ECLI:NL:RBDHA:2023:18835

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 december 2023
Publicatiedatum
5 december 2023
Zaaknummer
NL23.30885
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Marokkaanse eiser op grond van veilig land van herkomst

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Marokkaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. De eiser had op 6 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 22 september 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank behandelt het beroep op 17 oktober 2023, waarbij de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig is, maar de eiser en zijn gemachtigde niet. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat Marokko een veilig land van herkomst is en dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in zijn specifieke situatie niet veilig kan terugkeren.

De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris de identiteit van de eiser ongeloofwaardig achtte, omdat deze geen originele identificerende documenten heeft overgelegd en in Spanje onder een andere naam geregistreerd staat. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris terecht heeft geconcludeerd dat de asielaanvraag van de eiser kennelijk ongegrond is, omdat de gestelde omstandigheden niet voldoen aan de criteria voor internationale bescherming. De rechtbank wijst erop dat de eiser geen relevante gronden heeft aangevoerd die verband houden met vluchtelingschap of ernstige schade, en dat de staatssecretaris de sociaaleconomische omstandigheden van de eiser niet als relevant heeft aangemerkt.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag door de staatssecretaris. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.30885

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [v-nummer] , eiser,

gesteld Marokkaans en te zijn geboren op [geboortedatum 1]
Aliassen:
[Mohamad Nizar]
geboren op [geboortedatum 2]
van Marokkaanse nationaliteit
[El Mehdi Lamtakhan]
geboren op [geboortedatum 3]
van Marokkaanse nationaliteit
(gemachtigde: mr. A.M. Veld),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. J.D. Albarda).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser van 28 september 2023 tegen de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Hij heeft op 6 juni 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 22 september 2023 deze aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, b en c Vw 2000. Daarbij is ook bepaald dat eiser niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en evenmin voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw 2000. Daarnaast is aan eiser medegedeeld dat hij Nederland onmiddellijk moet verlaten evenals dat een inreisverbod voor de duur van twee jaar wordt opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2023 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. De gemachtigde van eiser en eiser zijn met kennisgeving vooraf niet ter zitting verschenen.

Het asielrelaas

2. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser heeft zijn land van herkomst verlaten vanwege problemen in zijn familie. Eiser woonde in een sloppenwijk. Zijn vader was alcoholist en mishandelde zijn moeder. Eiser kon niet naar school, maar moest werken. Eiser is met zijn gezin door de overheid uit het huis in de sloppenwijk gezet. Het gezin kreeg een stuk grond toegewezen om een nieuw huis te bouwen, maar daar was geen geld voor. Eiser is dakloos geraakt en is door zijn ouders aan zijn lot overgelaten. Eiser heeft een man ontmoet bij wie hij kon werken en slapen.

