ECLI:NL:RBDHA:2023:18795

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 november 2023
Publicatiedatum
4 december 2023
Zaaknummer
NL23.31882
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet in behandeling name van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 6 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Letland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank heeft de zaak op 3 november 2023 behandeld, waarbij zowel de eiser als de gemachtigden van de eiser en de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris het beroep van eiser terecht ongegrond heeft verklaard. Eiser betoogde dat Nederland verantwoordelijk was voor zijn asielaanvraag op basis van artikel 9 van de Dublinverordening, omdat zijn verloofde in Nederland een verblijfsvergunning asiel heeft gekregen. De rechtbank oordeelt echter dat Letland verantwoordelijk is, aangezien eiser eerder in Letland een asielaanvraag heeft ingediend en Letland het verzoek om terugname heeft geaccepteerd.

De rechtbank legt uit dat de Dublinverordening bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser kan geen beroep doen op artikel 9, omdat hij zijn asielverzoek in Letland niet heeft ingetrokken. Daarnaast heeft de rechtbank ook de argumenten van eiser over de duurzame relatie met zijn verloofde beoordeeld, maar oordeelt dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op de overdracht aan Letland rechtvaardigen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.31882

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 november 2023 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. J. Sinnema),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. A.A. Wildeboer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Letland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 3 november 2023, samen met de zaak NL23.31883, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser, omdat Letland verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de staatssecretaris een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [1] In dit geval heeft Nederland bij Letland een verzoek om terugname gedaan. Letland heeft dit verzoek aanvaard.

Kan eiser een beroep doen op artikel 9 van de Dublinverordening?

5. Eiser betoogt dat Nederland op grond van artikel 9 van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van zijn asielaanvraag, omdat zijn verloofde op 27 september 2023 een verblijfsvergunning asiel heeft gekregen. Hij heeft een duurzame relatie met zijn verloofde; zij hebben eerder samengewoond in Irak en wonen nu in het AZC in Nederland ook samen.
Toetsingskader
5.1
Op grond van artikel 9 van de Dublinverordening is, wanneer een gezinslid van de verzoeker, ongeacht of het gezin reeds in het land van oorsprong was gevormd, als persoon die internationale bescherming geniet is toegelaten voor verblijf in een lidstaat, deze lidstaat verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, mits de betrokkenen schriftelijk hebben verklaard dat zij dat wensen.
5.2.
Uit de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 31 oktober 2019 [2] en 1 april 2020 [3] volgt dat als een vreemdeling eerst in de ene lidstaat een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend en daarna doorreist naar een andere lidstaat en daar opnieuw een verzoek om internationale bescherming indient, hij in die andere lidstaat in een rechtsmiddel tegen een door de staatssecretaris genomen overdrachtsbesluit geen beroep kan doen op een hoofdstuk III-criterium. Met andere woorden, als er sprake is van een terugnamesituatie dan kan een vreemdeling in beginsel in de tweede lidstaat geen beroep doen op een hoofdstuk III-criterium, waaronder artikel 9. Volgens de Afdeling bestaat op deze hoofdregel een uitzondering. Als een vreemdeling zijn in de ene lidstaat ingediende asielverzoek (impliciet) intrekt terwijl daar de procedure tot het vaststellen van de verantwoordelijke lidstaat nog niet is afgerond, is er sprake van een situatie die valt onder artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening. In dat geval kan de vreemdeling in een rechtsmiddel in de tweede lidstaat wel een beroep doen op een hoofdstuk III-criterium.
5.3.
In geval van eiser is sprake van een terugnameverzoek. Op grond van de hiervoor genoemde Afdelingsjurisprudentie kan eiser dus geen beroep kan doen op artikel 9 van de Dublinverordening. De in de Afdelingsjurisprudentie genoemde uitzondering doet zich in het geval van eiser ook niet voor. Uit het Eurodac resultaat blijkt namelijk dat eiser op 24 april 2023 in Letland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Letland heeft het terugnameverzoek onder verwijzing naar artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening geaccepteerd. Dat betekent dat het asielverzoek van eiser in Letland in behandeling is. Ook kan hieruit woorden afgeleid dat eiser zijn asielverzoek in Letland niet (impliciet) heeft ingetrokken. Eiser kan in deze procedure geen beroep doen op artikel 9 van de Dublinverordening.
Had de staatssecretaris de asielaanvraag op grond van artikel 16 of 17 van de Dublinverordening onverplicht aan zich moeten trekken?
6. Eiser betoogt vervolgens dat de staatssecretaris de behandeling van zijn asielaanvraag aan zich had moeten trekken op grond van artikel 16 dan wel artikel 17 van de Dublinverordening, omdat er sprake is van een duurzame relatie tussen hem en zijn verloofde. In juli 2022 zijn eiser en zijn verloofde in Irak gaan samenwonen. Alleen hadden zij daar geen legaal verblijf. Eiser en verloofde zijn uit elkaar gegaan, omdat zij moesten vluchten. Ze zijn beiden apart naar Europa gereisd, met de intentie later te gaan samenwonen en te trouwen. In Nederland hebben eiser en zijn verloofde elkaar weer gezien in het AZC in Zweeloo en zijn ze gaan samenwonen. Inmiddels zijn er stappen ondernomen om het trouwen mogelijk te maken. Volgens eiser had de staatssecretaris deze omstandigheden moeten meewegen en heeft de staatssecretaris dit ten onrechte niet aangenomen. Volgens eiser is het in stand houden van een relatie via videobellen niet in het belang van hem. Zij zijn bovendien afhankelijk van elkaar, aldus eiser.
6.1.
De staatssecretaris heeft in redelijkheid het standpunt kunnen innemen dat geen sprake is van bijzondere individuele omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden afgezien van overdracht aan Letland. Nog los van de vraag of het bestaan van een duurzame relatie per definitie gekwalificeerd kan worden als een bijzondere individuele omstandigheid in de zin van artikel 17 van de Dublinverordening, heeft de staatssecretaris in dit geval in redelijkheid kunnen concluderen dat eiser zijn duurzame relatie niet aannemelijk heeft gemaakt. Een e-mail van een medewerker van het AZC en foto’s van eiser en zijn gestelde verloofde is onvoldoende om een duurzame relatie vast te kunnen stellen. Dat stappen zijn gemaakt om het trouwen mogelijk te maken is ook niet onderbouwd. Reeds om die reden kan het beroep op artikel 16 van de Dublinverordening ook niet slagen. De beroepsgronden slagen niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser terecht niet behandeling heeft genomen. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Kompier, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
2.ABRvS 31 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3672, r.o. 5 en 5.1.
3.ABRvS 1 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:893, r.o. 1.