ECLI:NL:RBDHA:2023:18104

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 november 2023
Publicatiedatum
24 november 2023
Zaaknummer
NL23.19918
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot voorlopig verblijf en jongvolwassenenbeleid in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, de moeder van een Pakistaanse referente die asiel heeft verkregen in Nederland, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 26 juni 2023, waarin haar bezwaar tegen de afwijzing van de mvv-aanvraag ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 8 november 2023, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en de referente als getuige optrad. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, met bijzondere aandacht voor de belangenafweging tussen de persoonlijke situatie van eiseres en de belangen van de Nederlandse overheid.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat referente niet als jongvolwassene kon worden aangemerkt, omdat zij al 28 jaar oud was en zelfstandig in Nederland woonde. De rechtbank benadrukte dat er geen sprake was van een meer dan gebruikelijke band tussen eiseres en referente, en dat de belangen van de Nederlandse overheid bij een restrictief toelatingsbeleid zwaarder wogen dan de belangen van eiseres. De rechtbank heeft ook de relevante jurisprudentie en richtlijnen, zoals het EVRM en de Gezinsherenigingsrichtlijn, in haar overwegingen betrokken. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft en eiseres geen recht heeft op terugbetaling van griffierechten of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.19918

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiseres

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. I.C. van Krimpen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

