ECLI:NL:RBDHA:2023:17838

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2023
Publicatiedatum
21 november 2023
Zaaknummer
NL23.30568
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 25 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië volgens hem verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 10 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris zich op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan beroepen, omdat Kroatië heeft bevestigd dat het zich aan zijn internationale verplichtingen houdt. Eiser heeft echter aangevoerd dat er systeemfouten zijn in de asielprocedure in Kroatië en dat hij vreest voor indirect refoulement naar Oeganda. De rechtbank stelt vast dat eiser niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zijn situatie anders is dan die van andere Dublinclaimanten.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen hoeft te worden. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in Kroatië een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandelingen vanwege zijn homoseksualiteit. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg en is openbaar gemaakt op 23 oktober 2023.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.30568
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], V-nummer: [V nummer] , eiser (gemachtigde: mr. H.L.M. Janssen),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. M. Talsma).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 25 september 2023 niet in behandeling genomen omdat volgens de staatssecretaris Kroatië verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 10 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M.G. Nyhbukye als tolk en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden die eiser heeft aangevoerd.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Kroatië een verzoek om terugname gedaan. Kroatië heeft dit verzoek aanvaard.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Het interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. Eiser voert aan dat ten aanzien van Kroatië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Er is sprake van systeemfouten in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen. Eiser wijst hiertoe op de Update nr. 37 van VluchtelingenWerk Nederland (VWN). Volgens eiser blijkt hieruit dat ook Dublinclaimanten in Kroatië slachtoffer worden van pushbacks. Eiser vreest verder voor indirect refoulement naar Oeganda. Eiser verzoekt de rechtbank om de zaak aan te houden in afwachting van het antwoord op de prejudiciële vragen die zijn gesteld door deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch.2
6. De rechtbank oordeelt als volgt. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) heeft in de uitspraken van 13 april 20223 geoordeeld dat er serieuze aanknopingspunten in de landeninformatie waren dat overgedragen Dublinclaimanten in Kroatië het risico lopen op pushbacks. De staatssecretaris heeft vervolgens onderzoek gedaan door vragen te stellen aan de Kroatische autoriteiten. De Kroatische autoriteiten hebben deze vragen beantwoord in de brief van 15 november 2022, waarbij Kroatië verzekert dat het zich aan zijn internationale verplichtingen houdt ten aanzien van overgedragen Dublinclaimanten. De Afdeling heeft in de uitspraak van 13 september 20234 geoordeeld dat verweerder aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan, en op basis van de bevindingen uit het door hem verrichte onderzoek voor Kroatië uit mag gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
7. Het ligt nu dus op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelt dat eiser daar niet in geslaagd. De verwijzing naar de Update nr. 47 van VWN is onvoldoende. De rechtbank licht dat hieronder toe.
8. In de Update nr. 47 wordt de Afdelingsuitspraak van 13 september 2023 besproken. Er wordt informatie aangehaald van Centre for Peace Studies (CPS), Border Violence Monitoring Network (BVMN), Human Rights Watch en AIDA. Uit de rapporten blijkt onder meer dat er in Kroatië pushbacks plaatsvinden over het hele grondgebied. Volgens VWN zijn er geen aanwijzingen dat voor Dublinterugkeerders in de beschreven situaties een uitzondering wordt gemaakt. In de rapporten worden echter geen pushbacks beschreven, waarbij blijkt dat het gaat om Dublinclaimanten. De rechtbank ziet in de rapporten daarom onvoldoende aanknopingspunten dat ook Dublinterugkeerders te maken zullen krijgen met pushbacks, of dat sprake is van een wezenlijk andere situatie dan ten tijde van de Afdelingsuitspraak. In dat verband is van belang dat de Afdeling ook informatie van CPS en BVMN en AIDA heeft betrokken.
De Update beschrijft vervolgens een nieuwe praktijk van het zeven-dagen-uitzettingsbevel, die niet zou zijn meegenomen in de Afdelingsuitspraak. De Kroatische politie zou sinds het voorjaar van 2022 aan de meeste personen die het Kroatische grondgebied binnenkomen de zogenaamde zeven-dagen-papieren geven, terugkeerbesluiten waarin hen wordt bevolen de Europese Economische Ruimte te verlaten. Daarbij wordt verwezen naar verschillende rapporten van ngo’s, “op te vragen bij de Helpdesk”. Aangezien de gemachtigde van eiser
dit niet heeft gedaan, kan de rechtbank deze rapporten niet inzien. In de Update wordt ook verwezen naar het Blackbook van Pushbacks. Uit dit rapport blijkt echter niet dat het ook overgedragen Dublinclaimanten betreft. Volgens de Update heeft BVMN eind 2022 de eerste Dublinterugkeerders gemeld die in Kroatië een zeven-dagen-uitzettingsbevel hadden gekregen, hoewel zij in Kroatië nooit als asielzoekers waren erkend. De rechtbank kan dit echter niet opmaken uit de rapporten van BVMN waarnaar is verwezen. De rechtbank vindt daarom vooralsnog onvoldoende onderbouwd dat Dublinterugkeerders een zeven-dagen- uitzettingsbevel krijgen.
9. Eiser heeft verder niet onderbouwd en daarom ook niet aannemelijk gemaakt dat overdracht naar Kroatië indirect refoulement zou betekenen.
10. Eiser voert verder aan dat hij vanwege zijn homoseksualiteit in Kroatië een reëel risico loopt op onmenselijke of vernederende behandelingen. Eiser stelt dat hij in Kroatië als homoseksueel veel discriminatie ervoer. Verder heeft eiser medische hulp nodig, die hij in Kroatië mogelijk niet krijgt. Eiser is in Nederland mishandeld vanwege zijn homoseksualiteit. Hij ervaart daardoor hoofdpijn, duizeligheid en frequente angstaanvallen. Eiser heeft hiertoe medische stukken overgelegd. De staatssecretaris had daarom zijn asielaanvraag in behandeling moeten nemen.
11. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij vanwege zijn homoseksualiteit in Kroatië problemen zal ondervinden. De enkele verklaring van eiser dat hij in Kroatië veel discriminatie ervoer is onvoldoende. Bovendien heeft eiser hierover in de gehoren niets verklaard, en voert hij dit in de beroepsgronden voor het eerst aan. Verder zien de medische stukken die eiser heeft overgelegd op mishandelingen in Nederland, en niet in Kroatië. Ook blijkt daaruit niet dat eiser is mishandeld vanwege zijn homoseksualiteit. Verder heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat in Kroatië geen passende zorg voor hem aanwezig is.
12. Het voorgaande betekent dat de staatssecretaris mocht uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en ook in de persoonlijke omstandigheden van eiser geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
23 oktober 2023

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.