ECLI:NL:RBDHA:2023:18072

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
NL23.23167
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid behandeld. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. I.J.M. Oomen, heeft op 25 augustus 2023 een afwijzend besluit ontvangen van de staatssecretaris. Eiser heeft echter ook een afzonderlijk beroep ingesteld tegen dit afwijzende besluit, maar heeft aangegeven beide beroepen te handhaven. De rechtbank heeft op 4 oktober 2023 de zitting gehouden, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de vertegenwoordiger van de staatssecretaris, mr. J. Vreijsen, en een tolk, E.M.A. Abd-Ellatif.

De rechtbank oordeelt dat het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is. Dit komt doordat de staatssecretaris inmiddels op de aanvraag heeft beslist, waardoor het oorspronkelijke beroep zijn doel heeft verloren. Eiser heeft geen procesbelang meer bij het beroep tegen het niet tijdig beslissen, aangezien de staatssecretaris inmiddels heeft voldaan aan de verzoeken van eiser. Desondanks heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris in de proceskosten van eiser moet worden veroordeeld, omdat het besluit van 25 augustus 2023 te laat is genomen. De rechtbank stelt de proceskosten vast op € 209,25, rekening houdend met de eenvoud van de zaak en het beperkte belang.

De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier, en is openbaar gemaakt op 1 november 2023. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 209,25.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.23167
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. I.J.M. Oomen), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris (gemachtigde: mr. J. Vreijsen).

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep van eiser tegen het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag door de staatssecretaris.
1.1.
Op 25 augustus 2023 heeft de staatssecretaris alsnog een afwijzend besluit genomen op de aanvraag.
1.2.
Hoewel het beroep van eiser wordt geacht mede te zijn gericht tegen het afwijzende besluit, heeft eiser daartegen afzonderlijk beroep ingesteld (zaaknummer NL23.24648). Eiser heeft desgevraagd te kennen gegeven dat hij beide beroepen handhaaft.
1.3.
De rechtbank heeft beide beroepen op 4 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen E.M.A. Abd-Ellatif . De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
1.4.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank alleen het beroep tegen het niet tijdig beslissen.

Overwegingen

1. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Dat is wat eiser heeft gedaan. Inmiddels heeft de staatssecretaris wel een besluit genomen. De staatssecretaris heeft dus gedaan wat eiser wilde en de rechtbank hoeft dit dan ook niet meer aan de staatssecretaris op te dragen. Omdat eiser het beroep niet heeft ingetrokken, moet de rechtbank nog wel een beslissing nemen over het beroep.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of eiser gelijk had met zijn beroep. Dit is om de volgende reden. Eiser wilde met zijn beroep bereiken dat de staatssecretaris zou beslissen op zijn aanvraag. Omdat de staatssecretaris inmiddels heeft beslist, heeft het beroep van eiser geen zin meer. Eiser heeft daarom geen belang meer bij zijn oorspronkelijke beroep (geen procesbelang).
4. Over de vergoeding van de proceskosten die eiser vraagt overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank ziet aanleiding om de staatssecretaris te veroordelen in de kosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken, nu het besluit van 25 augustus 2023 te laat is genomen en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit terecht is ingesteld door eiser. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen (artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb)).
5. De rechtbank stelt de proceskosten van eiser die de staatssecretaris moet betalen vast op
€ 209,25 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift). De rechtbank hanteert een wegingsfactor van 0,25, omdat deze zaak van zeer licht gewicht is. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in dit geval sprake is van een beroep vanwege het niet tijdig beslissen, waarbij het – al dan niet in geld uit te drukken – belang zeer beperkt is en de aard van de zaak zeer eenvoudig is. Dat geeft aanleiding om ten aanzien van het in onderdeel C1 van de bijlage bij het Bpb opgenomen gewicht van de zaak twee categorieën lager te hanteren dan ‘gemiddeld’. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van 4 september 20231. Toegekend wordt € 209,25 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 0,25). Verder is niet gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 209,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Kersten, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
01 november 2023

Documentcode: [documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.