Het bestreden besluit

3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst.
2. Familieproblemen.
Allereerst heeft de staatssecretaris overwogen dat is gebleken dat eiser zich niet houdt aan de in Nederland geldende wet- en regelgeving. Dit doet afbreuk aan de gestelde noodzaak voor internationale bescherming.
De staatssecretaris stelt zich voorts op het standpunt dat eisers identiteit ongeloofwaardig wordt geacht. Eiser heeft geen originele, identificerende documenten overgelegd. Daarbij is eiser in Spanje geregistreerd als [El MEhdi] , van Marokkaanse nationaliteit en geboren op [geboortedatum 4] . Deze persoonsgegevens wijken af van de persoonsgegevens die eiser in Nederland heeft opgegeven. Eiser heeft valse informatie verstrekt omtrent zijn identiteit. Vanwege de in Spanje door eiser verstrekte gegevens wordt eiser als meerderjarig beschouwd.
De nationaliteit, herkomst en familieproblemen acht de staatssecretaris geloofwaardig. Dat eiser uit Marokko komt en familieproblemen heeft, maakt hem evenwel geen vluchteling in de zin van het Verdrag. Voor zover eiser vreest voor zijn vader kan hij de hulp inroepen van de Marokkaanse autoriteiten.
Voorts is eiser afkomstig uit een veilig land van herkomst waar in zijn algemeenheid bescherming wordt geboden tegen vervolging of mishandeling. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat - indien zich problemen voordoen - er voor hem geen mogelijkheid bestaat om tegen deze problemen in de huidige situatie de bescherming van de autoriteiten van Marokko in te roepen. Het niet hebben van onderdak houdt evenmin verband met het Vluchtelingenverdrag of 3 EVRM. De staatssecretaris concludeert daarom dat de asielaanvraag van eiser kennelijk ongegrond is op grond van artikel 31, eerste lid, Vw 2000 juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, b en c Vw 2000.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
5. Het beroep is ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6.1.
Eiser betoogt allereerst dat een verdenking van een in Nederland gepleegd strafbaar feit niet betekent dat er geen gevaar voor terugkeer bestaat of dat de vrees voor vervolging niet terecht zou zijn. Dit causale verband ziet eiser niet.
6.2.
Dit betoog slaagt niet. De staatssecretaris stelt zich terecht op het standpunt dat van eiser verwacht mag worden dat hij zich aan de geldende wet- en regelgeving in Nederland houdt juist nu hij internationale bescherming behoeft. Voorts overweegt de rechtbank dat de gemachtigde van de staatssecretaris ter zitting nog heeft toegelicht dat het feit dat eiser zich in Nederland schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten hem niet zelfstandig wordt tegengeworpen en in die zin geen gevolgen voor eiser heeft.
7. De rechtbank is anders dan eiser van oordeel dat de staatssecretaris de identiteit van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De verklaringen van eiser over de reden waarom hij zijn ware identiteitsgegevens niet heeft verstrekt bij zijn asielaanvraag hier in Nederland, heeft verweerder terecht als onvoldoende van de hand gewezen. Eiser heeft geen verschoonbare reden voor het feit dat hij wisselende dan wel valse persoonsgegevens heeft verstrekt. De verklaring van eiser dat hij bang was om in Spanje opgepakt te worden als hij zijn ware identiteit had opgegeven, heeft de staatssecretaris niet ten onrechte niet gevolgd.
8. Eiser heeft in beroep niet betwist dat Marokko in zijn algemeenheid een veilig land van herkomst is. Er bestaat dan ook een algemeen rechtsvermoeden dat vreemdelingen uit dat land, althans degenen die niet behoren tot de genoemde uitzonderingscategorieën, geen internationale bescherming nodig hebben. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) is het in dat geval aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat dat land, in zijn specifieke omstandigheden, toch niet veilig is. De vreemdeling zal daartoe moeten onderbouwen waarom hij in zijn geval niet naar dat land kan terugkeren. Wegens het rechtsvermoeden dat de staatssecretaris uit een veilig land van herkomst afkomstig is, zal daarbij een hoge drempel gelden. Dit laat onverlet dat de staatssecretaris hetgeen de vreemdeling aanvoert over zijn specifieke individuele omstandigheden zal moeten onderzoeken en zal moeten motiveren of dit er al dan niet toe leidt dat het betreffende land voor die vreemdeling niet veilig is, zoals volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2474).
9.1.
De staatssecretaris heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser in zijn asielrelaas geen gronden heeft aangevoerd die een raakvlak hebben met één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag dan wel artikel 3 van het EVRM. De door eiser gestelde omstandigheden heeft de staatssecretaris terecht aangemerkt als sociaaleconomische omstandigheden en zijn daarom geen relevant element. Een relevant element is immers een feit dat of een omstandigheid die raakt aan tenminste één onderwerp of verhaallijn en in verband staat met vluchtelingschap dan wel ernstige schade. Ter onderbouwing verwijst de rechtbank naar de uitspraak van de Afdeling van 24 augustus 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2815). Eiser heeft voorts op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat - indien zich problemen met betrekking tot zijn vader voordoen in Marokko - er voor eiser geen mogelijkheden bestaan om tegen zijn problemen in de huidige situatie de bescherming van de Marokkaanse autoriteiten in te roepen.
9.2.
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat Marokko ten opzichte van eiser als veilig land van herkomst geldt en eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit in zijn geval niet zo is. Eiser heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat zijn aanvraag is gebaseerd op feiten en omstandigheden die grond voor verlening van een asielvergunning vormen.
10.1
Eiser wijst voorts op de uitspraak van het EHRM van 5 juli 2016, Hunde tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR:2016:0705DEC001793116, § 54 en 59 (hierna: de beslissing Hunde). Eiser leefde in Marokko in extreme armoede, hij had geen eten en geen onderdak. Eiser kon niet terugvallen op zijn ouders. Bij terugkeer zal hij in extreme armoede komen te verkeren wat strijd zal opleveren met artikel 3 van het EVRM. De staatssecretaris heeft onvoldoende gemotiveerd waarom hiervan geen sprake is.
10.2.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht het standpunt heeft ingenomen dat in het geval van eiser niet is gebleken van extreme armoede nu eiser in Marokko gedurende vier dan wel vijf jaar onderdak heeft gehad bij zijn werkgever, hij in zijn eigen onderhoud heeft kunnen voorzien en zich staande heeft weten te houden. Bovendien heeft eisers familie van de autoriteiten een stuk grond gekregen om een huis op te bouwen. Tevens heeft de staatssecretaris kunnen stellen dat niet valt in te zien dat de Marokkaanse (hogere) autoriteiten of hulporganisaties eiser niet zouden kunnen of willen helpen of dat de hulp bij voorbaat al zinloos zou zijn. Eiser heeft immers nog nooit om hulp gevraagd.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser mocht afwijzen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder a, b en c van de Vw 2000 en hem een inreisverbod mocht opleggen. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Derks, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.