ECLI:NL:RBDHA:2023:18046
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de weigering van een kapvergunning voor een watercipres
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een omgevingsvergunning voor de kap van een watercipres bij de zijgevel van zijn woning. De aanvraag werd door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, afgewezen op 16 november 2021. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar het bestreden besluit van 15 april 2022 bevestigde de afwijzing. De rechtbank heeft het beroep op 20 oktober 2023 behandeld, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, mr. D.J.M. Konings, en bijgestaan door twee anderen. Verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden D. Khougiani en E.G. Schenderling.
Eiser woont aan [adres] en heeft in zijn aanvraag aangegeven dat de boom overlast veroorzaakt en schade aanricht. De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid de vergunning heeft kunnen weigeren, waarbij het 'nee-tenzij'-principe werd gehanteerd. Dit principe houdt in dat een boom niet gekapt wordt als deze gezond is, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn. De rechtbank concludeert dat verweerder het belang van het behoud van de boom zwaarder heeft kunnen laten wegen dan de belangen van eiser bij de kap.
De rechtbank overweegt dat de belangenafweging door verweerder op juiste wijze is uitgevoerd. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat de boom ongezond is of dat er ernstige overlast is. De rechtbank concludeert dat de weigering van de omgevingsvergunning rechtmatig is en dat er geen strijd is met het eigendomsrecht van eiser. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.