ECLI:NL:RBDHA:2023:18944

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2023
Publicatiedatum
6 december 2023
Zaaknummer
NL23.31791 en NL23.31792
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening met betrekking tot Kroatië

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 november 2023, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. Eiser, die de Syrische nationaliteit heeft, heeft op 1 juni 2023 illegaal het grondgebied van Kroatië betreden en daar asiel aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het besluit van 5 oktober 2023 niet in behandeling genomen, omdat Kroatië verantwoordelijk zou zijn voor de asielprocedure. Eiser betwist dit en stelt dat er een reëel risico bestaat op een behandeling in strijd met artikel 4 van het Handvest van de EU, vanwege de praktijk van pushbacks in Kroatië.

De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 9 november 2023 behandeld. Eiser heeft verschillende rapporten en artikelen overgelegd die de situatie van asielzoekers in Kroatië beschrijven, en stelt dat de Kroatische autoriteiten hun internationale verplichtingen niet nakomen. De rechtbank oordeelt echter dat de informatie die eiser heeft overgelegd niet voldoende is om te concluderen dat er een reëel risico bestaat voor Dublinclaimanten. De rechtbank volgt de eerdere uitspraak van de hoogste bestuursrechter, die heeft geoordeeld dat verweerder voldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie van Dublinclaimanten in Kroatië.

De rechtbank concludeert dat verweerder op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van de garantie dat de Kroatische autoriteiten de asielaanvraag van eiser in behandeling zullen nemen. De rechtbank wijst het beroep van eiser af en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een voorlopige voorziening. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak benadrukt de toepassing van de Dublinverordening en de verantwoordelijkheden van lidstaten in het asielproces.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL23.31791 en NL23.31792
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser/verzoeker] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. J.W.F. Noot),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. T. Stelpstra).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 5 oktober 2023 niet in behandeling genomen omdat Kroatië ervoor verantwoordelijk is.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 9 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, C. Aidi als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt de Syrische nationaliteit te hebben en geboren te zijn op [geboortedag] 1980. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 1 juni 2023 illegaal het grondgebied van Kroatië heeft betreden en op dezelfde datum asiel heeft aangevraagd. Verweerder heeft met het bestreden besluit van 5 oktober 2023 de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat Kroatië ervoor verantwoordelijk is. [1]
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Volgens eiser kan verweerder voor Kroatië niet uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel omdat bij een overdracht een reëel risico bestaat op een behandeling in strijd artikel 4 van het Handvest. [2] Eiser wijst op meerdere artikelen en rapporten op basis waarvan geoordeeld moet worden dat er illegale pushbacks plaatsvinden in Kroatië die de hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken in de zin van het arrest Jawo, [3] omdat deze al geruime tijd en nog steeds op grote schaal plaatsvinden. [4] Eiser is het niet eens met de uitspraak van de hoogste bestuursrechter van 13 september 2023. [5] Bovendien heeft hij een zogenaamd ‘7-dagen-uitzettingsbevel’ ontvangen, waarin hem is opgedragen het grondgebied van de EER [6] te verlaten. Op deze praktijk zijn de Kroatische autoriteiten en de hoogste bestuursrechter niet ingegaan. Ook blijkt uit het meest recente AIDA-rapport [7] dat ‘Médecins du Monde’ sinds 22 mei 2023 niet meer aanwezig is in de opvangvoorzieningen en dat dit heeft geleid tot een sterke verslechtering van de toegang tot medische zorg voor asielzoekers. Met zijn verklaringen heeft eiser aannemelijk gemaakt dat Kroatië zijn internationale verplichtingen jegens hem niet is nagekomen. Afgezien van het onrechtmatige uitzettingsbevel is hij op straat gezet en is hem toegang tot opvang, eten, drinken en medische zorg ontzegd. Voor zover dit er niet toe leidt dat verweerder niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, had verweerder deze omstandigheden moeten betrekken in het kader van artikel 17 van de Dublinverordening. [8] Ook is ten onrechte door verweerder gesteld dat een inhoudelijke behandeling van het asielverzoek door Kroatië is gegarandeerd door het claimakkoord. Tot slot moet de beantwoording van de prejudiciële vragen die door de rechtbank Den Bosch [9] zijn gesteld worden afgewacht.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
