ECLI:NL:RBDHA:2023:18786

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 december 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
NL23.30189
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag en verantwoordelijkheidsverdeling onder de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 21 september 2023 niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op 2 november 2023 de zaak behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. D. de Vries, en de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door D.L. Boer.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Deze verordening stelt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland een verzoek om terugname aan Bulgarije gedaan, dat is aanvaard.

Eiser heeft aangevoerd dat hij in Bulgarije mishandeld is en dat de opvangfaciliteiten daar slecht zijn. Hij betoogt dat de overdracht aan Bulgarije in strijd is met internationale verplichtingen, waaronder het EVRM. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in Bulgarije geen toegang tot asielopvang zal hebben of dat hij het slachtoffer zal worden van pushbacks. De rechtbank volgt het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die eerder heeft geoordeeld dat Dublinclaimanten in Bulgarije geen reëel risico lopen op pushbacks.

De rechtbank concludeert dat, hoewel de omstandigheden in de Bulgaarse opvangcentra zorgwekkend zijn, eiser niet heeft aangetoond dat deze omstandigheden zodanig ernstig zijn dat de overdracht aan Bulgarije niet kan plaatsvinden. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de verzoeken van eiser af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30189

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [nummer] eiser

(gemachtigde: mr. D. de Vries),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: D.L. Boer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 21 september 2023 niet in behandeling genomen omdat Bulgarije verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 2 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, bijgestaan door de gemachtigde. Namens de staatssecretaris is de gemachtigde verschenen. Ook is er een tolk verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Bulgarije een verzoek om terugname gedaan. Bulgarije heeft dit verzoek aanvaard.
Is overdracht in strijd met de internationale verplichtingen?
5. De staatssecretaris mag in beginsel ten opzichte van Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit beginsel betekent dat lidstaten erop mogen vertrouwen dat de andere lidstaten de vreemdeling in overeenstemming met het EVRM, het Vluchtelingenverdrag en het Unierecht zullen behandelen. Eiser moet aannemelijk maken dat dit in zijn geval niet kan.
5.1.
Eiser voert aan dat hij als asielzoeker is mishandeld, bestolen en in detentie heeft gezeten. Hij werd in Bulgarije onvriendelijk behandeld en vindt dat ze daar onmenselijk zijn. De faciliteiten in de opvang waren slecht. Als eiser wordt overgedragen aan Bulgarije zal hij worden teruggestuurd naar Syrië. Eiser betoogt, onder verwijzing naar het arrest M.S.S. [2] dat bij de beoordeling of de overdracht in strijd is met artikel 3 of 13 van het EVRM in het bijzonder worden betrokken de detentie- en/of levensomstandigheden waarmee de overgedragen asielzoeker in dat land wordt geconfronteerd en de kwaliteit van de asielprocedure in dat land. De ervaringen van de vreemdeling maken ook onderdeel uit van die toets. In dat kader wijst eiser op een uitspraak van de voorzieningenrechter van zittingsplaats Zwolle. [3] Verweerder had dus in de besluitvorming moeten meenemen dat eiser in detente heeft gezeten in Bulgarije, dat hij geen rechtsbijstand heeft gehad, er geen tolk aanwezig is geweest, de opvang in Bulgarije zeer slecht is, dan wel de mogelijkheid om tegen een eventueel besluit in beroep te gaan bij de rechtbank.
5.2.
Eiser betoogt daarnaast dat in Bulgarije pushbacks plaatsvinden. In de uitspraak van 16 augustus 2023 lijkt de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) zich te hebben gericht op het gebrek aan specifieke informatie over de pushbacks van Dublinclaimanten, terwijl deze informatie meestal niet gemakkelijk te verkrijgen is omdat het voor ngo’s en hulporganisaties niet mogelijk is om Dublinclaimanten te identificeren onder de mensen die aan de grens worden geconfronteerd met pushbacks.
Ook al is er geen (concrete) informatie over Dublinclaimanten die worden pushed-back, de willekeur en de omvang van pushbacks kunnen worden aangetoond met het feit dat zelfs een statushouder in Bulgarije kan worden geconfronteerd met een pushback. In een openbare verklaring die vóór de zitting ook bij de Afdeling werd ingediend, melden verschillende ngo's dat een Bulgaarse statushouder bij drie verschillende gelegenheden uit Bulgarije is uitgezet naar Turkije. Volgens de ngo’s was de uitzetting niet uitgevoerd volgens de vastgestelde procedure en niet bij de vastgestelde controleposten. Wat betreft opvang volstaat de Afdeling met de informatie uit het laatste AIDA-rapport die laat zien dat het bezettingspercentage in de opvangcentra 61% was (in 2022). Het AIDA-rapport schrijft echter ook in een hoofdstuk specifiek over Dublinterugkeerders dat voor alle andere Dublinterugkeerders, die niet als kwetsbaar worden beschouwd, voedsel en accommodatie afhankelijk zijn van de beperkte nationale opvangcapaciteit en beschikbaarheid. In 2022 rapporteerde het Bulgaarse staatsagentschap voor vluchtelingen een ernstig gebrek aan capaciteit om niet-kwetsbare Dublinclaimanten op te vangen.
