ECLI:NL:RBDHA:2023:18368

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2023
Publicatiedatum
29 november 2023
Zaaknummer
NL23.24511 en NL23.24512
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag Nigeriaanse eiser en voorlopige voorziening met betrekking tot medisch advies

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser, geboren in 1997, diende op 27 juni 2023 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel in, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 19 augustus 2023 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft op 12 september 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk.

In een eerdere tussenuitspraak op 18 september 2023 constateerde de rechtbank een gebrek in het bestreden besluit, met betrekking tot het medisch advies van MediFirst. De rechtbank gaf verweerder de gelegenheid om dit gebrek te herstellen. Verweerder diende op 28 september 2023 een aanvullende motivering in, waarin werd toegelicht dat het medisch advies van 3 augustus 2023 zorgvuldig tot stand was gekomen. De rechtbank oordeelde dat verweerder voldoende had voldaan aan zijn vergewisplicht en dat het medisch advies van 3 augustus 2023 ten grondslag mocht worden gelegd aan het bestreden besluit.

De rechtbank concludeert dat het beroep gegrond is, vernietigt het bestreden besluit, maar laat de rechtsgevolgen in stand omdat het gebrek is hersteld. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 2.929,50 toegewezen, te betalen door verweerder. De uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.24511 en NL23.24512
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[eiser/verzoeker], V-nummer: [v-nummer], eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. A.S. Sewman),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P.P. Zweedijk).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Eiser is geboren op [geboortedag] 1997 en heeft de Nigeriaanse nationaliteit. Hij heeft op 27 juni 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 19 augustus 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening op 12 september 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, M. Fayez als tolk en de gemachtigde van verweerder.
1.2
In de tussenuitspraak van 18 september 2023 (hierna: de tussenuitspraak) heeft de
rechtbank een gebrek geconstateerd in het bestreden besluit. De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van de tussenuitspraak het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
1.3
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend. Eiser heeft hierop een schriftelijke zienswijze (hierna: de zienswijze) gegeven.
1.4
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Beoordeling door de rechtbank