4. De hoogste bestuursrechter heeft in de uitspraak van 13 september 2023 geoordeeld dat verweerder heeft voldaan aan zijn plicht om nader onderzoek te doen naar de situatie van Dublinclaimanten in Kroatië. Daarbij is benadrukt dat in de uitspraak van 13 april 2022 nog geen definitief oordeel was gegeven over het plaatsvinden van pushbacks bij Dublinclaimanten, daar waren slechts serieuze aanknopingspunten voor. Dat de toelichting van de Kroatische autoriteiten over de uitzetting van asielzoekers voor het verleden in twijfel moet worden getrokken maakt naar het naar het oordeel van de hoogste bestuursrechter niet dat dat de overige informatie over de positie van Dublinclaimanten hierom ook zonder meer in twijfel moet worden getrokken. Daarbij is mede van belang dat de informatie van de Kroatische autoriteiten niet werd weersproken door de informatie die eiser had overgelegd omdat die stukken geen aanknopingspunten boden voor het oordeel dat Dublinclaimanten niet worden opgenomen in de nationale procedure en te maken krijgen met pushbacks. Bovendien besloegen de incidenten waar in de stukken naar werd verwezen een andere of ruimere periode dan die in die zaak voorlag. Verweerder mag daarom op basis van het door hem verrichte onderzoek voor Kroatië uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
4.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt over deze uitspraak. Uit de informatie die eiser in deze procedure heeft overgelegd blijkt ook niet concreet dat Dublinclaimanten te maken krijgen met pushbacks en dat zij niet worden opgenomen in de nationale procedure. Bovendien beslaat ook de informatie uit de door eiser overgelegde stukken, die gedeeltelijk al door de hoogste bestuursrechter is beoordeeld, een ruimere of andere periode dan in deze zaak voorligt. Ten aanzien van het standpunt dat de praktijk van 7-dagen-uitzettingsbevelen nog niet expliciet is becommentarieerd door de Kroatische autoriteiten en de hoogste bestuursrechter dit niet in haar uitspraak heeft betrokken, overweegt de rechtbank dat ook als deze praktijk aannemelijk zou worden bevonden, hiermee niet is onderbouwd dat Dublinclaimanten niet in de nationale procedure zullen worden opgenomen. De rechtbank ziet daarom in wat door eiser is aangevoerd geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan de hoogste bestuursrechter.
4.2.
In het vertrek van ‘Médecins du Monde’ uit de opvangvoorzieningen ziet de rechtbank ook geen aanleiding om te oordelen dat de hoge drempel van zwaarwegendheid uit het arrest Jawo is bereikt en dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. De rechtbank acht daarbij van belang dat niet is gebleken dat er geen medische voorzieningen meer aanwezig zijn in de opvangvoorzieningen en dat uit het AIDA-rapport blijkt dat Médecins du Monde haar activiteiten in de opvangvoorzieningen tijdelijk heeft gestaakt. [10] Verweerder heeft er daarnaast ter zitting terecht op gewezen dat uit eisers verklaringen niet blijkt dat hij heeft verzocht om medische hulp en dat dit hem vervolgens is ontzegd. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder voor Kroatië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel.
Artikel 17 van de Dublinverordening
5. In paragraaf C2/5 van de Vreemdelingencirculaire 2000 staat dat verweerder terughoudend gebruik maakt van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming te behandelen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Gelet op de ruime mate van bestuurlijke vrijheid die verweerder heeft om de hardheidsclausule toe te passen, toetst de rechtbank deze beslissing van verweerder terughoudend.
5.1.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd waarom geen gebruik wordt gemaakt van de discretionaire bevoegdheid die is neergelegd in artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening. Ten aanzien van de verwijzing naar de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 11 oktober 2023 heeft verweerder er ter zitting terecht op gewezen dat uit jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [11] volgt dat omstandigheden die op onderwerpen zien die van betekenis zijn voor de beoordeling van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, niet van betekenis zijn voor de beoordeling of zich bijzondere individuele omstandigheden voordoen die ertoe leiden dat een overdracht aan Kroatië getuigt van onevenredige hardheid. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden die eiser heeft aangevoerd over zijn behandeling door de Kroatische autoriteiten tijdens de asielprocedure, zien op de vraag of Kroatië zijn internationale verplichtingen nakomt en dat deze omstandigheden daarom niet van betekenis kunnen zijn bij de beoordeling of verweerder gebruik zou moeten maken van zijn in artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening neergelegde bevoegdheid. In de enkele omstandigheid dat eiser medicatie voorgeschreven heeft gekregen, heeft verweerder ook geen aanleiding hoeven zien om de asielaanvraag van eiser onverplicht aan zich te trekken. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder ervan uitgaan dat eiser in Kroatië toegang zal hebben tot gepaste medische zorg.