5.3.
Over rechtsbijstand rapporteert het AIDA-rapport dat, hoewel verplichte rechtsbijstand voor asielzoekers uit de staatsbegroting wordt gefinancierd, in de praktijk door gebrek aan financiering rechtsbijstand alleen wordt verleend aan kwetsbare personen met specifieke behoeften. Rechtsbijstand in beroep wordt pas verleend nadat een rechtszaak is aangespannen. Hierdoor zijn asielzoekers volledig afhankelijk van ngo's voor
hun toegang tot de rechtbank.
6. Vaststaat dat Bulgarije in beginsel verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. In zijn algemeenheid mag verweerder ten opzichte van Bulgarije uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit uitgangspunt heeft de Afdeling in haar uitspraken van 16 augustus 2023 bevestigd. [4] Het ligt daarom op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat in zijn geval niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Hiervoor geldt een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid. [5]
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in Bulgarije geen toegang tot de asielopvang zal hebben of dat hij het slachtoffer zal worden van pushbacks. De Afdeling komt in haar uitspraken van 16 augustus 2023 op basis van de beschikbare informatie onder meer tot de conclusie dat Dublinclaimanten in Bulgarije geen reëel risico lopen om slachtoffer te worden van pushbacks. De Afdeling is daarbij ook ingegaan op de prejudiciële vragen die zijn gesteld over de ondeelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Daarnaast overweegt de Afdeling in haar uitspraken dat Dublinclaimanten na de feitelijke overdracht aan Bulgarije toegang hebben tot opvang. Bij deze beoordeling heeft de Afdeling het meest recente AIDA-rapport en ook het mogelijke tekort aan opvangplekken betrokken. Eiser heeft geen recente informatie overgelegd waaruit blijkt dat hij na overdracht aan Bulgarije geen opvang zal krijgen. De rechtbank volgt daarom op dit punt het oordeel van de Afdeling.
8. Uit de overgelegde informatie blijkt verder dat de omstandigheden in de Bulgaarse opvangcentra zorgwekkend zijn. Eiser heeft echter niet aannemelijk gemaakt dat deze omstandigheden zodanig ernstig zijn dat de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid wordt bereikt. Daarvoor is immers vereist dat eiser buiten zijn wil en eigen keuzes om terecht zal komen in een toestand van zeer verregaande materiële deprivatie die hem niet in staat stelt om te voorzien in zijn meest elementaire behoeften, zoals eten, een bad nemen en beschikken over woonruimte. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken. Met het aanvaarden van het terugnameverzoek hebben de Bulgaarse autoriteiten bovendien toegezegd dat zij de asielaanvraag van eiser zullen behandelen met inachtneming van de Europese asielrichtlijnen. Alhoewel de Afdeling op de omstandigheden in de opvang inderdaad niet expliciet is ingegaan heeft zij in één van haar uitspraken van 16 augustus 2023 [6] overwogen dat niet was gebleken dat de vreemdeling in die zaak had geprobeerd om bij de Bulgaarse autoriteiten of de Bulgaarse (hoogste) rechter hierover te klagen. Ook in deze zaak is niet gebleken dat eiser dit heeft geprobeerd. Mocht eiser problemen ervaren met opvang in Bulgarije, dan dient hij zich te wenden tot de (hogere) Bulgaarse autoriteiten. Niet is gebleken dat zij eiser niet willen of kunnen helpen, of dat klagen bij voorbaat geen zin zal hebben.
9. Alhoewel op grond van het eerder genoemde AIDA-rapport kritische kanttekeningen te plaatsen zijn bij de toegang tot rechtsbijstand in Bulgarije, hoeven gebreken ten aanzien van deze toegang op zichzelf niet te leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest. Ondanks dat uit het AIDA-rapport blijkt dat rechtsbijstand in beroep pas wordt verleend nadat een rechtszaak is aangespannen, volgt uit dit rapport ook dat ngo’s asielzoekers kunnen bijstaan bij het indienen van beroep. [7] Verder heeft eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij zich, bij voorkomende problemen in Bulgarije niet doeltreffend kan beklagen bij de (hogere) Bulgaarse autoriteiten.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W.C.M. van Emmerik, rechter, in aanwezigheid van mr. R.E.J. Jansen, griffier, , en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.Arrest van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 21
3.Uitspraak van de voorzieningenrechter van rechtbank Overijssel van 2 april 2013, AWB 13/5568 (niet gepubliceerd).
5.Zie hiervoor het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in de zaak Jawo van 19 maart 2019 (ECLI:EU:C:2019:218)
7.Pagina 39 van het AIDA-rapport 2022 Update.