In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een derdelander van Marokkaanse nationaliteit, tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van 21 augustus 2023. Dit besluit houdt in dat de tijdelijke bescherming van eiser, zoals bedoeld in Richtlijn 2001/55/EG, eindigt op 4 september 2023. Eiser had eerder een asielaanvraag ingediend, die op 1 juni 2023 buiten behandeling is gesteld. Op 30 juni 2023 werd het voornemen van de staatssecretaris om de tijdelijke bescherming te beëindigen kenbaar gemaakt, waarop eiser geen zienswijze heeft ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank heeft de beëindiging van de tijdelijke bescherming beoordeeld aan de hand van de beroepsgronden van eiser. In eerdere uitspraken is geoordeeld dat de staatssecretaris bevoegd was om de tijdelijke bescherming voor de groep derdelanders te beëindigen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris niet onzorgvuldig heeft gehandeld door af te zien van een individueel gehoor, aangezien eiser in de gelegenheid is gesteld zijn zienswijze te geven. Eiser heeft ook een beroep gedaan op het evenredigheidsbeginsel, maar de rechtbank oordeelt dat er geen individuele omstandigheden zijn aangevoerd die een ander oordeel rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Wassink, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.