ECLI:NL:RBDHA:2023:18968
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 25 september 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 4 mei 2022 was ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden eindigde op 4 november 2022, maar de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de nieuwe einddatum op 4 augustus 2023 viel. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig was, en in deze zaak is er geen reden om van dat oordeel af te wijken. Eiser heeft de staatssecretaris op 11 augustus 2023 in gebreke gesteld, maar er is geen ontvangstbevestiging verzonden. Hierdoor heeft eiser, na het verstrijken van twee weken, beroep ingesteld, wat de rechtbank als kennelijk gegrond heeft aangemerkt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er bijzondere omstandigheden zijn, zoals bedoeld in artikel 8:55d, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), vanwege de achterstanden bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Eiser heeft een aanmeldgehoor gehad, en de rechtbank heeft bepaald dat de staatssecretaris binnen acht weken na bekendmaking van de uitspraak een beslissing op de aanvraag moet nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100 per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 418,50. De rechtbank heeft geoordeeld dat de wegingsfactor 'licht' van toepassing is, aangezien het beroep alleen betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.