ECLI:NL:RBDHA:2023:18090

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
23 november 2023
Zaaknummer
NL23.23535
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor Syrische kinderen in het kader van nareis asiel

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van twee Syrische kinderen tegen de afwijzing van hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis asiel beoordeeld. De aanvraag was ingediend op 27 november 2020 door hun vader, die op dat moment in Nederland asiel had verkregen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag op 8 maart 2022 afgewezen, en dit besluit werd in een later stadium bevestigd. De rechtbank behandelt de zaak op 17 oktober 2023, waarbij de referent, de gemachtigde van de eisers en de gemachtigde van de verweerder aanwezig zijn, evenals een tolk.

De rechtbank concludeert dat de eisers niet voldoende bewijs hebben geleverd voor hun identiteit en de familierechtelijke relatie met hun gestelde biologische moeder. De documenten die door de eisers zijn overgelegd, zijn weliswaar positief beoordeeld door Bureau Documenten, maar de rechtbank oordeelt dat de inhoud van deze documenten niet overeenkomt met eerdere verklaringen van de referent. Dit leidt tot de conclusie dat de eisers hun identiteit en familierechtelijke relatie niet aannemelijk hebben gemaakt. De rechtbank wijst erop dat de voogdijverklaring en andere documenten niet voldoende zijn om de claims van de eisers te onderbouwen.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht heeft geweigerd om de mvv-aanvraag goed te keuren, en dat er geen bijzondere of schrijnende omstandigheden zijn die een uitzondering op de regels rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt op 23 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.23535

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
En

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Khalaf),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. C. Verbaas).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen de afwijzing van hun aanvraag van 27 november 2020 voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van ‘nareis’ asiel voor verblijf bij hun vader, [naam] (referent).
Verweerder heeft deze aanvragen met het primaire besluit van 8 maart 2022 afgewezen.
Met het bestreden besluit van 21 juli 2023 op het bezwaar van eisers is verweerder bij de afwijzing van de aanvragen gebleven.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eisers en de gemachtigde van verweerder. Tevens was een tolk aanwezig.

