochten, maar het is aan eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat de rapporten niet op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, tegenstrijdigheden bevatten, niet voldoende duidelijk zijn, dan wel dat de in de rapporten gegeven beoordelingen onjuist zijn.
4.2.
De primaire arts heeft het dossier bestudeerd en eiser lichamelijk onderzocht. In bezwaar heeft de verzekeringsarts b&b kennis genomen van het dossier en het bezwaar en alle aanwezige informatie kenbaar meegewogen in zijn beoordeling. De rechtbank ziet niet dat de verzekeringsarts b&b aspecten van de medische situatie van eiser over het hoofd heeft gezien.
4.3.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat het Uwv te weinig beperkingen heeft aangenomen vanwege de pijn die hij ervaart en de belemmeringen die zijn pijnklachten hem opleveren in het dagelijks leven. Bij de beoordeling of eiser geschikt is voor zijn arbeid gaat het namelijk niet om de subjectieve beleving van zijn klachten, maar om het antwoord op de vraag of zijn medische beperkingen geobjectiveerd kunnen worden. [2] Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiser ervaren impact van zijn klachten op zijn dagelijks leven, stelt de rechtbank vast dat eiser geen medisch objectieve onderbouwing heeft gegeven voor verdergaande beperkingen dan door het Uwv zijn aangenomen.
4.4.
De rechtbank volgt eiser evenmin in zijn stelling dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig is omdat geen informatie is opgevraagd bij de behandelaars van eiser. De verzekeringsarts b&b heeft de door eiser ingebrachte medische informatie meegenomen in zijn beoordeling. Het behoort verder tot de expertise van verzekeringsartsen om de juiste en noodzakelijke onderzoeksinstrumenten te kiezen en zo nodig informatie op te vragen. Daarbij mag een verzekeringsarts in beginsel varen op zijn eigen medisch oordeel wat betreft de aan te nemen beperkingen. Raadpleging van de behandelend sector is aangewezen in die gevallen waarin een behandeling in gang is gezet of zal worden gezet, die een beduidend effect zal hebben op de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid van de betrokkene of indien de betrokkene stelt dat de behandelend sector een beredeneerde afwijkende opvatting heeft over zijn beperkingen. Hiervan is in deze zaak niet gebleken. [3]
4.5.
De rechtbank is niet gebleken dat eiser vanwege de taalbarrière niet toereikend in staat is geweest zijn klachten toe te lichten. Uit het rapport van de primaire arts blijkt dat eiser op het spreekuur is geweest en daarbij werd vergezeld door een tolk in de Slowaakse taal. Het rapport van de primaire arts vermeldt onder meer:
“Momenteel heeft klant last van pijn vanaf het midden van de rug tot onderin de rug en dit straalt uit naar beide bovenbenen, maar rechts heeft hij de meeste klachten. Klant voelt zich er niet fijn bij dat hij weinig kan. Hij zakt soms door het been. Klant geeft aan door de rugpijn ook moeite te hebben om zijn armen lang boven schouderhoogte te houden, dit trekt in de rug. Daardoor heeft hij ook moeit met het scheren van zijn hoofd.”De rechtbank stelt vast dat die omschrijving niet afwijkt van wat eiser in beroep heeft aangevoerd over zijn klachten. Dat eiser zou zijn ontraden om behandeling te ondergaan in Slowakije, zoals door hem ter zitting gesteld, blijkt niet uit het dossier.
4.6.
De stelling van eiser dat de primaire arts nauwelijks zelfstandig lichamelijk onderzoek heeft verricht, volgt de rechtbank evenmin. Het rapport van de primaire arts vermeldt dat het spreekuur 65 minuten heeft geduurd. Verder beschrijft het rapport hoe het lichamelijk onderzoek is verlopen en wat op basis daarvan is vastgesteld. Voor zover eiser betoogt dat het onderzoek van te korte duur was, overweegt de rechtbank dat uit de duur van een medisch onderzoek niet zonder meer conclusies kunnen worden getrokken over de volledigheid en zorgvuldigheid daarvan. [4]
4.7.
De rechtbank volgt eiser ook niet in zijn betoog dat door het Uwv ten onrechte geen rekening is gehouden met het verslag van Kliniek Lange Voorhout van 5 juli 2022. Uit het rapport van de verzekeringsarts b&b van 27 oktober 2022 blijkt immers dat dit verslag kenbaar is betrokken bij de beoordeling. Over dat verslag merkt de verzekeringsarts b&b in beroep op dat de bevindingen van het lichamelijk onderzoek dat bij die kliniek is verricht, aansluiten bij de uitslag van de in 2021 verrichtte MRI-scan die de verzekeringsarts b&b in zijn rapportage van 27 oktober 2022 als uitgangspunt heeft genomen. Er is geen sprake van beknelling van een zenuwwortel. Op de MRI-scan gemaakt in 2022 was wel sprake van 2 discopathieën L4-5 en L5-S1. Deze werden ook al gezien op de MRI-scan die in 2021 is gemaakt. Dit zijn volgens de verzekeringsarts degeneratieve afwijkingen die niet ernstig zijn. Enkel het vermijden van evident zware belasting van de rug is aangewezen en daarin voorziet de FML al. De verzekeringsarts b&b wijst er verder op dat voor de door eiser genoemde beenklachten bij het lichamelijk onderzoek dat bij de Kliniek Lange Voorhout is verricht geen medische oorzaak is gevonden. En omdat er geen sprake is van een beknelling van de zenuwwortel is er ook geen verklaring op de MRI-scan gevonden voor de beenklachten, aldus de verzekeringsarts b&b. De rechtbank stelt vast dat eiser geen medische stukken in het geding heeft gebracht die de juistheid van deze conclusie betwisten.