Inleiding

In het besluit van 26 juni 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 8 november 2023 op een zitting behandeld in Breda. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Tevens was aanwezig [naam 1] (referente). Als tolk is verschenen S. Parvez. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten
1. Referente is geboren op [geboortedatum referente] 1994 en heeft de Pakistaanse nationaliteit. Op 6 augustus 2019 heeft zij asiel aangevraagd in Nederland. In het besluit van 29 januari 2021 is aan referente een verblijfsvergunning asiel verleend, geldig van 6 augustus 2019 tot 6 augustus 2024.
2. Op 6 april 2022 heeft referente bij verweerder een aanvraag ingediend om verlening van een mvv ten behoeve van eiseres. Een mvv is een visum voor de toegang tot Nederland voor verblijf van meer dan 90 dagen. Eiseres is geboren op [geboortedatum eiseres] 1967 en heeft de Pakistaanse nationaliteit. Zij is de moeder van referente. Eiseres verblijft op dit moment in Pakistan. Referente wil eiseres naar Nederland laten overkomen omdat zij nog jongvolwassen en ongehuwd is en een steeds erger wordende medische aandoening heeft aan haar wervelkolom, waardoor zij behoefte heeft aan mantelzorg.
3. In het besluit van 9 september 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Daarbij heeft verweerder het volgende standpunt ingenomen. Referente kan niet worden aangemerkt als een jongvolwassene omdat zij 28 jaar oud is, al drie jaar zelfstandig in Nederland woont, niet heeft onderbouwd dat zij dagelijks contact heeft met eiseres en niet financieel afhankelijk is van eiseres. Ook heeft referente geen meer dan gebruikelijke band met eiseres. Zij woont al drie jaar zelfstandig en heeft zich in deze periode staande kunnen houden zonder de aanwezigheid van eiseres. Zij is niet financieel afhankelijk van eiseres. Haar gezondheidsklachten zijn niet zodanig dat zij niet zonder de persoonlijke zorg van eiseres kan functioneren. Referente heeft niet onderbouwd dat haar klachten erger worden vanwege de afwezigheid van eiseres en ook niet hoe vaak zij hulp nodig heeft in het huishouden. Niet gebleken is dat derden de noodzakelijke zorg niet kunnen verlenen. De banden van eiseres met Nederland zijn beperkt, terwijl zij sterke banden heeft met Pakistan aangezien zij daar al haar hele leven woont samen met de oma en zussen van referente. Ten slotte wegen de belangen van de Nederlandse overheid bij het voeren van een restrictief toelatingsbeleid en het reguleren van de economie zwaarder dan de belangen van eiseres bij overkomst naar Nederland. Weliswaar is het voor referente vanwege haar asielvergunning niet mogelijk om eiseres in Pakistan te bezoeken, maar het contact kan wel op afstand blijven plaatsvinden. Ook weegt verweerder mee dat eiseres nooit een verblijfsvergunning in Nederland heeft gehad en dat de overheid voor haar vestiging zou moeten betalen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Op 22 juni 2023 heeft zij haar bezwaar aan verweerder toegelicht tijdens een hoorzitting. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
5. Daartegen voert eiseres het volgende aan. In de eerste plaats stelt verweerder ten onrechte dat referente geen jongvolwassene is. Voor zover de rechtbank dat standpunt niet zou volgen, voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte stelt dat referente geen meer dan gebruikelijke band heeft met haar heeft en dat verweerder geen juiste belangenafweging heeft gemaakt. Ten slotte voert eiseres aan dat het bestreden besluit in strijd is met de Richtlijn 2003/86/EG (Gezinsherenigingsrichtlijn).
6. Op wat eiseres aanvoert zal hierna verder worden ingegaan. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de mvv voor eiseres aan de hand van haar beroepsgronden.
Beoordelingskader
7. Iedereen heeft recht op respect voor zijn familie- en gezinsleven. Dat staat in artikel 8 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
8. In het geval van een ouder en diens meerderjarige kind is sprake van beschermenswaardig familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM als tussen hen een meer dan gebruikelijke band bestaat (
additional elements of dependancy involving more than the normal emotional ties). Of een dergelijke band aanwezig is, moet van geval tot geval worden beoordeeld aan de hand van alle relevante feitelijke omstandigheden. Daarbij mag geen doorslaggevend gewicht worden toegekend aan de vraag of sprake is van exclusieve afhankelijkheid. Dit staat in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 4 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1003.
9. Beschermenswaardig familieleven tussen een ouder en een meerderjarig kind kan, zonder dat sprake is van een meer dan gebruikelijke band, uitsluitend worden aangenomen als het meerderjarige kind jongvolwassen is, met de ouder(s) in gezinsverband samenleeft, niet in zijn eigen onderhoud voorziet en geen zelfstandig gezin heeft gevormd door het aangaan van een huwelijk of relatie. Dit wordt het jongvolwassenenbeleid genoemd en staat vermeld in onderdeel B7/3.8.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
10. Ongeacht de vraag of beschermenswaardig familieleven aanwezig is, moet er altijd een belangenafweging worden gemaakt. Dit heeft de Afdeling geoordeeld in de uitspraak van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006. In die afweging moet een goed evenwicht (
fair balance) worden gevonden tussen de belangen van de vreemdeling enerzijds, en die van de Nederlandse overheid anderzijds. Ook hierbij moeten alle relevante omstandigheden van het individuele geval worden betrokken. Verblijf in Nederland kan pas worden toegestaan als de afweging in het voordeel van de vreemdeling uitvalt.
11. De bestuursrechter moet kijken naar de feiten en omstandigheden zoals die waren ten tijde van het bestreden besluit (
ex tunc-toetsing). Zowel eiseres als verweerder hebben het standpunt ingenomen dat moet worden gekeken naar het moment van vertrek van referente uit Pakistan. Die uitzondering doet zich echter alleen voor als sprake is van een nareissituatie zoals bedoeld in artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Een dergelijke situatie is in deze zaak niet aan de orde. Zo is de aanvraag niet ingediend binnen drie maanden nadat referente haar asielvergunning kreeg.
12. De bestuursrechter toetst zonder terughoudendheid, met andere woorden: volledig, of alle relevante omstandigheden zijn betrokken in de beoordeling van de meer dan gebruikelijke band en bij de belangenafweging. De bestuursrechter toetst met enige terughoudendheid of het samenstel van deze omstandigheden heeft geleid tot een juiste conclusie over het familieleven en tot een evenwichtige belangenafweging. Dit komt doordat verweerder hierbij beoordelingsruimte heeft (
margin of appreciation).