Voorgeschiedenis en totstandkoming van het besluit

1. Op 15 oktober 2020 is aan referent een verblijfsvergunning verleend asiel voor bepaalde tijd. Op 26 november 2020 heeft referent een aanvraag ingediend voor een mvv nareis asiel voor eisers minderjarige kinderen, die thans verblijven in Turkije bij een neef/vriend van referent. Bij deze aanvraag heeft referent het volgende vermeld:
[naam] (hierna: [naam] ), geboren op [geboortedatum] te Syrië is zijn echtgenote en de biologische moeder van zijn kinderen;
- [naam] is geboren op [geboortedatum] te Al Bukamal in Syrië;
- [naam] is geboren op [geboortedatum] in Al Bukamal te Syrië;
- [naam] is geboren op [geboortedatum] te Toroslar, Turkije.
1.1.
Ter ondersteuning van deze aanvraag heeft referent een bijlage aanvraag DNA-onderzoek bij gezinshereniging ingediend, een vragenlijst huwelijkspartner, Turkse geboorteakte van [naam] , kopieën van Turkse Kimliks van de kinderen ingediend, een kopie van een huwelijksverklaring van 4 januari 2009, afgegeven te Damascus, kopieën van individuele uittreksels, een kopie identiteitskaart van [naam] en een kopie van een familie uittreksel, alles voorzien van een vertaling.
1.2.
Uit een verklaring van onderzoek van 4 januari 2021 van Bureau Documenten zijn de Syrische individuele bevolkingsregisters, het familieregister vals bevonden en de huwelijksverklaring mogelijk niet echt bevonden.
1.3.
Op 25 januari 2021 zijn, naar aanleiding van de brief van januari 2021, aanvullende stukken ingediend. Ten aanzien van de vals bevonden documenten is vermeld dat referent zijn vader heeft gevraagd om de documenten te regelen om de familierechtelijke relatie aan te kunnen tonen.
1.4.
Teneinde de identiteit en familierechtelijke relatie tussen referent, [naam] en eisers vast te stellen is door verweerder op 20 mei 2021 referent bericht dat een DNA-onderzoek zal worden opgestart. Uit een rapport ouderschapsonderzoek van 7 september 2021 van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is gebleken dat referent de biologische vader van eisers is en dat echtgenote [naam] niet de biologische moeder van eisers is. Verder is gebleken dat Hala het biologisch kind is van referent en [naam] .
1.5.
Op 25 november 2021 heeft een hoorzitting plaatsgevonden waarbij referent in de gelegenheid is gesteld om te reageren op de uitslag van het DNA-onderzoek.
2. Bij primair besluit van 8 maart 2022 heeft verweerder de aanvraag van eisers afgewezen, omdat niet wordt voldaan aan de voorwaarden vermeld in de paragrafen B1/3.3.5.1 en C2/4 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
3. Referent heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. De gronden zijn op 26 mei 2022, op 28 juli 2022 en op 19 oktober 2022 aangevuld. Vervolgens zijn nog meer aanvullende stukken ingediend, te weten een kopie van de identiteitskaart van de gestelde biologische moeder met toestemmingsverklaringen, individuele uittreksels uit het bevolkingsregister (zonder foto’s), een uittreksel echtscheidingsakte, afgegeven op 17 mei 2022, een uittreksel uit het familieregister afgegeven op 17 mei 2022, een geboorteregister en een voogdijverklaring van de sharia rechtbank van 19 maart 2023.
3.1.
Op 1 maart 2023 heeft verweerder, in het belang van eisers, zijnde minderjarige kinderen en om met zekerheid te kunnen vaststellen of [naam] daadwerkelijk de biologische moeder is, besloten om een DNA-onderzoek aan te bieden in Istanbul voor de achterblijvende biologische ouder, eventueel met een hoorzitting. Daarbij is een uitreistermijn gegeven voor de gestelde biologische moeder voor het nader onderzoek.
3.2.
Referent heeft op 27 maart 2023 laten weten dat de gestelde biologische moeder niet kan uitreizen naar Beiroet voor het DNA-onderzoek. Haar vader zou dat niet toelaten. Daarop is de gestelde biologische moeder vervolgens naar de kinderrechter gegaan om ervoor te zorgen dat referent de volledige voogdij over eisers krijgt. Daartoe is een verklaring van een Syrische sharia rechtbank te Damascus van 19 maart 2023 overgelegd.
3.3.
Bureau Documenten heeft op 28 december 2022 en op 18 april 2023 de onder 3. vermelde nieuwe documenten nader onderzocht. Ten aanzien van de voogdijverklaring is geconcludeerd dat vanwege het ontbreken van voldoende, betrouwbaar vergelijkingsmateriaal voor wat betreft de echtheid van het document geen uitspraak kan worden gedaan. Over de opmaak en afgifte van het document kan geen uitspraak worden gedaan. Over de inhoud van het document kan niet worden vastgesteld of het inhoudelijk juist is.
4. Referent is op 17 mei 2023 gehoord tijdens een ambtelijke hoorzitting.
5. Bij bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard en is de afwijzing van de aanvraag gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van eisers aanvraag om een mvv. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
De identiteit van eisers en de familierechtelijke relatie
7. Eisers stellen zich op het standpunt dat hun identiteit en familierechtelijke relatie met de gestelde biologische moeder aannemelijk is gemaakt op basis van de door hen in bezwaar overgelegde documenten.
7.1.