2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. [1]
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, geoordeeld dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn plicht zich ervan te vergewissen dat het MediFirst advies van 3 augustus 2023 zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk inzichtelijk is. De rechtbank heeft verweerder opgedragen dit gebrek te herstellen door te onderzoeken hoe en op basis van welke informatie het medisch advies van 3 augustus 2023 tot stand is gekomen en waarom dit advies anders luidt dan het medisch advies van 2 juli 2023.
4. Verweerder heeft op 28 september 2023 een aanvullende motivering ingediend. Verweerder heeft contact gehad met de arts die beide medische adviezen heeft opgesteld. Hieruit is gebleken dat eiser op het spreekuur dat leidde tot het eerste medische advies van 2 juli 2023 geen goede indruk op de arts maakte. De arts beschikte op dat moment niet over andere medische informatie dan adviezen die eerder door MediFirst waren uitgebracht. Op basis van de informatie die de arts op dat moment had, heeft zij geadviseerd dat eiser niet gehoord kon worden en dat hij na drie maanden opnieuw bij MediFirst mocht komen met zijn medische documenten. Met het oog op de duur van eisers bewaring heeft verweerder zeker willen stellen of het niet mogelijk was om eiser eerder te horen. Daarom is MediFirst gevraagd om eerder dan na drie maanden een nieuw advies uit te brengen. Verweerder heeft ten behoeve van dit advies twee e-mails van eisers psychiater aan MediFirst gestuurd, waarover verweerder beschikte in het kader van eisers bewaringsprocedure. Verweerder heeft verduidelijkt dat deze e-mails niet eerder aan MediFirst waren gestuurd omdat het niet tot het vaste werkproces van verweerder behoort om voorafgaand aan een MediFirst advies eventuele medische stukken die al deel uitmaken van het dossier aan MediFirst toe te zenden. De arts van MediFirst heeft eiser vervolgens begin augustus 2023 opnieuw gesproken. Zij heeft aangegeven dat eiser toen een goede indruk op haar maakte. Zij heeft ook kennis genomen van de e-mails die verweerder had doorgestuurd. De arts heeft bevestigd dat waar in het medisch advies van 3 augustus 2023 abusievelijk wordt gesproken over medische informatie ‘die door cliënt is meegebracht’ op deze e-mails is gedoeld. De combinatie van de betere indruk die de arts had van eiser en de e-mails van de psychiater hebben de arts doen besluiten om op 3 augustus 2023 te adviseren dat eiser wel gehoord kon worden. Verweerder heeft ook contact gehad met de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) waaruit is gebleken dat eiser in het Detentiecentrum Rotterdam op de Extra Zorg Afdeling verblijft en hij daar wordt behandeld door middel van medicatie. Ook heeft eiser geregeld contact met psychologen van de DJI.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich met bovenstaande aanvullende motivering er voldoende van heeft vergewist dat het medisch advies van 3 augustus 2023 zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk inzichtelijk is. Verweerder heeft verduidelijkt welke medische informatie bij het advies betrokken is en waarom dit bij het advies van 2 juli 2023 niet betrokken was. Ook is duidelijk geworden dat de zinsnede ‘door eiser meegebrachte informatie’ op een fout berust. Het betoog van eiser dat de twee e-mails van eisers psychiater geanonimiseerd zijn overgelegd aan de rechtbank en hieruit niet kan worden afgeleid dat de e-mails betrekking hebben op eiser, slaagt niet. Verweerder heeft verwezen naar de uitspraak van de zittingsplaats Zwolle in eisers bewaringsprocedure. [2] Door deze uitspraak en de door verweerder overgelegde e-mails naast elkaar te leggen, komt de rechtbank tot de conclusie dat in die uitspraak wordt gesproken over dezelfde e-mails die nu door verweerder zijn overgelegd en de e-mails dus betrekking hebben op eiser. Ook acht de rechtbank het in het kader van de vergewisplicht niet noodzakelijk, zoals door eiser wordt betoogd, dat de arts van MediFirst zelf een ondertekende verklaring opstelt. De rechtbank gaat ervan uit dat verweerder de verklaringen van de arts waarheidsgetrouw heeft weergegeven. Eisers stelling dat de verklaring van de arts dat eiser bij het tweede spreekuur een goede indruk gaf geen medische verklaring is, kan ook niet tot een ander oordeel leiden. Een advies van MediFirst is een deskundigenadvies en het is niet aan de rechtbank om te oordelen over de waarderingen die de arts aan haar bevindingen geeft.
4.2.
De rechtbank acht het niet noodzakelijk om, zoals eiser bepleit, op dit moment een nieuw medisch advies te laten uitbrengen. Zoals de rechtbank in de tussenuitspraak heeft overwogen is de kern van het geschil of verweerder het medisch advies van 3 augustus 2023, waaruit bleek dat eiser in die tijd gehoord kon worden, ten grondslag mocht leggen aan het bestreden besluit. De rechtbank is nu, op basis van verweerders aanvullende motivering, tot het oordeel gekomen dat verweerder heeft voldaan aan zijn vergewisplicht. Verweerder mocht daarom uitgaan van het medisch advies van 3 augustus 2023 en heeft eiser in het bestreden besluit kunnen tegenwerpen dat hij niet heeft voldaan aan de samenwerkingsverplichting door te weigeren in gesprek te gaan met de hoormedewerker. Wat eisers huidige medische situatie is en of hij momenteel gehoord zou kunnen worden, is hiervoor niet relevant. De rechtbank brengt in herinnering dat een advies van MediFirst een deskundigenadvies is en dat eiser, wanneer verweerder voldaan heeft aan de vergewisplicht, het medisch advies alleen succesvol kan bestrijden door een andersluidend deskundigenadvies over te leggen.

Conclusie en gevolgen

5. Gelet op het in de tussenuitspraak geconstateerde gebrek, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat verweerder in zijn reactie op de tussenuitspraak het gebrek heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand.
6. Nu met deze uitspraak op het beroep wordt beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. Dat verzoek wordt daarom afgewezen.
7. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De rechtbank stelt deze vergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 2.929,50. [3]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven.
De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
De rechtbank/voorzieningenrechter:
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.929,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.C. Laagland, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. M.C. Bakker, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak, kunt een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen één week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
Tegen de uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 augustus 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR5704, en de uitspraak van de Afdeling van 15 augustus 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX4694.
2.Uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, op 20 juni 2023, ECLI:NL:RBOVE:2023:2287.
3.1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze na een bestuurlijke lus met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1.