Jongvolwassenenbeleid
13. In het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire (WBV) 2019/9 (
Stcrt.2019, 34157) heeft verweerder het jongvolwassenenbeleid verduidelijkt. Volgens eiseres houdt deze verduidelijking tevens een wijziging van het beleid in, in die zin dat er anders dan voorheen cumulatief moet worden voldaan aan alle voorwaarden. Eiseres verwijst hierbij naar de annotaties van Vreede in
JV2023/233 en van Vreede en Besselsen in
JV2023/75.
14. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat dit nieuwe beleid niet in overeenstemming is met de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). Uit die jurisprudentie volgt namelijk juist dat alle van belang zijnde aspecten moeten worden meegewogen. Zoals de Afdeling onder verwijzing naar de jurisprudentie van het EHRM heeft geoordeeld in de uitspraak van 28 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1260, heeft verweerder dan ook terecht cumulatieve criteria in zijn beleid opgenomen.
15. Eiseres kan ook niet worden gevolgd in haar stelling dat verweerder een harde leeftijdsgrens van 25 jaar heeft gehanteerd. Verweerder heeft in de beoordeling betrokken dat referente ten tijde van haar vertrek uit Pakistan 25 jaar oud was en ten tijde van het primaire besluit 28 jaar oud. Ten tijde van het bestreden besluit was referente 29 jaar oud. Verweerder heeft daarnaast echter ook naar de andere relevante omstandigheden gekeken. Zo heeft verweerder terecht in de beoordeling betrokken dat referente al (meer dan) drie jaar niet meer in gezinsverband samenleeft met eiseres en dat referente voor haar levensonderhoud niet afhankelijk is van eiseres. Verweerder heeft al met al dan ook niet ten onrechte overwogen dat referente niet onder het jongvolwassenenbeleid valt.
Meer dan gebruikelijke band
16. Verweerder heeft in het bestreden besluit in aanmerking genomen dat referente tot haar vertrek in het gezin van eiseres heeft gewoond, tot op heden dagelijks telefonisch contact met haar heeft, vóór haar vertrek deels financieel afhankelijk was van eiseres en nu deels van een uitkering leeft, tot op heden geen eigen gezin heeft, niet is getrouwd en niet samenwoont en dat zij een steeds erger wordende aandoening aan haar wervelkolom heeft waarvoor zij met enige regelmaat ondersteuning nodig heeft.
17. Aangezien verweerder al deze omstandigheden in de beoordeling heeft betrokken, kan eiseres niet worden gevolgd in haar stelling dat verweerder niet op juiste wijze heeft beoordeeld door strikt te kijken naar de vraag of alleen eiseres de voor referente noodzakelijke hulp kan bieden. Ook kan eiseres niet worden gevolgd in haar stelling dat verweerder uit het samenstel van deze omstandigheden ten onrechte heeft opgemaakt dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke band. Verweerder heeft namelijk terecht overwogen dat niet is gebleken dat de medische aandoening van referente heeft geleid tot een band met eiseres die de gebruikelijke band overstijgt. Eiseres heeft in beroep doorverwijzingen naar ‘Mensendieck & Massage Praktijk [plaatsnaam 1]’ en ‘RondOm Podotherapeuten [plaatsnaam 2]’ overgelegd, alsmede een schrijven van haar huisarts [naam huisarts]. Uit de brief van de huisarts blijkt niet dat eiseres afhankelijk is van mantelzorg en evenmin dat daarvan in de (nabije) toekomst sprake zal zijn. Ook wordt daarin niet ingegaan op de band tussen referente en eiseres. Ook heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat de samenwoning en beperkte financiële afhankelijkheid in het verleden, en het ontbreken van een eigen gezin en partner, niet voldoende is om een meer dan gebruikelijke band met eiseres aan te nemen.
Belangenafweging
18. Verweerder heeft in het voordeel van eiseres meegewogen dat referente vanwege haar asielvergunning niet naar Pakistan kan gaan om haar te bezoeken en dat referente ten dele in haar eigen onderhoud voorziet. Dit laatste heeft eiseres in beroep nogmaals onderbouwd met een verklaring van haar werkgever [naam werkgever]. Verweerder heeft in het voordeel van de Nederlandse overheid meegewogen dat eiseres nooit eerder een verblijfsvergunning in Nederland heeft gehad, dat eiseres bij overkomst aanspraak zal maken op diverse voorzieningen, wat leidt tot kosten voor de Nederlandse overheid, en dat er in Nederland een restrictief toelatingsbeleid wordt gevoerd.
19. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit, gelezen samen met het primaire besluit, waarop het bestreden besluit voortbouwt, een belangenafweging heeft verricht waarin alle relevante omstandigheden zijn betrokken. Ook is de rechtbank van oordeel dat verweerder deze belangenafweging niet ten onrechte in het nadeel van eiseres heeft laten uitvallen. Anders dan eiseres aanvoert, heeft verweerder onderkend dat er ondanks het ontbreken van familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM een zekere band is tussen eiseres en referente. Verweerder heeft echter terecht overwogen dat eiseres en referente het contact zoals dat nu is kunnen blijven voortzetten. De omstandigheden dat referente ondanks haar medische aandoening deels in haar eigen onderhoud voorziet, en dat sprake is van een objectieve belemmering, heeft verweerder niet ten onrechte niet van doorslaggevend gewicht geacht.
Gezinsherenigingsrichtlijn
20. Volgens eiseres heeft verweerder ten onrechte niet de verdergaande beoordeling zoals bedoeld in artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn verricht. Daarbij verwijst zij naar de uitspraak van de Afdeling van 29 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:980.
21. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Eiseres is namelijk niet aan te merken als een kerngezinslid in de zin van de Gezinsherenigingsrichtlijn en deze Afdelingsuitspraak. Eiseres kan ook niet worden gevolgd in haar stelling dat Nederland gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om het toepassingsbereik van de Gezinsherenigingsrichtlijn uit te breiden tot gevallen zoals die van haar via artikel 10. Anders dan eiseres stelt, kan uit artikel 3.13, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 en onderdeel B7/3.8.1 van de Vc namelijk niet worden opgemaakt dat dit artikel is geïmplementeerd. Zoals volgt uit rechtsoverweging 11.3 van de door eiseres aangehaalde Afdelingsuitspraak, is de toets aan artikel 17 van de Gezinsherenigingsrichtlijn in haar geval dan ook gelijk aan de belangenafweging in de zin van artikel 8 van het EVRM.
22. Ter zitting heeft eiseres zich op dit punt nog beroepen op de uitspraak van de Afdeling van 5 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:27. Deze zaak ziet echter niet op de situatie van eiseres, aangezien het daarin gaat om een ongehuwde levenspartner.

Conclusie en gevolgen

23. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.