De rechtbank volgt dit standpunt niet. De in bezwaar overgelegde documenten (hiervoor vermeld onder 3.) zijn weliswaar door Bureau Documenten positief bevonden, maar verweerder stelt zich terecht en deugdelijk gemotiveerd op het standpunt dat desondanks niet de waarde daaraan kan worden gehecht die eisers eraan wensen te zien, nu de inhoud van de documenten niet overeenkomt met eerdere verklaringen van referent over de geboortedata, registratiedata van eisers en over de huwelijken en scheiding met de gestelde biologische moeder. Verweerder heeft deugdelijk gemotiveerd dat eisers met deze overgelegde documenten, in onderlinge samenhang bezien, hun identiteit en familierechtelijke relatie met de gestelde biologische moeder niet aannemelijk hebben gemaakt. Daarbij heeft verweerder de zeer tegenstrijdige, wisselende verklaringen van referent ook van belang mogen vinden evenals de eerder ingediende valse documenten en een eerder negatieve DNA-uitslag van 7 september 2021 waaruit bleek dat referent zijn huidige vrouw [naam] had gepresenteerd als de biologische moeder van eisers terwijl zij dat niet is.
7.2.
Het betoog van eisers dat de voogdijverklaring ten onrechte terzijde is geschoven en dat in strijd is gehandeld met de vergewisplicht kan ook niet slagen. De rechtbank acht daartoe allereerst van belang dat de voogdijverklaring ook is onderzocht door Bureau Documenten. Uit vaste rechtspraak [1] van de hoogste bestuursrechter volgt dat verweerder, als hij een deskundigenadvies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, zich er op grond van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht van moet vergewissen dat het deskundigenadvies – naar wijze van totstandkoming – zorgvuldig – en naar inhoud – inzichtelijk en concludent is. Als dat het geval is, kan de uitkomst van een deskundigenbericht alleen met succes worden bestreden als er concrete aanknopingspunten zijn voor twijfel aan de juistheid of de volledigheid van het deskundigenadvies worden aangevoerd, bijvoorbeeld door middel van een contraexpertise.
7.3.
In het bestreden besluit heeft verweerder vermeld dat Bureau Documenten is bevraagd over de totstandkoming van de conclusies en is verwezen naar de vakbijlage van Bureau Documenten. Verweerder heeft ter zitting een toelichting gegeven van de werkwijze van Bureau Documenten. Ook is ter zitting uitgelegd dat nog contact is opgenomen met Bureau Documenten en dat is aangegeven dat vergelijkingsmateriaal ontbreekt. De stelling van eisers dat verweerder in een andere zaak voogdijverklaringen wel op echtheid heeft kunnen beoordelen, vormt geen aanknopingspunt om te twijfelen aan de juistheid of de volledigheid van het onderzoeksresultaat. Ter zitting hebben eisers weliswaar verwezen naar een specifieke andere zaak [2] maar daaruit volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat voogdijverklaringen als deze wel op echtheid kunnen worden beoordeeld. Nu eiser zelf geen contra-expertise heeft laten verrichten, heeft verweerder terecht geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de juistheid van die conclusies. Verweerder heeft daarom mogen uitgaan van de uitkomsten van het onderzoek.
7.4.
Voor het overige volgt de rechtbank verweerders standpunt dat zelfs indien uitgegaan had moeten worden van de echtheid van de voogdijverklaring, eisers daarmee nog steeds niet de familierechtelijke relatie hebben aangetoond met de gestelde biologische moeder.
7.5.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich eveneens terecht op het standpunt gesteld dat eisers niet nader onderbouwd hebben waarom het voor de gestelde biologische moeder onmogelijk is om gebruik te kunnen maken van de mogelijkheid om mee te werken aan het aanvullend DNA-onderzoek. De enkele stelling dat zij het land niet mag verlaten heeft verweerder onvoldoende mogen vinden. Nog daargelaten dat referent ook hieromtrent wisselende verklaringen heeft afgelegd. Nu de gestelde biologische moeder niet beschikbaar is voor het DNA-onderzoek is terecht overwogen dat niet kan worden vastgesteld of zij de biologische moeder van eisers is. Dit komt, hoe spijtig ook, voor risico van eisers.
7.6.
De rechtbank is, in navolging van verweerder, van oordeel dat eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat in hun zaak sprake is van bijzondere of schrijnende omstandigheden. Daartoe heeft verweerder van belang mogen vinden dat eisers in Turkije niet aan hun lot zijn overgelaten, nu zij aldaar bij een neef van referent verblijven. Evenmin is aangetoond dat zij in Turkije in schrijnende omstandigheden verblijven.
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eisers hun identiteit en familierechtelijke relatie niet aannemelijk hebben gemaakt. Daarom is terecht overwogen dat dan niet meer wordt toegekomen aan de toestemmingsverklaringen. De gronden die hierop betrekking hebben, zullen dan ook niet beoordeeld worden.
9. Het betoog van eisers dat verweerder onvoldoende rekening zou hebben gehouden met hun lastige positie en een te hoge bewijslast bij hen heeft neergelegd, onder verwijzing naar het arrest E [3] , kan, mede gelet op het voorgaande, niet slagen. Verweerder heeft deugdelijk gemotiveerd dat juist vanwege de belangen van eisers als minderjarige kinderen, ondanks contra-indicaties, toch is overgegaan tot het aanbieden van een aanvullend onderzoek teneinde de familierechtelijke relatie met de gestelde biologische moeder helder te krijgen. Daarmee heeft verweerder eisers het voordeel van de twijfel gegeven en uitvoering gegeven aan zijn deel van de samenwerkingsverplichting, terwijl verweerder daartoe niet gehouden was.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. F. Aissa, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak bekend is gemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling van 20 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2076.
2.ECLI:NL:RBDHA:2023:1592, uitspraak van 8 februari 2023.
3.HvJEU, C-635/17.