Claimakkoord
6. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat verweerder in het bestreden besluit ten onrechte stelt dat het claimakkoord garandeert dat een onderzoek naar de gegrondheid van de asielaanvraag zal plaatsvinden omdat dit niet blijkt uit de tekst van het claimakkoord. De Kroatische autoriteiten hebben met het uitdrukkelijke claimakkoord van 28 augustus 2023 gegarandeerd dat zij het verzoek van eiser om internationale bescherming zullen behandelen (op de wijze als beschreven in artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening) en gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag ervan worden uitgegaan dat de Kroatische autoriteiten hierbij hun verdragsverplichtingen en verplichtingen die voortvloeien uit de verschillende Europese richtlijnen op het gebied van het asielrecht zullen naleven. Verweerder heeft er in dit verband ter zitting nog op gewezen dat niet duidelijk is in welk stadium de asielaanvraag van eiser zich bevindt, maar dat de Kroatische autoriteiten garanderen dat zij deze in behandeling zullen nemen dan wel eiser in staat zullen stellen om een nieuw asielverzoek in te dienen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Kroatië Dublinclaimanten, ondanks een claimakkoord (op grond van artikel 20, vijfde lid, van de Dublinverordening), in strijd met de Europese regels terugstuurt naar hun land van herkomst. Als eiser problemen ervaart in Kroatië met betrekking tot het verkrijgen van toegang tot de asielprocedure of als hij andere problemen ervaart, moet hij zich daarover beklagen bij de daartoe geëigende instanties, dan wel bij de (hogere) Kroatische autoriteiten. Het is niet gebleken dat dit voor eiser onmogelijk of bij voorbaat zinloos is.
Aanhouding
7. Eiser stelt in tweede instantie dat de behandeling van het beroep moet worden aangehouden totdat de prejudiciële vragen die op 15 juni 2022 zijn gesteld door de rechtbank Den Bosch over de (on)deelbaarheid van het interstatelijk vertrouwensbeginsel zijn beantwoord. De rechtbank overweegt dat de prejudiciële vragen weliswaar nog niet zijn beantwoord, maar dat de hoogste bestuursrechter in de uitspraak van 13 september 2023 heeft geoordeeld dat in een situatie als deze de hiervoor genoemde prejudiciële vragen beantwoord kunnen worden aan de hand van de jurisprudentie van het Hof. Gelet op wat is overwogen onder punt 4 tot en met punt 4.2. leiden de tekortkomingen in het asielsysteem in Kroatië er niet toe dat voor Dublinclaimanten in het algemeen of voor eiser specifiek een reëel risico bestaat op een behandeling in strijd met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om de behandeling van het beroep aan te houden.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond.
9. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
10. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening.
2.Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
3.Zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 maart 2019, ECLI:EU:C:2019:218.
4.Border Violence Monitoring Network, Balkan Regional Report on Illegal Pushbacks and Border Violence covering August 2023, 25 september 2023; AIDA, Kroatië Landenrapport (2022-update), 26 juni 2023; European Union Agency for Fundamental Rights, Fundamental Rights report 2023, 8 juni 2023; Border Violence Monitoring Network, Balkan Regional report on Illegal Pushbacks and Border Violence covering March, 8 mei 2023; Human Rights Watch, Croatia: Ongoing, Violent Border Pushbacks, 3 mei 2023; Amnesty International, Amnesty International Report 2022/23: The State of the World’s Human Rights. Croatia 2022, 27 maart 2023; US Department of State, 2022 Country Report on Human Rights Practices: Croatia, 20 maart 2023; Border Violence Monitoring Network, Illegal Pushbacks and Border Monitoring Report, Monthly Report covering January, 10 februari 2023; Center for Peace Studies, European Court of Human Rights finds Croatia responsible for the deaths and injuries of persons it deprived of liberty!, 18 januari 2023; Center for Peace Studies en PRO Asyl, Systematic human rights violations at Croatian borders, 10 december 2022; Lighthouse Reports, Europe’s Black Sites, 8 december 2022; Border Violence Monitoring Network, Black Book of Pushbacks, 7 december 2022; European Ombudsman, Delay in setting up monitoring mechanism for Croatian border management regrettable, says Ombudsman, 24 februari 2022; The European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment, Report on the visit to Croatia, 3 december 2021; Swiss Refugee Council, Situation of Asylum Seekers and beneficiaries of protection with mental health problems in Croatia, december 2021; Lighthouse Reports, Unmasking Europe’s Shadow Armies, 6 oktober 2021.
5.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 september 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3411.
6.Europese Economische Ruimte.
7.Zie het AIDA Landenrapport Kroatië (2022-update) van 26 juni 2023.
8.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem van 11 oktober 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:15489.
9.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Bosch van 15 juni 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:5724.
10.Zie pagina 98 van het AIDA Landenrapport Kroatië (2022-update) van 26 juni 2023.
11.Zie de uitspraak van de Afdeling van 14 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3164.