4.8.
De rechtbank stelt vast dat in de FML uitvoerige beperkingen zijn aangenomen met betrekking tot het gebruik van de rug. Voor frequent buigen tijdens het werk (licht beperkt, kan zo nodig tijdens elk uur van de werkdag ongeveer 300 keer buigen), duwen en trekken (beperkt, kan ongeveer 150 N (15 kg) duwen of trekken), tillen tijdens het werk (licht beperkt, kan ongeveer 10 kg tillen), dragen tijdens het werk (beperkt, kan ongeveer 5 kg dragen), lopen (licht beperkt, kan ongeveer een half uur achtereen lopen), lopen tijdens het werk (licht beperkt, kan zo nodig gedurende de helft van de werkdag (ongeveer 4 uur) lopen), traplopen (licht beperkt, kan ten minste in één keer één trap op en af (totaal 30 treden)), klimmen (licht beperkt, kan ten minste een huishoudtrap op en af (gemiddeld 3 meter)), zitten (licht beperkt, kan ongeveer een uur achtereen zitten), zitten tijdens werk (licht beperkt, kan zo nodig gedurende het grootste deel van de werkdag zitten (niet meer dan 8 uur)), staan (licht beperkt, kan ongeveer een half uur achtereen staan), staan tijdens werk (licht beperkt, kan zo nodig gedurende de helft van de werkdag staan (ongeveer 4 uur)) en gebogen en/of getordeerd actief zijn (beperkt, kan tot 5 minuten achtereen gebogen en/of getordeerd actief zijn). Er is geen aanleiding voor het oordeel dat deze beperkingen onvoldoende recht doen aan eisers beperkingen.
4.9.
De rechtbank volgt eiser tot slot ook niet in zijn betoog dat hij alleen al door zijn dagelijks gebruik van morfinesulfaat de geduide functies Bezorger pakketten e.d. (auto) (SBC-code 111230) en assemblagemedewerker besturingskasten en panelen (SBC-code 267071) niet kan uitoefenen. Daartoe overweegt de rechtbank dat pagina 4 van het rapport van de verzekeringsarts b&b van 27 oktober 2022 onder meer het volgende vermeldt:
“(…) Betrokkene rijdt in het dagelijks leven auto en wordt daartoe ook beroepsmatig in staat geacht. Hij heeft voldoende kracht in het been voor pedaalbediening. En met de medicatie die betrokkene dagelijks gebruikt, onder andere tramadol en morfine, mag hij autorijden. Informatie van het Instituut Verantwoord Medicijngebruik (rijveiligmetmedicijnen.nl) en van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (apotheek.nl) heb ik geraadpleegd. Bij dagelijks gebruik van deze medicijnen mag iemand de eerste 2 weken niet autorijden vanwege bijwerkingen zoals sufheid. Na 2 weken zijn de meeste mensen voldoende gewend geraakt aan de effecten. Dan mag iemand weer autorijden.”Eiser heeft geen medische stukken overgelegd die aanleiding geven tot twijfel aan het oordeel van de verzekeringsarts b&b.
4.10.
Gelet op wat hiervoor is overwogen onderschrijft de rechtbank de medische grondslag van het bestreden besluit. Het Uwv heeft daarom de rapportages van de primaire arts en de verzekeringsarts b&b aan het bestreden besluit ten grondslag kunnen leggen.
Conclusie
5. Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.A.J. Overdijk, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Gerde, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

In artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW is bepaald dat iemand recht heeft op ziekengeld als hij als gevolg van ziekte of gebreken niet geschikt is voor het verrichten van het eigen werk. De ongeschiktheid om te werken moet rechtstreeks het gevolg zijn van ziekte of gebreken en dat moet objectief medisch vastgesteld kunnen worden.
Met het eigen werk wordt bedoeld: het laatste voor de ziekmelding feitelijk verrichte werk. Als iemand voorafgaand aan zijn ziekmelding werkloos was, dan is het eigen werk het werk dat iemand deed voordat hij werkloos werd. Gekeken wordt dan naar de werkzaamheden die bij een soortgelijke werkgever gewoonlijk kenmerkend zijn voor dit werk. Dit is bepaald in artikel 19, vijfde lid, van de ZW.
Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.

Voetnoten

1.CBBS: Claimbeoordelings- en Borgingssysteem.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 1 december 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2997.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de CRvB van 15 april 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1385 en 16 februari 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:569.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 28 november 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3962.