ECLI:NL:RBDHA:2023:17875
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en rechterlijke dwangsom na niet tijdig beslissen door staatssecretaris
In deze zaak heeft eiser op 30 april 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 9 februari 2022 ongegrond verklaard, maar deze beschikking is op 15 juli 2022 ingetrokken. Eiser heeft de staatssecretaris op 18 november 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Vervolgens heeft eiser op 8 februari 2023 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft op 20 april 2023 dit beroep gegrond verklaard en de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken een besluit te nemen, met een rechterlijke dwangsom van € 100,- per dag tot een maximum van € 7.500,-.
Eiser heeft op 12 september 2023 opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet binnen de opgelegde termijn van acht weken een besluit heeft genomen, en dat de maximale termijn van 21 maanden uit de Procedurerichtlijn is verstreken. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris binnen vier weken na de uitspraak een besluit moet nemen, en legt een dwangsom op van € 200,- per dag met een maximum van € 15.000,- voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden.
De rechtbank heeft de staatssecretaris ook veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.