ECLI:NL:RBDHA:2023:18914
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 26 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 15 april 2022 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De wettelijke beslistermijn voor de asielaanvraag eindigde op 15 oktober 2022, maar door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 is deze termijn verlengd tot 15 juli 2023. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig was en dat er geen reden was om van dit oordeel af te wijken. Eiser heeft verweerder op 7 september 2023 in gebreke gesteld, maar er is geen ontvangstbevestiging verzonden. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er bijzondere omstandigheden zijn, zoals bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, van de Awb, vanwege de achterstanden bij de IND. Eiser heeft zowel een aanmeldgehoor als een nader gehoor gehad. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen acht weken na bekendmaking van de uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 418,50, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.
De rechtbank heeft de uitspraak als volgt beslist: het beroep is gegrond verklaard, het niet-tijdig nemen van een besluit is vernietigd, verweerder moet binnen acht weken een besluit nemen op de asielaanvraag, en er is een dwangsom opgelegd. De proceskosten zijn vergoed.